Ingezonden. Arbeidsbemiddeling; voor West» Dmtschland. "De Vereeniging van Nederlanasche Ar beidsbeurzen deed in den laatsten tijd min der aangename ervaringen op met de Duitsche „Feldarbeiter-Zontrale'\ Neó'er- land8che werkzoekenden, die door bemid deling van onze arbeidsbeurzen^ in het verband met de Nederlandsche arbeids beurs in het Weetfaalsche industriegebied, aan werk geholpen waren, werden aan de grensstations opgevangen door agenten van die Duitsche vereeniging, die tracht ten, hen van hun bestemming af te lokken, en voor ander werk aan te werven. De Ne derlandsche Vereeniging waarschuwt dus allen, die door bemiddeling van een Ne derlandsche Arbeidsbeurs werk in die stre ken hebben bekomen, zich aan zulke agen ten niet te storen, zich de meegegeven kaarten niet te laten ontnemen, maar re gelrecht hun reis te vervolgen naar de op gegeven plaats van bestemming. Tweede Kamer. Binnenlandsche Zaken. Aangaande liet slot van de zitting van Zaterdagnamiddag valt nog het volgende mede te deelen. De heer VanDoorn drong aan op een beter gebouw voor de H. B.-S. te Gouda. Ook sloot hij zich aan bij het betoog van den heer Ketelaar, omtrent salaris ver be kering voor de leeraren M. O. De Minister van Binnenland sche Zaken verklaarde ten behoeve ,van de visscherij school te Spakenburg het desbetreffend begrootingsartikel met f 200 voor subsidie te verhoogen. Spr. is het met den heer Ter Laan eens, 'dat. in de schoolgeüdregeling voor het Mid delbaar Onderwijs verandering moet komen, in den zin van een evenredige schoolgeld- Jieffing. Voor het Bijzonder Onderwijs staat liet eenigszins anders; het zou de vraag zijn of met een evenredige heffing het be scheiden subsidie wel voldoende zou zijn. De -salarisregeling van de leeraren zal spr. nog nader in onderzoek nemen; het blijft een moeilijke kwestie. Spr. zei verder toe een wetsontwerp be treffende pensionneering van leeraren aan bijzondere gymnasia en H. B.-scholen spoe dig te zullen indienen. Bij de conversie der H. B.-scholen kan fhen Meppel, dat zelf een bijdrage aanbiedt, niet voorbij gaan; spr. hoopt, dat dit an deren gemeenten tot voorbeeld zal etrek- ken. Spr. zal zich ten spoedigste met deze H. B.-scholen bezighouden. In den toestand van de Goudsche H. B.- school kan thans geen verandering komen. De kwestie van subsidie voor het bijzon der handelsonderwijs zal onderzocht wor den. De heer Ter L a a. n repliceerde daarna de heeren y, Wijnbergen, S m e e n- ge en VanDoorn, waarna de Minis ter nog kort antwoordde. De beraadsla ging werd hierna gesloten en verschillende artikelen werdep z. h. s. aangenomen. Bij art. 116 bepleitte de heer V o r s t e r- man vanOyen financieclen steun voor een gemeentelijke H. B.-S. in Zeeuwsch- Vlaanderende gemeenteraad van Ter-Neu zen besloot tot oprichting van een H. B.-S. met 3-j. cursus. Nu wenscht men van 't Rijk t 10,000 te ontvangen, waarvan voor 1912 een derde zou noodig zijn. De Minister zeide nog geen defini tief bericht te hebben ontvangen omtrent het besluit tot oprichting van een H. B.-S. te Ter-Neuzen. Het bedrag der subsidie houdt o. a. verband met de vraag of er in die streek ook een bijzondere H. B.-S. komt; dat moot. de Minister eerst weten, alvorens hij< beslissen kan een extra-subsi die te geven, maar de standaard-subsidie is f 3000. Het artikel werd hierna goedgekeurd, alsook de volgende. Bij aart. 127 wees de heer Lieftinck op de voortreffelijke industrieschool voor meisjes te Zutfen. Hij vroeg om een groo- ter Rijkssubsidie, waar anders de gemeente en de provincie geen subsidie geven. De heer Ter L'a a n steunde het betoog van den heer Lieftinck en drong verder aan \p subsidieering van teekenscholen en op Jpriohting van een Rijksschoolmuseum voor Vakonderwijs. De Minister verklaarde, dat de zaak Tan de Zutfensche industrieschool wel' haar boslag zal krijgen, maar spr. kon thans geen toezegging doen; de subsidie-aanjaag kwam te laat in. De heer Lieftinck repliceerde waar na- het art. z. h. s. werd aangenomen, als- pok eenige volgende. De beraadslaging werd hierna verdaagd tot Maandagmiddag te halftwee. Herhalingsoefening in 1912. Naar „Het Yad." verneemt zullen de navolgende lichtingen voor herhalingsoefe- niP-gen onder de wapenen wouden geroepen: lichting 1905 en 1906: 1ste, 2de, 4de, 5de, fde en 9de regiment infanterie tusschen 3 >n 28 Septemberregiment grenadiers en jagers, 3de, 6de 5ste, 10de en llde regi ment infanterie tusschen 27 Augustus en 21 September; lichting 1911: eerstgenoemde regimenten tusschen 5 en 30 Augustus, laatstgenoemd® regimenten tusschen X) Juli ca £4 Aug. De Leidsche ontgroenings-qaaestie. Naar „Het Vnd." verneem^ is door prof. De Gioot de volgende brief gericht aan de leden der Staten Generaal: Leiden, 14 December 1911. Daartoe door Z Exc. den Minister van Justi tie aangeschreven, noodig ik u uit, het u toegezondon exemplaar van mijn .gesloten 4>ric-f aan de Staten Generaal," vregena het daarin voorkomende zedekwetsende Groentyds- iibretto, te vernietigen, althans to bevorderen, dat aan den inhoud van dat libretto geen verdere ruchtbaarheid worde gegevon. J. J. M. de Groot, hoogleeraar. De Leidsche Groenips-kwestie. Ons werd het volgende stuk ter plaatsing gezonden Te lang reeds heeft het Leidsch Studenten- Corps gezwegen en angstig zullen zij, wier hart warm klopt voor het Corps, .zich. heb ben afgevraagd: Heeft het dan niets tor verdediging, ter verschooning althans, aan te voeren Do reden van deze stilte moet worden ge zocht- in het feit, dat na het aftreden van het Collegium' een geschikte vertegenwoor diging entbrak. Het demissionaire Colle gium kon moeilijk een verklaring- de wereld inzenden zonder den schijn te wekken een oratio pro domo te houden. En van de fa- culteitsbestuurderen, hierna geroepen om het Corps te leiden, kon men niet vergen, dat zij in dezen voor hen ongewonen werkkring tot zulke belangrijke stappen liet initiatief zouden nemen. Do eerste daad van het nieuwe Collegium; den llden December gekozen, is geweest zich te zetten aan de beantwoording van den brief door den Academisch en Senaat gericht aan het Corps. Waar de Senaat heeft goed gevonden èn de berisping èn den brief aan het Corps openhaar te maken, zoo meent het Collegium, dat het ook van zijir zijde aan zijn antwoord publiciteit moet geven. Het schrijven van het Corps aan den Aca- demischen Senaat, luidt als volgt-: Aan den Senaat der Rijks-Universiteit te Leiden. In antwoord op den brief van 9 November 1911 door u naar aanleiding der Collegiums receptie op 9 October j.l. aan liet Leidsch Studenten-Corps gericht, wenscben wij het volgende onder uw aandacht te brengen. Het Corps gevoelt zich verplicht u zijn dank te betuigen, dat gij verkeerdheden be speurende, welke een ernstig beletsel vorm den voor een goede verstandhouding tus schen den Academischen Senaat en het Corps, in uw schrijven ons deze punten onder het oog hebt gebracht, Het Corps i9 nian!- mcr onwillig zijn eigen fouten in te zien en naar welgemeenden raad te luisteren. Echter heeft het ons in hcoge'mato be vreemd, (dat de Academische Senaat lieeft goedgevonden dezen brief openbaar te ma ken. Wij meenden, dat de goede verstand houding, welke ook gij verklaart zeer ge- wenscht te a oh ten, meebracht, dat dit schrij ven niet onder de oog en van het groot© pu bliek kwam!. Uw vermaningen verliezen in onze oogen hierdoor veel van haar waarde. In zijn schrijven deelt de Senaat mede, dat hij ten volle kan instemmen met de strekking dcir berisping, wélke do Rector Magnificus in een vergadering van Rector en Assessoren tot een tiental onzer richtte. Het staat niet aan ons de reclitmatigheid van deze berisping te beoordeelen, maar wij betreuren het, dat deze berisping in zoo griovenden toon is gesteld. Het Corps erkent een ernstige fout te hebben begaan, dooir mede te werken aan de opvoering van het gewraakte stuk en het wil er oprecht voor uitkomen, dat in vele opzichten een berie ping ;oiet onverdiend was. Wij mogen echter niet verhelen, dat grootë verontwaardiging ip het Corps is gewekt, toen deze berisping ad valvae werd aange slagen. Niet alleen is openbaarmaking naai' onze bescheiden opvatting met het karakter eener berisping in strijd, maar ook zijn door de publicatie der toespraak de leden van het Collegium1 veel zwaarder ge troffen dan de leden der Commissie: hun namen toch zijn een i eder hekend en de verzwijging daarvan in de openbaar gemaakte berisping is- facto voor hen waardeloos. Wat ons echter bovenal smartelijk heeft getrof fen, is de toon, waarin de berisping is ge stold. Waar d-dor de artikelen in de dag bladen bij velen de meening was gewekt, dat niet alleen een ohscoene vertooning had plaats gehad, maar Y>ok onzedelijke hande lingen waren gepleegd, daar hadden wij reden te verwachten, dat in uw openbaar ge maakte berisping dit vreeseJijk misverstand althans zou worden weggenomen en in dit opzicht do publieke opinie zou worden ge rustgesteld. Helaas zijn in uw toespraak ter men gebruikt, die het publiek eerder in zijn overtuiging van gepleegde ontucht heb ben versterkt, dan deze noodlottige dwaling weggenomen. Wij erkennen, dat de vertooning op 9 Oc tober j.l. in Zomerzorg gehouden, 6tuitend was voor ieder weldenkend menseh, maar wij moeten opkomen tegen de bewering door den Rector-Magnificus in do berisping uit gesproken, dat hierdoor hij sommige groe nen het schaamtegevoel zou zijn verstikt. Door een dergelijke voorstelling zal nie mand tot ontucht worden aangezet. Vooral vcor het Collegium zijn de bewoor dingen der berisping grievend. Aan het slot uwer toespraak doet gij het voorkomen, dat zij zedelijk verdorven menschen zijn en gij stelt hen gelijk met den misdadiger door er op te wijzen, dat er voor elk misdrijf ver geving is en er nog een leven voor hen open staat. Met de meeste klem moeten wij tegen deze gelijkstelling opkomen. Wij nemen aan dat ze u in uw verontwaardiging is ont snapt. Het Corps stelt zichzelf te hoog, daai dat het zich door mensehen zou laten vertegenwoordigen, die hun hooge betrekking onwaardig zijn. De vernedering liier den Col legium leden aangedaan treft niet alleen hun persoon, zij treft tevens het Corps. Do Senaat heeft verder gemeend te moe ten constateeren, dat bij de leden van het Corps de vertooning weinig aanstoot heeft gegeven. Het is waar, gedurende de voor stelling heeft niemand daartegen een protest doen hooTon. De verklaring hiervan mag misschien gezocht worden in het feit, dat de voorstelling zelf minder ergerlijk was dan het tekstboekje zon doen vermoeden. Wij bedoelen hiermede echter geen reden tot verschooning aan te voeren voor het ge beurde en blijven erkennen, dat men door deze vertooning veel te ver is gegaan. Wel moeten wij protesteeren tegen uw voorstelling als zoude het Corps in zijn ver gadering van 19 October het gebeurde slechts zwakjes hebben afgekeurd. Op een hier ge- lioudcir interpellatie, heeft de Praeses Col- legii in de meest ondubbelzinnige bewoor dingen, ook namens zijn ambtgenooten ver klaard zich te hebben schuldig gemaakt aan een ernstige tekortkoming in de vervulling van zijn plicht. Na breedvoerige discussie is teen met vrijwel algemeene stemmen een motie aangenomen, waarin het Corps zijn voldoening uitsprak over de onomwonden af keuring zoowel bij monde van den in ter- pellant ais bij monde van den Praeses Ool- legii geuit, zich Jui-erbij aansloot en zijn vertrouwen in het Collegium uitsprak. Na de ridderlijke verklaring van den Praeses Gollegii meende men het Collegium zijn vertrouwen niet te mogen ontzeggen, gelet op dc uitstekende wijze, waarop het Colle gium gedurende zijn geheelen ambtstijd cn bovenal het moge vreemd klinken ge durende den aïgeloopen'groentijd omnium consensu zich van zijn taak had gekweten. Men vond in het gebeurde op dezen éenen cmgolukkigen avond geen re-den een overi gens voortreffelijk Collegium te doen aftre den. Wij meenen hiermee te hebben aange toond, dat het Corps wel degelijk op krach tige wijze van zijn afkeuring over het ge beurde heeft blijk gegeven en wij kunnen dan ook geenszins Uw gevoelen deelen dat het Corps in deze vergadering de kroon op zijn misstappen heeft gezet. Wij meenen integendeel dat het Corps hier zijn eigen fouten heeft ingezien en erkend. Aan het slot van XJw schrijven spreekt U de hoop uit, dat ter handhaving der goede verstandhouding tusschen Senaat en Corps dergelijke feiten niet meer zullen plaats grijpen. Wij stellen deze goede verstandhouding op den hoog sten prijs en wij herhalen, dat wij het gebeurde ernstig betreuren en er oprecht naar zullen streven den naam van het Corps ongerept te houden. Het Leidsch Stuclenten-Corps doordron gen van het feit, dat de langjarige goede verstandhouding tusschen den Academi schen Senaat en het Corps de publicatie van een schrijven als dit hoogst onge- wcnscht maakt voor beide partijen, gaat zeer noode hiertoe over, nu de Senaat van zijn kant- gemeend heeft dergelijke overwe gingen op zijde te moeten &tten en daar door een vertrouwelijke behandeling der kwestie heeft onmogelijk gemaakt. Namens het Leidsch Studenten-Corps: J. C. Th. RESIUS, Coll. h. t. prueses. J. VAN SLINGELANDT, Coll. h. t. ab-actis. Het Collegium heeft hieraan weinig toe te voegen. Onomwonden wordt erkend, dat een ernstige misstap is begaan; dat een vertooning is gehouden, die in hooge mate oanstootelijk was en cla-t het zoowel het toenmalig Collegium als een groot aantal invloedrijke Corpsleden aan beleid heeft ontbroken. Het Collegium wenscht nog eens te on derstrepen wat het in den brief aan den Senaat heeft gezegd: Een aanstootelijke voorstelling heeft plaats gehad, maar het ia een vertooning geweest en het is onze overtuiging dat geen enkele orischuldige ziel door deze vertooning is bedorven. De wetenschap, dat de zonde bestaat, maakt niemand slecht en de uitwerking der Col legiumsreceptie zal geen groen tot kwaad hebben aangezet. De Pel's heeft ijverig medegeholpen door onware voorstellingen de zaak op te bla zen en te verergeren. Het Collegium wil niet het legio-aantal onjuistheden opsom- meni in verschillende bladen verroerd, ten einde niet den schijn te wekken, dat het de aandacht van de hoofdzaak wil afleiden. Mocht iemand medecleeling hiervan wen- schen, het Collegium is tot inlichten bereid. De pers heeft, helaas, de meening van velen versterkt, dat onzedelijke handelin gen zouden zijn gepleegd en wij herhalen: Ze ^ijn noch gepleegd, noch plas tisch voorgesteld, er is slechts op gezinspeeld. De leden van de Commissie en van het Collegium zijn 'n sommige bladen met epitheta ornantia ge- sierdi die men den zwaarsten misdadiger zou willen, onthouden. Hun naam is ge schandvlekt, maar het Leidsch Studenten corps wenscht ten aanhoore van het ge- haele land te verklaren, dat zij geen per verse, geen zedelooze wezens zijn en dat het Corps hoezeer hun optreden in deze zaak afkeurende i hen ten volle blijft ver trouwen. Ten slotte de „gesloten brief" door pro fessor De Groot aan de leden der Staten- Generaal toegezonden. Ons ontbreekt de lust dit geschrijf uitvoerig te bespreken. Slechts één opmerking. In dezen brief komt de volgende zinsnede voor: „Mijne Heeren Leden van de Staten-GeneraalDus we tende tot welk een omvang de jaarlij kso he vergrijpen van het instituut aan de jonge novieten zijn uitgewassen, en hoe die ver grijpen worden bedreven in het groot, met terzijdestelling van de meest elementaire begrippen van zedelijkheid, fatsoen en eer dan voorwaar, behoeft men zich niet af to vragen, wat zich aan onze Hoogescholeu in den groentijd binnenskamers afspeelt." De conclusie ligt voor het grijpen: „In het openbaar wordt ontucht vertoond, bin nenskamers wordt zij gepleegd." Dat is een gemeene insinuatie, een lasterlijke aantij ging en we sommee ren U, professor De Groofct deze beschuldiging waar te maken. De Leidsche student neemt geen biad vcor den mond, hij moge ruw spreken over wat een ander met angstvalligheid voorbijgaat, maar hij staat Goddank te hoog, dan dat hij zich zou leenen tot zulke geniepige gemeen heden als Gij hem ten laste legt. Hierbij meenen wij het te tkuimen laten. Prof. De Groot legt hier het pubiek een schandelijke onwaarheid in den mond, een beschuldiging zóó afgrijselijk, dat 'tons on mogelijk is, ook nog maar één woord aan dit professoraal geschrijf te wijden. Met vreugde is door de vijanden van Corps en Groentijd het wapen, dat wij hun hebben'in handen gegeven, aangegrepen en misbruikt. Het,Corps is door het slijk ge sleurd en aan de pubieike verachting prijs gegeven. Een apologie te houden 's niet het doel van dit schrijven. Wij wenschten slechts op te komen tegen de overdreven voorstellingen bij het publiek gewekt en on ze fouten want wij erkennen fouten te hebben begaan tot hun ware verhoudin gen terug te brengen Wij vleien ons, dat onze mededeeüngen niet zonder vrucht zullen zijn. Het Collegium Civ. Ac. Lugd. Bat. Sup. J. C. Th. RESIUS, praeses. J. YAN SLINGELANDT, ab-actis. I. LI. RINK ES, quaestor. J. A. REPELAER, assessor I. C. F. STEIJN, assessor II. Ned. Niitnnrfiistorisclie Ycreenlgiiifj afdeelisig Leiden. Deze Veroemging hield haar maandver gadering in „In 'den Vergulden Turk". De heer F. J. Stray kenkamp demonstreerde hier zijn belangrijke verzameling praepnraten en 'microfotografieën, betrekking hebbende op parasitische planten, die op de Biologische tentoonstelling zooveel bewondering wekten. Ook planten, door don heer S. gecultiveerd, waren, op alcohol gezet, medegebracht, en toonden duidelijk hc'czeer deze parasieten van hun voedstcrplant afhankelijk zijn. Aan de hand van deze interessante verzameling gaf spr. een beknopt, doch duidelijk overzicht van de levensgeschiedenis der bij ons voor komende parasitische bloemplanten. Eerst besprak hij de halfparasitische, die door de aanwezig-beid van bladgroen zelf in staat zijn tot fotosjmthescRatelaar, Kar telblad eu Vogellijm; vervolgens de echte: het warkruid, bremraap en stofzaad. Ten slotte ook nog de beide soorten van de schub wortel, Latkraea squam'aria en L. clan destine^ en toortde ons in fraaie praep&raton en fotografieën den eigenaatrdigen bcuw van de rhizomen, die er bij1 de eerste op inge richt ziin kleine diertjes in de holten der schubben te vangen en daar te verteren. Deze is dus zoowel parasiet als „vleeschetend.." Na de pauze liield de heer M. L. Sirks een voordracht over J. K. Hasskarl, kort wel is waar, doch Waarin hij' er volkomen in slaag de den toehoorders de groote beteekenis van dezen botanicus te doen g-evoelen. Te wei nig is hij ons te lande de naam van Hass karl lekend; zijn verdiensten voor 'sLands Plantentuin te Buitenzorg, docli vooral voor de kinacultniua-, zijn groot. De jonge kina- boompjes heeft hijzelf, op een moeilijken en gevaarvollen tocht uit Z.-Amerika gehaald en het wekt bewondering hoe hij zijn plannen wist door te zetten, ondanks groote tegen werking, niet het minst van autoriteiten, die in hun kflriziahtigheid, het belang e(r niet van inzagen. Daarop-toandc de heer F. des Tombe eenige afleveringen, van de „Ulustricrba Flotra von Mittel-Europa", door dr. G.. Hegi, he nevens de nieuwe brochure der Ned. Myr. Vereeniging, en ton slotte demonstreert do heer H. v. d. Lek (in aanslnitdng met do op de vorige vergadering door den heer Mul ler meegebrachte vuurzwani) een serie van exemplaren dczcir soort (Fomes igniarius), ten eindeIden groei in den loop der jaren dui delijk te maken. H. v- d- L. Lijst van onbestelÈare briaven en brisikaartan vat» hier verzonden gedurende de eerste helft dor maand December. Binnenland. Brieven: H. J. v. Til burg, M. de Groot, Amsterdam; S. Loon- stra, Bozem; mej. Henrietto Bik, G. van Thiel de Vries, Stalhouderij Hennings, 's-Gravenhage; Bram v. d. Velden, Haar lem; H. Helling, Ha-zerswoudeB. A. Smoor, Klundert; J. v. d. Zaal, Lisse; Den Breker, J. Hoornweg, G. Brusse, C. v. Western, Rotterdam; G. Honing, Zaan dam. B r i e f k a a r t e n. J. v. d. Lelie, Ara- hem; mej. J. Benders, mej. M. v. d. Kooy, 's-Gravenhagc; mej. K. Kikkert, J. Jong bloed, mej. Flooy, T'en Helder: mej. Ada van Oordt, Leeuwarden. Buitenland. Brieven. G. Narm, St.- CyrMrs. Hants, London. Briefkaarten. Harold J. Harris, Liscard; J. G. Siinonis, Ontario. Stukken afkomstig uit Ned.-Oosblndië. Brief. Hondius v. Herwerden Leiden. Briefkaart. Nederl. Fabriek van. vuurwapenen, Leiden. Nota. Aan de afzenders wordt aanbevolen hun naam en adres op de stukken te ver melden, opdat deze bij onbestelbaarheid aan hen kunnen teruggegeven worden. Wordt ons klimaat zachter? Maar er zijn nog meer feiten die er op wijzen, dat in de dierenwereld de winter minder gevreesd wordt. Er zijn meerdere Zuidelijke vogels die tegenwoordig als be stendige bewoners van onze streken be schouwd mogen worden. Ook het broedge bied wordt door een aantal vogels meer en meer naar het Noorden verplaatst of naar grootere hoogte in de bergen. Behalve de voor dc hand liggende ge volgtrekking dat ons klimaat zachter wordt, mogen wij hieruit ook nog dit con- cludeeren, dat onze streken bezig zijn rij ker te worden aan vogels; laten de vogel vrienden er nu voor zorgen, dat er nestge. Iegenheid' is in overvloed en dat de neeten niet verstoord worden door vogelvangers van allelei slag. Mijnheer de Reda teur Voor de opneming var. onderstaande rege len verzoek ik u beleefd eenige plaatsruim te in Uw,geëerd blact. Ofschoon ook ik de opvoering van ,,Ma- ryke van Scheveningcn" door Offenbach heb bijgewoond kon ik een gevoel van er gernis niet onderdrukken bij bet lezen van het stukje onder den titel van „Liefdadig heidsvoorstellingen" door een „Kinder vriend". Deze uitval te.gen Offenbach" is zóó doorspekt me1, hatelijkheden, dat ieder die het heeft gelezen tot de conclusie moet komen niet met een „Kindervriend'', naar met een „Offenbach-vijand" te doen te hebben. Ik vra-Ag mezelf af waarom hef? noodig is deze opvoering in een nog slecK ter daglicht te plaatsen dan reeds in n t verslag van Uwentwege geschied is. Daarin toch is „Offenbacl." in geen enkel opzicht gespaard, m. i oen straf groot genoeg vóóï de door hen begane fout. Bovendien begrijp ik niet, waarom deze kindervriend, waarin ik denzelfden kindervriend van Januari 1.1.. herken, die destijds ook alles in het werk stelde Offenbach" onaangenaam te zijn, nu met deze vooi stolling wederom naar dertt Schouwburg is gegaan Deed hij het alleen' om stof te verzamelen ten einde te trachten! „Offenbach" weder eens te kunnen afbre ken? Dan moet hi.j wonderwel in zijn schik' geweest zijn, dat deze keer veel op de Ope rette was aan te merken, en hij van zijnt antipathie tegen „Offenbach" zoo succesvol Von doen Wijken. Mij dunkt echter dat iemand, die zoo stellig een vereeniging aanvalt, toch eenigs zins verplioht is, zijn naam bekend te ma-, ken. Wil hij dat niet, laat Hij c|an ook zijnl gedachten voor zich houden, da.n kan terf minste iemand, die part no oh deel aan een! dergelijk „sloopingswerk" heeft, niet daar van beschuldigd worden. Hij bedenke, dat zulks alleronaangenaamst kan zijn vooï^ hem, die daarop wordt aangezien. Hoogachtend, B. HAGEMAN. Leiden, lö Dec. 1911. CORRESPONDENTIE. L. V.Uw stuk bevat geen nieuwe gezichtspunten, zoodat plaatsing overbodig is. H. G. W. 1 Idem. Provinciale Staten van Znidhollaud. Deze vraag wordt herhaaldelijk gesteld nu al sedert jaren de strenge winters met voetendikke sneeuw en allerwegen bevro ren wateren uitblijven. En er worden voor dit verschijnsel allerlei verklaringen ge zocht. Zoo heeft P. Reibisoh zijn pendula- tie-theorie ontworpen, volgens welke de aarde behalve om een koord-Zuid-as ook nog slingert om een andere as, die van Ecuador naai- Sumatra getrokken moet worden. Maar er zijn ook nog biologische waarne mingen, hoofdzakelijk van vlinders" en vo gels, waaruit zou kunnen blijken, dat ons klimaat milder wordt en dat wij weer gaan naar een toestand als dien van het tertiaire tijdperk, toen volgens Heer de gemiddelde jaartemperatuur ongeveer 9 graden hoo- ger was dan thans, toen zelfb op Groen land en Spitsbergen talrijke plantensoorten gevonden werden, zooals blijkt uit overblijf selen die men daar in de bruinkolenlagen gevonden heeft. Tot die biologische bewijsgronden behoort in de eerste plaats het feit-, dat het aantal trekvogels de hier den winter overblijven, toeneemt, hoewel de onderstelling ook ge wettigd is, dat vele vogels hier gehouden worden door de mogelijkheid om in de ste den meer voedsel te vinden dan vroeger het geval wan terwijl bovendien de laatste jaren vele nest- en voederkastjes en derge lijke worden geplaatst; immers het is voor al de voeufeelquaestie c" tot den trek dwingt. Eenige commissoriale rapporten zijn ver-* Bollenen over onderwerpen, die voor de ver-i gadering van a.s. Dinsdag aan de orde zijm gesteld. Geadviseerd wordt tot goedkeuring van een voorstel van Gedep. Staten meb be-> trekking tot het onderhoud van den wegi van het Warmönderhek naar den rijksweg onder Sassen hei m. Tot toekenning van het subsidie aan de vaksmeedscbool met instructie-werkplaats en ambachts-teekenschool te Nieuwkoop ad viseert de commissie, behoudens eenige be denkingen omtrent de richting, waarin de te stichten inrichting zich zou behooren te bewegen, en verder onder voorwaarde, dat ook de gemeente subsidieert. Evenzeer wordt geadviseerd de gevraag de subsidiën toe te staan aan de vissche riji school tae Katwïjik. Het voorstel van Ged. Staten, betreffen de het verleenen van een toeslag aan be ambten enz. heeft bij de Staten-leden de heeren H. de Wilde, JE. Mackay en W. Th., Gevers Deynoot ernstig bezwaar ontmoet,; om de consequenties, die het bij aan ieming. zou kunnen hebben. Bij de tevens voorgestelde verbetering van de bezoldiging der kantonniers enz.- kan het h. i. echter niet blijven; oo£ een herziening van de bezoldiging der klerken en schrijvers, van den con-derge, van de boden schijnt hun alleszins noodig. Genoemde leden geven Ged. Staten iiï overweging hun aandacht aan deze aange legenheid te wijden, ten einde zoo mogelijk vóór de zomervergadering der Staten een desbetreffend voorstel in gereedheid te heb ben. Intusschen steil m zij voor, het maximum dei' b©z ldiging van den concierge te bren gen van f 950 op f 1200 en die van bode en machinist van f 900 op f 1100. In de Bied. Werklnir. s^n opgenomen: D JLTUM. D AO RN. Volw. psrs. Kin- deren 10 Deo. Zendag 61 17 81 11 Maandag 78 7 85 ia Dinsdag 75 11 86 13 Woensdag. 80 11 91 14 Donderdag 80 12 92 Ifr- Yryda? 83 16 99 lö - Xatorda» 79 14 93 UITLOTINGEN. Laten Parijsche ten toonstelling a fr. 25 van 1889. Betaalbaar sedert 15 Nov. No. 442684 fr. 10,000; No. 614767 fr. 2000.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 6