Turksche rechtspraak.
Anekdoten.
Hisuwe Eaadsels.
broers heeft raakt daar wel aan gewend.
Met juffrouw Klaairtje en juffrouw
Mientje kon ik het ten slotte nog al goed
vinden, ofschoon ik een bar lastige leerling
was, want ik kan niet bepaald zeggen, dat
ik de heele les over, altijd evenzeer ver
diept was in het breien: een eindje gebro
ken breikatoen kon nog zoo goed dienen
roor allerlei doeleinden en daarom heiiep ik
dan ook menige slechte aanteekening.
Nog was ik op school, toen juffrouw
Mientje in een paar dagen tijd weg was aan
longontfltekingwaarschijnlijk had ze kou
gevat bij het uitkijken naar ons aan ae open
deur. Juffrouw Klaartje had toen ook geen
moed meer alleen de breischool voort te
zetten zonder de hulp van haar zuster, en
er vreemden inhalen daar voelde ze toch
ook niet» voor. Op twaalfjarigen leeiujd
nam ik dus afscheid van juffrouw Klaartje,
haar uit den grond van mijn hart bedan
kende voor de genoten breilessen, die nu
neg mijn dochtertje ten goede komen.
Ali Hassan was een eerlijk, oppassend,
jong, koopman, die op zekeren dag eens
een uitstapje maakte naar Bagdad waar
hij af en toe zooveel van had gehoord. Nu
droeg hij zijn heele bezitting honderd goud
stukken bij zich in zijn gordel en daar Lij
het met voorzichtig vond zich met dien
achat op het drukke marktplein te wagen,
gaf hij, wat eigenlijk heel onvoorzichtig
was, zijn geheele bezitting in bewaring aan
den waard in het bescheiden logement,
waAr hij zijn intrek had genomen.
Onderweg zag hij t.ii fraaie partij mat
ten op de markt en daar hem dit als han
delsman al een bijzonder vcordeeligen koop
leek, ging hij er toe over en zei tegen den
koopman dat hij maar mee moest gaan
naar het logement, daar zou rem dan zija
lom geld» ter hand gesteld worden.
Maar daar wachtte Ali Hassan nu de niet
geringe teleur»telling, dat de waard loo
chende het geld in ontvangst genomen te
hebben.
,,Och wat 1'' sprak hij zoo'n arme drom
mel als hij zou in het bezit zijn van hon
derd goudstukken, maak dat maar een an
der wijs 1 En Ah Hassan had geen getuigen
gehad, dus was er weinig kan», dat hij zijn
schat terug zou krijgen, want een schurk,
die logementhouder bleek te zijn, zou
ook heel niet opzien tegen een valseh ge
tuigenis.
Troosteloos zocht de arme Ali intussohen
rijn t-oeverlaat bij een zeer rechtschapen en
zeer bekwaam rechtsgeleerde, die bewogen
was door den wanhoop van den eerlijken
ziende, groette de jeugdige gravin hem en
bleef nog in het bezit van een medaplon,
een vlok haar, en een degenknop, de laat
ste herinneringen aan den overleden eige
naar van dit kasteel.
Toen hij d» eetzaal ctoorliep, vond Brim
stone cU tafsl gedekt met vier couverts,
maar de dames lieten zich exouaeeren, daar
zij te zeer overweldigd waren door het
gxoote leed. De intendant noodde den gas
ten intusschen uit, toch vooral iets te ge
bruiken, daar hij oververmoeid moest zijn al
leen al reeds door den langen rit. Brim
stone liet zich overhalenmaar niet, dan
nadat hij eerst aan Jack bevel had gegeven
zdjn paard gereed te houden daar hij iu geen
geval op het slot logeeren wilde. Gelijk men
begrijpen kan, was dit laatste zeer naar den
zin van Robin, die intusschen niets merken
liet van deze verlichting. Gedurende het
diner wees hij herhaaldelijk op het -onaan
gename van den toestand der beide dames
hier alleen op het slot en hij zei, dat het
Miss Nelly hoogst geraden was, zoo spoedig
mogelijk in het huwelijk te treden met een
man, die in alle deelen in staat zou zijn
haar en haar groot fortuin te beschermen.
Op Brimstone schenen deze woorden niet
veel indruk te r aken; het was eer of heel
de redeneering langs hem afgleed en zoc-
dra b'j het laatste hapje naar binnen had,
jongen koopman en beloofde, alles in het
werk te stellen om den bedrieger te straf
fen. Hij vroeg hem ee st, of ,hij niet een
mend, of een bloedverwant had, die hem
wel een honderd goudstukken zou willen
leenen; en toen Ali zeide, dat hij niemand
kende in de stad, beloofde de rechter vfc
hij hem dan zolf wel zoolang de som wilde
voorschieten. Hij zou,nu in gezelschap van
de mattenhandelaar weer naar den waard
gaan en hem verzoeken opnieuw een hon
derd goudstukken in bewaring te nemen.
Den volgenden ochtend zou hij ze dan weer
komen terughalen. De volgenden ochtend
moest hij nu echter alleen gaan en ziet: j
kreeg zijn honderd' goudstukken.
Maar den keer daarop moest hij weer
nu ditmaal vergezeld van den mattenhan-
del&ar gaan en daar de getuige er nu bij
was, durfde de waard nu niet loochenen
dat hij den vorigen dag honderd goudstuk
ken in bewaring had gekregen.
Het eind van de zaak was dus, dat Ali
Hassan, dank zij de bereidwilligheid van
den rechter, al zijn geld terug gehad. Nu
was hij dus ook in staat den rechtsgeleer
den zijn kosten te vergoeden, maar groot
moedig wilde die niets aannemen van den
jongen koopman, die nu voor zijn leven
lang gewaarschuwd was, dat er wel uiter
sten zijn op de wereld', gewetenlooze men
s-dien en heel brave, edele harten, die met
eigen risico dikwijls een ander trachten te
helpen als ze maar waaldijk begaan zijn
met diens lot.
Ingezonden door Jacobs Yallentgoed.
Koetsier: Even wachten mijnheer, sedert
mijn paard een hoed draagt, blijft hij voor
alle modemagazijnen staan kijken.
Ook eon deeling.
Mama: Frits waarom hob je j» peer niet
mot zus gedeeld?''
Frits„Maatje, ik heb wel met haar ge
deeld, ik heb haar de pitten gegeven, al»
ze die plant, krijgt, ze 'n heelen peereboom.
Graot wonder.
Jaakske: „Ik be-n eens van een ladder
gevallen, die vijftig voet hoog was, zonder
mij zeer te doen.''
Tietje: „Dat is sterk
Jaakske: „Ja, maar ik viel van de on
derste sport."
Ingezonden door Gerrifc Boter.
Dokter:,, Hoe gaat het, vToeg een dokter
aan een patiënt."
wilde hij weer wegrijden, toen de dienst
vaardige Jack op hem afschoot en hem uit
naam zijner meesteres verzocht, of hij zoo
goed wilde zijn, haar nog even een' kort
onderhoud toe te staan, yo r dat hij afreed.
Zij wachtte hem in haar kamer. Nelly's
oo©en zAgen rood en gezwollen uit van
het hartstochtelijk schreien.
„Wat hoor ik?'' zei ze met uitgestrekte
hand op hem toetredend, zoudt u Rockdale-
kasteel zóó willen verlaten, zonder in net
minst gebruik te maken van de U aange
boden gastvrijheid
„Dat kan ik niet", antwoordde Brim
stone koud, na de woorden die ik zcoeven
uit uw mond vernomen heb.... er zal een
tijd komen dat...
„Vergeef mij", riep de jeugdige burcht-
vrouw smeekend en tegelijk gebiedend, de
beleediging was toch allerminst voor u l*e-
doeld, die nog al zoo vriendelijk zijt ge
weest om mij de laatste wenschen van mijn
vader over te brengen. De ruiter schudde
droevig het hoofd. Ik zou ook te zeer vree
zen, aat mijn verblijf alhier u te zeer d-n
haat op den hals zou 1 alen van Cromwell,
„Een gewoon soldaat zal niets te duchten
hebben van zijn haat: hij treft sleeh&s Ie
grootte van het rijk."
„In deze tijden van lafheid en verraad
kon hij mij echter zeer vervolgen", dacht
de ruiter hardop.
Patient: „Het gaat nog al dokter, 'k beb
wat sla gegeten."
Dokter; „Zoo en met smaak."
Patiënt: „Neen, dokter, met azijn en sla
olie."
Ingezonden door Annie de l'Ecluse.
Vriendelijk oud heer: „Heb jij je bal ver
loren, ventje? Nu huil inaar niet, hier heb
je een kwartje om een andere bal te koo-
pen. (Hij geeft het muntstuk). En waar hsb
je 'm verloren?"
Jongetje (snikkend): „Hij is bij u door
de ruit gevlogen."
Ingezonden door „Stokerij©".
Opheldering.
Een boer, die voor het eerst in de stad
kwam, zag twee wijzerplaten aan den to
ren. Hij vroeg aan iemand die er langs
kwam: wat daarvan de reden was?"
„Wel", luidde het antwoord^ dat is ge
beurd, opdat niemand zou behoeven te
wachten, wanneer een ander op de klok
kijkt 1"
Ingezonden door „Raadsheertje".
Een vroolijke saiaak werd door een brillen*
koopman staande gehouden, die hem ver
zocht een bril van hem te koopen. Wat kan
men daardoor zien, vroeg de grappenma
ker. /Alles wat ge maar wilt", zei de, koop
man. Het jongnvensch keek door den "bril en
zei, hé dat is vreemd^ ik zie nieta anders
dan gauwdieven. Toen zette de koopman
den bril op, keek naar den jongeling en zei
zoo waar u heeft gelijk, ik zie er maar een!
Ingezonden door „Afrikaan".
L
Een Landstreek, waar, zoo min als ik,
Gij graag zoudt wonen;
Laat tochten maken daar, woe wil,
Als zij mij maar versdhoonen
Verbeeld u maar eens, nergens groeit^
Er graan of 1, 6, 7.
•Geen 2, 4 vindt, er spijs genoeg,
Tot onderhoud van het leven
Neen, liever ga ik naar de 1, 3, 4, 6
*t Mag dan vat heet daar wezen,
Maar voor den honger heeft althans,
Wie werkt, daar niet te vreezen.
5, 3, 4, 5 ja, is ons nut,
Om kooltjes te bewaren;
Wie i, 6, 4 zijn tijd besteedt
Kan heel wat kennis garen.
„Wie zijt gij danV' vroeg het jonge
meisje verwonderd.
Brimstone schrikte van zijn eigen open
hartigheid. Hij bleef eenige oogenblikken
in onbeweeglijk stilzwijgen staan, t*n prooi
aan een heftigen innerlijkeD strijd. En 5«Uy
strak aankijkend antwoordde hij: Ik ben
buiten mijn wil de oorzaak van uw smart.
Ik heet Karei Stuart, Koning van Enge
land, Schotland en Ierland, Karei de ver-
bannene, Karei de Overwonnene
Bij die woorden maakte het jonge meisie
een Toetval: Uw Majesteit zal mij wel nooit
kunnen vergeven", stamelde zij. De
Koning echter hief baar op met
waarlijk grootsch gebaar en geleidde haar
naar een stoel, waar ze uitgeput neerviel en
haar oogen niet verder kon afhouden ,-an
zijn gelaat. Zij prevelde eenige verontschul
digingen en betuigingen van gehechtheid
aan 't oude Vorstenhuis en toen ze eindelijk
genoegzaam bekomen was van de verrassini
ran het oogenblik en weer de noodige z-if-
beheersching had herwonnen om haar ee
dachten te regelen verklaarde ze, dat Zijn
Majesteit haar ran verdriet zou doen ster
ven, als hij haar niet toestond on: de na
gedachtenis van haar vader te eeren dove
den bedreigden Vorst in zijn slot een onder
komen te mogen bieden.
(Wordt vervolgd.).