Wandelen in den winter. Van koken en braden in en buiten Europa. Een bnis voor tien duizend bewoners. Uit de Indische reis vnn den koning ran Engeland. Interessante scène aan bo©rd van de I waarbals wapenen hoofdkussens -worden „Medina": twee adjudanten van den Ko- gebezigd, ning vermallen zich met een vechtpartij, In welk jaargetijde is wandelen het meest noodzakelijk 2 Natuurlijk in den winter. Want in den zo mer geniet en bij steeds geopende vensters overal frissche lucht in kamers, op kanto ren, in winkels en ontspanningslokalen. In het koude jaargetijde daarentegen zorgen de gesloten deuren en vensters, verwarming en verlichting en menschelijke uitwasemin gen er voor, dat de longen soms de meest twijfelachtige luchtvermengingen móeten- inademen. Daarbij komt nog, dat men in den winter meestal meer en zwaardere spij zen geniet, tot welker vertering in het lichaam veel beweging en zuurstof noodig zijn, en toch brengon de meesten hun vrijen tijd door in kamerarrest. De stedelingen vermijden bijna angstvallig het loopen en benutten, waar zij slechts kunnen, de tram. Daar vandaan het groote leger der wiuter- kwalen. De een klaagt over hoofdpijn, de ander over slechte spijsvertering, do derde over slapeloosheid en zeer -velen over voort durende ver koudheid. Zij allen kunnen geholpen worden door lichaamsbeweging in de frissche winter lucht. Want deze is zuiverder, verfrisschen- der en versterkender dan de zwoele zomer lucht. Daarom komen allen van de wande ling terug met roode wangen en vroolijke gezichten, met gesterkte zenuwen en lielde- *e oogen. Vooral na sneouwval, die alle on reinheden mee naar de aarde sleurt, vormt de lucht een onvervalscht levenselixer, een heel bijzondere 6eizoendclicatesse voor de longen. Dc gure, pikante vrieslucht prik kelt het bloed als luohtvormige champagne. De heldere wmter-frischheid verleent heel wat meer kracht tot gezond-worden dan iedere „Sommerfrische.'' Zij hardt het lichaam tegen ziek-worden, wekt de zenu wen op, verhoogt de spankracht en de op gewektheid van den geest. Men mag het echter buiten niet te koud hebben, men mag niet drentelen, doch moet stevig doorstappen. Daardoor wordt het hlocd sneller door de aderen gedreven en al spoedig doordringt een weldoende warmte het lichaam. Zwakke of oudere menschen mogen de bovenkleeren vóór het uitgaan wat warmen. De kleoding richte zich naar het gestel en de gewoonten van ieder op zichzelf. Een bedekking om den hals moesten alleen zie kelijke menschen dragen. Men moet den hals Karden, zooals de matrozen; dan zullen heesohheid, hals- en Ion gen catarrh met 99 pCt. afnemen. Men houde den moncl geslo ten ©n ademe door den neus, om de lucht, die men inademt, te verwarmen; Veel pra ten ie op de winter wandeling niet aan te raden. Gevoelige personen kunnen bij win derig weer een weg uitzoeken, die aan de windzijde is beschut door huizen of ge boomte en zoo noodig een parapluio gebrui ken als windscherm. Wandelt men een stad uit, dan moet men niet de richting van den wind velgen, anders moet men de uit de stad aanwaaiende slechte lucht ook buiten inademen. Men ga den wincl te gemoet, of wel naar een der beide zijden. De stilste, zachtste en gelijkmatigste atmosfeer 'vindt men in liet bosch. Men moet vooral niet luchtschuw worden in den winter, vooral niet het lichaam aan de buitenlucht ontwennen en door liet droogwarme kamerklimaat verweekelijken Zelfs bij verkoudheid schuwe men de fris sche lucht niet, de ongesteldheid wordt hier door zelfs verlicht-, zij verbetert de adem haling door den neus, verdrijft de drukking op het hoofd en vermindert liet gevoel van lusteloosheid, natuurlijk bestaan er graden van verkoudheid. Minstens een uur per dag moet men flink marchecren. Velen kunnen dit verbinden met hun beroepsbezigheid door te wandelen op don weg naar en van hun werk, zoo noo dig langs omwegen.Wie overdag geen tijd beeft, die wandele des morgens vroeg of 's avonds door de verlichte straten naar een ver verwijderden winkel, om iets voor de buishouding te koopen, of langs de Singels, de kaden of door het Plantsoen. Maar begin vandaag nog met de regelma tige wandeling, niet pas morgen. Men moet vooral niet uitstellen, zich door niets er van laten terughouden. Anders komt plot seling moeder Natuur met de tuchtroede in den vorm van een ziekte. 's Zondags moet men een wandeling ma ken van. eenige uren. Wat, in den winter, nu alles kaal en dood is? Men boude slechts de oogen open. Dan kan men ook nu veel zien, wat bezienswaardig is. De stedeling kan naar ver verwijderde stadsdeelen wan delen. Daar kan hij het worden en groeien volgen van de straten zijner stad. Of hij ga naar buiten, evenals de bewoners der klei ne steden. Daar, d. i. buiten, kunnen juist m den winter genoeg ontdekkingstochten gedaan worden. De meesten weten, nu ja, dat ginds torentje bij dat-en-dat dorp be hoort, maar van het eigenlijke dorp als ge heel weten velen weinig. En dan, de natuur moge er wat dood&ch uitzien, dood is zij niet. Er zijn voorbeelden van ziekelijke lijders aan een of andere ongesteldheid, welko bun liet wandelen niet belette, die be halve een goed stuk gezondheid zooveel ken nis van de omgeving en van de natuur thuisbrachten, clat zij him oude levenswijze van binnenblijven of althans bij-huis-blijven totaal opgaven. Iu niet veel landen, althans zuidelijke, wordt over het algemeen zulk een vaste, zware kost gegeten als is ons land met zijn zoogenaamde „stamppotten", enz. en in Engeland met zijn enormiteiten van pud dings en andere „home-made"-spijzcn. El ders is dikwijls het eten, hoewel voedzaam, luchtiger. In Schotland^ zoo lazen wij in Nieuw Vrouwenleven", was heb ons evenwel wat erg sober, daar men er alios, wat naar vet of zwaarder eten lijkt, al heel gauw ,,far to rich" vindt. Een zeer bescheiden stukje vleesoh, een dun watersausje, een klem blocmkoolfcje als een vuist voor een heel ge zin, waarvan gedeeltelijk de stronk en de blaren meegekookt ook op tafel komen, net een „botersaus", welke een Hamburger koopman deed opmerken „Nennen Sie diss Buttersaus! Nun, ja, dann ha.be ich von Hamburg bis hier in die Butter gefabren I" eenige groote aardappelen en uw bord is na den maaltijd bijna even schoon en on gerept als vóór dien. Onze helderblinkcnde keukens (met dito keukenmeisjes), rein witte muren, licht schilderwerk, wit-marmeren vloei', potten en pannen spiegelglad gepoetst en ge schuurd, dit alles vindt men ook niet overal. In Afrika onder de Boeren dient tot kook huis of kombuis meestal een zoogenaamde „rondablo" of koepelvormig bijgebouwtje,, soms ook een soort keuken aan het huis vast, eens gewit bij 't bouwen van het huis. Een groote kaffermeid laat er van haar hoofd een dracht hout neervallen, waarvoor ze 9 penoe of een shilling bedingt en waarin op den koop toe soms allerlei insecten en dieren, als schorpioenen, spinnen, soms kleine slangen, binnensmokkelen. In één hoekje van den gcmetselden steenen vuur haard zit „Outata", de veewachter, 's avonds zijn „dagga'1 te rooken of „aja" liaar „bariaantje", kind, te wasschen en te reinigen; voorts staat op dezen steenen vuur haard een rooster, formaat onzer ouder- wetsche vuurhaartjes waaronder een vuur tje brandt, en waarop een ijzeren pot en ketel met water sta-at, terwijl er om hoen, op naar elkander toegeschoven stukken steen, (waartusschen gloeiende kooltjes ge krabd zijn) do kleine pannetjes en casse roles staan met soep, rijst, enz., vleesch is daar wel dc hoofdschotel, vooral waar wo bij de veeboeren zijn, tcch wordt er ook ge geten „bready": stukjes schapenribbetjes of ander vléeach, onder in de pan, waar over een paar fijn gesnipperde uien, dan eenige aardappelen en bovenop de stukjes van een uiteengesneden bloemkool, wortel tje-s of wat cr is, het deksel er stevig op, om dan zachtjesaan gaar te smorenof ook „Irish Stow", bijv. soopvleesch met aard appelen en uien gestoofd, dat later los op een schotel uitgeschud op tafel komt. Soms, en dat is heel dikwijls, bestaat de maaltijd uit „Chops", op den rooster gebraden vleesch; een stukje brood en een paar vij gen of een trosje druiven. Vaak wordt het vleesch gebraden op den rooster, aan het spit of tusschen heetgemnakte platte stee- nen, vooral als de Boer op reis of oo „tocht" is. In het zoogenaamde „Boven land", Kaapstad en omstreken, gaat hec alweer anders toe; dóar waren, toen ,vij hier nog moderateurlampcn brandden, en om zoo te zeggen nog van geen gas wisten,' reeds de beste gaskachels in gebruik voor de keuken, en het zal er nu overal al vel meer up to date zijn. Op de Canarische eilanden, geografisch tot Afrika behoorend, is het volgens onze begrippen nu nog maar zoo, zoo! Over 't algemeen, grijs, bruin, vuil zonder veel net heid of orde. Wanneer men voor een pa tiënt of hoe ook in den winter een flesch met heet water wenscht, wordt deze met de meeste voorkomendheid pardoes in den visch- of soepketel gestopt cn u zóó pikke- rig en kleverig met het vriendelijkste ge zicht overhandigd. Ik spreek hier van som mige Spaansche hotels, „fonda's". In het wa-schhok zit een meid, gehurkt, tusschen wèl en niet gereinigd waschgoed, aardap pelen te schillen, welke ze niet, direct, als bij ons, in een emmer frisch water plonst, maar naast zich op den vuilen vloer van de waschplaats op een stapeltje legt-, om zo later af te spoelen. En overal is het weer anders dan wij ge woon zijn. In Londen, in do restauraties, speciaal door kantoorklerken bezocht, in de buurt van de groote kantoren, wordt pl.m. half- twaalf een zak krullen binnengedragen en op een vuurhaard uitgespreid; volgt een halve zak cokes, welke er over heen gaAt en waarboven een rooster op pooteji, als de voren beschreven Afrikaansche, wordt .ge plaatst, de krullen worden aangestoken; do afgepaste porties vleesch komen binnen. De eerste gasten verschijnen en ontvangen de boven de gloeiende kolen geroosterde lapjes schapen vleesch. een druk werk voor den kok om steeds voorraad gereed te heb ben voor de nu binnenstroomende stam- lunchers. Alles gaat kalm en vlug; net ge- kleede meisjes zetten op de diverse tafels mandjes met brood van eigenaardig model en a discretion. Het lokaal is niet groot. Het gedeelte met den vuurhaard is eenigs- zins afgescheiden van dat der gasten en hier eten later, als de drukte voorbij is, de huisgenooten van den restauratiehoudcr wie klaar is en betaald heeft vertrekt, eit oogenblikkelijk is alles weer netjes en in orde voor nieuwe aankomers. Ook in Parijs vindt men restauraties of eethuizen met een inrichting voor rooste ren en aon-het-spit-braden van gevogelte, als: kippen, eenden, kalkoen, enz. gesto ken aan horizontaal gestelde spitstaven, boven een bak met gloeiende kolen. Men spot er wel eens mee, dat de Joden in Am sterdam half op straat huizen cn koken; dit is Kun nog van hun Oostersche gewoon ten bijgebleven. Op Grand-Canaria in de „Monte" woon de vlak over onze fonda een oude bliksla ger tegen den middag, als de toeloop van klanten met gebroken lantaarns en lekkende melkkannen wat verminderde, strompelde- de oude Mattheo zijn brokkelig stoepje af naar den slager, een eindje hooger de steile dorpsstraat op, en kwam dan terug met een rood, vellerig lapje inager vleesch, (het vee wordt daar niet vet en het vleesch is er zeer minderwaardig), terwijl hij on derweg in een groenten winkeltje nog een stukje pompcen, zoo groot als zijn hand, ge kocht had. Heel bedaard zette hij een eigenaardige ijzeren vuurpot met kolen, welken hij 's morgens bij zijn soldeerwerk had gebruikt, vast tusschen de voegen van het stoepje, plaatste er een klein pannetje op met een weinig water, liet vleesch je en het stuk pompoen, blies met een oude waaier de kolen aan en ging er wijdbeens bij zitten in afwachting, dat zijn soepje gaar zou zijn, hetwelk hij dan in de koelte op de stoep verorberde met een stukje maïsbrood, „pan", er bij. In het Oosten is over het algemeen de kokerij nog zeer primitief en toch is dit voor vreemden zeer interessant en prac- tisch. Een van de ontelbare Turksche restaura ties, aan het boveneind van de Galatabrug, den voornaamsten verkeersweg van Kcn- stantinopel, binnentredend, merkt de be zoeker reeds bij den ingang twee groote braadspitten op, van blankgeschuurd ijzer met koperen beslag versierd. De een, recht- opgesteld op een soort tafel vóór vier boven elkander aangebrachte bakken met kolen, heet „Dönné-Mangal", draaispit. Meerdere hamelbouten worden eerst van het been ontdaan, in vingerdikke schijven gesneden, geklopt en eenige uren gemarineerd met ge wreven uien, zout en peper; vervolgens wordt dit vleesoh aan het opgestelde spit gestoken, waarna de vier bakken met kolen worden aangeblazen. Is de toeloop groot, dan laat de kok alle vier bakken kolen aan gloeien, ora alle bestellingen te kunnen uit voeren; is er minder navraag, dan worden slechts de beide onderste bakken met kolen aangegloeid en blijft dus heb bovenste vleesch aan het spit rauw. Het op deze wijze gebraden vleesch is teer sappig en frisch. Het tweede spit dient ter bereiding van drieërlei soorten vleesch; eerstens tot het braden van geheele schapen en lammeren, „Ormon-Kebab" genaamd, welke, opgevuld met rijst, rozijnen en vijgen, eenige uren lekker knapperig gebraden worden; ten tweede tot het roosteren van vierkant ge sneden vet hamelvleesch, „Sohisch-Kebab" genaamd, en ten aerde tot het braden van de schapenkoppen, een beroemde speciali teit der Turkscho restauraties, en welke, in twee of vier declen gehakt, den gasten zon der eenige andere toespijs worden voorge zet. Ook in Afrika en zelfs onder de En- gelsch.cn gelden goed zacht gekookte kop- peD, pootjes en stukgesneden pens onder den naam „afval" als een zeer gezocht en inderdaad heerlijk gerecht. De restauratie binnengaande, zien wij verder rechts de standplaats van den soepkok, links een aan recht, waarop de klaarbereide spijzen zijn neergezet. De soep is eenig in haar soort en ook de eenige soep, welke in dez© restau raties lederen dag, jaar in jaar uit, zonder eenige variatie gekookt wordt; de zooge naamde „Iskcmoc-Tschorbas" of maag- of penssoep; zij wordt gekookt van de kenrig schoongemaakte en verzorgde pensen van runderen, kalveren en schapen, welke bij vette dieren vette plooien hebben; zij wor den in kleine stukjes gesneden en afge maakt met citroensap, zout en kruiderijen, en bij het opdienen met het geel van eieren belegd. Men eet deze soep ook niet uit bor den, doch met houten lepels uit steenen kommen. Het achterste gedeelte van het lokaal en de verdieping er boven dienen eigenlijk tot restauratie zaal. Wijn of andere spiri tualiën worden hier niet verschaft; op iedere wit gedekte marmeren tafel staat een kan met water en eenige glazen. Dran ken vindt men slechts in de Griekscho restauraties, welke behalve de keuken „a la Turka" ook die ,,h la Franka" (Europee- eche keuken) geven. Wat nu de doctoren en vakmenschen be zig houdt om namelijk de groenten zoo weinig mogelijk af te koken, om do voedingszouten daaruit niet te verliezen, dat was den Oosterling reeds van de vroegste tijden af bekend; op weinig uitzonderingen na wordt groente, bijv. spinazie, in het Oosten in olie of direct met het daartoe bestemde vleesch of in ragout gekookt; het gaarkoken in water is er niet in gebruik en zou, al was het goed, daar toch niet ingevoerd worden. Tomaten spe len in de keuken van het Oosten een zeer voorname rol; min of meer worden zij bi) het bereiden van alle spijzen gebruikt. Zij worden rauw gewasschei), in vieren ver deeld, met een weinig zout en een stukje kaas en brood gegeten of met uien en vleesch gestoofd of als sla gebruikt; gebak ken of hoe ook zijn zij altijd in die streken een aangenaam, verfrisschend voedsel. Met van de pitten ontdane zwarte olijven, in schijven gesneden augurken en uien, als sla aangemaakt, maken zy in vele gezinnen gedurende het seizoen, zonder meer den avondmaaltijd uit, mogelijk met een klein stukje brood er bij. KftiiBfiannasps-opgeQs. De Amerikaansche dollsrlioningen, niet tevreden met kostbare vleugelpiano's, moe ten nu ineens weer orgels hebben. Rockefeller is er mee begonnen en de andere rijkaards, die toch voor Rockefeller niet onder willen doen en niet onder be hoeven te doen, volgen zijn voorbeeld. Iedereen, die nu een beetje, prijs 8telt op zijn naam, zijn maatschappelijke positie, moet. nu een orgel hebben. Rockefeller ifl onlangs te wéten gekomen, dat oud-adel lijke families in Europa in hun kasteelen orgels hebben. Wat een Europeesche Graaf of Baron heeft kan ik ook hebben, dacht, Rockefeller én dies heeft hij een beroemd oud orge1 gekocht voor den billijken prije van nog geen vier ton. Clarke, do mijnkoning, kon dat niet on der zich laten en heeft een nog duurder or gel gekocht. Doch de heer Öhattetton was er ook nog. deze heeft zijn beide collega's werkelijk overtroefd door naar Londen te reizen eit daar het beroemdo orgel van den Hertog van Marlborough te koopen. En nu zijn alle Amerikaansche geldgroot- heden op dc orgeljacht. Overigens zijn rij niet tevreden met het bezit van een orgel, het orgel moet ook spelen; en de heer Clarke laat dus voor zijn kostbaar instru ment een speelapparaat vervaardigen, dat slecht 15 mille zal koeten. De Fran&che ingenieur Jacques Kabut deelt in de „Nature" eenige bijzonderhe den mee over de constructie van een pa« voltooid reuzengebouw te New-York, dat wel niet het hoogste, doch wat de massa, de oppervlakte aangaat, wel bet grootste bouwwerk der wereld, als woning voor menschen ingericht, zal zijn. De „Hudson Terminal Building" van de „Hudson and Manhattan Railroad Com pany", dat zich aan een der eindpunten van de onder de Hudsonririer geboorden spoorwegtunnel verheft, bedekt n. 1. een oppervlakte van 7000 vierk. M Het daarop gebouwde 115 M. hoogs gebouw een „tweelingbouw" met twee even groote vleugels heeft 25 verdiepingen waarvan er zich 22 boven den grond en 3 in het sousterrain bevinden. De beschikbare tota le bodemvlakte bedraagt 100,000 vierk. M., do beschikbare ruimte 420,000 kub. M. De fundamenteering van den kolos eischr to het transport van 2*100 kub. M. garde; 8000 kub. M. beton werd bij den bouw ge bruikt; alsmede 27000 ton staal en 7 mil- lioen bakstee nen. Als verkeersmiddel'in deze steen en staalkist" dienen 39 liften (waarvan 29 oxpressliftcn), die tot de elfde étage gaan, alsmede 6 liften ^oor het vervoer van goe deren, bagage van den Eudsoa-spoorweg enz. In het souster rain bevindt zich n.l. het station van deze spoorweg-maatschap pij- Yan de tweede étage van het gebouw uit, heeft men een dirccten toegang tot de voorbij rijdende L.-spoor (Elevated Rail way) geschapen. Vermeld zi.1 nog', dat niet minder dan 3000 telefoons het verkeer in het inwendigo der „Building" on met le stad vergemakkelijken. Niettegenstaande de geweldige grootte en de lastige constructie, werd de „Hud son Terminal Building" in elf maanden tijds opgetrokken, hetgeen een echt Ameri- kaansch record is. Behalve de omvangrijke fundecringswerken was ook binnen da"t tijdsbestek het staalgeraamte, met een ge zamenlijk gewicht van 20,000 ton, gereed; enkele afzonderlijke staatstukken wogen tot 23 ton. Het thans voltooide gebouw kan niet minder dan 10,000 mensohen her bergen. Compleet een stad 1 En als men bedenkt, dat er rich onder de bewoners van des kolos, zoo ongeveer alle beroepen als kooplieden, doctoren, ingenieurs, advoca ten, tandartsen en detectives berinden, als men zich verder voorstelt, dat magazijnen van allerlei aard, restaurants, tclegraaf- en postkantoren het gelijkvloersch gedeelte innemen, dat in het sousterrain een spoor weg loopt, en een verlichtings-, verwar- mings- en krachtcentrale werken, dan is de vergelijking van dit gebouw met een stad niet ongerechtvaardigd-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 12