-ZONDAGSBLAD* U&ID5CH DAGBLAD RECEPT. Ho. 15955. 24 Februari. Anno 1912. -? it ii.Tiii tiTii ii.Tïiiit ?t 'V VAN HET DE KUNST ALS MEDEDINGSTER. Is gaslicht of electrisch licht het meest hygiënisch? nog zwarter is. Van de zwarte oppervlakte der doos worden de stralen naar alle rioh- tingen in iederen ho% teruggeworpen, zóó, dat het oog den indruk van een zekere, on bepaalde helderheid ontvangt. De stralen echter, die door het gat in het binnenste van de doos gaan en den eveneens zwarten bodem treffen, worden wel door dezen ook teruggeworpen, komen echter niet door het gat meer naar buiten, maar blijven in hot binnenste van de doos. Daaruit blijkt, d»t de opening zelf voor het oog als zwart moet verschijnen. Dergelijke observaties kan men trouwens ook eiken dag maken. Als men van buiten de vensters van een huis bekijkt, dan schijnt de achtergrond meer of minder zwart. liet door de vensters binnendringende licht is niet waar te nemen en slechts een klein deel van zijen stralen wordt uit het binnen ste van de ruiten weer door de vensters naar buiten geworpen. Deze werking treedt zelfs dan in, als de muren van de betreffen de kamer de gelijke kleur hebben als de muur, waarin zich het venster bevindt. Zondagsrust. De weefe was druk, het werk viel zwaar, Nu is de Zondagochtend daar; En 't is of, na een heeten dag, Ons 't avondkoeltje streelen mag, Ala bood men ons, vermoeid van 't gaan Een zacht gevulden leunstoel aan. De stad blaast uit de stad is moe, De stoomboot laat de luiken toe; t Kantoor blijft donker, 't schrijfwerk rnst, De looper slentert waar 't hem lust, En staat de winkeldeur ook aan, Geen geldschuld hoeft vandaag voldaan. Het werkvolk luiert (nti naar recht), Het hoort geen baas of meesteriknecht, Geen stoompijp gromt, geen hamers slaan: Nu kan men eens zichzelf verstaan; En zelfs in 't norsche tuchtgebouw Verneemt men wiel, noch weefgetouw. De wedk was druk, de taak was zwaar, Nn is de Zondagochtend daar; Aan 't werk was heel de week gewijd, Nu heeft men voor zichzelf eens tijd, Nu, van de zeven, éénen dag, Dien men den zijnen heeten mag. Be bliksemafleider. Algemeen geld Benjamin Franklin als Uitvinder van den bliksemafleider. Menigeen zal het dan ook verwonderen, dat men reeds bij de Egyptonaren en de Israëlieten, die Salomo's tempel bouwden, do wetten van den bliksemafleider kende, bijna drieduizend jaren voordat Franklin rijn bekende proef met den vlieger deed. Een heele serie gedenkplaten en tempel opschriften zijn er, om dit te bewijzen. Ik wijs alleen maar op de vergulde spitsen van den Rams es-tempel te Medinet-Abu, en een inscriptie in den tempel te Deudera, waaruit blijkt, dat de met koper beslagen spitse houten masten naast den tempel de zen voor het inslaan van den bliksem zou- ien bohoeden. Begrijpelijk is het, dat slechts de pries ters deze wetenschappen bezaten, en dat zij ook slechts de werking van de metalen spitsen kenden, zonder de oorzaak er vau te kunnen verklaren. Ook de Joden hadden bliksemafleiders. ■Palestina is bekend als een land, dat feer rijk is aan onweders. En niettegen staande dat stak Salomo's tempel, op een berg gebouwd, hoog uit boven alles, vat hem omringde, zonder in de duizend jaren van zijn besaan ooit door den bliksem te rijn beschadigd. En wat blijkt nu uit den bouw van dsn tempel Het cederhouten dak was zwaar verguld, en met lange, spitse, eveneens zwaar ver gulde ijzeren stangen versierd. Ook langs de muren liepen zwaar ver gulde cederhouten Versieringen tot op den grond, terwijl onder den voorhof van den tempel het hemelwater zich in cysternen verzamelde, van waar het door metalen buizen in de aarde werd afgeleid. We hebben hier dus, evengoed als nu, spitsen die den bliksem konden opvangen en metaal-geleidingen naar de aarde, in wa ter ujtloopend, waarmede dus, evengoed als nu, volkomen zekerheid werd verkre gen. Alleen men kende het gevolg, maar niet de oorzaak. Bijna tegelijkertijd, dat Franklin zijn roomd geworden proef in Amerika nam, deed, geheel onafhankelijk van deze. De Romas ongeveer dezelfde proefneming -'n F rankrijk. Toch duurde het geruim.cn tijd, vóór men den bliksemafleider durfde toepassen. Toen de Russisohe geleerde Itichmann, die een proefleiding door zijin studeerkamer had gelegd, door een bliksemslag werd gedood, vestigde zich het denkbeeld dat het middel erger zou zijn dan de kwaal, en bleef men deze hoogst nuttige uitvinding nog vele jaren met zeer groot wantrouwen bejo- genen. De snor van WiflheBm II* Men kent den eigenaardigen (knevel} dien de tegenwoordige Duitscbe Keizer pleegt te dragen. Hoe hij daaraan komt? Daarover loopt de volgende anekdote. Onder de officieren, verbonden aan den persoonlijken dienst van den Keizer, dit is nu ongeveer twintig jaar geleden, bevond zich majoor von Büdks. Zekeren morgen gelastte die majoor zijn kapper, Haby, hem op oorspronkelijke wijze den knevel te krullen. De keizer wenschte von Bücks geluk met de manier van zijn knevel te dragen; deze, daarover zeer tevreden, gaf het adres van zijn kapper aan den Keizer. De kapper Haby werd dadelijk ten Hove geroepen en moest den knevel van don Keizer krullen zooals dien van majoor von Bücks. Haby werd als hofkapper aangesteld. Het dagelijlksch toilet van keizer Wilhelm is nogal ingewikkeld. Iederen morgen wordt de knevel gewas- schen en gekamd, om daarna zeer stijf naar de oogen toe te worden gestreken. Ten slot te wordt ieder haartje afzonderlijk gekruld met een fijn ijzertje, om den knevel een wat borstelachtig aanzien te geven I STOFGOUD. Het is een bewijs van hooge beschaving, de gewichtigste dingen op de eenvoudigste manier te zeggen. Emerson. Onbaatzuchtige genegenheid is altijd vleiend. Dickens. Lelawar. (Indisch recept). 400 gram rundergehakt, 2 theelepels ke toembar, 1 theelepel djienten, 1 theelepel serek, knoflook, spaansche peper, 1 ui, een paar stukjes laos, trassie, 2 d. L melk 5 gram zout, 40 gram boter of reuzel. Bereiding: Het gehakt vermengen met de ketoembar, djienten, en zout. Een middel matig groote ui, met knoflook, Spaan sche peper, een paar stukjes laos en 2 thee lepels sereh, fruiten met de boter of reuzeL Zoodra dit alles mooi geel van kleur is voegt men 't vleesch er bij en wordt dit met 'n wei nig water aan de kook gebracht. Als bet vleeech bijna gaar en drooggekookt is, er roerende melk bijvoegen en daarna alles nog even door laten koken. Forsche beeldspraak. Uit een dankspeech van den voorzitter r.a, afloop van een welgeslaagde feesbvergade-'. ring „Het is mij een waar genoegen, u, nog jong in jaren, namens de Yereeniging dezen kleinen lauriertak te overhandigen als een bewijs van waardeering voor uw heerlijk spel. Ilk hoop echter, dat u nog „zeer vele lauriertakken" moogt vergaren, zoovele, dat zij te zamen een „reuzeneik" zullen vormen." Diagnose. „Wat scheelt u, oom?" ,.Ik ben zoo verkouden, vent; daarom moet ik zoo dikwijls snuiten. Overigens ben ik gezond." „Dan is u net als onze hondals die een, natten snoet heeft, zegt pa, is-ie gezond." Gebruikte voorwerpen! „Neen, mevrouw, gebruikte voorwerpen kunnen we niet terugnemendie spiegel dus oc& niet, want daar hebt u al in gekeken," Veeërieke beeldspraak. Uit een boekbeoordeeling: „De rijmelarijen van dien dichter verhoa- den zich tot de ware poëzie als een nuchter kalf tot den stier van Potter." Altijd verstrooid. Vrouw: „Waarom steek je watjes in je ooren?" Professor: „Het ruikt hier zoo vies." Dienstregeling. Gelezen op de dienstbiljetten van een pro vincie-trammetje „Op alle punten der lijn wor.den reizigers opgenomen en op verzoek gestopt." Troostrijk. Een kleermaker ontvangt van een grafo loog wien hij een maanbrief gestuurd heert, het volgende antwoord: „Zacht karakter, houdt steeds zijn doel in het oog; heeft echter weinig succes,"- De man de baas. Mijnheer: „Gaat mevrouw uit, Elsje?" Elsje: „Ja, meneer." Mijnheer: „Weet je ook, of ik meega?" De onzekere schaduw. Student, van een „fuif" naar huis gaan de in den maneschijn „Wat zou mijn schaduw vannacht man- keeren, dat ze zoo bibbert en wankelt!" Gedeeld leed. Het heeft zijn goede zijde, als men een meisje huwt, dat veel zusters heeft: dan wordt de schoonmoeder meer verdeeld! Verschil Dokter (in opdracht van een levensver-i zekeringmaatschappij onderzoekend): „Zeg mij eens, mijnheer Meier, was uw vader geen epilepticus?" Meier: „Neen, dokter, timmerman." Positie. Vader: „Zoo! Zoo! Hebt u de hand van mijn dochter gevraagd? Maar u vertelt me niets aangaande uw positie." Jonge man: „Mijn positief mijnheer? Wel km de gebruikelijke, geloof ik cp mijn knieën, riet u Anders bedoeld H. B.-S.-jongeling, die ijverig rijn dier kunde heeft zitten blekken, zuchtend; „Hè, vader, ik heb m'n heele hoofd vol beeefcen zitten." Papa: „Dan moet moeder je Zaterdag maar eens 'n goede be art geven." - A/\Arvryj\/wvw\ WWWWWVW „Den 27sten dezer zal een buitengewone matinee gegeven worden in het Thé&tre francais, ter benefice van Daniel Vergy, die daarmede afscheid neemt van het toon oei. De voornaamste artisten van de Comédie frangaise, het Odéon, de Groote Opera en 'de Opéra Comique hebben hun medewer king toegezegd. Het programma zal nader gepubliceerd worden." Mevrouw Gabrielle Dornys legde de cou rant neer, waarin zij deze aankondiging had gelezen. Daniel Vergy! Hceveel herinneringen wekte die naam in haar op. Zij woonde nog als meisje, bij haar ouders in [hetzelfde huis te Montpellier, dat nu haar eigendom is en waar zij zich heeft teruggetrokken met haar oude dienstbode Hortensc zij woonde hier als achttien-jarig meisje, toen een reizend tooneelgezelschap eenige voorstellingen kwam geven. Een jong acteur, Daniel Vergy, speelde de hel denrollen, in de drama's, die vertoond wer den, en zijn spel had Gabrielle als geëlectri- 6eerd. Zij had persoonlijk kennis met hem willen maken, wat dn een provincieplaats als Montpellier niet moeilijk was, en in het daglicht, zijn mannel ijk-schoon gelaat on. gegrimeerd, bracht hij een nog dieperen indruk op haar tc weeg. Slechts een kleine aanmoediging was voldoende geweest om hem aan haar voeten te brengen; den tegen stand van haar ouders, de praatjes der kleinsteedsche menschen had zij moedig ge trotseerd en een jaar later, toen Daniël aan een der Parijsche schouwburgen was geëngageerd, trouwde zij met hem. Een huwelijk uit liefde en toch, hog onge lukkig had het haar gemaakt! Hij was een kunstenaar van den bloede. Steeds klom zijn succes. Hij werd gecerd en gevierd door tal van bewonderaars en be wonderaarsters; zij was en bleef het een voudige vrouwtje uit de provincie, dat haar man liefhad, hem voor rich alleen wilde en maar niet kon begrijpen, dat de kunst en het sucoes ook rechten op hem deden gol den. Er kwam spoedig verkoeling tusschcn ben; daarna volgden twisten, die wel afge wisseld werden door verzoeningen, maar tel kens wederkeerden, en ten slotte had zij hem verlaten, om terug te keeren naar Montpellier en weer bij haar ouders te gaan wonen. Dezen waren nu gestorven en zijzolf was oud gewordenhet mooie, goudblonde haar had plaats gemaakt voor zilverwit. Ncoit was de gedachte aan een anderen man in haar opgekomen, al was haar huwe lijk ontbonden cn droeg zij weer haar naam van weleer. Van verre had zij de schitte- rende loopbaan van haar man gevolgd, ge lezen hoe Parijs hqm toejuichte, hoe andere greote steden elkaar het voorrecht betwistten den grooten Vergy op hun tooneel te zien, hoe hij den roem der Fransche tooneelspecl- kunst ver over de grenzen verspreidde. Daarpa was het keerpunt gekomen: de schouwburgen, waar hij vroeger zijn triom. fen had gevierd, sloten de een na den ander hun deuren voor hem, eenige jaren reisde hij nog in de provincie, maar de impresaxii engageerden hem niet meer, omdat er „met hem niets meer te maken viel." Do afscheidsvoorstelling, die het Theatre francais hem nu aanbood, zou hem nog eenigen tijd voor de ellende bewaren, maar dandan zou niets hem meer kunnen redden. Daaraan dacht Gabrielle. Zeker, die man had haar schoonste ver- wachtingen teleurgesteld, had haar ge- dcemd tot een eenzaam, vreugdeloos leven; maar was er ook aan haar kant geen onge lijk geweest, was het alleen zijn schuld, dat zij elkaar nimmer hadden leeren begrijpen? Eenige dagen leefde zij in groottf onge rustheid; zij, anders altijd zoo vriendelijk jegens ieder, zoo kalm en regelmatig in al haar doen en laten. Het kon niet anders of Hc-rtense, die het geheele leven van haar meesteres deelde, meest die ongerustheid opmerken, maar als zij er naar vroeg, luidde het antwoord onveranderlijk „Mij deert niets; wees maar niet be- zorgd." De oude dienstbode schudde het hoofd en ging zuchtend weer aan haar werk. Op zekeren morgen, toen zij haar meeste res als naar gewoonte wilde wekken, vond zij deze al geheel gekleed, met een stof mantel om, haar hoed op en een reistoschje in de hand. „"Wat is dat nu?" riep zij verwonderd. „Ik ga op reis, Hortense." „Mevrouw gaat op reis?" „Naar Parijs!" „Lieve hemel, wat is er dan gebeurd?" „Dat zal ik je later wel vertellen, spoe dig, maar vraag mij nu niets." De zaal van het Théatre-frangais was vol, met een uitgelezen publiek, waarvan som migen zich Vergy nog uit zijn glorietijd herinnerden, anderen wel eens van hem hadden gehoord; maar de meesten slechts kwamen, omdat de entreeprijzen fabelach tig hoog waron en „tout Paris" de af scheids voorstelling moest bijwonen. Achter in een donkere baignoire zat Ga- bi felle en zij hoorde de menschen om haar heen praten ever Vergy cn over do rollen, di9 hij vroeger had gespeeld in stukken, die nu niet meer opgevoerd werden, die uit den tijd waren, e venal 3 hij. NaaT hetgeen er op liet tooneel gebeurde keek noch luis terde die eenzame bezoekster, totdat,... hij ten tooneele verscheen. Wat was hij oud geworden! Die magere, bleeke man, met zijn inge vallen gelaat, met zijn bevende stem en wankelenden gang, was dat de schitterende kunstenaar van weleer, die allo harten voor zich won Met een bovcnmenschelijke inspanning wist hij nog iets van het oude vuur te doen opgloren, wist hij nog een weinig klank te brengen in de stem, waarmee hij een frag ment uit een zijner oude rollen voordroeg in een tooneelstuk, dat nu niemand meer kende; maar weldra was die vonk weer uitgedoofd, hij snakte naar adem, toen hij een laatste inspanning deed, en men juichte hem toe, eer uit medelijden dan uit bewon-: dering. Hij boog. Hij had het begrepen: het was gedaan, voor altijd gedaan en tra nen vloeiden langs zijn wangen, toen hij achteruit loopend van het tooneel strom pelde. De matinee is geëindigd. Achter de oou-, lissen nemen de kunstbroeders en -zusters, met een handdruk en eenige vriendelijke woorden afsoheid van den beneficiant. De, tconeelknechts bergen het décor, de eloc-' tricien draait de liohten uit, de zaal is don ker en ledig. Daniel .Vergy is nog in zijn kleedkamer» hij bergt zijn kostuum op en sluit zijn toi let doos, die hij nu niet meer zal noodig hebben. Jiïij is alleen; maar hij kan nog niet scheiden. Met langzame schreden keert hij nog eens weer naar het tooneel, waarop hij zoovele lauweren heeft behaald, en dat hij nu niei meer zal betreden. Eensklaps va.lt hij op een stoel neer en snikt. O! nu te kunnen sterven; haar niet te kennen, de, toekomst van vergetelheid, dio hem aan grijnst. Misschien gaat zijn gedachte op dit oogenblik terug naar die kleine stad. in het Zuiden, waar hij eens een liefde won, die hij zoo lichtzinnig heeft miskend cn gebro ken. Een zachte hand raakt zijn schouder aan. Hij riet op. „Gabrielle Zij staat vóór hem, te ontroerd, ora te kunnen spreken; maar in haar oogen zijn ook tranen, zooals in de zijne. vJe vergeeft mij? Je kunt mij nog ver- geven „Arme Vriend, ik lïad een mededingster, die zich tusschcn ons plaatste, maar die je nu verlaten heeft: je kunst. Zij is heenge gaan, je vrouw keert tot je weder." Vóór enkele maanden werden de resul taten van proeven van prof Lewcs gepu bliceerd, welke er op schenen te wijzen, dat, in strijd met alle theorie, gaslicht uit een hygiënisch oogpunt te verkiezen zou zijn boven e'ectrisoh licht. Gaslicht zov de atmosfeer van een kamer verbeteren, electrisoh licht haar verslechteren. D| heete gasvlam zou n.L een ventilatie ie voorschijn roepen, waardoor niet alleen de verbrandingsproducten van het gas zelf maar ook de door den mensch geproduceer de schadelijke stoffen uit de kamer verwij derd worden 7.00 ze niet te voren reeds var- brand waren. Bij gebruik van gaslicht bleek n. 1. op adem hoog te in de kamer minder koolzuur aanwezig te zijn dan bij branden van electrisch licht. Tegen de conclusies, door Lewes uit zijn proeven getrokken, komt thans de Berlijn- sche ingenieur K. Sohlesinger, in een eer uitvoerig artikel in het „Elektrotechnische Zeitschnft", op. Allereerst zet hij uiteen, dat de maatstaf, waarmee gemeten werd: het koolzuurg*-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 11