Ingezonden.
Arbeidsbemiddeling; voor West»
Dmtschland.
"De Vereeniging van Nederlanasche Ar
beidsbeurzen deed in den laatsten tijd min
der aangename ervaringen op met de
Duitsche „Feldarbeiter-Zontrale'\ Neó'er-
land8che werkzoekenden, die door bemid
deling van onze arbeidsbeurzen^ in het
verband met de Nederlandsche arbeids
beurs in het Weetfaalsche industriegebied,
aan werk geholpen waren, werden aan de
grensstations opgevangen door agenten
van die Duitsche vereeniging, die tracht
ten, hen van hun bestemming af te lokken,
en voor ander werk aan te werven. De Ne
derlandsche Vereeniging waarschuwt dus
allen, die door bemiddeling van een Ne
derlandsche Arbeidsbeurs werk in die stre
ken hebben bekomen, zich aan zulke agen
ten niet te storen, zich de meegegeven
kaarten niet te laten ontnemen, maar re
gelrecht hun reis te vervolgen naar de op
gegeven plaats van bestemming.
Tweede Kamer.
Binnenlandsche Zaken.
Aangaande liet slot van de zitting van
Zaterdagnamiddag valt nog het volgende
mede te deelen.
De heer VanDoorn drong aan op een
beter gebouw voor de H. B.-S. te Gouda.
Ook sloot hij zich aan bij het betoog van
den heer Ketelaar, omtrent salaris ver be
kering voor de leeraren M. O.
De Minister van Binnenland
sche Zaken verklaarde ten behoeve
,van de visscherij school te Spakenburg het
desbetreffend begrootingsartikel met f 200
voor subsidie te verhoogen.
Spr. is het met den heer Ter Laan eens,
'dat. in de schoolgeüdregeling voor het Mid
delbaar Onderwijs verandering moet komen,
in den zin van een evenredige schoolgeld-
Jieffing. Voor het Bijzonder Onderwijs staat
liet eenigszins anders; het zou de vraag
zijn of met een evenredige heffing het be
scheiden subsidie wel voldoende zou zijn.
De -salarisregeling van de leeraren zal
spr. nog nader in onderzoek nemen; het
blijft een moeilijke kwestie.
Spr. zei verder toe een wetsontwerp be
treffende pensionneering van leeraren aan
bijzondere gymnasia en H. B.-scholen spoe
dig te zullen indienen.
Bij de conversie der H. B.-scholen kan
fhen Meppel, dat zelf een bijdrage aanbiedt,
niet voorbij gaan; spr. hoopt, dat dit an
deren gemeenten tot voorbeeld zal etrek-
ken. Spr. zal zich ten spoedigste met deze
H. B.-scholen bezighouden.
In den toestand van de Goudsche H. B.-
school kan thans geen verandering komen.
De kwestie van subsidie voor het bijzon
der handelsonderwijs zal onderzocht wor
den.
De heer Ter L a a. n repliceerde daarna
de heeren y, Wijnbergen, S m e e n-
ge en VanDoorn, waarna de Minis
ter nog kort antwoordde. De beraadsla
ging werd hierna gesloten en verschillende
artikelen werdep z. h. s. aangenomen.
Bij art. 116 bepleitte de heer V o r s t e r-
man vanOyen financieclen steun voor
een gemeentelijke H. B.-S. in Zeeuwsch-
Vlaanderende gemeenteraad van Ter-Neu
zen besloot tot oprichting van een H. B.-S.
met 3-j. cursus. Nu wenscht men van 't Rijk
t 10,000 te ontvangen, waarvan voor 1912
een derde zou noodig zijn.
De Minister zeide nog geen defini
tief bericht te hebben ontvangen omtrent
het besluit tot oprichting van een H. B.-S.
te Ter-Neuzen. Het bedrag der subsidie
houdt o. a. verband met de vraag of er in
die streek ook een bijzondere H. B.-S.
komt; dat moot. de Minister eerst weten,
alvorens hij< beslissen kan een extra-subsi
die te geven, maar de standaard-subsidie
is f 3000.
Het artikel werd hierna goedgekeurd,
alsook de volgende.
Bij aart. 127 wees de heer Lieftinck
op de voortreffelijke industrieschool voor
meisjes te Zutfen. Hij vroeg om een groo-
ter Rijkssubsidie, waar anders de gemeente
en de provincie geen subsidie geven.
De heer Ter L'a a n steunde het betoog
van den heer Lieftinck en drong verder aan
\p subsidieering van teekenscholen en op
Jpriohting van een Rijksschoolmuseum voor
Vakonderwijs.
De Minister verklaarde, dat de zaak
Tan de Zutfensche industrieschool wel' haar
boslag zal krijgen, maar spr. kon thans
geen toezegging doen; de subsidie-aanjaag
kwam te laat in.
De heer Lieftinck repliceerde waar
na- het art. z. h. s. werd aangenomen, als-
pok eenige volgende.
De beraadslaging werd hierna verdaagd
tot Maandagmiddag te halftwee.
Herhalingsoefening in 1912.
Naar „Het Yad." verneemt zullen de
navolgende lichtingen voor herhalingsoefe-
niP-gen onder de wapenen wouden geroepen:
lichting 1905 en 1906: 1ste, 2de, 4de, 5de,
fde en 9de regiment infanterie tusschen 3
>n 28 Septemberregiment grenadiers en
jagers, 3de, 6de 5ste, 10de en llde regi
ment infanterie tusschen 27 Augustus en 21
September;
lichting 1911: eerstgenoemde regimenten
tusschen 5 en 30 Augustus, laatstgenoemd®
regimenten tusschen X) Juli ca £4 Aug.
De Leidsche ontgroenings-qaaestie.
Naar „Het Vnd." verneem^ is door prof.
De Gioot de volgende brief gericht aan de
leden der Staten Generaal:
Leiden, 14 December 1911.
Daartoe door Z Exc. den Minister van Justi
tie aangeschreven, noodig ik u uit, het u
toegezondon exemplaar van mijn .gesloten
4>ric-f aan de Staten Generaal," vregena het
daarin voorkomende zedekwetsende Groentyds-
iibretto, te vernietigen, althans to bevorderen,
dat aan den inhoud van dat libretto geen
verdere ruchtbaarheid worde gegevon.
J. J. M. de Groot,
hoogleeraar.
De Leidsche Groenips-kwestie.
Ons werd het volgende stuk ter plaatsing
gezonden
Te lang reeds heeft het Leidsch Studenten-
Corps gezwegen en angstig zullen zij, wier
hart warm klopt voor het Corps, .zich. heb
ben afgevraagd: Heeft het dan niets tor
verdediging, ter verschooning althans, aan
te voeren
Do reden van deze stilte moet worden ge
zocht- in het feit, dat na het aftreden van
het Collegium' een geschikte vertegenwoor
diging entbrak. Het demissionaire Colle
gium kon moeilijk een verklaring- de wereld
inzenden zonder den schijn te wekken een
oratio pro domo te houden. En van de fa-
culteitsbestuurderen, hierna geroepen om het
Corps te leiden, kon men niet vergen, dat
zij in dezen voor hen ongewonen werkkring
tot zulke belangrijke stappen liet initiatief
zouden nemen.
Do eerste daad van het nieuwe Collegium;
den llden December gekozen, is geweest
zich te zetten aan de beantwoording van den
brief door den Academisch en Senaat gericht
aan het Corps. Waar de Senaat heeft goed
gevonden èn de berisping èn den brief aan
het Corps openhaar te maken, zoo meent het
Collegium, dat het ook van zijir zijde aan
zijn antwoord publiciteit moet geven.
Het schrijven van het Corps aan den Aca-
demischen Senaat, luidt als volgt-:
Aan den Senaat der Rijks-Universiteit
te Leiden.
In antwoord op den brief van 9 November
1911 door u naar aanleiding der Collegiums
receptie op 9 October j.l. aan liet Leidsch
Studenten-Corps gericht, wenscben wij het
volgende onder uw aandacht te brengen.
Het Corps gevoelt zich verplicht u zijn
dank te betuigen, dat gij verkeerdheden be
speurende, welke een ernstig beletsel vorm
den voor een goede verstandhouding tus
schen den Academischen Senaat en het
Corps, in uw schrijven ons deze punten onder
het oog hebt gebracht, Het Corps i9 nian!-
mcr onwillig zijn eigen fouten in te zien
en naar welgemeenden raad te luisteren.
Echter heeft het ons in hcoge'mato be
vreemd, (dat de Academische Senaat lieeft
goedgevonden dezen brief openbaar te ma
ken. Wij meenden, dat de goede verstand
houding, welke ook gij verklaart zeer ge-
wenscht te a oh ten, meebracht, dat dit schrij
ven niet onder de oog en van het groot© pu
bliek kwam!. Uw vermaningen verliezen in
onze oogen hierdoor veel van haar waarde.
In zijn schrijven deelt de Senaat mede,
dat hij ten volle kan instemmen met de
strekking dcir berisping, wélke do Rector
Magnificus in een vergadering van Rector
en Assessoren tot een tiental onzer richtte.
Het staat niet aan ons de reclitmatigheid
van deze berisping te beoordeelen, maar wij
betreuren het, dat deze berisping in zoo
griovenden toon is gesteld. Het Corps erkent
een ernstige fout te hebben begaan, dooir
mede te werken aan de opvoering van het
gewraakte stuk en het wil er oprecht voor
uitkomen, dat in vele opzichten een berie
ping ;oiet onverdiend was.
Wij mogen echter niet verhelen, dat grootë
verontwaardiging ip het Corps is gewekt,
toen deze berisping ad valvae werd aange
slagen. Niet alleen is openbaarmaking
naai' onze bescheiden opvatting met het
karakter eener berisping in strijd, maar ook
zijn door de publicatie der toespraak de
leden van het Collegium1 veel zwaarder ge
troffen dan de leden der Commissie: hun
namen toch zijn een i eder hekend en de
verzwijging daarvan in de openbaar gemaakte
berisping is- facto voor hen waardeloos. Wat
ons echter bovenal smartelijk heeft getrof
fen, is de toon, waarin de berisping is ge
stold. Waar d-dor de artikelen in de dag
bladen bij velen de meening was gewekt,
dat niet alleen een ohscoene vertooning had
plaats gehad, maar Y>ok onzedelijke hande
lingen waren gepleegd, daar hadden wij
reden te verwachten, dat in uw openbaar ge
maakte berisping dit vreeseJijk misverstand
althans zou worden weggenomen en in dit
opzicht do publieke opinie zou worden ge
rustgesteld. Helaas zijn in uw toespraak ter
men gebruikt, die het publiek eerder in
zijn overtuiging van gepleegde ontucht heb
ben versterkt, dan deze noodlottige dwaling
weggenomen.
Wij erkennen, dat de vertooning op 9 Oc
tober j.l. in Zomerzorg gehouden, 6tuitend
was voor ieder weldenkend menseh, maar
wij moeten opkomen tegen de bewering door
den Rector-Magnificus in do berisping uit
gesproken, dat hierdoor hij sommige groe
nen het schaamtegevoel zou zijn verstikt.
Door een dergelijke voorstelling zal nie
mand tot ontucht worden aangezet.
Vooral vcor het Collegium zijn de bewoor
dingen der berisping grievend. Aan het slot
uwer toespraak doet gij het voorkomen, dat
zij zedelijk verdorven menschen zijn en gij
stelt hen gelijk met den misdadiger door er
op te wijzen, dat er voor elk misdrijf ver
geving is en er nog een leven voor hen
open staat.
Met de meeste klem moeten wij tegen
deze gelijkstelling opkomen. Wij nemen aan
dat ze u in uw verontwaardiging is ont
snapt. Het Corps stelt zichzelf te hoog,
daai dat het zich door mensehen zou laten
vertegenwoordigen, die hun hooge betrekking
onwaardig zijn. De vernedering liier den Col
legium leden aangedaan treft niet alleen hun
persoon, zij treft tevens het Corps.
Do Senaat heeft verder gemeend te moe
ten constateeren, dat bij de leden van het
Corps de vertooning weinig aanstoot heeft
gegeven. Het is waar, gedurende de voor
stelling heeft niemand daartegen een protest
doen hooTon. De verklaring hiervan mag
misschien gezocht worden in het feit, dat
de voorstelling zelf minder ergerlijk was dan
het tekstboekje zon doen vermoeden. Wij
bedoelen hiermede echter geen reden tot
verschooning aan te voeren voor het ge
beurde en blijven erkennen, dat men door deze
vertooning veel te ver is gegaan.
Wel moeten wij protesteeren tegen uw
voorstelling als zoude het Corps in zijn ver
gadering van 19 October het gebeurde slechts
zwakjes hebben afgekeurd. Op een hier ge-
lioudcir interpellatie, heeft de Praeses Col-
legii in de meest ondubbelzinnige bewoor
dingen, ook namens zijn ambtgenooten ver
klaard zich te hebben schuldig gemaakt aan
een ernstige tekortkoming in de vervulling
van zijn plicht. Na breedvoerige discussie
is teen met vrijwel algemeene stemmen een
motie aangenomen, waarin het Corps zijn
voldoening uitsprak over de onomwonden af
keuring zoowel bij monde van den in ter-
pellant ais bij monde van den Praeses Ool-
legii geuit, zich Jui-erbij aansloot en zijn
vertrouwen in het Collegium uitsprak. Na
de ridderlijke verklaring van den Praeses
Gollegii meende men het Collegium zijn
vertrouwen niet te mogen ontzeggen, gelet
op dc uitstekende wijze, waarop het Colle
gium gedurende zijn geheelen ambtstijd cn
bovenal het moge vreemd klinken ge
durende den aïgeloopen'groentijd omnium
consensu zich van zijn taak had gekweten.
Men vond in het gebeurde op dezen éenen
cmgolukkigen avond geen re-den een overi
gens voortreffelijk Collegium te doen aftre
den.
Wij meenen hiermee te hebben aange
toond, dat het Corps wel degelijk op krach
tige wijze van zijn afkeuring over het ge
beurde heeft blijk gegeven en wij kunnen
dan ook geenszins Uw gevoelen deelen dat
het Corps in deze vergadering de kroon op
zijn misstappen heeft gezet. Wij meenen
integendeel dat het Corps hier zijn eigen
fouten heeft ingezien en erkend.
Aan het slot van XJw schrijven spreekt U
de hoop uit, dat ter handhaving der goede
verstandhouding tusschen Senaat en Corps
dergelijke feiten niet meer zullen plaats
grijpen.
Wij stellen deze goede verstandhouding
op den hoog sten prijs en wij herhalen, dat
wij het gebeurde ernstig betreuren en er
oprecht naar zullen streven den naam van
het Corps ongerept te houden.
Het Leidsch Stuclenten-Corps doordron
gen van het feit, dat de langjarige goede
verstandhouding tusschen den Academi
schen Senaat en het Corps de publicatie
van een schrijven als dit hoogst onge-
wcnscht maakt voor beide partijen, gaat
zeer noode hiertoe over, nu de Senaat van
zijn kant- gemeend heeft dergelijke overwe
gingen op zijde te moeten &tten en daar
door een vertrouwelijke behandeling der
kwestie heeft onmogelijk gemaakt.
Namens het Leidsch Studenten-Corps:
J. C. Th. RESIUS, Coll. h. t. prueses.
J. VAN SLINGELANDT,
Coll. h. t. ab-actis.
Het Collegium heeft hieraan weinig toe te
voegen. Onomwonden wordt erkend, dat
een ernstige misstap is begaan; dat een
vertooning is gehouden, die in hooge mate
oanstootelijk was en cla-t het zoowel het
toenmalig Collegium als een groot aantal
invloedrijke Corpsleden aan beleid heeft
ontbroken.
Het Collegium wenscht nog eens te on
derstrepen wat het in den brief aan den
Senaat heeft gezegd: Een aanstootelijke
voorstelling heeft plaats gehad, maar het
ia een vertooning geweest en het is onze
overtuiging dat geen enkele orischuldige
ziel door deze vertooning is bedorven. De
wetenschap, dat de zonde bestaat, maakt
niemand slecht en de uitwerking der Col
legiumsreceptie zal geen groen tot kwaad
hebben aangezet.
De Pel's heeft ijverig medegeholpen door
onware voorstellingen de zaak op te bla
zen en te verergeren. Het Collegium wil
niet het legio-aantal onjuistheden opsom-
meni in verschillende bladen verroerd, ten
einde niet den schijn te wekken, dat het de
aandacht van de hoofdzaak wil afleiden.
Mocht iemand medecleeling hiervan wen-
schen, het Collegium is tot inlichten bereid.
De pers heeft, helaas, de meening van
velen versterkt, dat onzedelijke handelin
gen zouden zijn gepleegd en wij herhalen:
Ze ^ijn noch gepleegd, noch plas
tisch voorgesteld, er is slechts
op gezinspeeld. De leden van de
Commissie en van het Collegium zijn 'n
sommige bladen met epitheta ornantia ge-
sierdi die men den zwaarsten misdadiger
zou willen, onthouden. Hun naam is ge
schandvlekt, maar het Leidsch Studenten
corps wenscht ten aanhoore van het ge-
haele land te verklaren, dat zij geen per
verse, geen zedelooze wezens zijn en dat
het Corps hoezeer hun optreden in deze
zaak afkeurende i hen ten volle blijft ver
trouwen.
Ten slotte de „gesloten brief" door pro
fessor De Groot aan de leden der Staten-
Generaal toegezonden. Ons ontbreekt de
lust dit geschrijf uitvoerig te bespreken.
Slechts één opmerking. In dezen brief komt
de volgende zinsnede voor: „Mijne Heeren
Leden van de Staten-GeneraalDus we
tende tot welk een omvang de jaarlij kso he
vergrijpen van het instituut aan de jonge
novieten zijn uitgewassen, en hoe die ver
grijpen worden bedreven in het groot, met
terzijdestelling van de meest elementaire
begrippen van zedelijkheid, fatsoen en eer
dan voorwaar, behoeft men zich niet af
to vragen, wat zich aan onze Hoogescholeu
in den groentijd binnenskamers afspeelt."
De conclusie ligt voor het grijpen: „In
het openbaar wordt ontucht vertoond, bin
nenskamers wordt zij gepleegd." Dat is een
gemeene insinuatie, een lasterlijke aantij
ging en we sommee ren U, professor De
Groofct deze beschuldiging waar te maken.
De Leidsche student neemt geen biad vcor
den mond, hij moge ruw spreken over wat
een ander met angstvalligheid voorbijgaat,
maar hij staat Goddank te hoog, dan dat hij
zich zou leenen tot zulke geniepige gemeen
heden als Gij hem ten laste legt.
Hierbij meenen wij het te tkuimen laten.
Prof. De Groot legt hier het pubiek een
schandelijke onwaarheid in den mond, een
beschuldiging zóó afgrijselijk, dat 'tons on
mogelijk is, ook nog maar één woord aan dit
professoraal geschrijf te wijden.
Met vreugde is door de vijanden van
Corps en Groentijd het wapen, dat wij hun
hebben'in handen gegeven, aangegrepen en
misbruikt. Het,Corps is door het slijk ge
sleurd en aan de pubieike verachting prijs
gegeven. Een apologie te houden 's niet
het doel van dit schrijven. Wij wenschten
slechts op te komen tegen de overdreven
voorstellingen bij het publiek gewekt en on
ze fouten want wij erkennen fouten te
hebben begaan tot hun ware verhoudin
gen terug te brengen
Wij vleien ons, dat onze mededeeüngen
niet zonder vrucht zullen zijn.
Het Collegium Civ. Ac. Lugd. Bat. Sup.
J. C. Th. RESIUS, praeses.
J. YAN SLINGELANDT, ab-actis.
I. LI. RINK ES, quaestor.
J. A. REPELAER, assessor I.
C. F. STEIJN, assessor II.
Ned. Niitnnrfiistorisclie Ycreenlgiiifj
afdeelisig Leiden.
Deze Veroemging hield haar maandver
gadering in „In 'den Vergulden Turk". De
heer F. J. Stray kenkamp demonstreerde hier
zijn belangrijke verzameling praepnraten en
'microfotografieën, betrekking hebbende op
parasitische planten, die op de Biologische
tentoonstelling zooveel bewondering wekten.
Ook planten, door don heer S. gecultiveerd,
waren, op alcohol gezet, medegebracht, en
toonden duidelijk hc'czeer deze parasieten van
hun voedstcrplant afhankelijk zijn. Aan de
hand van deze interessante verzameling gaf
spr. een beknopt, doch duidelijk overzicht
van de levensgeschiedenis der bij ons voor
komende parasitische bloemplanten.
Eerst besprak hij de halfparasitische, die
door de aanwezig-beid van bladgroen zelf
in staat zijn tot fotosjmthescRatelaar, Kar
telblad eu Vogellijm; vervolgens de echte:
het warkruid, bremraap en stofzaad. Ten
slotte ook nog de beide soorten van de
schub wortel, Latkraea squam'aria en L. clan
destine^ en toortde ons in fraaie praep&raton
en fotografieën den eigenaatrdigen bcuw van
de rhizomen, die er bij1 de eerste op inge
richt ziin kleine diertjes in de holten der
schubben te vangen en daar te verteren. Deze
is dus zoowel parasiet als „vleeschetend.."
Na de pauze liield de heer M. L. Sirks een
voordracht over J. K. Hasskarl, kort wel
is waar, doch Waarin hij' er volkomen in slaag
de den toehoorders de groote beteekenis van
dezen botanicus te doen g-evoelen. Te wei
nig is hij ons te lande de naam van Hass
karl lekend; zijn verdiensten voor 'sLands
Plantentuin te Buitenzorg, docli vooral voor
de kinacultniua-, zijn groot. De jonge kina-
boompjes heeft hijzelf, op een moeilijken en
gevaarvollen tocht uit Z.-Amerika gehaald
en het wekt bewondering hoe hij zijn plannen
wist door te zetten, ondanks groote tegen
werking, niet het minst van autoriteiten,
die in hun kflriziahtigheid, het belang e(r
niet van inzagen.
Daarop-toandc de heer F. des Tombe eenige
afleveringen, van de „Ulustricrba Flotra
von Mittel-Europa", door dr. G.. Hegi, he
nevens de nieuwe brochure der Ned. Myr.
Vereeniging, en ton slotte demonstreert do
heer H. v. d. Lek (in aanslnitdng met do
op de vorige vergadering door den heer Mul
ler meegebrachte vuurzwani) een serie van
exemplaren dczcir soort (Fomes igniarius),
ten eindeIden groei in den loop der jaren dui
delijk te maken. H. v- d- L.
Lijst van onbestelÈare briaven en brisikaartan
vat» hier verzonden gedurende de eerste helft
dor maand December.
Binnenland. Brieven: H. J. v. Til
burg, M. de Groot, Amsterdam; S. Loon-
stra, Bozem; mej. Henrietto Bik, G. van
Thiel de Vries, Stalhouderij Hennings,
's-Gravenhage; Bram v. d. Velden, Haar
lem; H. Helling, Ha-zerswoudeB. A.
Smoor, Klundert; J. v. d. Zaal, Lisse;
Den Breker, J. Hoornweg, G. Brusse, C.
v. Western, Rotterdam; G. Honing, Zaan
dam.
B r i e f k a a r t e n. J. v. d. Lelie, Ara-
hem; mej. J. Benders, mej. M. v. d. Kooy,
's-Gravenhagc; mej. K. Kikkert, J. Jong
bloed, mej. Flooy, T'en Helder: mej. Ada
van Oordt, Leeuwarden.
Buitenland. Brieven. G. Narm, St.-
CyrMrs. Hants, London.
Briefkaarten. Harold J. Harris,
Liscard; J. G. Siinonis, Ontario.
Stukken afkomstig uit Ned.-Oosblndië.
Brief. Hondius v. Herwerden Leiden.
Briefkaart. Nederl. Fabriek van.
vuurwapenen, Leiden.
Nota. Aan de afzenders wordt aanbevolen
hun naam en adres op de stukken te ver
melden, opdat deze bij onbestelbaarheid
aan hen kunnen teruggegeven worden.
Wordt ons klimaat zachter?
Maar er zijn nog meer feiten die er op
wijzen, dat in de dierenwereld de winter
minder gevreesd wordt. Er zijn meerdere
Zuidelijke vogels die tegenwoordig als be
stendige bewoners van onze streken be
schouwd mogen worden. Ook het broedge
bied wordt door een aantal vogels meer en
meer naar het Noorden verplaatst of naar
grootere hoogte in de bergen.
Behalve de voor dc hand liggende ge
volgtrekking dat ons klimaat zachter
wordt, mogen wij hieruit ook nog dit con-
cludeeren, dat onze streken bezig zijn rij
ker te worden aan vogels; laten de vogel
vrienden er nu voor zorgen, dat er nestge.
Iegenheid' is in overvloed en dat de neeten
niet verstoord worden door vogelvangers
van allelei slag.
Mijnheer de Reda teur
Voor de opneming var. onderstaande rege
len verzoek ik u beleefd eenige plaatsruim
te in Uw,geëerd blact.
Ofschoon ook ik de opvoering van ,,Ma-
ryke van Scheveningcn" door Offenbach
heb bijgewoond kon ik een gevoel van er
gernis niet onderdrukken bij bet lezen van
het stukje onder den titel van „Liefdadig
heidsvoorstellingen" door een „Kinder
vriend". Deze uitval te.gen Offenbach" is
zóó doorspekt me1, hatelijkheden, dat ieder
die het heeft gelezen tot de conclusie moet
komen niet met een „Kindervriend'', naar
met een „Offenbach-vijand" te doen te
hebben. Ik vra-Ag mezelf af waarom hef?
noodig is deze opvoering in een nog slecK
ter daglicht te plaatsen dan reeds in n t
verslag van Uwentwege geschied is. Daarin
toch is „Offenbacl." in geen enkel opzicht
gespaard, m. i oen straf groot genoeg vóóï
de door hen begane fout. Bovendien begrijp
ik niet, waarom deze kindervriend, waarin
ik denzelfden kindervriend van Januari 1.1..
herken, die destijds ook alles in het werk
stelde Offenbach" onaangenaam te zijn,
nu met deze vooi stolling wederom naar dertt
Schouwburg is gegaan Deed hij het alleen'
om stof te verzamelen ten einde te trachten!
„Offenbach" weder eens te kunnen afbre
ken? Dan moet hi.j wonderwel in zijn schik'
geweest zijn, dat deze keer veel op de Ope
rette was aan te merken, en hij van zijnt
antipathie tegen „Offenbach" zoo succesvol
Von doen Wijken.
Mij dunkt echter dat iemand, die zoo
stellig een vereeniging aanvalt, toch eenigs
zins verplioht is, zijn naam bekend te ma-,
ken. Wil hij dat niet, laat Hij c|an ook zijnl
gedachten voor zich houden, da.n kan terf
minste iemand, die part no oh deel aan een!
dergelijk „sloopingswerk" heeft, niet daar
van beschuldigd worden. Hij bedenke, dat
zulks alleronaangenaamst kan zijn vooï^
hem, die daarop wordt aangezien.
Hoogachtend,
B. HAGEMAN.
Leiden, lö Dec. 1911.
CORRESPONDENTIE. L. V.Uw stuk
bevat geen nieuwe gezichtspunten, zoodat
plaatsing overbodig is.
H. G. W. 1 Idem.
Provinciale Staten van
Znidhollaud.
Deze vraag wordt herhaaldelijk gesteld
nu al sedert jaren de strenge winters met
voetendikke sneeuw en allerwegen bevro
ren wateren uitblijven. En er worden voor
dit verschijnsel allerlei verklaringen ge
zocht. Zoo heeft P. Reibisoh zijn pendula-
tie-theorie ontworpen, volgens welke de
aarde behalve om een koord-Zuid-as ook
nog slingert om een andere as, die van
Ecuador naai- Sumatra getrokken moet
worden.
Maar er zijn ook nog biologische waarne
mingen, hoofdzakelijk van vlinders" en vo
gels, waaruit zou kunnen blijken, dat ons
klimaat milder wordt en dat wij weer gaan
naar een toestand als dien van het tertiaire
tijdperk, toen volgens Heer de gemiddelde
jaartemperatuur ongeveer 9 graden hoo-
ger was dan thans, toen zelfb op Groen
land en Spitsbergen talrijke plantensoorten
gevonden werden, zooals blijkt uit overblijf
selen die men daar in de bruinkolenlagen
gevonden heeft.
Tot die biologische bewijsgronden behoort
in de eerste plaats het feit-, dat het aantal
trekvogels de hier den winter overblijven,
toeneemt, hoewel de onderstelling ook ge
wettigd is, dat vele vogels hier gehouden
worden door de mogelijkheid om in de ste
den meer voedsel te vinden dan vroeger
het geval wan terwijl bovendien de laatste
jaren vele nest- en voederkastjes en derge
lijke worden geplaatst; immers het is voor
al de voeufeelquaestie c" tot den trek
dwingt.
Eenige commissoriale rapporten zijn ver-*
Bollenen over onderwerpen, die voor de ver-i
gadering van a.s. Dinsdag aan de orde zijm
gesteld.
Geadviseerd wordt tot goedkeuring van
een voorstel van Gedep. Staten meb be->
trekking tot het onderhoud van den wegi
van het Warmönderhek naar den rijksweg
onder Sassen hei m.
Tot toekenning van het subsidie aan de
vaksmeedscbool met instructie-werkplaats
en ambachts-teekenschool te Nieuwkoop ad
viseert de commissie, behoudens eenige be
denkingen omtrent de richting, waarin de
te stichten inrichting zich zou behooren te
bewegen, en verder onder voorwaarde, dat
ook de gemeente subsidieert.
Evenzeer wordt geadviseerd de gevraag
de subsidiën toe te staan aan de vissche riji
school tae Katwïjik.
Het voorstel van Ged. Staten, betreffen
de het verleenen van een toeslag aan be
ambten enz. heeft bij de Staten-leden de
heeren H. de Wilde, JE. Mackay en W. Th.,
Gevers Deynoot ernstig bezwaar ontmoet,;
om de consequenties, die het bij aan ieming.
zou kunnen hebben.
Bij de tevens voorgestelde verbetering
van de bezoldiging der kantonniers enz.-
kan het h. i. echter niet blijven; oo£ een
herziening van de bezoldiging der klerken
en schrijvers, van den con-derge, van de
boden schijnt hun alleszins noodig.
Genoemde leden geven Ged. Staten iiï
overweging hun aandacht aan deze aange
legenheid te wijden, ten einde zoo mogelijk
vóór de zomervergadering der Staten een
desbetreffend voorstel in gereedheid te heb
ben.
Intusschen steil m zij voor, het maximum
dei' b©z ldiging van den concierge te bren
gen van f 950 op f 1200 en die van bode
en machinist van f 900 op f 1100.
In de Bied. Werklnir. s^n opgenomen:
D JLTUM.
D AO RN.
Volw.
psrs.
Kin-
deren
10 Deo.
Zendag
61
17
81
11
Maandag
78
7
85
ia
Dinsdag
75
11
86
13
Woensdag.
80
11
91
14
Donderdag
80
12
92
Ifr-
Yryda?
83
16
99
lö -
Xatorda»
79
14
93
UITLOTINGEN. Laten Parijsche ten
toonstelling a fr. 25 van 1889. Betaalbaar
sedert 15 Nov.
No. 442684 fr. 10,000; No. 614767 fr. 2000.