Het bleeken van meel.
Boekenmaniakken.
Be groei van de jeugd.
Wereldsteden.
werkzaam in een waascberijhij kan dus ver-
stand hebben van het vak, want het is zijn
roeping, alles wat vuil is, schoon te maken*
"Waarom ook geea bankbiljetten
De uitvinder heeft dit uitgevonden j hij
plaatst de biljetten in een metalen mandje
met een zeepachtige oplossing van 6oda;
mechanisch wordt het mandje geschud en
ioor een luchtstroom wordt de vloeistof in
beweging gebracht. En wanneer na ©enige
ocgenblikken de bank papiertjes weer voor
den dag komen, hebben zij hun nieuw,
*ohoon uiterlijk reeds herkregen. Om ze dan
weer wat op te stijven., krijgt het papier nog
een 6tijfselbad. Daarna de mangelinrichuing.
En een kunstmatige droging voltooit de be*
handeling.
Naai- het sohjjnt zijn er reeds een aantal
Amerikaansehe Banken, die de uitvinding
van Churchill willen toepassen, en zoo-
ala dit nu eenmaal in den geldhandel gaat
men heeft reeds berekend, hoe er een
niet onaanzienlijke winst gelegen is in het
besparen van tijd en dus van renteverlies,
wanneer men vuile bankbiljetten naar de
Munt terug moet zenden, om ze te wisselen
tegen nieuwe.
Echter ook de Amerikaansohe schatkist
ziet voordeel in deze kunstmatige wasscherij
van haar papierwaarden. Zij berekent het
bedrag der jaarlijks uit de circulatie terug
genomen, oud-geworden bankbiljetten op
1 milliard 183 millioen dollar. Dit bedrag
wordt vertegenwoordigd door ongeveer 200
millioen verschillende waarde-papieren. En
nu rekent de Schatkist-directie uit, dat 80
pCt. hiervan volstrekt niet vernietigd, doch
best door een bad vernieuwd zou kunnen
worden. Het drukken van bankbiljetten ko9t,
volgens een officieel© berekening, tienmaal
zooveel als de waschbewerking, zoodat men
reeds op papier ©en voordeelig cijfer van
ongeveer twee millioen dollar kan verkrijgen,
die de uitvinding van Churchill zou kunnen
opleveren. Al was het inderdaad slechts één
millioen voordeel, dan zou, de nieuwigheid
de moeite al Iconen i
Het meel bleeken, dat, van Amerika uit
gaande voor eenige jaren de molenaars we
reld in beroering bracht, doch op het vaste
land van Europa geen vasten voet kon krij
gen, laat de gemoederden toch niet met
rust. De Engelsche regeering heeft voor
eenigen tijd <lr. M. Hamill opgedragen,
studie te maken omtrent de waarde der
bleekmethode. Dr. Hamill heeft vcor dat
doel de voornaamste molens van Groot-
Britannië bezocht^ om informaties in te
winnen omtrent de bleekmethode, de pro
ducten, daarvoor gebruikt, en de kwaliteit
van het door de methode „verbeterde"
meel.
Het resultaat dezer onderzoekingen is
vernietigd voor de bleekmethode. De heer
Hamill schrijft in zijn mededeeling daar
over het volgende:
Uit alle overwegingen kan men beslui
ten dat alle veranderingen en samenstel
ingen, die in het meel optreden door
het bleeken met stikstofperoxyd, niet zon
der gevaar kunnen zijn voor de verbruikers.
Het is mogelijk, dat de gevaren door het
bleeken in de practijk geen hoogen graad
bereiken; doch het zou onzinnig zijn, hier
uit te besluitèn of de meening te versprei
dén, dat; deze methode geheel zonder ge-
v?ar is.
Vele verbruikers verlangen, zonder hy
giënische overwegingen, 9*ti brood van bij
zonder witte kleur, doch het is noodzake
lijk daaraan te denken, dat zij ook meenen
een meel voor zich te hebben uit zorgvul
dig gekozen tarwe en niet weten, dat van
een scheikundige methode gebruik werd
gemaakt, om aan het meel het ge-wenschte
uiterlijk te geven. In alle landen, vaar men
op het bleeken van het meel opmerkzaam
werd gemaakt, heeft men alles aangewend
om hen, die zich daarmee bezighielden, te
waarschuwen.
In de Yereenigde Staten zijn de wetten
in dien geest samengesteld. In Austalie
heeft een congres over voedingsmiddelen
en vervalsching, het bleeken van meel by
straffe verboden. In Zwitserland is het bij
een artikel in de '"et verboden.
Het slot van het artikel van dr. Hamill
luidt; In één woord, het meelbleeken is be
slist af te keuren, want het ontneemt aan
het meel zijn natuurlijke zuiverheid, welke
er voor als voedingsmiddel, een besliste
vereischte is.
Do „Ned. Bibliographic'1 wijdde een op
stelletje aan de vraag: Hoe en waarom som
mige menschen boeken stelen.
Na geconstateerd te hebben, dat de boe-
kendieven historisch en blijkens de vele ge
kluisterde boeken en handschriften, zeer
oud zijn, ontwerpt de schrijver een schets
van de hedendaagsche boekendieven.
Men kan dit genus hommum in vier soor
ten verdeelen. Die van de eerste soort ste
len een boek om den inhoud en omdat zij
geen geld hebben het begeerde boek te koo-
pen. Die der tweede stelen een boek, omdat
het uiterlijk hun bekoort. Die der derde
soort stelen uit ziekelyken drang of uit- ver
zamelwoede en die van de vierde of laatste
soort stelen om het gestolene te verkoopen.
De laatste boekendieven zijn de ergste en
kunnen gevoeglijk op één lijn gesteld wor
den met hen, die allerlei andere voorwer
pen van waarde stelen.
Een van de meest bekende wijze van
boekenverduistering is, dat de persoon, die
uitgaat met het voornemen om boeken te
stelen, een jas draagt, waarvan de voering
van een verborgen zak of scheur voorzien
is, en waarin hij op behendige wijze het be
geerde laat verdwijnen.
Een andere manier is het gebruik maken
van een tasch met een opening in den bo
dem. Deze tasch wordt dan neergezet op
bet begeerde boek; daarna wordt onder
het een of andere voorwendsel, bijv. om
een zakdoek te krijgen of iets anders, de
tasch geopend en het door de opening zicht
bare boek met eeif handige beweging in een
zijvak van de tasch geborgen. Ook worden
wel tasschen gebezigd, die onder aan den
bodem van een soort knip of val voorzien
zijn, zoodat, wanneer de tasch wordt neer
gezet, de knip onhoorbaar dichtslaat. Deze
soort tasschen vergt evenwel een groote
behendigheid van den drager, want wan
neer de knip niet. goed wordt gestald, zou
liet kunnen gebeuren, dat bij het opnemen
van d« tasch het boek op den grond viel en
zoodoende de bedrieger bedrogen werd-
Een veelvuldig voorkomende wijze van
boeken stelen is het dragen van een pakje,
waaronder een boek geschoven wordt en
onopgemerkt wordt medegenomen.
Dat er ook zelfs onder de oogen van den
boekhandelaar boeken gestolen worden, is
dikwijls bewezen. Daarbij wordt, moestal
op de volgende wij-ze te werk gegaan.
Iemand komt een winkel binnen en vraagt
naar iets (bij voorkeur een artikel, dat niet
voor de hand ligt); in den tusschentijd, dat
de winkelier zich even verwijdert, neemt de
bezoeker ©nel het begeerde weg en loopt,
onder voorwendsel, dat hij een kennis voor
bij ziet gaan, even naar buiten eïi geeft
het gestolene behendig aan de kennis, die
natuurlijk geheel op de hoogte is, gaat
daarna weer naar binnen en neemt het ge
vraagde in ontvangst. Er zijn nog vele an
dere manieren.
Ten slotte ontvangen zij, die niet graag
boeken kwijtraken, den 'raad:
lo. Als ge een man ziet, die een boek liet
onderste-boven leest of den indruk tracht
te wekken dat hij met- aandacht leest, ter
wijl hij dit in werkelijkheid niet dcet> houdt
hem dan in het oog.
2o. Iemand, die steeds van zijn boek op
kijkt of in een houding 2it, dat hij niet op
zijn gemak kan lezen, denkt aan andere
dingen en waarschijnlijk aan de wijze, waar
op hij het beet zijn slag zal slaan.
3o. Leen nooit boeken uit aan menschen,
waarvan ge niet overtuigd zijt, dat ze het
geleende terug zullen geven.
Het ,,Arohiv für Anthropologic" heeft er
onlangs de aandacht op gevestigd, dat jon
gens en meisjes van denzelfdeu leeftijd ill
het algemeen niet even groot zijn. SohwerjS
de schrijver van het artikel in het „Ar-
chiv", onderzocht 1778 personen, waaruit*
hij afleidde, dat jongens "an 6 tot 11 jaar
gemiddeld grooter zijn dan het normale
meisje van denzelfden leeftijd. Als de meis
jes twaalf jaar zijn, groeien zij echter snel,
zoodat zij het gedurende hun 14de en 15de'
jaar de knapen winnen. Na hun 16de
of 17de jaar zijn de jongens weer langer
dan de meisjes.
De groote toeneming in lengte in de
jeugd betreft allereerst de beenen; daarna
groeit, de romp snel uit. Na haar 12de jaar
hebben de meisjes betrekkelijk korter bee
nen dan de jongens. Ook jongensarmen zijn
langer.. Vergelijkt men echter bovenarm
met onderarm, dan hlijkt, dat de jongent
een kleinen bovenarm hebben.
Meisjes van 12 tot 16 jaar zijn zwaarder
dan de jongens. Vóór en na die jaren zij®
jongens zwaarder. Het gewicht der jongen»
neemt op 15- k 16-jarigen leeftijd het meesk
toe; van meisjes 1 tot 2 jaar vroeger. Vó^f
hun 14de jaar zijn jongens relatief zwaar
der, later lichter dan meisjes.
Jongenshoofden zijn steeds grooter dan
meisjeskopjes. Het gezicht van een meisje
is kort en rond; een jongensgezicht daaren
tegen veelal lang en smal. Een jongen
groeit 't hardst gedurende zijn 9de en ïode
jaar. en later als hij 14 of 15 jaar Het
meisje neemt, zooals reeds is aangetoond,
gedurende haar 12de en 13de jaar het snelst
in lengte toe.
Er zij de aandacht op gevestigd, dat in
zuidelijker landen, waar de kinderen jonger
volwassen zijn, de genoemde leeftijden met
ten minste een jaar verminderd moeten,
worden, terwijl zij in noordelijker streken
met een jaar moeten worden verhoogd.
Verder deelt een bekend Nederlandsch
a-nthropoloog mede, dat de leeftijden ook*
voor ens land ia het algemeen eer te laa£
dan te hoog zijn.
"Wij kunnen er ons bij een bezoek aan de
tegenwoordige wereldsteden geen beeld meer
van vormenhoe het daar eens was.
"Wij vóelen alleen, dat de oude stad liet'
middelpunt is, waarom zich alles heeft
geconcentreerd.
Maar toch verbaast het ons, wanneer wij
lezen hoe bijv. een stad als Berlijn er voor
een honderd vijf en twintig jaar uitzag.
De dichter van „Heil dir im Siegarkraaz,^
Heinrich Harries, heeft een reisdagboek gov
schreven en daarin beschrijft hij, hoe BeT.
lijn er in 1787 uitziek
De stad bestaat uit 10,000 huizen. 'Br
wonen 146.000 meDschen. (Toch nog een
snelle aanwas, als wij rekenen, dat in '1661
Berlijn nog maar 6500 inwoners Mdek
Hieronder is het stedelijke garnizoen met
vrouwen en kinderen begrepen. De ^ebott*
wen van de stad zijn voor 19 róillioea
thaler tegen brandschade verzekerd!.
Parijs had in 50,000 huizen toen. een be
volking van 600,000 menschen- Londen
120,000 huizen 800,000 inwoners. De wo
ningtoestand te Berlijn is dus h/et -ongun
stigst.
De schrijver vertelt verder, cV.it de Bet
lijners zoo zedig en vroom zijn. Hij is in de
volken over de veiligheid, dy* in Berlijn
heerscht. Moord en roof, die An St.-Petem-
burg en Londen bijna VedeTe/ü avond plaat»
hebben, komen te Berlijn, uiterst zelden
voor. ;s Nachts gaan er steeds patrouilles
door de stad. Bij brand zelden meer
dan één huis in vlammen vyp. Zonder verlof
van het stadsbestuur mag geen schoorsteen
veger de stad verlaten. Ue stad houdt er 53
nachtwachten op na, njr-wapend met speer
en zijdgeweer. Voor der straatreiniging zijn
36 karren voldoende. Ifye Koning, die zeke?
bijzonder op schoone straten gesteld waa,
gaf jaarlijks 65CO thajter.
Als wij daarmede fret moderne leven v#r-