asms ZO N D AG5 E>LA D VAN HUT »- IÉID5CH DAGBIAD No. 15931. 27 Januari. Anno 1912. •- Buitengesloten en aangenomen. DUIVEN, Dr. Kleinschmidt zat aa^i zijn schrijftafel jan "was ingespannen bezig met een artikel pver de kleurenblindheid van de oude Grie ken. Hij spande er zich buitengewoon op dn, want wanneer hij een goede gedachte fcreeg, die hem een eind verder bracht in fcijn moeilijk onderwerp, kon hij er zeker Van wezen door gelach of pianospel in de jvoning boven de zijne uit zijn sfeer gerukt te worden. Het was niet uit te houden. De jonge geleerde sprong op en ijsbeerde met groote stappen zenuwachtig door de kamer. De Kerstdagen met al hun drukte waren achter den rug en in den roes van die dagen was er van ernstig werken toch ad niet heel ?eel gekomen. Moest nu deze avond ook weer verloren voor hem zijn? Gelukkig scheen het lawaai thans een beetje te bedaren. Met een zucht vau verlich ting ging Kleanschmidt weer op zijn stoel zit ten, Nu wilde hij zich niet meer laten sto ren, niet meer denken aan de wereld en zich geheel en al aan zijn werk geven. Maar plotseling begon het weer. Een vlotte wals werd gespeeld en toen begon het pla fond te trillen. Over den grond sleepende voeten waren duidelijk te hoorcn. De dokter keek vertwijfeld in de hoogte. Nu begon nen ze ook nog te dansenMaar dat be hoefde hij niet zonder meer goed te vinden. En dat verkoos hij ook niet. Wat te veel was, was nu eenmaal te veel. „Berta!" riep de dokter. Geen antwoord. „Berta!" herhaalde hij luider. Niemand reageerde. „Is dan de heele wereld bezeten?" bromde de dokter, terwijl hij naar de deur liep. Doch midden in de kamer bleef hij staan, sloeg zich met de hand tegen het voorhoofd. Zijn huishoudster was er immers niet. Hij had haar zelf verlof gegeven den Oudejaars avond bij haar familie door te brengen! Het lawaai boven werd zoo mogelijk nog doller. En toen besloot hijzelf naar boven ;te gaan. Resoluut knoopte hij zijn jas dicht, ppende de deur naar de gang, wierp die jachter zijn rug weer in het slot en beklom1 tie trap naar de woning van den rentenier Biedermann. Op zijn bellen opende een aardig jong meisje de deureen meisje, dat Kleinsclimidt. de laatste dagen meermalen op de trap had gezien. „Ah. de dokter", zeide zij, terwijl een ftleurtje haar fijn gezichtje nog aantrekke lijker maakte. „Mag ik u even aandienen?" „Pardon, juffrouw", stotterde onze brave geleerde, die gedacht had het dienstmeisje te zullen zien en wien in den omgang met jonge dames alle handigheid ontbrak. „Par don, ik dachtik wildeEn toen piet een wanhopige beslistheid: „Het dansen lindert me bij mijn werk." „Och, dat is jammer", zeide de lieve por tierster, met een poging om over dat vree- jelijke te zuchten. „We zijn juist zoo prettig >ezig- Maar hoe kunt u nu ook op een avond als deze werken? Kom liever een poosje bij ons." „Om 's Hemels wil, neen, ik dank u", zeide Kleinschmidt, nog meer in de war dan Btraks. Het werd hem, zeer onbehaaglijk zoo vlak onder de oogen van het mooie iheisje. „Laat u niet storen", zeide hij nog, op het punt op de vlucht te slaan. Aan de deur gekomen, die toegang gaf tot zijn woning, bemerkte hij, dat deze ge sloten was. Meer of min geagiteerd zocht hij in ad zijn zakken naar een sleutel. Te vergeefs. Die was ïu zijn overjas- Dat was een mooio vertooning! Van ergernis en woede begon hij op de deur te stompen. „Maar dokter!" riep een -vriendelijke stem. Verwonderd draaide Kleinschmidt zich om en keek weer in de oogen, waarvoor hij ge vlucht was, en in een vroolijk gezicht. „Buitengesloten?" vroeg zij lachend. Hij knikte. „Elise, waar blijf je toch werd van boven geroepen. En dadelijk op die woorden verschenen de beide dochters van Bieder mann. Verbaasd bleven zij op de trap staan en keken naar den dokter en haar vriendin. De laatste helderde de situatie op. En toen lachten de jonge dames alle drie. „Dat is prachtig. Een wenk. van het nood lot. Nu moet u mee, dokter, als gevangene." En of hij wilde of niet, hij moest mee. Half trokken zij hém mee, half ging hij gewillig. Zoo brachtén zij hem in de woning van Biedermann, waar de lieer en de vrouw des huizes verbaasd den nieuwen gast aankeken. Maar ook hier was het geval spoedig opge helderd. De dokter, die tevergeefs naar een paar woorden van verontschuldiging zocht, werd uiterst vriendelijk ontvangen en aan de gas ten voorgesteld. Het was een kleine intieme kring van vrienden van de Biedermanns. De buitensluiting van den dokter werd met vriendelijk lachen bepraat en Kleinsolimidt werd uitgenoodigd zijn schade in te halen van wat de anderen reeds genoten hadden. „Die koeken heeft mijn nichtje gebakken." zeide mevrouw en wees op de mooie por tierster. „Dat kan zij als de beste; probeer u ze maar eens." En Kleinschmidt deed het. en werkelijk, die dingen smaakten heerlijk, evenals vroe ger thuis. Een herinnering kwam in zijn ge dachten, hoe hij de laatste maal gesmuld had van die koeken, die zijn moeder had gemaakt. Dat was al lang geleden. „Komaan, hier moet u niet treurig zijn", verbrak Elise's heldere stem den weemoedi- gen stroom zijner gedachten. U moet beden ken. dat de wijze, waarop een nieuw jaar begint, bepaalt hoe dat zal wezen. Tot ern stig denken hebt u den tijd, wanneer u weer achter uw boeken zit. Een toeval heeft u hier gebracht en nu moet u met de wolven in het boseh meehuilen." „U hebt gelijk", zeide hij, haar aankij kend. „Het is verkeerd van mij, hier droe vig te willen zijn. Wanneer ik uw lachende, zonnige oogen zie „Maar, dokter", viel zij hem kleurend in de rede. „Bet is zoo. Uw vroolijke oogen kijken mij zoo bekorend aan, dat ik neiging gevoei te doen zooals allen hier: lustig en vroo lijk te wezen." Intusschen was de dampende punchbowl binnengebracht. De vrouw des huizes vulde alle glazen en toen sloeg de klok twaalf uren. Allen, wenschten elkaar geluk en kloe ken. En nu de voorspellingen. Een bediende bracht een groote, geëmail leerde schaal binnen. Toen werd vloeibare was binnengebracht en ieder raadpleegde het orakel. Dat veroorzaakte veel vroolijkheid en gelach. Nu eens kwam een draak te voorschijn, dan weer een hond of iets, wat op een sofa leek. Elise kreeg een soort krans met franjt uit den vorm. „Een bruidskrans!" jubelden haar vriendin- nen. Elise lachte. „Nu is het uw beurt, dok ter. Vraag u eens naar de toekomst-" Kleinsclimidt nam den lepel in de hand, schepte wat van de was en liet dat op een daarvoor bes-temde plaat vallen. En toen vormde het goedje een ring, een mooie ronde ring. „Ei, ei", zeide mevrouw Biedermann en dreigde met. haar vinger. „U hebt daar een ding, dut bdeokenia heeft, gedaan." De dokter stond nadenkend voor het orakel. Toen hij aan het orakel naar de toe komst vroeg, had hij op een ring gehoopt. En nu het was uitgekomen, moest dat wel een voortecken zijn. Hij nam den ring op en ging naar Elise, die voor een der ramen stond. Haar hand grijpend, zeide hij: „Mag ik?" en schoof tegelijkertijd den ring aan haar vinger. Een gloeiende blos verspreidde zich over haar gezicht. „Is dat scherts?" „Neen, Vergeef mij, wanneer ik mij on handig gedraag. Ik ben nu eenmaal in ge zelschappen niet zeer handig; ik ben eea stille man, die het leven nogal van den era- stigen kant opneemt. Maar een eerlijk e& trouw hart heb ik ook. De zonneschijn van uw oogen heeft mij geleerd, dat ik bij u mijn geluk kan vinden. Wilt u mijn vrouw wor den „Ja", zeide Elise met innige overtuiging, want ook zij had van den dokter gehouden, van het eerste oogenblik af, dat zij hem gezien had. En toen de aanwezigen van de verrassing bekomen waren, wenschten zij het jonge paar hartelijk geluk: het jonge meisje en den gast. In de overtuiging, dat de talrijke vrien den en houders van duiven zeker wel ieta zullen willen weten over de duif m de oudheid en in de swmboliek, worden hun hier de voornaamste resultaten aangebo den van een onderzoek op dit gebied. De liefde tot dit dier de duirenliefde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 15