De geschiedenis vau twee
duiven.
JACK SIMPLETON.
Een geheimzinnig Reiziger.
4 F;
Hoe Fr e der ik voor zijn
luiheid boeten moest.
Anekdoten.
ritje en, zoodra zij op de boerderij aan
kwamen, rende zij haar oude vriendin te
gemcet, die haar met open armen ontving.
Een oogenblik later sprong H:lda rond over
het erf en doorsnuffelde er alle hoekjes en
gaatjes. Er wae een massa voor haar te
zien en te bewonderende mooie rood-bont©
koe met haar kalf, een troep jonge varken
tjes, die allerlei dwaze sprongen deden en
voortdurend knorden. Verder de snoezig,
donzige gele kuikentjes met haar moedor,
ö!e gespikkelde hen; de groote haan met
zijn schitterende veeren, die er wel erg
trotsch uitzag, maar op stuk van zaken
veel verlegener was dan zijn vrouw en
kinderen. De grootste belangstelling had
Hilda echter nog voor het dotje van een
poesje, een prachtig diertje, dat dadelijk
goede maatjes met ons meisje was en lia^r
overal volgde, waarheen rij maar ging. Nu
eens zat het op haar schouder, dan spiong
het tegen haar arm op, terwijl het zich
bdj de maaltijden als een balletje op lijn
schoot ineenrolde om een oogenblikje la
ter allergrappigst te spelen met touwtjes en
propjes papier.
Toen Hilda's moeder haar 's avonds
fcwam halen, miste Hilda Grijsje. Overal
zocht zij naar het diertje, in huis en in den
tuin, maar nergens was het ondeugende
ding te zien.
Hilda gaf eindelijk het zoeken maar op
en snelde haar moeder vooruit naar heb
hek, om nog eens naar de eendjes te gaan
zien, die in de sloot langs den weg zwom
men. Opeens meende zij in haar bruin le
deren tasehje, waarin zij iets voor haar
gastvrouw had meegebracht, wat te voelen
bewegen. Nu lag er alleen haar schort in.
Hilda zette de tasch neer, deed ze open
en jaweï, daar lag in een hoekje en vast
m slaap, de kleine vluchteling. Hilda hau
haar schortje, in haar tasch opgeborgen
vonder er verder naar te zien en
•r zoodoende niet op gelet, dat bet
nieuwsgierige poesje zich in het warme
hoekje genesteld had'.
En nu voelde Hilda in haar hartje een
groote verleiding opkomen, een poesje had
rij altijd zoo dolgraag willen hebben en nog
juist wel zoo een als Grijsje en nu wan het
diertje nog wel zoo uit zichzelf bij haar go-
komen, zou het dan wel zoo heel verkeerd
rijn het in haar tasch je te laten liggen en
mee naar huis te nemen1? Dat dit zoo geloo-
pen was, was Grijsje's schuld en niet de
hare, redeneerde Hilda en probeerde hier
mede de stem van haar geweten tot mat te
brengen.
Maar daar hoorde zij het stemmetje op
nieuw zeggen: als je zoo iets doet, ben je
een dievegge 1
Hilda was nog niet besloten hoe zij de
zaak nu eindelijk zou oplossen, toen ze de
auto voor het hek zag staan en.... in een wip
naast haar moeder zat met haar tasch aan
de voeten. Zoodra zij thuis was, ging Hilda
met haar schat naar haar eigen kamertje
bevrijdde Grijsje uit zijn gevangenis en gaf
het beestje wat melk te drinken, die zij bij
voorbaat al uit d© keuken had meegenomen.
Toen Grijsje zijn buikje vol had, sprong het
in de papiermand, rolde zich «op en rliep
spoedig weer even vast als in de tasch.
Hilda kon dien avond maar niet in slaap
komen; zij had haar gebedje niet durven
opzeggen, zoo luid sprak het stemmetje van
binnen. En of zij er het poesje al de schuld
van gaf, daarmee was dit stemmetje nog
niet tot zwijgen te brengen.
Toen mevrouw Wouters een paar uur la
ter van haar naaiwerk opkeek, omdat, zij
do deur zachtjes had hooren opengaan, zag
zij tot haar groote verbazing een klein fi
guurtje in een lange witte nachtjapon naast
zich staan.
.,0 Moedertje, ik voel me zoo onrustig,
ik weet niet wat ik doen moet!" snikte
Hilda, ,,ik heb gestolen en durf mijn gebed
je niet opzeggen. Toe help u mij toch
En toen Moeder haar eerst een beetje
tot bedaren had gebracht, moest zij alles
vertellen van het katje. Toen de kleine boe
teling haar moeder alles eerlijk gezegd had,
liet deze haar bij zich neerknielen, haar
handjes vouwen en samen zeiden ze toen
het atvondgebedje op.
Den volgenden dag, teen de man van Hil
da's gewezen kindermeid brood en eieren
kwam brengen, nam hij het katje weer mee.
met een briefje van Hilda, waarin zij haar
schuld bekende. Het was ons meisje niet
gemakkelijk gev allen, deze biecht te schrij
ven, maar het was haar een lea, die zij haar
geheele leven nooit vergat.
Toen de kleine Henri voor het eerst «en
vliegmachine zag, riep hij onwillekeurig:
neen maar, vat een^mooie duif! Kijk eens!
Want hij had er geen idee van, dat heb zijn
vader was, die daar boven in de luobt
zweefde. Ons ventje wa© dan ook pa© vijif
jaar en dat is eeji leeftijd^ waarop men ge-
gewoonlijk nog niet zoo geleerd is, dat men
van lucntballons en van vliegma©!imes ver
stand heeft. Toch vond ook de heele omge
ving dio naam van „Duif" zeer goed geko
zen voor den vliegenier, zoodat hij voort
aan zoo heeten bleef in de wandeling.
En op een goeden dag vloog de Duif weer
uit, de machine stond op het terrein en
ook Henri was tegenwoordig, om het vlieg-
feest hij te wonen 1 Vader nam hom r.og
eens op in zijn armen en drukte hem aan
het hart, maar Henri had moeite zich goed
te houden, want de Duif zag er vreeselijk!
uit met die groote lorgnet op en dien helm
en dan heelemaal zoo vreemd toegetakeld.
„Daar, breng dien laatsten kus nog aan
moeder", zeide vliegenier en zette zijn
zoontje op den grond, terwijl hij nu ook on
middellijk. instapte en de machine de hoog
te inging.
Hansje stond het geval al dien tijd na te
kijken en zoo zag hij de Duif achtereenvol
gens een duifje worden, toen een mu6ch,
toen een vlieg, en ten slotte nog sleohts
een zwart puntje in den hoogen blauwen
hemel.
Daarop ging hij zijn opdracht vervullen
en bracht zijn moeder den beloofden kus,
terwijl het hem wel opviel, dat Moesje er
zoo bleek uitzag, maar hij vroeg maar niet
verder en liep stilletjes den tuin in, waar
hij al heel gauw vriend Paul ontmoette,
zijn buurjongen, waarmede hij dikwijls ->oo
heerlijk spelen kon. Maar vandaag was het
wol, of het spel maar niet vlotten wilde en
Paul vroeg opeens: „Zeg eens Hans^ is het
waar, dat je vader vliegen kan?"
„Nou, of het waav is! Ik heb het nog van
daag gezien!" Paul twijfelde nooit aan ae
waarheid van Hansjo'g betuigingen. Maar
nu was het hem tooli wel wat te kras
„En tot, waar vliegt hij' dan? Zoo hoog
a-ls een huis?"
„Veel hooger", zegt Hansje.
„Hooger dan een huis? Zoo hoog als die
boom dan?" Hansje meet eens met de
oogen en zegt dan weer: „O, veel, roei
hooger
„Tot aan de wolken dan?'»
„Ja, t>ot in de. wolken, tot heelemaal in de
helderblauwe lucht."
„Maar als hij dan eens viel?"
„Ja.... dan zou hij zich wel leelijk pijn
doen, die arme Papa."
Maar plotseling had Hansje toch een
heerlijke oplossing gevonden;
„Ejjk eens", zei hij, „zoo gaat Papa nu
ook Beide kinderen zagen nl. een duif
vliegen op e enig en afstand.
„Die duif zal toch heusch niet vallen, nu,
Papa, ook niet!"
Een oogenblik volgdeu de kinderen cie
vlucht van den bevalligen vogel, maar
wat ia oat nu 1 valt een duif dan ook wel
eens? Opeens gaat het beestje draaien als
een tol in de lucht en.... valt neer! Blijk
baar^ was zij getroffen door een steentje.
Beide vrienden holden intusschen het
veld op, maar in een ommezien was heb
arme duifje al opgepakt door een paar
mwe groote jongenshanden en ook andere
schoolkinderen kwamen aan en het werd
eeu echte strijd om het arme hulpelooze
▼liegeniertje, dat zich niet verdedigen kou
FEUILLETON.
„Ja natuurlijk Hij wil zich geheel omvin
gen met mcnschen van zijn eig^n overtui-
ging."
„Maar er komt niets van," zei Nelly
beslist, „en met die woorden trok zij zich
terug in haar eigen vertrek."
Sullivan en Jacques, begonnen toen lee
lijk den doopceel te lichten van hun chef
en dwingeland. Ongelukkig bedachten zc
daar niet bij, dat het kreupelhout even
goed ooren heeft als de muren, want ze
hadden er niet het flauwste vermoeden
van, dat Robbin, achter het groen verscho
len, andermaal voor luitervink speelde. Als
hij wijs was geweest, had hij juist zijn voor
deel gedaan met dien spiegel zijner ge
breken, die hem op die manier voor oogen
gehouden werd, maar zijn hoogmoed maak
te hem zoo gebelgd, dat hij ten laatste
die manier van spreken over zichzelve met
langer kon uitstaan en andermaal plotseling
van uit zijn schuilhoek te voorschijn kwam.
zoqjullie zijn daar aardig aan het
of ik heb het mis. Maar wacht!
Ik zal jullie wel eens Jeeren, lioe men der
gelijke onbeschaamdheden betaald zet," En
in een ommezien kwam hij met zijn dikken
stok te voorschijn waarmee hij nu Sullivan
te lijf ging. Maat deze was er, schijnt het,
op bedacht en gaf zijn intendant een schop,
dat hij op den rug viel! Nu, Robbin die
gewend was, dat alles op zijn wenken vloog
op het kasteel kon haast geen woorden
geven aan zijn verontwaardiging en riep
„Ongeluk, dat je bent! Hoe durf je je
zoo te vergrijpen tegenoveT je meerdere.
Ik zal je leeren, hoor! .Wees daarvan ver
zekerd."
„In zoo'n geval is het altijd het beste,
dat we eerst maar volkomen afrekenen
samen vóór het scheiden der markten."
Dit zeggende, greep hij gauw den stok van
den hoogen meester, hield die met zijn
reuzenkracht duchtig onder de knie en
begon vervolgens zijn grieven op te som
men
„Herinnert u zicK nog wel mijnheer de
rentmeester, dat u mij eens valsch hebt
doen beschuldigen van een drinkbeker dien
ik zou gestolen hebben cn die ten slotte
uit uw eigen koffer te voorschijn kwam?"
Ziezoo: dat is dus voor den drinkbeker."
En daarop regende het een dracht stok
slagen op Robbin's ribben.
„Herinnert u zich nog wel, mijnheer de
rentmeester, hoe u mn eens hebt lafen af-.
rossen omdat ik volgens uw hoogheid niet
gauw genoeg mijn muts had afgenomen
bij het passeeren van uw Edel. Achtbare?
Dit is dus voor de rietslagen."
„Maar Jacques, richtte de ongelukkige
Robbin zich nu tegen zijn schildknaap, die
werkeloos tooneeltje stond gade te slaan-i
„Kan jij dit nu zoo maar aanzien, dat jou
chef op die manier mishandeld wordt? Ik
waarschuw je of je zult opgehangen wor
den, als medeplichtige aan die wandaad."
„Neem mij niet kwalijk," antwoordde de
schildknaap, „maar het valt mij daar in
eens in, dat ik nog een belangrijke op
dracht vergeten heb en dus ga ik mij
daar zoo gauw mogelijk van kwijten."
En Sullivan benijdende in zijn krachtige
wraakoefening, maakte hij nu, dat hij zoo
gauw mogelijk den stal binnenging waar
hij zich haastte nu 't beste paard te zadelen.
De teerling is geworpen, sprak hij in
zichzelvcn. Het oogenblik van handelen is
gekomen. Tien minuten later zagen de
inwoners van Benvill een ruiter over den
weg vliegen, de richting- van Dover uit.
HOOFDSTUK IV.
De Verzuimde Opdracht.
In den kortst mogelijken tijd had Jac
ques Simpleton den weg afgelegd die naai
de vesting leidde. Zonder blikken of blo-
tegenover zooveel kindergeweld. Nu zijn
onze buurjongens echter ook naderbij ge
komen en hoe onze klein© Hans het nu weet
aan te leggen, hij draagt eindelijk .voor
zichtig en zegevierend het beestje mee en
brengt het bij moeder in het salon, die zal
het duifje er wel weer heelemaal bovenop
helpen, als het soms eenjg letsel mocht heb
ben.
In de grootste spanning stonden beide Jon
gens den uitslag af te wachten op moeder's
onderzoek, maar.... wat beteekent dat dan
toch: moeder bekijkt de vleugels van het
duifje en.... wordt plotseling doodsbleek!
,Weet je wat dat nu was Vader had aria
postduiven meegenomen naar boven, om in
geval van nood neer te laten met eenig be
richt en nu had moeder tusschan de vleu
gels van het diertje een briefje gevonden
met de volgend© woorden:
In zee gevallen tusschcn Nizza. en Corsica.
Nu de rest begrijp je. Er werden zoowat
overal telegrammen heen gezonden en sche
pen. vertrokken langs de kust om den avia-
teur op te zoeken, die werd nog net ga-
vonden, toen hij uitgeput, op het punt was
van te verdrinken. Zóó kwam de duif er dus
bovenop en hij heeft zijn zoontje moeten
beloven, dat hij nooit weer in de vliegma
chine op zou stijgen. Of vader die belofte
nu zal kunnen houden, weet ik nog niet!
Wel weet ik echter, dat zijn machine ver
nietiga was, dus dat bet neg heel wat ja
ren zal duren eer hij weer op „eigen wie
ken" de lucht in zal kunnen drijven.
Vrouw tfoSle maakt fcaar bed.
Hulda wordt voor de jachtgodin der oude
Germanen gehouden.
In de sagen is zij bekend gebleven oi\der
den naam van vrouw Holle, die waakte over
den landbouw en over den huiselijken arbefd
inzonderheid over het spinnen, en wanneer
het sneeuwde, zei men: „Vrouw floilc
maakt haar bed!", waarbij men dan de
sneeuwvlokken ais wegstuivende vederen
beschouwde.
£en reusacfiïtég spinneweb.
Op het Fransche eiland Reunion komt
al een heel eigenaardig spinneweb voor,
dat wel zee voet hoog en breed kan wor
den. Eerst bestaat, het slechts uit enkele
draden, die onregelmatig tusschen de dra
den van een struik hangen en in het mid
den dezer draden zit een spin, die het
web steeds vergroot. Midden in 't web legt.
zij een groot aantal eieren en als die uit.
komen, begeven zich de kleinen naar de
randen van het web en maken dit grooter
door er nieuw© draden aan toe te voegen.
zen reed hij onmiddellijk op den hoofd
ingang toe, waar hij aangehouden werd
idoor een schildwacht.
„Werda?" riep die.
,-,Een gewichtige opdracht," antwoordde
!de schildknaap fier.
Men liet hem door. Op het voorplein
aangekomen steeg hij van zijn paard en
zei tegen den wachthcbbenden officier, dat
hij den gouverneur wenschte te spreken
voor een dringend geval.
„Dringend moet het wel zijn," herhaalde
'de militair, „tenminste te oordeelen naar
het schuim waarmede jc paard bedekt is.
Ongelukkigerwijze is Lord Warn net aan
het soupeeren, dus twijfel ik, of hij u nog
wel zal willen ontvangen, vooral ook met
het oog op het reeds ver gevorderde mid
daguur."
„Ik zal wachten," antwoordde Jacques
gelaten, en terwijl hij in Cen zijkamer stond,
had hij al den tijd om zijn toilet wat in orde
te brengen voor den kostbaren Venetiaan-
schen spiegel, die daar aan den wand hing.
Het was echter geen ijdelheid die hem
daartoe dreef; integendeel hij deed zijn
best, om er zoo dwaas mogelijk uit te
zien; daar had hij zoo zijn bedoelingen mee.
En heel goed was hij daar ook in geslaagd,
toen hij eindelijk na een uur toegelaten j
werd bij Lord Wam, die een garde-officier I
naast rich had staan. Jacques maakte oq-
Langs de wegén in de groote wouden
vindt men overal van die webben, waarin
van twaalf tot twintig spinnen zitten, die
alle afkomstig zijn van één moeder. Ze le
ven steeds in vrede met elkaar en zijn zeer
bang voor koude.
Eenige getallen waar je van duizelt.
Nu zal ik jullie eens eenige getallen laten
hooren, waar sommigen van jullie misschien
nog moeit© mee zult hebben om ze vaardig
uit te spTeken10,270,000 telefoontoestellen
zijn er over heol de wereld; de telefoonlei-
dingen hebben een lengte van 5,150,000 mij
len ruim, dus 1000 maal zooveel, als de om
trek der aarde om den evenaar. En het is
eigenaardig, hoe juist de kleinste landen het
grootste aantal telefonen hebben. Het gemak
van zoo'n toestel is dan ook groot; jammer
maar dat ze soms zoo kostbaar zijn in den
aanschaf en vooral in den jaarlijkschen
huur
Freclcrik was een goede jongen. Maar liij
was geduoht lui en die luiheid zou hem nog
eens duur te staan komenOp ©en oolitend
had moeder hem, als naa.r gewoonte nu a!
voor de derde maal geroepen,, maar ffceeds
had ons ventje zich nog eens omgekeerd om
nog eens lekker op ©en ander -oor t© gaan
liggen. Eindelijk kwam moeder nog eeus
en toen was het al kwart voor negen. Dat
was toch wat al te ergIn een wip was Free
nu het bed uit, waschte en kleedde zioh
maar half, stak in der haast een stukje
brood in den mond en... tot overmaat van
ramp kwam hij net aan de draaibrug, toen
deze dicht ging. Ja, daar bedankte Frederik
nu voor, om daar op te wachten; dan zou
hij natuurlijk wel te laat zijn Hij kroop dus
onder het hek door, ofschoon hij wist, dat
dit niet mooht en de brugwachter was dan
ook zoo boos, dat hij hem ten spot van alle
wachtenden liet meedraaien waardoor ons
ventje dus raaar weinig tijd had uitgehaald
en bovendien de brugwachter hem opteeken-
de, omdat hij beboet was.
hiu het eind van het liedje was, dat Fre-
derik t-och te laat kwam op school; daar een
ernstige vermaning kreeg van den onder
wijzer en verder heel den dag in angst zat
over de boete. D-aardoor kreeg hij weer zeer
slechte cijfers en liet werd dus een rechte
ongeluksdag voor hem. Eén ding had Lij
echter afgeleerd: hij zorgde wel, in het ver
volg nooit meer zoo laat op te sta-an, want
hij durfde nu niet meer de draaibrug over
en moest dus een heelen omweg maken. Ik
raad dus alle langslapers onder mijn jeug-
middellijk een strijkage en révérances die
allerdwaast waven om aan te zien, zoodat
de gouverneur dan ook onwillekeurig in
lachen uitbarstte en zijn intendant onder
vroeg
„Wat is er dat voor eentje, die ons na
tafel zoo komt vergasten?"
„Och, dat is een arme drommel, die
hier in den omtrek voor niet wel bij het
hoofd doorgaat, hij doet op een der nabu
rige kasteelen als schildknaap dienst."
„Wat is er van je verlangen, vriend?"
begon toen de gouverneur, op een toon,
die duidelijk te kennen gaf, dat hij de
audiëntie zoo kort mogelijk wenschte te
maken.
Jacques Kaalde uit de voering van rijn
muts een geel geworden brief te voor
schijn. Lord Warn hield een kaars bij het
epistel en sprak onmiddellijk:
„Ik ken dat schrift. Het is dc hand van
mijnheer Robbin God's Mercy, die mij al
tijd op de hoogte hjoudt van de houding
der ondergeschikten op het kasteel. Het
schijnt wel, dat er cen geest van verzet
heerscht daar onder de bedienden," voeg
de hjj er op strengen toon,aan toe. Hierop
wierp Jacques zich aan de voeten van den
Lord en smeekte
„O, straf mij niet, deze brief werd mij al
zes maanden geleden gegeven. De heejr
RobKin had mij toen al opgedragen, u dit
digen vrienden en vriendinnen aan, nooit te
blijven liggen als moeder komt roepen, want
dit heele gevalletje bijvoorbeeld had nog
een veel treuriger verloop dan je wellicht
zult denken: die slechte cijfers die Free dien
dag had opgedaan kostten hem zijn plaat®
op school en dit gaf hem weer een gulden
minder in zijn spaarpot en dit net tegen de
vacantie, waarvan hij rich nog al zooveel ha-d
voorgesteld
Waarlijk: het is niets dan een slecht aan
wensel, je altijd nog eens om te gooien als
je net geroepen wordt. Eens moet je er
toch uit en wat geeft nu aoo'n uitstel. Maar
eens braaf het zaakje onder de oogen gezien
en met een ruk het bed uit als je wordt ge
roepen, waarschijnlijk is er echter ook me
nigeen onder mijn vrienden en vriendinnen
die zonder roepen toch al uit zichzelven op
staan. Goed zoo, dat mag ik hooren, de mor
genstond niet waar, heeft goud en rozen in
den mond. En voor geen van beiden zijn wi)
immers ongevoelig?
Ingez. door „Roodkapje" te Zoeterwoudei.
Oom (tob neefje die zijn fiets voor hem
heeft schoongemaakt)„En hier heb je een
gulden..."
Neefje (verrast): „Hè, danlk u well"
Oom: „Om een fleschje fietsolie voor te
koopen en van het geld, dat je terug krijgt*
mag je een stuiver voor je zelf houden".
Ingezonden door „Jan Konijn".
Dubbel bedenkelijk.
Ma rietje: „Ik ben bang, ma, dat Spits
kou lxeeft gevat."
Mama: „En waarom, kind?"
Marietje„Toen we gisteren naar huis
gingen, regende het, en toen heeft hij natte
voeten gekregen."
Mania: „Maar je bent toch ook met natte
voeten thuis gekomen en bent niet verkou
den geworden."
Marietje: „Ja, ziet u, ma, maar Spit®
heeft vier voeten.
Ingez. door „Leeuw van Modderspruit."
Een boer die eens in Den Haag kwam zag
tot rijn groote verwondering een koetsier
staan in een lange jas gekleed, daarboven
eem pels en daarboven de „hooge rijde."
„Wat zou dat wezen", dacht hij en meteen
prikt hij met zijn „parapluie" (een erfstuk
zijner voorvaderen) in 's mans pels.
Deze keert zich toornig om en spreekt:
„Zeg boerenlummel kan jij een fatsoenlijk
mensch niet met rust laten
„Jao, moar jai bint ook zoon rare snui
ter!", is het vergenoegde antwoord.
bericht te brengen, maar dat heb ik toen
vergeten, toen ik hem mijn verzuim be
kende, wilde hij geen anderen brief schrij
ven, zeker was hij inmiddels van gedach
ten veranderd of was de zaak niet van zoo
uiterst veel belang. Maar in alle geval, toen
ik 'den brief eindelijk weer vond in een
weinig gedragen kleedingstuk haastte ik
mij, u:dien te brengen, zonder mijn stren
gen meester er evenwel iets van te zeg
gen. Want die zou mij half dood geslagen
hebben."
De gouverneur lachte nogmaals
en wendde zich tot zijn garde-officier, ter
wijl hij sprak: „Daar is niet veel aan te
doen hè? Zoo'n lialve gek kan je niet ge
noegzaam toerekenbaar achten voor zijn
daden. Bovendien zal Robbin mij in dien,
tijd ook al tienmaal herhaald hebben het,
geen hij in dit oude epistel schreef."
Toch verbrak Lord Warn het zegel en
begon het geschrift door te loopen. Bij
den derden regel gaf hij een geweldigen!
vuistslag op tafel, zoodat zijn officier niet
nalaten kon te roepen
„Wat treft Uw Doorluchtigheid zoo
zeer?"
(Wordt vervo-lgd.)