m xokisT No. 15905. X.EIBSCH BA5BLAB, Woenedag- Becemfesi". B©sr-d© Blad. VRAAGT UWENWfNftELIER Ons-Gratis-Kindertudschrift Op de Surlmisterveensclie Beide. v 't Krotje van Ceb in detx\ NLjoeders hotkj Anno 1911„ (Wie op zonzomea'Diiddag' ovetr dc Heide hooft loopcn dwalen, langs dc glinster-witte Ssatidpaadjcs, tusschon de sehier-onmetelijko Uitgestrektheid van zandige en veenachtige heuveltjes rondom, die fel-bepuirperd staan en dan den woes ten zonnebrand uit sfcrak- blauwen hemel ontkomen is, ia do arme lijke schaduw van wat magere dennetjes, komt stellig onder de verrukking, die het Heideland in den beschouwer uitleven doet Maar* een idylle is dc Heide niet altijd, feil Voor velen is het geen tooveirland. Want zijn Hoidestreken in ons land, waar de jirmoede zoo ontzaglijk, zok> noodsolvrciend- 'groot is, dat het gemoed er door met ont vetting vervuld wordt. Rn wie er een Mik op hoeft geslagen, hoe ido bevolking van deze Laaden-v&n-elleiide kaar kateimetrvol bestaan van dag tot dag Srekt, koert weer van de Heide met een door diepe deernis ontroerd hart en een verbijstaring van gedachten in het hoofd, hoe het nog mogelijk kan zijn, dat daar honderden menschenfragmcnten, mag men Wel zeggen, liun ondraaglijk le.ven voortzeu len, jöonder dat er hulp, dat cr afdoende hulp wordt gebodeu. Een Ven die allerergste a rnfoes treken is de Friesche Heide, afgesloten aan de westzijde door het Borgumermeer en De Leien, aan 'den zuidkant door de Drachtster Compag- honsvaart, in het noorden door het Casper Bobles- of Kolonclsdiep en in het oosten 'door dc Groningsclïe grens. De Suldiuisfcor.veensche Heide, die hier be doeld. wordt, vindt in het oosten wel een 'grens in die provincie-scheiding, maar de Heide, dc armoe-heidc eindigt daar geens zins. Aan den anderen leant van de Gro- taingsche grens is het weer heide en ook weer ellende. Ellende aan deze, ellende aan gene zijHier op do SurhuistorVéensche Heide, daar in het Groningsche opende, ge lijk de streek genoemd wordt naar 't cen trum-gehuchtje Opende. Maar over het Groningsche Opende wil ik het niet hebben. Die streek heb ik maalr Keel in de verte gezien, doch op de Surliuisterveensch© Heide heb ik kort geleden een goheelcn dag rond- gekruist en van wat ik daar gezien hdè, wil ik hier iets vertellen, Na dezen aanhef zal men begrijpen, dat mijn verhaal niet yroolijk zal zijn. Wie ook maar hec-i opper vlakkig met de intimiteit dezer Helbewo ners. in aanraking komt, kan niet anders dan somberheden neerschrijven. Een reisje naar Surhuisterveen speelt men zoo maar niet- ineens klaar, als men uit Holland komt. Ik overdrijf niet, als. ik zeg, dat men gemakkelijker en sneller te Brussel komt. Tot Groningen of Leeuwarden gaat het wel, al kost dat ook een uur of zes pporeas. Maar nadat men of de Groningsöhe öf de Friesche hoofdstad verlaten heeft, be ginnen do moeilijkheden. Do treinen in de richting Buitenpost, waar reizigers voor Surhuis terveen moeten uit stappen, gaan nu niet zoo overvloedig. Zelf heb ik dit, niet zeer tot mijn genoegen, ge merkt, toen ik om zes uur des namiddags to Buitenpost terugkwam, juist vijf minuten te laat, oui den trein van 5.55 naar Gro ningen te halen, en toon tot 9.07 in het dorp, dat werkelijk een buitenpost- is, moest wachten op den volgenden trein. Wie van het genoemde stationnetje naar Surhuistcr- veen wil, en geen pleizier heeft om een uur of drie stevig te wandelen cn niet in het bezit is van een auto, blijft de keuzo over tusscben een tijtuig cn een rijwiel. Aan de omstandigheid, dat mijn keuze was gevallen op do fiets, had ik reisgezelschap op een deel van mijn tocht to danken. In den jongen morgen wielde ik tegen dea nijdig-straffcR wind, die in deze noordsehe streken, veel harder, scherper en kouder is dan in Holland, in, naar St.-Augustinusga. In de verte, waalr een blauwig-grijze. nevel bank op dc heide stond, triestte het vale licht van den wordenden dag met lusteloos gekleur op den ou-derhemel, maar toch dra nipte het karmijn roode zonneiioofd boven den looden wolkenda.ni op de einders en headde de stralen naar omhoog, niet onge lijk aan, maar veel poëtischer dan een voet balspeler, die met zijn verhit hoofd den bal naar het doel kopt. Maar meer dan oen voet bal speler deed do zon. Zij gaf a»n de l^ruin geschrompelde heide iets levend warms cn waar tussc'ncn de ruige hoogten dc veen- plasjes donkere waterkommen maakten, spie gelde zij er tinlellichte schijningen in. Mijn wiolgenoot, die ik in deze streek opdeed, was niet zoo getroffen door dit altijd ge not-wekkend zonne tafereel. Hij had ook andere zaken om over te den ken. Mijn reisgezel bleek nl. handelsreizi ger te zijn en in „ons artikel" was hot slap, in dezen tijd. Want hij was verte genwoordiger van een fabriek van bonbons. Wie op ms is gegaan, om oen der al Ier- armoedigste gedeelten van het land te be zoeken, moet wel verbaasd zijn, wanneer hij bemerkt, dat een handelaar in dergelijke weelde-artikelen eveneens die arffipe-strcftk tot het doel van zijn reis hoeft gekozen Want in een Land-van-ellcnde acht men lek kernijen als bonbons toch wel dingen, die ongekend zijn. Ik verdenk mijn vriend er dan ook van, dat hij „ons artikel" een eeuigs- zins weidscher betiteling heeft gegeven dan het verdiende. Wel was hij niet te bewegen, om zich duidelijker uit te laten dan de vage mede- deeling, „dat onze firma voor deze streek ook een goedkooper artikel had", toen ik mijn verbazing te kennen gaf over zijn medcdeeling, dat „onze firma veel in deze dorpen, plaatste"maar ik begon de waar heid te vermoeden, toen hij to Surhuister- veen van mij wegpeddelde, onder den ver heugden uitroep: „O, daar zie ik onao flauwifw". W.oat het huis, waar hjj op ai fietste, keok mot oen huiskamerlijk en oen snoepwinkelig oog op den stillen weg. Ik veratoed daarom, dat de bonbons van den reiziger te rubricearea zijn onder den be scheiden naam: „snoepgoed". Dat dc armen van de heide ook dat nog als weeldc-axtikol zullen boschouwen, zal wel uit het volgende blijken. Behalve door hetgeen ikzelf op do Suir- huisterveensoko Heide heb gezien, heb ik mijn wetenschap omtrent het leven dor Heide bewoners van den heer H. Bakker, Evan gelist te Sui'huist€?rvcefl. Zijn ingjz;anden stut in de couranten was het, dat dc aan leiding tot mijn bezoek gaf. In dat inge zonden stuk heeft de heer Bakker landge- nooten opgewekt om giften af to zonderen voor liet Kerstfeest der Heide-kinderen en daarbij $en tipje opgelioht van den sluier, die hot leed en den kommer daar voor d,e buitenstaanders bedekt. Zijn treurig verhaal wekte op, om eens van naderbij je zien, hoe de toestand op de Friesche Heide is. En ik zou haast zeggen, na hetgeen ik er zag, dat do heer Bakker nog met te lichte kleuren, schilderde, al spreuk liij van inensohen, die erger dan bees ten leven. Gok ia, de. steden heb ik keel tv at ellende cn armoe gezien, o. a. op tochten niet zusters van het Leger des Ileils cn met volkstollers in do armoe-buiilrten, maar na de wande ling van zeven uur, die ik over de Sur- huisberveenschc Heidi heb gemaakt, durf ik wei verklaren, dat ten plattelande, vooral in deze streken, do nood van den arme grootor is dan in een stad. En toch zou de Heide nog gemakkelijker geholpen lcunnc-n worden dan do stadsaehterbuurt. Immers, het land ligt er in onmetelijke uitgestrekt heden te wachten om ontgonnen tc wor den. Want wei is do grond hier zeer sohraal, ïnaax met goede bemesting kan men de heide heel goed maken tot loonend bouw land. Gebrek aan kapitaal is dun ook de reden, dat in bijna alle hutten woningen mag men liet niet noemen steeds het nijpendstc gebrek Jieerscht. Landbouw is hier de voor naamste bezigheid. Aardappelen, rogge en boekweit gedijen goed in bemesten grond. Maar ;de meeste landbouwers kunnen niet genoeg grond ontginnen, om con behoorlijke verdienste te maken. Wie in het gelukkig bezit ia .van een paar geiten, heeft net mest 'genoeg, om telken jare zijn kleine stukjes bebouwbaar te maken. Had uien maar wat meer mest, dan zou men dkeq keer een grooter stuk land in cultuur kunnen brengen en dan zou do Hridé langzaatukmn in welvaart toenemen. Wanneer iemand de straks geuite stelling- dat do stadsarm.oe.de minder groot zou zijn1 dan ten plattelande, in twijfel wilde trek' ken, zou ik hom op twee toen-stellig-toaké* nende feiten kunnen wij-zen. Hot sterkst© ia wel, dat hier een welgesteld man is, die in, een jaar f 500 maken kan. Het niet veel. minder-sterke feit is, dat de mensehen, dié men in de stad gelijk zo-u stellen met goede werklieden, geen jaarhuur van vijftig gul den kunnen betalen. Nu is cr wel is yrpafi de levensstandaard minder, veel minder hoog, dan in een stad, maar het versohii tussclien dc levensstandaarden is niet zoo groot, dat daardoor feiten, als hier genoemd, gcwc'.lij' worden. Maar ontwijfelbaar zeker wordt de grootcre armoede ten plattelande bewezen door dc. yrc n i n g toes tande 11 O, zekér, er zijn in dc oehterbunrten w'oon hokken, waarvan je je afvraagt: Hoe is W mogelijk, dat iemand liet daar uithoudt?, en er zijn zolderkamertjes, die meer dan ge- wenschto oomnmnicatie met de buitenlucht» on der houden en waar de slaapplaats oen hoop^ stroo is met wat voddca tot dekking; maa^ ik ben op de Heide in krotten geweest, waar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 9