No. 15908. XsBIDBGH BAdBSsAB, ^aterdagf 30 December. Derde Blad. Anno 1911. Van het Oude, dat voorbijging, en van het Nieuwe, dat koint. Buitenlandseh Overzicht. Marktberichten. list laatste weors!. Er bestaat een onzichtbare betrekking tusschen de Redactie en de lezers van een courant. Hoe langer die batrekking duurt, hoe bestendiger de lezerskring is, hoe hech ter en inniger de band wordt die deze twee samenbindt. Waarom jagen wij er naar eiken dag weer om het nieuws zoo spoedig het kan in den aangenaamsten vorm tot onze lezers te brengen? Waarom streven wij aldoor naar veelzijdigheid? Is het niet omdat wij het aan onze lezers '.verplicht zijn, en velen onder hen schijnen dit te -ge voelen door ons in dit streven bij te staaii door wetenswaardigheden, waarvan zij de primeur hebben, ons mede te deelen, opóat wij er voor kunnen zorgen anderen dit deel achtig te doen worden. Wij hebben te weinig tijd daarover dik wijls na te denken. Eiken morgen vraagt een naar kopij hongerige pers naar het nieuws dat wij op de avondvergaderingen verzamelden, en die honger blijft, tótdat alles wat in den loop van den dag uit de vier windstreken per post, per telegraaf en per telephoon binnen komt, en als ein delijk met een Goddank! onzerzijds.de sta pels couranten ter drukkerij worden uitge dragen om straks den gretigen abonncs te worden bezorgd, dan roept ons weer de czorg voor den volgenden dag, Zoo ging het ook dit jaaT dat- daar nu bijna achter ons ligt. Wij hadden geen tijd om eens tot elkaar te spreken als van hart tot hart. Maar thans nu we opgeschrikt worden door de gedachte dat er weer haast een jaar ten einde is, nu dringt zich de be hoefte daartoe met onweerstaanbare kracht op. En bij het: Zalig uiteinde!'' dat wij ii allen tocwenschen, komen allerlei herinne ringen aan wat voorbijgegaan is bij ons op. Wat het jaar 1911 dat wij samen met. goe den moed en blijde hoop zijn te gemoet ge treden ons heeft gegeven en ontnomen, het rijst in deze stille ure van Oudejaarsavond- mijmering voor onzen geest op. En dat zal straks, als de kerkklokken klinken en de laatste ure nadert, bij allen zoo zijn. Ongeroepen komen de herinneringen bo ven, maar hoo verschillend zijn ze bij de verschillende mensehen. Want elk leven ver schilt van een ander leven. Daar zijn er voor wie dit leven zeer gelijkmatig verliep in 1911. Zij hadden noch groote vreugde noch groote smart. Zij overzien hun kring, hij is dezelfde, die bij het begin van het jaar hen omringde. Hun levensomstandig heden ondergingen geen bijzondere veran deringen. Er zijn echter ook anderen. Zij overzien hun kriiig, en zie hij is grooter geworden. Jong leven deed zijn entree en in hun wo ning is blijdschap. Maar er zijn er ook die hun kring overzien, en... er missen een of meer. En hun hart schreit. Er zijn er in wier huis -ziekte sloop. Maar Jiu zijn ze weer blij, want de ziekte week; Maar er zijn er ook in wier huis nog de krankheid heerscht. En zij zitten in zorg. Wat zal het einde wezen Er zijn er die met vreugde de eindreke- ning opmaken, omdat het goed ging met Kun zaak. Er zv'n er ook die ondanks al hun inspanning en v-lijt hun zaken achteruit zagen gaan. Vooral op dezen Oudejaars avond zullen velen, uit den kleinen burger en arbeiderestand, vooral zorgelijk gestemd zijn nu'door de groote droogte van den laatsten zomer en door andere oorzaken er buitengewone duurte heerscht en de in komsten niet vermeerderen. Er zijn er wier pad door donkere dalen liep, en weer anderen wier weg bij voort during werd beschenen door de zon van den voorspoed. Er zijn er eindelijk, wien, ziende op -tgeen ze gedaan of nagelaten hebben',, schaamte gevoel overvalt en berouw vervult, en er zullen er ook zijn die met zelfvoldoening terugzien op goede daden door hen vol bracht. Zoo is het leven van een heel jaar daar heengegaan, een mengeling van zoet en zuur, van lief en leed, van vreugde en droefheid, van winst en verlies, van goede én van sléchte dadeD. Gelukkig de mehsch die dit alles overden kend, niet onverschillig blijft en koud, noch de wereld ziet als vreemd en duister en zon der zin. Die kan niet tusschen de mensehen .gaan met de oogen vol licht en een licht in zijn hart, 'die kan niet met van ontroering bevende handen het leven zegenen te mid- de waarvan hij nu staat, en waaruit hij straks weer verder moet. Als w ij weer in de gezinnen onzer lezers komen, dan is het oude jaar onherroepe lijk voorbij, en wij behooren met vollen na druk en met onze beste vermogens aan het komende toe. Aan het oh veranderlijke: gisteren niet, maar aan dat morgen, dat verandering en zoo noodig verbetering, boete, herstel mo gelijk maakt. Daarom een Nieuwjaarsmorgengroet aan u allen,, na onze Oud^jaarsayondmijmoring reeds op dézen dag. Wij wenèclien dat het jaar 1912 een ge zegend jaar zij. Moge de zon van den vrede schijnen over deze wereld en geen oorlog of geruchten van oorlog zelfs uit de verte ons meer ver ontrusten. En gij-, ons Vaderland, .dat in het afge- loopen jaar niet altijd blijk gaf van inner lijke kracht, waar te veel, zélfs ih het parle ment, de staatkundige hartstochten woed den, kom tot u zelf en laat het nieuwe jaar zijn een tijdperk va.n vruchtbare samenwer king deT partijen tot waarachtig heil van heel ons volk. Vrede en welvaart zij uw deel. Voor het gewest, waaTin onze gemeente is gelegen, en voor de plaats onzer inwoning ook "onze beste wenschen. Moge ook daar welvaart keerschen, en alle takken van be staan bloeien Mogen wij dikwijls in de gelegenheid zijn goede tijdingen te brengen in de huisgezin nen onzer lezers, en behoeven we nooit dit jaar te spreken .over oorlogsgruwelen, van rampen én van misdaden, hoe overigens ook het sensationeele voor de journalistiek iets aantrekkelijks kan hebben. En blijve het. „Leidéch" Dagblad" ook in 1912 in vele gezinnen in onze stad en daar buiten een goede huisvriend, die altijd met verlangen wordt te gemoet gezien, en die er mag deelen in veel geluk en veel levens vreugde Het wel én wee onzer lezers, ligt ons na aan het hart, zooals zij steeds be langstellen in ons blad. Laat dat in het nieuwe jaar zoo blijven. Onze Nieuwjaarsgroet aan allen die strij den -voer waarheid en recht, aan alle mach tigen en grooten, die het heil des volks liever" hebben dan het ongestoord genot van weelde, aan alle kleinen en geringen, die onder vele zorgen misschien het voor beeld geven van zelfbedwang en plichtsbe trachting en adeldomdes geestes. Onze groet aan allen, die met ons geloo- ven in de toekomst van het goede. Gaan wij bet jaar 1912 in vcnl goeden moed, doch mét den ernst dien onze zware tijden noodig maken, tevens. En laten wij in den omgang met anderen ons doordringen van de heerlijke les: Zoo gij wilt dat de mensehen u doen, doet gij hun alzoo. Oudejaar., Nu wij ons. zetten om ons overzicht voor vandaag te schrijven, gaan als vanzelf de gedachten dwalen door al de vele gebeur tenissen van dit bewogen en trieste jaar 1911. Evenals in deze vale Decemberdagen de wolken maar weinig licht doorlaten, is or ook aan den politieken horizont niets dan somberheid en angst en geen kleurige spleet geeft ook maar eenige hoop dat het dagen gaat. Dit jaar heeft ons veel gebracht; veel strijd en droefheid en ontgoocheling, en al moge dan ook de Marokkaansche kwestie zonder bloedvergieten zijn bijgelegd, zij heeft de oogen wijd geopend voor de onbe trouwbaarheid van tractaten en de wanke lende positie, waarin de vredes-enged ver keert. En als onrustbarend wee heeft zaj #ons nagelaten den onverzoen'oaren haat tusschen twee groote Europeesche mogend heden. Zoodat ook de vreedzame oplossing van het Marokko-geschil geen lichtstreep ver mocht aan te brengen óp het zwerk der internationale, politiek. Dit jaar heeft ons gebracht een oorlog Een beschaafde mogendheid heeft zich on verhoeds geworpen op een begeerd stuk land dat aan een ander toebehoorde, en hierdoor meteen tegen den grond geslagen al het vertrouwen in hét goéde zaad door de vredesconferenties uitgestrooid. Deze oorlog heeft al spoedig geleid tót baTbaar- sche wreedheden, waarvoor men tot de Middeleeuwen moet terugkeeren om er de wedergade van te vinderu Bij dit alles zien de andere mogendheden toe. Ieder weet zich schuldig op zijn manier en is gebonden en omgekocht of gepaaid maet een aandeel in den buit. Dit jaar, heeft ons gebracht het einde van het Perzische rijk, eens machtig en groot wie weet niet van de glorie van een Cyrus die de eeuwen door er overheen straalde en thans door den Russischén knoet in elkaar geslagen. Welhaast deelen Engeland en Rusland den buit. En wie dan van de Perzen nog vraagt naar het waar om of met naüwbedwongen verontwaardi ging en nationale fierheid de Russen tegen streeft, is een kind des doods. Dit jaar heeft ons gebracht in het verre Oosten eeD opstand, die het oude, reusach tige Chineesche Rijk deed sidderen op zijn grondvesten. Het is geweest een vurig ver zet tegen de eeuwenlange overheerschïng der Mantgjce-dynastie en veel.bloed heeft gevloeid De mogendheden zien belangstel lend toe, maar hebben gezegd, dat de fami lietwist niet te lang mag. duren. Dat strookt niet met hun behangen, want er wordt aan China veel geld verdiend. De radëlooze dy nastie-heeft haar vertrouwen en haar leven gosteld in handen van Joean-sji-kai, een maal in ongenade gevallen, thans de man, die het wel en wee van China boheerscar. De strijd luwt; er worden onderhande lingen gevoerd tusschen de opstandelingen en de regeering. Waar zal hét heengaan? Ondertussehen hebben de opstandelingen reeds op eigen gezag dr, SumJat-Sen tot president van de Chineesche republiek i«'In geroepen. Zal ds monarchie nog gered kun nen worden? Dit jaar heeft ons gebracht...., maar waartoe dieper gewroet in de misères der wereld. Heeft niet iedér land genoeg aan zichzelf? Daar is Rusland. Eenige jaren geleden hoopte men op een ontwaken, maar het is al weer voorbij. Finland meer on meer ge knecht, de Doemavan schier elk parlemen tair recht beroofd, Joden-vervolgiDgen en tijds doende of hij het zich niet herinnert, moeilijk zijn woorden kunnende vinden, zegt het jongslee „Men sloeg mijomdat ik hink De andoren zijn vertrokken... dezen morgen' Het was nachten koud „Ja, arme kleine." „Toen hebben zij mij gezegd met hen te gaan omdat men mij sloeg." „En ben je gevlucht?" „Ja we waren bang dicht bij1 de Kui zen te komen, omdat we daar weer gevat zouden kunnen wordenWe hadden een beetje brood en we dronken sneeuwwater. Het kind rilt over het geheele lijf. Is het do herinnering Zijn stem, elk oogenblik hee- scher wordend, klinkt schor. „En de anderen, je kameraden?" „Zij wilden naar de stad gaannaar mijnheer mijnheer Blandin ja, juist, die is hétEn dan is men daar goed en weleet men en men wordt niet ge slagen-" „Het is ér eentje van Verwaarloosde Kin deren begint, de welsprekende tuinman. „En de Kolonie is" ,,'kWeet hét!" zegt mevrouw. „Is dat niet daar, waar "men achterlijke „Ja, mevrouw, de gebrekkigenen krankzinnigen ookZij ontvluchten elk oogenblik vNu kindje, je kaméraden?" „Ik kon. niet zoo goed loopen als zaj, 't is zoo vorToen zijn ze vertrokken zonder mijterwijlik geheel alleen geloopen hebEn toen bob ik hier al die lichtjes gezienIk wilde hier binnen." „Daar heb je goed aan gedaan, schaapje! Hoe oud ben je?" „Ik ben acht jaar. Ik heet Wim". ■m Willem. „Jaen vérderen verder Weet ik het niet!" Met zijn m'ageTe hand, gloeiend van koorts, grijpt hjj de han,d der danje. Zijn gezichtje, hongersnood. De reactie viert er hoogtij, al is ook haar leider Stolypin door moorde naarehand gevallen. Spanje en Portugal, de beide mogendhe den van het. schiereiland bezuiden de Py reneeën, bieden ook weinig aanlokkelijks. Portugal, een haard van woelingen en con flicten tusschen republikeinen en monar chisten, Spanje, armoedig land, dat hij duizenden zijn bewoners naar Amerika ,-iet trekken en dat in Marokko groot-mogen d- heidje speelt, waar 's lands laatste gul dens mee opgaan. Engeland heeft een gewichtig jaar achter zich. De aanneming van de Parliaroent-bill, die het overwicht in den staat aan het la gerhuis gaf, en. de Kroningsfeesten hebben tijden lang alle pennen en aandacht in he- slag genomen. Maar het land is voortdu rend verontrust door economischen strijd; stakingen vooral bij de spoorwegen en in het textielbedrijf en de kolenmijnen hebben veel schaduw gebracht. Doch er is meer. Meer dan ooit is dit jaar gebleken Engc- lands wereld-invloed. Door zijn groot en overal verspreid koloniaal bezit meent hjj recht van meespreken te hebben in alle (kwesties. In Marokko is dit sterk uitgeko men. Engeland heeft daar, dank zij zijn in vloed, een oorlog weten te voorkomen, maar tegelijkertijd is de haat tussohen Britten en Duitschers schier onoverbrugbaar ge worden. Oostenrijk heeft ook dit jaar zijn ouden keizer Frans Jozef mogen behouden en daarmede een niet al te sterk gestoorde binnenlandsohe rust. Maar in het Rijk met zijn verschillende bevolking van Duitschers en Polen en Tsechen en Hongaren en Kro- aten en Slaven gist.het en de vrees is ni?.b denkbeeldig dat, als eindelijk de oude lands- vader het hoofd neerlegt, er wel eens een uitbarsting zou kunnen komen in. zijn ver deeld gezin, die verreikende gevolgen zou kunnen bebben. Frankrijk en Duitsckland hebben de strijdbijl, die bijna opgegraven was, weer in den grond gestopt. Voor hoelang? Zal -Ie gelegenheid voor revanche waarvan bijna leder Franschman diep in zijn gemo?d droomt en die het sterke Duitschland niet vreest, zich nog eens voordoen? Wij willen op dit alles niet nader ingaan. Het was er ons alleen om te doen een-en- ander aan te stippen en onze bezorgdheid bij het scheiden van dit jaar wat te moti- veeren. Want bij al deze rampen blijft het met. Er zijn gevoelens opgewekt, harts tochten ontketend, die nog jaren lang zul len nawerken met noodlottig gevolg. Wij willen in dit verband alleen maar wijzen op den ras- en geloofshaat die door den Italiaansch-Turksehen oorlog zoo sterk is aangewakkerd, en die het gevoel van eenheid i'n de Mohammedaansche wereld zoo heeft versterkt. En waar de Islam ge lezen wordt ter wereld, dreunt de echo na. En middelerwijl'rijst in ons eigen kleine landje de vrede stem pel tussohen de boomen van „-Zorgvliet" hoog op. en er worden plannen gemaakt om in 1913 de plechtige opening van het gebouw te vieren, te gelijk met Lét eeuwfeest ónzer eigen wederge boorte, ons „afschudden zoo heet het in ouderwetschen stijl van het Fransche juk." En er zal veel belangstelling zijn. Maar er is nog geen enkel jaar zooveel belangstelling geweest voor de vredesbeweging als dit jaar, en er heeft ook maar zelden zooveel bloed gevloeid en wapengekletter weerklon ken als in het stervende jaar. En in het groote, drukke en onrustig aandoende Vredespaleis niet zijn saam ge stel den stijl, die eenheid van gedachten en rustige opvatting en indrukwekkende voor naamheid mist, die geen tempel des vredes verbeeldt, maar een willekeurig gebouw 't zou ook een 1ste rangs-hotel kunnen zijn waarin de, zich vergrootendc oogen nu een weinig verschrikt staan, wordt raatter en een zucht ontsnapt zijn gezwollen lippen. In den hof, vóór hét huis, klinkt de hoorn van oen automobiel. „'t Is de doktor!" Men had hem, dadelijk na de komst van het kind, getelefoneerd, om op het oude huis te komen. „Wat oen Wéér," zegt de dokter, terwijl hij zich van zijn pelsmantel ontdoet. „Te voet zou ik niet hebben kunnen komën! Komaan, wat is hier gebeurd Men toonde hem den vluchteling. Hij bekeek lang het «rastig-strakke ge laat. „Welnu, dokteir?" „Hoe is hij hier gekomen?" Terwijl hij op de hoogte gebracht wordt: „Dr begrijp het! Ik begrijp het en verwonder mij, dat hij tot hier heeft kunnen komen! Twintig kilometers, door bosschen en door deze sneeuw! Ik wil u niets verbergen: op het oogenblik is hij niet vervoerbaar. Boven dien vrees ik, dat dit wol h'et Pinde zijn zal En, arme verschoppeling van een gevallen mensohheid, dat zou het beste zijn, voor hem en ook voor de anderen." „Dokter „Kunt gij hém' te slapen leggen?.' „Zeker, die stakker 1" „Geef hem te drinken, wat gij wilt, als het maar warm is, on tracht hem te doen transpireerenmaar nog eens „Wanneer ik in de stad kom, zal ik Blandin waarschuwen." Zijn klein lichaampje, als verloren in het truimo bod, spreekt het kind, spreekt het zender ophouden. Somtijds, is het alsof de woorden er niet uit kunnen; maar do lippen bewegen op nieuw, woorden prevelend zonder volgorde. „Neen! Neen! Sla mij' niet! O! Wat valt dr een sneeuw... heelemaal wit... en wat ii het koud,Koud? Neen, ik heb het in dit gebouw zal de vrede worden opge borgen en verzorgd en opgekweekt. En daarbuiten Gaat het;groote leven voort in zijn prach tigën~nietsontzienden gang. Alkmaar. 29 Dec. Kaas. Aangevoerd 209 stapels wegende 108,000 KG. Prijs voor kleine fabriek*- /35.50, boerrn- '"37.—, volvette/".—.commissie boerenkaas ƒ.3G.middelbare dito f 35 Handel stug. l'treciit, ï9 Dec Op de kaasmarkt waren heden aangevoerd 30 wageus. t« samen wegende 4440 KG. Prijren waren, late qual. 35 50 a f 37.60, 2de 'qual. f 32.a f 35.—- per 60 kilo. Handel matig. Löeinvardon,S9 Dec. Boorenboter. Aanvoer /4, 8 en 16 vn. Prijs lste sooi tfa rK.botei A*n oer 13 3, 22 6 en (12 v. Prij» f 61.50 a 62.50. Noteering van do Comm. late qual. Kabriekeb. f 63$. Noreering van d9 Commissie der Vor. van Botei- en Kaashandelaren in Friesland late soort Kabneks- boter-62. Nageikaas. Boeren-: aangevoerd kilo, prijs f a f fabriek:?-: aangevoeld 15,025 kilo, pr\j9 f 38 50 a f 61.— Handel vlug. Leeuwarden, 29 Dec. T. veemarkt waren aange voerd 108 stieren 75 a 260, 9 ossen 175 a f 220, 146 vette koeion f175 a 290, per kilo 37 a 43 c, 163 melk en kallkoeion 160 a 280, 28 pinkon f 75 a 140, 98 vette kal-eren f'S') a 65, por kilo 43 a 47 c., 3 graskalveren f 45 a 5 73 nuchtere dito 6 a 15, 1111 vette schapen f 25 a 34 1-45 weideschapea f 16 a 18, 500 lammeren, f 17 a 22, 202 vette varkens, 70 a 80, per kilo '4 a 25 J c., 106-magere varkens 35 u 40, 858 vette biggon /30 a 45, idem voor de Londensolio markt per kilo 2)4 a 21 c., 244 kleine biggon /7a 16, 9 paarden f 75 a 100 Totaal aangevoerd 3803 stuks vee. De Inndal was beo aal d opgewekter, ook stegen de veeprijzeu- In wolvee was de handel iets beter, in varkens vlug Pluimvee Aanvoer 150 slachtkippen f 0.40 a f 1, 25 jonge h neii 75 a 125 c. Schiedam, 29 Deo. Muraerimr Uenrsuojamissie. Moutwijn f 12.50 per Ned. vat, zonder xust en zonder de belasting. Moutwijn va t bpoeling per ketel f 1.70. Ui aauspiritus f 23.h A 23 50, MeUsae-Spiritas a 19.75 a fruwe Spiritus A 10.75 a/ll.—. Loasdui'ieu, 20 Dec. Groeutonveilmg. De vol* gende prjjzen werden betaald: Bloemkool lste soort 14.a f 15.,2de soort f 6 a f8.-. Komkommers (fiag.) lste soort 30a f fo.—0 dito ide soort fa f licode kool f 14 a 20. Savoie kool 14.a f 18. Groene kool 3.5J a 15 Salade lste soort f 4.a A 5 49. 2da soort f 2.a f 2.60 por 109 krop. Peen lste soort f 10.— a a 15.2de ?oorc f 5.— a f 6 per 100 bos. Andijvie ƒ0.30 a /0.89 per ben. Prei ƒ3. a 4. Radijs f 2.a f 3. R.aos eleu 15) a f 2.50. Knolselderij ƒ30.— a ƒ40.—. Engekche bleekselderij f 25.a 38. Selderij 1a 1 x.5. Peterselie 1,50 a 2.—. Spinazie ƒ0 5) a f 0.75 per ben Postelein ƒ0.16 a /0.18 por üesch. Boerenkool 20 a 30 c. Broei vet 0.50 a a 0 60. Stools! a 29 n 5 c.' Appels 20 a 24 ot. Peren 0.25 a 0.30 per kg. Schorsenseren lste soort 10.a 11.2de soort 4.a 5.- per 50 KG. Tomaten lste soort 15.a 20.-do soort ƒ2.a ƒ2.50, 3de soort a A por öu KG. Druiven lste soort/1.20a f 1.30,2desoort ƒ0.80 a 1. Hollandscbo lof ƒ0 24 a ƒ030. M lsla ƒ0.36 a r 0.40. Koolrapen 0.60 a 0.65. Kroten 1.25 a 1 50 Zwollo, 29 Dec. Huiden. Gedurende deze week werden dé navolgende prijzen besteedos-en koe huiden 23 29 c, stieren 25 -27 c, pinken 3233 c., vette vellen 40—42 c., nuch'eie vellen 3-3.20, g zouten koehuiden op Hollaudsohe conditie 33 33 5 c, stieren 3L31$ cpinken 35 c., vette vellen 45 c., paarden met staart en manei f 115012, Friescho sell pen 'ellen f 3 4, Drentsche sohapen* vellen 1.25 -1. J0, geiten vellen f 2.502-75. De handel was deze week onveranderd vast. warmik ben to warmmaar dat is goed!... Ja, dat is zoo, vertrek, de ando ren Jo zult zeggen, dat ik daar allocn ben dat men mij moet zoeken omdat ik bang ben in het bosohOIk weet wol, dat er geen wolven méér zijn» maar tooh ben ik bang... en dan, ik kan niet hard genoeg loopenIk heb dorst Men geeft hem' te drinken. Dat schijnt hem to verlichten. „Dank u, mevrouwkomt er met moeite uit. Dan valt zijn hoofd weer terug, zijn oogen sluiten zich en langzaam rollen tranen over zijn hrandend-heet-e wangen. Monotoon beweegt zich het hoofd heen en weer, rolt op dp poluw. Hij zegt niets moer. Zijn misvormde handen met afgebeten nagels trachten het gordijn te grijpen. Het hoofd beweegt zioli niet ineer, het gelaat ontspant zich, do hoogToode kleur wijkt. Hij ziet er nu bijna lief uit, dat kind, overgeleverd aan hen, die het ont- moetten, aan het oogenblik van het toeval. Men durft or niet aan denken hoe hij ver minderd is. Do oogen' gaan open en deze aanblik der grijze oogen doet ontstellen. Hij herkent niets, noch de kamer, waarin hij ligt, noch de dame, die hem te drinken geeft. Hij ziet niets dan oen ontroerde ver schijning, die zioh' over hem buigt. Zijn armen van onder de dekens halende, strekt hij ze uit naar die verschijning en murmelt een bijna door hem' vergeten woord: „Moeder!" Op zijn lippen teekent zich een glimlach', een gelukkige glimlach af, de eerste wel licht. Dan, de Hefkoozingen van de magere airmpjes aanvaardend, drukt de dame hem een kus op het voorhoofd. Hij zegt weer: „Moeder!" Slaakt een diepen zucht, dan ach! dezen keer is hjj voorgoed ontvlucht, de klein© kreupele, het leven ontvlucht..- X30G000GQ00CX Den heeten mórgen sneeuwt het. -Alles is wit rondom het oude huisalles, behalve het snel voortvlietende, donkere water. Bij het licht der electrische lampjes ziet toen niets dan een golvende witte vlakte, "waarin zioh grasperken, paden en bloem perken tót één vermengen, slechts verstoord door de donkere stammen der boomén, som ber afstekend tegen het witte doodskleed. Het is aoht uren 's avonds. De maaltijd is geëindigd, de bedienden, ëben nu qp hun beurt in de goed ver warmde en verlichte keuken, wellicht meer tooe geworden door deze korte, droevig- idoodsclio dagen dan door de lange dagen van den zomer, die veel werk geven. Plotseling weerklinkt de groote bel van idé brug en opeens wakker geschrikt, komt Satan, de waakhond, het stroo uit zijn hok toeencmcnd, uit zijn slaapplaats en antwoordt toet woedend geblaf. In de keuken heeft men het geluid vaag gehoord.- „Daar .komt iemand!" zegt de tuinman. ^,'t Is me óók ©en uur en een weer voor bezoek „Jo bent niet wijs I" antwoordt zijn vrouw, ^,'t Is de wind! Er is niemand!" Zij waokten een oogenblik. Opnieuw weerklinkt de bel. „Men komt miet binnenik 2'al maaté pens gaan kijken „Trek jo laarzen aan!" „Denk je dan, dat ik er op mijn sokken heenga?" De voetpaden, vóór het eten nog zonder sneeuw, zijn er nu geheel mede bedekt, en langzaam Jegt hij den korten weg af naar de brug; loopt er over heen en staat voor het hek. De bel schommelt nog heen en weer.. De man ziet in het begin niets. „Mijnheerklinkt een bedeesd stemmetje. De man bukt zich. Op den grond naast het hek, waaraan het zioh vasthoudt, zit een kind, dat zijn hand, blauw van koude, naar hem opheft. „Groote goedheid! Wat doe je daar, kleine?" „Ik ben koud, mijnheer!" „Zobkom maar eerst mee, dan lean je straks wel eens wat over je komst vertel len." Ziende, dat het mank loopende kind tel kens struikelt, neemt hij het in zijn armen, en na het hek weer gesloten te hebben, keert hij naar de keuken terug. „Dat heb ik gevonden!" zegt hij, zijn last -_op den grond zéttend. Een kruisverhoor begint. Hijgend, verwonderd, vreesachtig, zijn ocgen dichtknijpend voor het plotselinge schelle licht en a angegrepen door de warmte, wil het knaapje glimlachen, barst dan in tranen uit en zou gevallen zijn, wanneer de vrouw het niet ondersteund had. „Wij móeten mevrouw waarschuwen". De dame is gekomen. Men heeft het kind uitgekleed. Zijn mager lichaampje, geheel blauw van koud© en half bevroren, is bedekt met blauw© plokken; ,op zijn te kort been een bloederige wond; een van zijn ooren is half afge sneden. Hij wórdt in een groote wollen deken ge- •wikkeld, naast het groote fornuis gezet-, en zachtjes, met kleine teugjes, geeft men hem warmen wijn te drinken. „Waar kom je vandaan vraagt mevrouw hem!. „Ik ben gëvluchtvan de Kolonie Met een knikken van het hoofd geeft de tuinman te kennen, dat hij het reeds wist. „En waarom ben j© gevlucht, stakker?" ^Langzaam* met afgebroken zinnen* som-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 9