eZOMDAG5BLAD 1ÉID5GH DAGB1AD %VAN HET STOFGOUD. RECEPT. No. 1.5904. 20 December. Kerstnacht aan de voorposten. fl/chtiger. Wie zou willen .gelocxven, dat do wonderbare vazen, die den naam van Han nah Barlow in de geheele wereld beroemd gemaakt hebben, met de linkerhand gemo delleerd rijn? Deze kunstenares weet aan haar vaatwerken de bekoring van een per soonlijke schepping te geven; ieder stuk,; dat door haar knappe hand gevormd worat,; heeft zijn eigenaardige schoonhei-) en ver raadt de bekoring van individueele artis^ tieke behandeling. Miss Barlow is linksch niet uit eigen verkiezing, maar de noodzakelijkheid het.ft haar daartoe gedwongen. Zij teekend© oor-, 'epronkelijk haar ornamenten rast de recb- (terhand, maar plotseling kreeg zij daarin een verlamming en de dokter verklaarde haar, dat zij nooit meer in staat zou zijn, haar knust uit te oefenen. Haar sterke wil echter overwon deze hindernis; zij begon, eerst <m»eker en weifelend, met de linker hand t® werken; zij wanhoopte, dat zij ooit izou stegen, doch door taaie volharding wist jrij moè de linkerhand een nog hoogere vol- komsökeid te bereiken dan vroeger met de rschter, en haar werk is .thans nog mooter dan vroeger,, Vsa kleerenkoopman tot millionnair. De grootei waarde van reclame maKen^ foo schrijft men uit Amerika aan „De Ma- #iu£act." is ongetwijfeld goed begrepen 'door James Fagott, „den pantalon-koning ivoor New-York", die onlangs aldaar gestor ven is en als de grootste kleederfabrikant der Yereenigde Staten bekend stond., •Uit Galicdë afkomstig, dreef hij oorspron kelijk handel in oude kleederen, die hij op de openbare straat te koop aanbood. Zeker zou hij het niet verder gebracht hebben dan zoovele duizenden andere arme Israëlieti- eche emigranten, ware hij op zekeren dag met op het lumineuze idee gekomen, in plaats van zijn waren op den publieken weg schreeuwende aan te prijzen, deze door middel van pakkende reclames te verkoo- pen. Toen dit idee zich eenmaal bij hen ingeworteld had, kondigde hij alles, wat hij maar te koop had, door middel van an nonces en reclames aan en het duurde niet lang, of hij kon zich op een groot aantal klanten beroemen. Zijn alras bekend geworden reclame^ Waardoor hij den door hemzelf uitgedach ten naam van den „pantalon-koning" kreeg, bestond in plakkaten, waarop een voornaam gekleed jongmensoh afgebeeld was die met onverholen verrukking een reeks pantalons monstert. Daaronder stond met groote lettors de naam van den fabrikant. Fagott was spoedig in de gelegenheid een winkeltje te huren en toen zijn zaak tob bloei begon te komen, kon hij die bin nen een kort tijdsverloop uitbreiden. Met het verkoop en van oude kleeren hield hij nu op en bood uitsluitend goedkoop© koe-, tumes voor het groote publiek aan, waar in hij een gjrooten omzet bereikte. Hij ver-, genoegde zich er niet mede, alleen New- York tot omzetgebied te krijgen, doch hij stelde over het geheele land agenten aan, die met het tooverwoord van den „panta lon-koning" in iedere „farm'' nu Wisten binnen te komen. Het zonderlingste eohter was, dat de zooveel-maden-millionnair zelf sltrijd even schamel gekleed rondliep., „Wat voör dé vuist wordt toegediend,; Komt warm op tafel,'' zei een vriend, Komt warm op tafel, dat is waar, Maar is niet altijd even gaar. N. Beefs. Een van de zeldzaamste gelukkige toeval len, die ons deel kunnen worden, is de ge legenheid, een weldaad te rechter tajd te kannen doen. M- spa E bnigit—Eaoheabaoh. Het nut dei* trom. Generaal Faire had de trom bij hef Fransche leger afgeschaft; een nieuwigheid die volstrekt geen algemeene instemming vond ,,Ik voor mij heb er spijt van," betuig de de hertog van Aumale, ik houd wel van het kalfsvel, dat zoo flink tot alen aanval noodde en met zijn dapper geroffel het ge ratel van een geweersalvo begeleidde. Ik hield van de. trom misschien wel uit eigenbelang, want ik zal nooit vergeten, dat ik aan d'en tamboer-majoor van mijn regiment op den weg van Marseille naar Parijs, mijn roem als redenaar Verschul digd ben. Dtiis/fcerfc sleohts: Ik keerde met mijn regiment uit Afrika terug, het had dapper gevochten, ik was er trotsch op, en onderweg, van het oogen- blik, dat wij vioet aan wal zetten, tot hier toe, kwam overal het gemeentebestuur ona tegemoet en strooide bloemen van allerlei aard voor onze voeten; de bloemen der welsprekendheid niet te vergeten. Het re gende aanspraken I Aanspraken van pre fecten, maires, van professoren en rech ters. Ik hoorde al die redevoeringen aan' en zoodra ik het woord genomen had en' mijn rede met „mijnheer de prefect, of mijnheer a'e burgemeesterbegon, stak mijn slimme tamboer-majoor zijn staf In de hoogte. Het geroffel der trommen over stemde mijn stem. Ik groette, mijn soldaten werden toegejuicht, en nu ben ik heel Frankrijk doorgetrokken, zonder ook maar een enkelen speech te hebben afgestoken!"' Haas braden., Den Kaas, 250 gram boter, 160 gram lar-. deerspek. 1 dB, room of molk, zout. Bereiding: De baas overgieten mot ko- fcend water, zouten, lardeeren en gedurende twee drie uur bra/den. Dit hangt af van de grootte. Onder bet braden koud water aan de jus toevoegen zoodra de baas klaar is, bet bloed vermengen met water en even als de room door de jus mengen. Is de oven te warm, zoodat bet wildl te brum zon worden, ^nr| bedekt men bet met een stuk papier, dat met boter is ingewreven. Nog beter is bet, wild te braden in een zooge naamde wildpan (pan met deksel). AEiiLBRXiBX. BegtïöT.sn en zijn dienstper soneel. In een van de zakmemoranduma van Beet hoven, welke in het Britsch Museum te Lon den bewaard worden, kan men het volgen de van de hand van den grooten meester, lezen. 31 Januari., De huisknecht wegge stuurd. 15 Februari. Een keukenmeid genomen.. 8 Maart. De keukenmeid weggezonden, 22 Maart. En knecht aangenomen. ■1 April. Knecht weggestuurd. 16 Mei, Keukenmeid heengezonden, 80 Mei Een huishoudster gehuurd. 1 Juli. Een keukenmeid in dienst gei nomen.. 28 Juli. Keukenmeid weg, vier kwade idagen. Gegeten bij Lerchenfeld- 29 Augustus. Huishoudster oongé ge geven. 6 September. Een meid aangenomen. 3 DecemberMeid heengezonden.. 18 December. Keukenmeid weg. 22 December. Meid in dienst genomen. Het spreekwoord zegt van benoemde mannen, dat niemand groot is voor zijn knecht, maar uit liet bovenstaande kan men ook besluiten, dat sommige groote mannen erg lastig zijn voor hun dienstpersoneel Saasenheimer t E e i d e fi. Saasenheimer: „Ik zou voor geen rijks daalder ia zoo'a plegtïisohe. tjram willen ptte®.'^ 'r - Leidenaar: „Waarom niet?'! Sassenheimer„Omdat ze me voor zere» 'en een halven cent net zoo goed meene. men Schuld., Soh'uldeischer: „Ik wil mijn geld hebbefl, mijnheer 1" Schuldenaar: „O, dan ben ik" al weer ge rust gesteld .Ik was bang, da.t u in ij n geld hebben wou 'En' o in g e k" e e i d. „Je vrouw schijnt erg vroolijk te zijn; die zingt zelfs in de keuken, als zij kookt." „Jawel. En ik kook als zij zingt." Advies. De Keer Peperman, zéér op den penning,, is erg verkouden. Moet toch de straat op.' Ziet zijn huisdokter. Vlast op gratis advies/ Vraagt langs zijn neus weg: „Dokter, als it (verkouden is, wat doet u dan?" Dotter, óók langs zijn neus weg: ,,Hoes< fen of niezen, dat hangt er van af,."-1 1®ea vergissing; Heer: „Hoor eens, Mina, de koffie ÏS1 vandaag veel sterker dan gewoonlijk." Keukenmeid: „O, rueean me niet kwalijk, mijnheer, dan heb ik hoogstwaarschijnlij,k' mijn koffie binnengebracht," I n d k a z e 2 n s. Korporaal: „Dat is met jou niet om uit te staan. Zoo'n stommeling heb ik nog nooit bij de compie gehad. Heb je nog broers?" Milicien: „Ja, korporaal, nog een broer; maar die is nog dommer dan ik Korporaal: „Onmogelijk? Wat moet er van dien ezel wot den?" Milicien: „Hij is te Kampen en studeert .voor korporaal 1" Haagsoh'e Nouveaut'.ê< Geknipt uit de handelsrubnek: „lil uur. Maatschappij tot expdo'tatie van Tramwegen in de bovenzaal der Bodiga, „Oporto" Hoogstraat SS (buitengewoon). (Noodhulp. Student (tot kellner): „Sedert wanneer ben je hier?" Kellner: „Ik kom hi'er voor noodhulp, mijnheer. Student: „Voor noodhulp? Kerel, dat komt fameus... Help me dan eens gauw met tien pop uit den noodl"' y Onderbroken, Vrouw Jansen: „Wat, viert u pas over vijf jaar uw zilveren bruiloft? We zijn toch' op denzelfden dag getrouwd?" Vrouw Pietersen: „Ja, maar mijn mao heeft immens .vijf jaar gezeten I" üit een studentenBIaH. „Op de W. C. zijn de bestelde exempla ren te krijgen; wie mij oen postwissel stuurt plus 15 ets verzendkosten zal ik het va» te voren toezenden; evenzoo aan ben,: die ter W. 0. aanwezig zijn- Zeer hoop ik,' dat wij op de W. O. gelegenheid zullen heb ben te zamen frStemmig te zingen uit dezen bundeL" Ter verduidelijking volge hier, dat met ,W. O. blifkbaar een z.g. Wintsr-Ocnferoutie ;wordt aangeduid., Het gewenschte boek. Kleine Fra»3 is een groote held- Hij speelt enkel soldaatje, roover of Indiaantje en doet ie deren dag de grootete heldenda den. Maar om steeds meer vooruit te kunne» gaan op den weg naar roem en steeds bete» zijn vijanden te kunnen overmeesteren,; vraagt hij moeder op zekeren dag om geld» Hij had ergens in een winkel een boek aem liggen, dat hij heel erg noodig had. Het heel erg noodige boek bleek bij os* 'derzoek getiteld to -zijn ,.De kunst man nen fae boeren,* Aam® 1911. Hill a -t 4 v 6 6 A 6 6-0,6 6 - 0 lil 1 V® (Herinnering aan bet oorlogsjaar 1870). i; Wij kwamen uit Egypte terug en Kodden na een paar dagen storm bij het doorvaren van de Straat von Messina' weer kalme zee.? Er waren maar weinig passagiers aan boord en al spoedig ontstond er een wekere mate van vertrouwelijkheid tusschen ons en de officieren. Op een mooien namiddag,- .tegen zonsondergang, nam de commandant ons mede op de loopbrug, van waar wij in al zijn pracht den hemel als een onmete lijke stolp van lichtrood en zachtgeel kristal op den helderen, verrukkelijk getint en waterspiegel zagen rusten. Hij verzocht ons den blik te richten op de langzamer hand in de golven wegzinkende zonneschijf en bereidde ons voor op den merkwaardigen groenen lichtstraal, den verblindenden smaragden glans, die voor een o ogenblik °P onze pupil de plaats van den pas verdienen vuurbol zou vervangem, 's Avonds, na tafel, toen één onzer met zeldzaam gevoel een nocturne van Chopin had gespeeld, in staat iemand de tranen in de oogen te brengen, kwam het gesprek weer op den groenen lichtstraal, die dóór één van ons werd vergeleken bij het plot' selinge licht, dat voor de ziel van den ster vende moet opgaan bij het eerste aan schouwen van h'et oneindige. Min of meer ondier den ernstigen, gewijden indruk van •Ohopin's muziek luisterden wij, zonder bui tengewoon verraet te zijn, naar den genees heer, die met enthusiasme sprak over de onuitsprekelijke vreugde en den niet te mis- kennen troost van het geloof, over een alles omvattende liefde, over de gemeensohap yan de meest uitéénloopende volkeren der aarde in de behoefte tot aanbidding eener eeuwige Goedheid; oveT een band, die de millioenen omsluit., „Ja," zeide hij eindelijk, „"de oorlog is een onding, een misdaad, wanneer hij plaats vindt tusschen volkeren, die denzelfden Godi dienen. En, onder het woord God' ver-, sta ik alles, wat de ziel opheft^ door haar te ontrukken aan de stoffelijke belangen; alles, wat blijft boven de dingen, die voor bijgaan, niet alleen den (Schepper, maar ook rijn reohtstreeksche uitingen: de kunst en de wetenschap, de. schoonheid en de waarheid.,. Zouden bijv. dé menschén elkaar onder ling vermoorden, indien zij waarlijik, inl volle oprechtheid, discipelen waren van dien Christus, die Uefde was? En nu zij het toch doen, in weerwil van de door hen zichzelf opgeplakte godsdienstige etiquette, bewijst dat dan niet, dat rip alleen maar discipelen van Christus zijn in naam...? Toe commandant, die heeren déAr zouden nog gaan gelooven, dat ik aan boord de rol van prediker vervul..., vertel gij hun maar eens die gesoKiedenis, welke ik een dag of wat geleden van u hoorde en die mij zoo jgoed bevieh 0 see! weJ^ dal ran het Kerstfeest in '70. Het komt zoo goed overeen mjt wat ik juis| bezig was ta be- Wéren."- Zonder zich1 tè laten bidden, veH'elde de commandant ons toen het volgende: Op Kerstnacht van het oorlogsjaar, toen het beleg van Parijs reeds dri© maanden lang al de ellende, al den rouw, al deri haat, die den oorlog vergezellen, aan het licht had gebracht, lag ik met mijn compag nie op de uiterste grens onzer voorposten. Mijn manschappen waren alle Parij zenaars, aardig, prettig volk, en, als het op moed; aankwam, tot alles in staat, maar alleen niet bijzonder vertrouwd met de ddscipline.i 't Was dien nacht vinnig koud; do hemel,, flonkerend van sterren en met een smal wassend maantje, verlichtte een vlakte,, die zich tot in het oneindige uitstrekte en met sneeuw bedekt was. De linie der Duitschers was zoo dicht bij de onze, dat wij hun „Werda"-roepen en het neerzetten hunner geweren op den hard bevroren grond kon den hooren, evenals zij waarschijnlijk het „Qui vive 1" onzer schildwachten moesten vernemen. Het was zoowat middernacht en ik liep met snellen pas heen en weer, om te trach ten er wat warmte in te houden, toen een stevige baas met een fijn besneden gericht en intelligenten, energieken oogopslag op mij af komt en mij de dwaze vraag doet: „Kapitein, zou u mij willen toestaan een oogenblik de loopgraaf te verlaten?" „Yan z'n leven niet, zeg ik. Ben je nou lièelemaal gek? Doe me het pleizier om te draaien. Denk je, dat ik het minder koud Eeb dan jullie? Wacht maar wat; als we aan het vechten gaan, zal het wel wanner worden." De ander bewoog zich niet en zeide, altijd met de hand aan de kepi:, „Kapitein, ik verzoek er u vriendelijk om. Sta mij toe wat ik vraag, 't Is maar cm een paar oogenblikken te doen. Ik ver zeker u, dat het u later niet zal spijten." „Maar... wie ben je en wat wil je dan' toch uitvoeren?" „Ik heet..." En hij noemde een naam, die bp dat oogenblik in de letterkundige we reld zeer bekend was- Maar wat ik wil uit voeren, ja, kapitein, dat zou ik wel graag geheim willen houden." „Kom, laat me met rust; het gaat niet., De vraag is te dwaas. Het spijt me, ja, heusch, het spijt me, maar zoo ik van nacht een van jullie naar Parijs laat gaan, is er geen reden om je allemaal er niet heen te zenden.'' „O, maar dien kant wil ik niet uit. Neen; daarheen wil ik." En hij wees de Dui'tsche linie aan. .,Ik vraag u maar een paar minuten."- Zijn houding, zijn taal maakten mij nieuwsgierig. Ik wilde toch wel eens weten, wat bij voorhad- En ik gaf hem h'et ge vraagde verlof, niet zonder hem te doen opmerken, dat hij rijn leven waagde. Met één sprong was hij buiten de loop- graaft Hij deed yjjf pas in de richting van Sen vijand, In de stilte van den nacht ëU: bij het ademloos etilzwijgen der manschap-»! pen hoorden wij de sneeuw onder zijn voe-| ten kraken en .volgden ónze oogen zijai zwart© silhouette, reusachtig verlengd! door de schaduw. Eindelijk die afstand] Was zoo groot niet, maar hij scheen ons ge*! .weldig toe bleef h'iji staan, bracht den] vijand den militairen groet en hief met' .volle, diepe stem aan „Minuit, Chretiens! c'estTlieure solennelloj Oü THomrae Dieu descendit jusqu'5. nos..."',' uit Adam's heerlijk „Noël"., Dat was zóó onverwacht, dab ging zóó; 'eenvoudig in zijn werk; dat lied, reeds zo®| aangrijpend op zichzelf, ontleende aan de; omgeving, aan den nacht, aan de omstan* digheden zulk een afmeting, zulk een schoonheid, dat wij allen, dat de- Parijze- naars, met hun, onverschilligheid voor ail wat godsdienst was, tob tranen geroerd naar hem luisterden. En bij de Duitschera ging liet zoker evenzoo. Meer dan één dacht tzeker aan de „Heimath"; aan de familie-1 leden, geschaard om de porseleinen kachel, aan de vroolijke kinderen, juichend om den verlichten Kerstboom, want men hoorde, zoolang het lied duurde, geen enkel geluid, noch van voetstappen noch van wapenen. Toen de zanger bedaard, met eobt man nelijke stem zijn „Noèl" had uitgezongen,' bracht hij nog eens de hand ten groet aan de kópi en, op zijn hielen, ronddraaiende, ging hij, zonder ridft te haasten, naar de loopgraaf terug. „Welnu, kapitein," zeide hij, „hebt epijt van het gegeven verlof?" Ik had den tijd niet te antwoorden, want daar ginds, boven de Duitsche linie, verscheen de gestalte van een groote hu zaar. Evenals de ander gedaan had, deed hij vijf pas vooruit, bleef toen staan, salueerde zonder een spier op zijn gezicht te vertrekken en begon, in de stilte van dezen kouden winternacht, te midden van al die gewapende mannen, die sedert maan den maar één wensch hadden, n.l. elkaar ta vernietigen, uit volle borst een dier mooie Duitsche Kerstliederen te ziDgen, een hymne van dankbaarheid en geloof ter eere van het Goddelijk Kind, dat op aarde was gekomen om de Liefde te brengen aan de menschen, vele eeuwen geleden, en naar hetwelk de menschen sedert over 't alge meen zoo slecht hebben geluisterd. Ik had terstond bevel gegeven om hem t*S laten begaan, om niet op hem te schieten, zooals mijn manschappen dan ook ver wachtten. Hij zong zijn lied tot het einde toe, maar bij het refrein steeg van de Duit sche linie één groote, steeds herhaalde kreet op: „WeilrnachtenWeihnachten En de onzen antwoordden als een echo; „Noêll Noël!" Gedurende eenig© oogen blikken waren de twee vijandelijke troepen Verbonden in een zelfde gedachte. Daarna ging de huzaar naar de Duitsch® linie terug en verdween. Eeni'ge uren later begonnen wij opnieuw kogels ts wisselen*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 15