Xfo. 15889. LBSDSÖH BACrBLAB, Wo©nsdagr 3 Becemlier. TwssJs Blad. II z Buitenlandseh Overzicht. FEUILLETON. Valsche en ware liefde. AÜU19 1011. HUMEUR. Een woolrd, waarvan d© wajre betöckonis feen geheel andere is, dan die wij er gewoon lijk aan toekennen; maar we zullen ons nu. niaalr aan de alledaagsclie practischo of zoo jnen wil nuchtere opvatting houden en die. is deze, dat elk mcnsch iets heeft wat men, „zijn humeur" noemt. Het woord vertalen, Iden zin er van in een enkel woord in goed. Hollandsch weergeven, kan men niet; maar in den regel verstaat men er onderde wijze waarop iemand zich meestal gestemd gevoelt, bijv. opgewekt, somber, kregel, vroolijk. bit- teir, enz. Schier eindeloos is heb aantal bij boorden, dat we hier zouden lcunnen doen yolgenwant het humeur der menschen loopt [verbazend uiteen en daar we voortdurend èn met ons zeiven èn met hen die ons om- Iringen rekening hebben te houden, is het menschelijk humeur waarlijk geen onverschil lige zaak. Daarbij komt, dat het mensche lijk humeur ontzaglijk veel overeenkomst heeft met een barometer, die hoogst zelden gedurende langen tijd op hetzelfde stand punt blijft staan, maar telkens rijst of daalt £n soms vrij onrustig is. We bemerken dat heel goed aan onszei ven. Den eenen morgen zullen wij ons meer op gewekt gevoelen, met opgeruimder gelaat de [wereld tegenblikken en met meer lust aan Iden arbeid gaan dan den anderen- Met onz© iuedemenschen is 't natuurlijk eveneens zoo. Dat begint 's morgens vroeg ah We krij gen dan allerhande gezichten aan d© deur, .Welbekend© gezichten, die dagelijks terug- keeron, en dit laatste is oorzaak dab we elke [Verandering in hun groet, huu manier van feptreken, hun heele doen en laten opmer ken. Den eenen dag zijn ze anders dan den (anderenze zijn, kort en goed gezegd, beter jpf slechter gehumeurd. We behoeven, gesteld dat we zelf nu eon3 kan dat euvel niet mank gingen, daarom 'de lui volstrekt niet dadelijk voor weer hanen te houden, die met alle winden mee draaien en absoluut- niet weten wat ze wil len. Volstrekt niet. Hot staat vast, dat de mensch aan allerlei invloeden van buiten jen van binnen onderworpen is, die wel do- gelijk voel in zijn gemoedstoestand verklaren. De uitdrukking „hij wordt door he.b weer geregeerd", is soms niet geheel onjuist, en [zeker is het dat onze gesteldheid voor een la-anzienlijk deel wordt beheerscht door onze levenswijze, door spijs en drank en al wat Idaarmeo in verband staat. Dit is een sohoone wetenschap, want nu [voelen we ook dat ons humeur ten minste Voor een deel van on3zelven afliangt en dat het al of niet in acht nemen van de regelen" 'ddr gezondheidsleer den toestand van ons liohaam beheerscht. Men kan onmogelijk pret tig en opgewekt wezen, wanneer men den dag reeds met hoofdpijn aanvangt; men kon niet met een vriendelijk gelaat en een aan genaam woord den dagelijksehen arbeid aan vangen en vervolgen, wanneer cr steeds iets 13 dat ons drukt of ontstemt. Dat is zeer 'onpleizicrig voor onszei ven, te meer daar 'eir wel eens een heel klein beetje zelfverwijt bijkomt; maar wij mogen niet vergeten, dat het nog vrij wat onpleizieriger is voor hen, Idio met ons moeten omgaan en die aan den toestand van onze maag of van ons hoofd zoo onschuldig zijn als een lam. En took staat het vast. dat een onvriendelijk woord, een booze blik, die zij aan niets ver diend hebben, hun ganschcn dag bederven en henzelven ongelukkig stemmen zal. Niets is onaangenamer dan wanneer men vriendelijk en opgewekt, met de beste be doelingen van de wereld, iemand tegentre- Idende, met een stuursch gelaat en een norsche ■uitdrukking ontvangen wordt. Onmiddellijk begint do reactie; wij storten als het ware in en er zijn menschen, die dit zoo weinig Verdragen kunnen, dat zij sprakeloos blijven, lang nadat de ander liet booze humeur alweer overwonnen heeft. Veeltijds is dat een kwestie van nadenken. O, 't is zoo'n baste gewoonte, eventjes do gedachten te laten gaan, vóór de altijd ge dienstige tong haar werk doet. Men is er zou gauw hij met. iets te zeggen wat beter verzwegen ware, en in den regel is het mot 't humeur nierb zoo slecht gesteld, dat men, mot goed oppassen, er niet een beetje voor waken kan, dat liet ons geen parten speelt. Officioele Kennisgeving. den 9den November 1911, is vastgesteld de volgende verordening: De Burgemeester en Wethouders van Leiden doen to weten, dat door den Raad dier gemeente, iu zijn© vergadering van TEUORDErVïIVG, houdende vaststelling, ingevolge art. 37, litt. b, der Pandhniswet 1910, (Stbl. 321), van een model voor lset register, bedoeld bij art. lü dier wet. Do houder van een particuliere bank an j wet 1910 (Stbl. 321), geen adder model be lening mag in zijn inrichting voor het zigen dan het volgende: 1 register, bedoeld in art. 13 der Pandhuis- 1 t;13 1 Pag dor beleonlng. Omschrijving van liet pand. Geschatte waarde. Boleon- som. I Datum van lossing of j van verkoop. Bediag dor ontvaDgen ronte. Opbrengst van don verkoop. OPMER KINGEN. Wat in elk onderdeel eener kolom behoort te worden ingevuld: naam der maand. to es tb tb n ti ti ca tó «o J5 o •o o Naam dor O n o •5 O •O e O a O - 3 a O maand, O to a - <0 c <D a 3 to G o o 3 to a o V 3 to O Minimum-breedte der kolommen en van een pagina van het register: 2Jf cM. 2>, cM. =3 is 6 cïl. Minimum-breedte 34^ cM. en minimum-hoogte van het geheele register 32 cM. Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden, in zijn openbare vergadering van den 9den November 1911,. De Burgemeester, Vv~; N. O. DE GIJ SELA AR., - De Secretaris, VAN STRIJEN. Zijnde deze verordening door de Ge de puteerde Staten van Zuid-Holland goedge keurd bij hun besluit van 23 November 1911. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 5den December 1911. Burgemeester en Wethouders voornoemd, N. O. DE GIJSELAAR, Burgemeester.) VAN STRIJEN, Seeretaria. Zelfkennis is ook hier zoo nuttig I Wij weten in den tregel wel wat we doen of laten moeten om het lichaam een beetje frisch' en den geest onbencveld te houden, en dan zullen wé van het ons altijd parten spelende dingï niet zóóveel last: hebben. Trouwens, 't. is niét heclemaal een kwes tie van natuurlijke gesteldheiddat zij verre! Onze Ervaringen en levensomstandigheden be palen wel degelijk onzen gemoedstoestand en, in dit opzicht althans is de mensesh! meer verschoonbaar indien hij zich niet al tijd van do beste zijde vertoont. Niet ieder is st-ark genoeg om zich tó verheffen boven do slagen van het lot en in zielegrootheid, in d© {l' am pen van het leven de beproe vingen der hoogste wijsheid, de ware lee'r- sohool der volmaking te zien; maar het is een feit, dat het juist de kleine veü> drietelijkheden en onaangenaamheden zijn, die ons hert moest ontstemmen. De mensclielijke zwakheid laat ziek juist door do onbedui dendste hinderpalen van den rechten weg af brengen. Daarom moet liet leven ons ook in deze een oefenschool zijn; de school waarin wij leeren, dat de mensch hoogcr staat dan de tegenspoed en dat hij in ieder geval te lroqg staat om zijn medemenschen dagelij les t© doen lijden dooi wat zij niet konden voorkomen. Zij hebben tocli waarlijk genoeg aan hun eigen leed en zorg- Slecht gehumeurde menschen, deze zullen wij dagelijks en in alle mogelijke gedaan ten ontmoeten; maa'r indien wij dan niet ons best doen om hun zwakheid te veront schuldigen, dan is het tien tegeD één dat wij ons eigen vonnis vellen. Ons humeur zoo goed mogelijlc ie hou den, schijnbaar een onbeduidende zaak, is er integendeel een die schatten waard is. Wc doen er o, zooveel goed mee. Droy heeft eens zoo mooi gezegd: „Men kan zoggen dat een goed humeur aanste kelijk is als de droefheid; en ik geloof dat een grijsaard, die tevreden sterft na tevreden geleefd te hebben, daardoor alleen reeds de schoonste preek van, de wereld heeft ge preekt." De D u itscheR ij ks kanselier heeft gisteren voor de tweede maal gesproken over de Marokko-affaire en thans vooral over den EngelschDuitschen kant van de zaak. De redo was dus bedoeld als een terugslag op die van den Engelsohcn minister, Gre-y. Do kanselier had ditmaal meer succes dan do vorige maal. Hij hoeft nog eens het stand- punt van Duitschland ten aanzien van de Marokko-onderhandelingen uiteen gezet- Wij geven enkele mooten uit de rede- Hetgeen wij, aldus de heer BetJimann, met liét zenden van den „Panther" wilden, heeft onze gezant in Londen de Engelsche reigeering den 30sten Juni medegedeeld. LWij hadden geen reden gegeven tot twijfel-, Zelfs Prank- rijt en Rusland hadden geen wantrouwen in de Duitsche plannen. Sir Edward Grey heeft medegedeeld, dat Frankrijk en Enge land steeds gestaan hebben in intieme ge- dachtcnwisseling. Frankrijk vroeg iu alles Engelands raad. Het is onbegrijpelijk, hoe Engeland dan zijn belangen bedreigd kon achten. Daar wij met Era nier ijk oudCrhan- delen, kon toch. voor Engeland geen gevaar ontstaan, zonder dat Frankrijk dat wist* Dtfch wanneer, er in Engeland twijfel rees. dan had Engeland zich tob mij kunnen wenden en ik zou steeds bereid geweest zijn. inlichtingen te geven om dezen twijfel uit do wereld te helpen. Do rijkskanselier b$K>ogde verder, dat. de redevoering van Llo^d George in Duitschland terecht misnoegen gewekt heeft. Doch de redevoeringen J waarin hieraan uiting gege ven werd"ln den Rijksdag, waren niet zoo erg^als de mededeelingen van den Engel- 'schen afgevaardigde over oorlogsvoorberei dingen in Engeland. Ook Duitschland eischt, evenals Engeland, mede te mogen spreken in alle aangelegenheden, waarin eigen belangen geraakt worden. De Marolckaansche compli caties zijn niet ontstaan, vóór dat dit recht Duitschland niet werd toegekend. In 1904 hebben Engeland, en Frankrijk over Ma rokko gedisponeerd, zonder te letten op dó belangen van Duitschland. Dit heeft eerst Algeciras, daarna Agadir noodzakelijk ge maakt. Wij moesten toonen, dat wij niet van plan waren ons opzij te laten dringen. Wanneer dat ten gevolge heeft een zooge naamde of werkelijke voorbereiding tot den oorlog in Engeland, dan kunnen wij niets anders doen dan dit betreuren. Doch de verantwoording daarvoor weigeren wij op ons to nemen. Wij hebben ons doel bereikt, zonder Engelands belangen te raken- Het besto bewijs is, dat eir Edward Grey zelf zijn bevrediging geuit lieeft over den in houd van het Marokko-verdrag. De Engelsclic regeexïng wenscht een be tere verstandhouding tot Duitschland. Ook wij wenschen dit. Maar Engeland moet wat meer vertrouwen in ons stellen- Er was hartelijk applaus toen de kanse lier had uitgesproken. De beraadslagingen daarna hebben wei nig belangrijks opgeleverd. Uit de betoogon van de leiders-van alle burgerlijke partijen bleek ten duidelijkste, dat ook zij in do kracht van het Duitsche leger en de Duït- sohe vloot den eenigen waarborg voor den vrede zagen, nu Engeland zoo'n ongemoti veerd wantrouwen betoond had. Uit het geheele debat sprak een geest van misnoegdheid en verzet tegen Enge land. Meer dan eens werd met nadruk ver klaard, dat men nu in Duitschland genoeg bad van de woorden van vrede en vriend schap, door de Engelsche regeering sedert jaren gespreken en dat men niet de minste waarde hecht aan deze woorden- zoolang de daden hiermede in flagranten strijd zijn. Erg opgefrisoht is de atmosfeer dus nog niet. Wij hebben dezer dagen iets meegedeeld over de Belgische koloniale po litiek en eon enquête die door de so cialisten is voorgesteld. In de Kamer heeft thans de minister van koloniën verklaard, dat hij met het oog op de publicatie der feiten vervat in de in terpellatie-aanvrage van net Kamerlid Yan. derveld© betreffende het Gongoleensohe be stuur, zoo spoedig mogelijk het stilzwijgen wil verbreken. De minister verklaarde dat de interpel latie gegrond is op ontvreemde documenten, wier inhoud men verkeerdelijk voorstelt. Wta-de quaestie van den veilkoop van geest rijke dranken betreft, zei-de de minister, wel eens gehoord te hebben, dat de zende lingen voor eigen gebruik likeuren stookten, maar nooit te hebben vernomen, dat zc deze verkochten. Hij heeft eohter het hou den van branderijen verboden. Onjuist noemde de minister verder de beschuldiging dat hij de vervolging tegen den zendeling Yandenbezelaer zou hebben doen staken. De minister kwam op tegen de beschul diging, dat hij belemmering der vrijheid van handel zou hebben aangemoedigd en eindigde met de verklaring, dat thans alle bezwaren ontzenuwd waren. Er is weer een Duitsche spion ge- pa kt in E n-g eland- De gisteravond te Portsmouth gearresteerd o Duitsche kapitein, Heinrich Gros ze, beschul digd van spiounage te Sputhsea-, blijkt gezag voerder op dc koopvaardijvloot te wezen. Beklaagde verscheen te Portsmouth, voor do rechtbank. Het openbaar ministerie voerde, verschillende verdachte omstandigheden aan, o. a. dat hij trachtte staatsgeheimen betref fende do lands verdediging uit te vorschen door middel van zekeren oud-matroos, Salter gehoeten, dio alles aan de politio verklapt heeft. Het O. M. verklaarde, dat de politio bij Qroszc oen in cijferschrift gestclden Duitschen brief had. gevonden, welke gewichtig werd geacht, voor zoover hij ontcijferd was. De zaak werd tob over eon week verdaagd. Dc rech ter weigerde beklaagde tegen borgtocht vrij te laten. Het openbaar ministerie heeft in sake Heinrich Gres ze verklaard, dat de vervolging- plaats had krachtens de wet van 1911 op heb oponbairen van ambtelijke geheimen. Gedaagde had. getracht geheime inlichtingen te verkrij gen, welke niet aan een vreemde mogendheid mochten wolden verstrekt- Do toestand in P e r z i is ongelooflijk verward. Het boycotten der Russisch© waren wordtvoortgezet. Het volk blijft betoogin gen houden op de pleinen voor de moskeeën. In do regooring heerscht verdeeldheid. Ten gevolge van de crisis is er tweedracht tus- schon de Baehtiaren en de Perzisch-Armeni«- sche vrijwilligers ontstaan. De minister-presi dent, Samsam, wilde eerst met voorbijgaan van do Armeniërs, steunende op de Baeh tiaren en de Perzische kozakken, de orde weer horstellen. Elk van beide partijen wild© toen do andere ontwapenen. Tóch is het tot een verzoening gekomen. Behalve de bazaars zijn nu alle andere! Perzische zaken gesloten, ook do koffiehuizen. De kooplieden van do bazaars zitten, als protest tegen do overweldiging door Rusland, in do moskeeën te praten, te rookeh en rijst te eten, die door de rijken wordt uitgedeeld. Opgnve vbo personen, die zich Ce Lolden hebben gevestigd. S. J. R. de Monchy, Rapenburg 100, student. J. F. Noordermeer, Breestraat 149, dienstbode. J. C. Becker, Oude Singel 24, student. T. S. Loonstra, Acad. Ziekenhuis. W. F. Slieker en gezin, Oude Singel 230, reiziger. A. W. "Welling, Haarlemmerstraat 102, winkeljuffrouw. V, Huisman, Oude Rijn 81. P. van Doorn e, Hooigracht 42, student.. J. H. van Doorne, Hooigracht 42, student., A. J. Yersney, Hooigracht 11 i, musicus. I\ van Leeuwen, Hansenstraat 22, arbei der, A. C. van Buuren, Plantsoen 7, kinderjuf frouw. J. E. J. Gaillard, Oudé Vest 97, apolh.- assistente. A. C. Proper, Nieuwsteeg 17, winkel juffrouw. J. W. F. Bakhuis, Aalmarkt 2, 2de luite nant infanterie. A. M; de Jong, Hoögewöerd 1. J. L. M. van den Brandhof, Thorbecke- straat 22, kapitein infanterie. J. H. Th. Bootsma, Liefdegesticht Peli kaanstraat, gee stel. zuster. K. de Vink en gezin, Grocnhov ens traaft 10, rijks veearts. F. Arbouw on gezin, Ververstraat 15, schoenmaker. B. Rombach, Oude Singel 52. P. Pijl, Rapenburg 115. C. Parquet, Pieterskerkgracht 3 A,; institutrice. A. Verhoog en gezin, Langegraoht 44, broodbakker. G. Schenkel en gezin, 1ste Huigdwarsstraaft 13, schipper. S. Buitinga, Stationsweg 35a. J. Grinwis, Witte Rozenstraat 22. P. J. Stol en gezin, Gortestraat 3, winkop lier. E. Verboog, L. Hansenstraat 8, kunst schilder. 27) En nu hoorde ik, dat mevrouw van haar man wil scheiden, hetgeen voor zoo'n dame toch altyd een zeer onaangename zaak moet zijn, en daarom zou ik nu gaarne willen weten of mevrouw haar echtgenoot voor een moor denaar wil zien gehouden of dat zU dit liever niet zou willen. Dat ia nu maar de kwestie." Waldau begon het ateeds onaangenamer te moede le wordon by dit on'erhoui. Natuur lijk is de verdediger een vertrouwenspersoon en van de bekontenia zjjner cliënten mag een advocaat niets verraden. Maar Waldau waa de opinie toegedaan, dat zulk oen bekentenis dan ook tegenover den rechter moeat worden af gelegd en indien de cl ênt hiertoo niet ia ge nogen, oordaelde hy het noodig voor dan advocaat om do zaak neer te leggen. Waldau etond op: „Ik moet jo zeggen, Weber, dat ik mets met jou wil te doen hebben, noch in de tene noch in de andere kwestie. Wat jo my over jezelf en over me vrouw Helwlg bobt verteld bl(jlt natuurlijk onder ons, maar verder wil ik me liever aan do geheele zaak onttrekken. En zoodoendo zijn wy dus klaar." Tinrm Weber gevoelde een grooto teleur stelling over hem komen, nu hy bemerkte, dat zy.n advocaat geen plan scheen te hobben hem met laad en daad by te ataan. „Er.fin, dan zal ik me alleen zien te redden, maar zek6r zal u me nog wel even willen zeggen, wanneer de zaak voorkomt, daar dit toch altjjd bekend wordt gemaakt." Waldau noemde den datum, waarna Timm Weber zich verwijderde met voel minder diepe buiging dan bi) zyn komst, daar Waldau zeer in z'Jn aebtig was gedaald. Maar Timm Webor had zich nu eenmaal in het hoofd gezet zyn dankbaarheid te willen toonen. U(J wilde hooren hoe het schtschei- dingsprocea verliep on zoo noodig wilde hy Eva, die in zyn oogen eon engel waa, by- ataan, waar hy kon. De waarheid wist toch niemand. Reads in de eerste helft van November kwam de zaak der echtscheiding voor behan deling in aanmerking. Frank Waldau meende wel overtuigd te kunnen zyn, dat Eva niet paraooniyk zou verschynen, daar zy by hun laatste onder houd hem de gohsela zaak in handen had ge geven, om zichzelro zooveel mogelyk schuil te kunnen houden. Groots verbazing verwekte by hem dan ook haar verschijnen op zyn bureau om ongeveer negen uren. „Ik wilde u naar de rechtbank verge zellen," zeido Eva; „misschien verlangt de rechter inlichtingen, die alleen ik zal kunnen geren." „Welke zoudsn dat kunnen zyn, mevrouw?" „Dat weot u immers wel. Men heeft my aangeklaagd wegens een moreels misdaad, dis ik inderdaad heb begaan. Uzelf daarvan ben tk. overtuigd zou het ontkennen, ver- goeiykon, maar ik gevoel een onbegrensde achting voor de heiligheid van Let recht: de rechters mogen niet op oeo dwaalspoor worden gebracht, zy moeten de waarheid vernemen, om volgens waarheid en recht te kunnen oordeelon „U hebt gelyk; laten we dus «amen voor het gerecht verschynem" Daar het regende, liet Frank een rytuig komen. „Bent u boos op my?" vroeg Eva, nadat zy een tydje zwygend naast elkaar hadden gezeten. „Hoe meent u dat, mevrouw Helwlg?" „Omdat ik do zaak Diet geheel aan u heb overgelaten. „NeeD, ik zou onmogeiyk boos op u kunnen zyn. Maar u stelt toch goen volledig ver trouwen in my, u verbergt nog Iets voor me." „Ja," antwoordde zy, „dat is waar, maar Ik zal trachten nog moer vertrouwen tn u te stellen. U wilt vandaag een eisch in recon ventie indienen?" ,Ja." „Wegens verduistering 1" Waldau zweeg. En Eva vervolgde: „Men legt den onge- lukkigen man nog veel meer ten laste, alle couranten schrijven het en de rechtbank ge looft het. U wilt ook dat aanvoeren?" „Ter wille van uw vryheid ja." „O neen, doe dat niet," smeekte Eva heftig. „Indien u dat sou doen, uw woorden zyn immers toch de myne? „Ik spreek met uw lippen," bevestigde by zacht. „Dan zal u ook niet doen wat Ik niet wil. Die eene schuld heeft hy op zich geladen en die misdaad is al niet veel erger dan de myne. Dat andere, neen, daaraan geloof lk niet." „Houdt ge nog altyd van dezen man, Eva?" vroeg hy, plotseling zyn voorzichtigheid ver liezend. „Nooit heb lk hem liefgehad," hernam zy hartstochteiyk; „dat dient u te weten. Maar ook moet u hooren, dat de vrouw van ton moordenaar, zy het dan ook een gescheiden vrouw „Geen ander zal toebohooren," vulde Frank byna onhoorbaar aan. Of zy liet had gehoord wist hy niet, maar sen donker rood kleurde haar anders zoo bleeke wangen. Belden zwegen. Na een lange stilte hernam Frank: „Van nu af zyn my twoo opdrachten tot task ge steld, die met eikaar in stryd zyn en toch tot hetzelfde einddoel leiden. Ik moot u vry maken, mevrouw, en ik dien de onschuld te bewyzen van hem, van wion ga wordt bevryd. Indien my dit beide gelukt, Eva, zoudt ge dan tevreden over my zyn?" Het rytuig etond stil en aamen betraden zy het gerechtshof, waar reads vele getuigen en toehoorders dicht op elkaar stonden ge drongen. De kieine kamer, waarin processen van echtscheidingen werden behandeld, lag eenigs- zins op zyds en werd zeidon door hot publiek bezocht, daar het groote publiek zich voor gewone echtscheidingen niet interesseerde en buitengewone gevallen gewooniyk met dichte deuren werden bshandeld. Het was tien uren. De zaak-Helwig tegen Helwlg stond bovonaan. Eva betrad, vergezeld van Frank Waldau, het vertrek, dat nog leeg was. In do aangrenzende kamer van toehoor ders bevond zich slechts één enkele man. Frank herkende in hem onmiddeUyk Timm Weber, die zich wilde overtuigen of da moord geschiedenis ook op het tapyt zou worden gebracht. Eva gevoolde zich ellendig by het idee hier de hoofdpersoon to zullen zyn en zy waagdo hot dan ook niet haar oogen op te slaan. Spoedig verscheen nu ook de rechter Sperber. De beide advocaten begroetten elkaar za gend en namen daarna achter hun lessenaars plaats. En oven later tradon de overige leden dér rechtbank binnen. „We zullen beginnen mst de zaak van Heiwig legen Ilelwig," sprak de president. „Zyn de partyon misschien persooniyk ver schenen?' Eva richtte zich op, deed een schrede voor waarts en bleef naast Frank staan, als wilde' sy b'J hom kracht en eteun zooken voor dozs moetiyke momenten. De prosident liot zyn blikken een oogenblik op de mooie, jonge vrouw ru3ten, om dadeiyk daarna tegen Sperber te knikken, als om hem hot woord te gsvon. Sperber begon: „Ik stel dsn eisch om het huwelyk tusschon beldo partyen te ontbinden en do beklaagde voor schuldig te verklaren. By afwezigheid van don eischoi dien ik u zyn beschuldigingen over to brengen. De aanklacht berust op oen ziekelyko neiging en moiools zonde der beklaagde. Nadat ik van don dokter der beklaagde heb vernomen, dat deze zioke- lyke haitstocht het botrot hier morphino- zucht nlot meer bostaat, moet ik dezo reden laten vallen en heb ik baar slechts vermeld ter rcrduidolyking van hot volgende. Er is nameiyk beweerd en eigenlijk zoo goed als bewezon, dat beklaagde onder invloed van morphino zlcii heeft laten verleiden ora een dame een kostbaar sieraad le ontvreem den Zy heeft het wel Is waar den volgenden dag uit eigon beweging toruggegevon, zoodat er vsu diefstal in den gowonen zin des wuords geen sprake kan zyn, maar mijn cliënt meende In dit ados toch een zo leiyk misdrgf la moeten zien." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5