Ho. 15886.
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 2 December. Tweed© Mad.
Ann© 1911.
Finaneieele Causerie.
VERHAAL VAN ESN SCHULDIGE.
Burgerlijke Stand.
De Turksohe Sohul<L
In sommige klingen ia men zeer pessi
mistisch gestemd ten opzichte van den in-
yloed, dien de revolutie van 1906 zal uit
oefenen op het toekomstig lot van het
Turksche rijk. He is daarom zeer aange
naam, van een tot oordeel^n zoo bevoegde
persoonlijkheid als Sir Adam Block, te ver
nemen, dat de nieuwe regeering niet alléén
bezield is met goede voornemens, doch die
ook in praktijk brengt. De heer Block zegt
xulks in zijn hoedanigheid van Britsch ge-
ael.geerde bij den Baad van Beheer der
Turksche Schuld en -dus hoof dzakelijk van
uit een financieel standpunt. Zijn opinie
moge gunstig gestemd zijn, omdat de con-
jrtitutioneele Regeering aangenamer ver
houdingen heeft tot stand gebracht met
den Baad van beheer; doch dit op zichzelf
is reeds een stap in de goede richting. ,,Het
pad der hervormingen," zoo zegt de heef
Block, is niet effen geweest, de bittere en
©indelooze twisten én de onaangename
partij-splitsingen, de voortdurende wisse
lingen van ministeries, de stijfhoofdige
obstructie die gevoerd wordt ten gevolge
van de vooroordeelen en de tradities van
.vroeger tijden en van de ontevredenheid
van hen, die- behoorden tot het oude régime,
hebben er\lle toe bijgedragen om den voor
uitgang tegen te houden." Dit is geen vol
mondig eeresaluut aan de bestaande toe
standen; doch de hoofdzaak is, dat, of
schoon de constitutioneede Begeetring zelf
de oorzaak is geweest vtvn enkele liareï
moeilijkheden, zij toch veel kwaad heeft
uitgeroeid en op ernstige wijze getracht
heeft de financiën te reorganiseeren op een*
gezonde, zij Let nog steeds onvolmaakte
wijze. De verbetering heeft zich niet be
paald tot de Administratie, die in de af dee
lingen der douanen en Financiën, is vereen
voudigd, gezuiverd en versterkt door de
hulp van raadslieden, die door de Engel-
sche en Fransche Begeeringen daartoe zijn
benoemd; doch de Turksche Begeering heeft
voor zoover zij daartoe bij' machte was,
economische maatregelen getroffen ten bate
van het land, ofschoon het ehronische te
kort dit werk niet weinig bemoeilijkt.
Het verslag van den heer Block aan de
Engelsche en Hollandsche schuldeischers
werd voltooid vóór den Italiaanscben aan
val op Tripolis; hij heeft echlber in een
P. S. zijn meening geuit ten opzichte van
den vermoedelijken invloed van den oorlog
op de Turksche financiën.
Wat betreft de ontvangsten, zoo ib de
heer Block niet bevreesd, zoolang d'e ope
raties beperkt blijven tot Tripolis; doch
de moeilijkheden der schatkist moeten toe
nemen door de gedeeltelijke mobilisatie van
troepen en de aan koop en van oorlogsmate
riaal. De Minister van Financiën had ge
hoopt door 't loopende finaneieele ja^r (tot
13 Maart 1912)_ heen te komen, zonder
nieuwe leeningen aan te gaan, behoudens
wat liij in maandelijksche gedeelten ont
vangt van de Duiteqhe en Oostenrijksche
bankiers, die hem eenigen tijd geleden te
hulp kwamen, 's Heei^n Block's informa
ties tot op 28 October j. 1. doen hem ge
looven, dat de schatkist minstens 1 millicen
Turksahe fondsen zal moeten leeneri, om
't hoofd boven water te kunnen houden,
terwijl 't waarschijnlijk is, dat de uitbrei
ding van 'fc terrein van den strijd, de moei
lijkheden van 't Turksche Ministerie heeft
doen toenemen. Een paar millioen meer
of minder moge schijnbaar weinig verschil
maken voor een land, dat gewoon is aan
tekorten van 67millioen Turksche pon
den doch iedere nieuwe leening heeft een
toename in jaarlijksche lasten tengevolge
en onderschept 'n gedeelte van de toename,
die de inkomsten zouden kunnen aanwijzen
of van de besparingen, die zouden kunnen
gemaakt worden in de uitgaven.
Ware het nationaliteitsgevoel niet in 't
spel, dan zou er geen twijfel kunnen be
staan aan de wensohelijkheid om zich in
V3CCOOOOOOOOC
„'t Leek me toe, of ik daar thuis hoorde,
heeren, op een bank in 5fc Plantsoen, met
een gewonen straatslijper. Er zat geen fut
meer in me. Mijn zenuwen hadden me den
heelen dag geplaagd; maar nu werd ik lang
zamerhand kalmer. Ik voelde me rustig; ik
hacl een gevoel, alsof ik daar wel altijd zou
.willen zitten.
Ik was langzamerhand naar den kelder
gegaan, in de vier jaar, sinds ik dooT het
ongeluk mijn baantje als machinist verloor,
'fc Was mijn schuld niet, heeren, dat onge
luk maar ik had er den last van. AI kon
ik laten zien, dat ik mijn vak kende, nie
mand had me noodig; ze zeiden, dat ik te
oud was.
Zoolang het geld duurde, dat ik had op
gespaard, pïobeerde ik iemand te vinden,
die niet eerst naar mijn grijze haren en
dan naar mijn kennis en mijn kunnen zou
kijken. Ik ben langzaam verder naar bene
den gegaan, maar ik was nu zoo ver, dat
het me scheen, alsof het me niet veel kon
schelen. Ze zeggen, dat is net zoo, als
iemand verdrinkt.
We hadden zoowat een uur of meer op
die bank gezeten, misschien wel drie uren,
en we. hadden geen van beiden een woord
gezegd We hadden, denk ik, geen van bet-
den behoefte om te praten. In elk geval,
we deden 't niet, maar het begon kil te
worden tegen den avond.
Ik wist, heeren, als ik opstond en naar
huis ging, ze me te eten zouden geven, zon
der iete te vragen. Ik was maar een week
het verlies van Tripolis zoo spoedig moge
lijk te schikken, vooral indien daarvoor
finaneieele compensatie van Italië zou kun
nen verkregen worden; dooh d'e politiek
dwingt de Jong-Turken om den schijn te
vermijden, als waren zij minder - bezorgd
voor de integriteit van 't Turksche gebied
dan hun voorgangers.
Wat betreft 't speciaal onderwerp van
zijn verslag de inkomsten, die zijn toe-
vertrouwd aan den Baad van Beheer zoo
is de heer Block :in staat een optimistisch
beeld' te gevên. Het jaar tót 13 Maart 1911
wijst een toename van 178.700 Turksohe
Ponden, d i. 5.1 pCt. in de oorspronkelijke
inkomsten. De met 3 pCt. verhoogde Doua
nerechten gaven een toename van 60.216
Turksche Ponden of 5.77 pCt., het totaal
was 1.103.200 T. P. Sedert 1883 toen de
Administratie der schuld! werd ingesteld,
zijn de oorspronkelijke inkpmsten toegeno
men van 2.263.669 tot 3.676.539 T. P. een
vermeerdering van 1.412.870 T. F. of 62.41
pCt. Dit gunstige resultaat kan een les
zijn voor hen d!;e ongunstige oordee-
len over de Turksche inkomsten in 't alge
meen.
Indien de inkomsten, die zijn afgestaan-
ten behoeve der schuld, een zoo groot uit
breidingsvermogen toonen en blijven too-
nen, dan is er niet de minste reden waarom
de algemeene inkomsten van het Turksche
rijk in de toekomst niet dezelfde toename
zouden kunnen aantoonen, te meer indien
het nieuwe regime de groote moeilijkheden
kan te boven komen, die dé nalatenschap
vormen van de' vroegere cormpte regeering.
De inkomsten, die onmiddellijk door den
Baad worden geadministreerd, zijn in het
af geloop en jaar niet sterk vooruitgegaan;
want terwijl het zoutmonopolie, de zegel
belasting en de accijnzen'vrij aanzienlijke
toenamen aanwijzen, waren de belastingen
op de visselierij en op de zijde-industrie min
der, hoofdzakelijk ten gevolge van de
weersgesteldheid, waarvan beide takken
van bedrijf afhankelijk zijn; bovendien wa
ren de hooge Bulgaarsche invoerrechten op
visch uit. Turkije zeer ongunstig voor deze
industrie. Uit de tabaksbelasting en het
aandeel, dat de Baad van Administratie
heeft in de Turksche Tabaksregie, waren
de winsten aanzienlijk hooger. De concessie
der tabaksregie vervalt in 1914, doch het
schijnt zeker te zijn, dat een monopolie,
onder beKeea* van den Baad, daarvoor in de
plaats zal treden. Aangezien het reserve
fonds van 2 millioen T. P., dat is aangelegd
als een beveiliging der geünificeerde schuld
bij decreet van 1S03, thans vol is, komt de
interest op dit fonds beschikbaar als loo
pende bate en maakte ongeveer de helft
uit van de vermeerdering ten bedrage van
160.000 T. P. in het overschot, nadat in de
interest en het gewone amortisatiefonds
was voorzien. Dit overschot, aangevangen
met 336.100 T. P. in het eerste jaar nadat
het Unificatie-Verdrag was gesloten, be
reikte verleden jaar een bedrag van
1.908.937 T. P. Daarvan krijgt de BegeeriDg
75 pCt. of 1.431.703 en dié' resteerende 25
pCt. of 477.234 T. P. komen ten bate van
het Buitengewone Amortisatiefonds. Onder
toevoeging van rente en andere inkomsten,
werd dit fonds opgevoerd tot 547.215 T. P.,
gelijkstaande met 0.98 pCt. van de oor
spronkelijke schuld. De twee amortisatie
fondsen te zamen bereikten 1.94 pCt. van
de schuld in het afgeloopen jaar. In 8^ jaar
is 3.018.070 T. P. of 7.14 pCt. der geünifi
ceerde schuld afgelost; met inbegrip van de
Loten, is. er 4.751.226 T. P. of 8.52 pCt. der
geheele schuld gedelgd.
Dit is zonder twijfel een schitterend re
sultaat; en wijl 't tempo der amortisatie
steeds sneller is, behoudens dan dat 'fc wordt
tegenwerkt door den hoogere'n prijs, dien
men voor de in te koopen obligaties moet
belaten, in de markt, zou de geünificeerde
schuld zonder twijfel meer populair zijn,
ware 't niet^ dat 't land voortdurend ten
prooi is aan politieke woelingen.
Nieuwe leeningen kunnen niet tornen aan
't onderpand der geünificeerde schuld, of
schoon vermeerdering in 't bedrag der
achter met mijn kostgeld. Maar ik wist
niet, hoe ik in 't vervolg aan geld zou ko
men, en 't scheen me de moeite niet waard,
om op te staan en ergens heen te gaan. Ik
had niet zoo'n honger meer als een uur of
wat te voren. Ik had de heele week al wei-
nig gegeten en om de waarheid te zeggen,
heeren, ik was den vorigen dag ook al niet
in mijn kosthuis geweest.
Ik denk, dat ik te moe was, om honger te
hebben, want ik was naar een fabriek ge
weest in de voorstad, om werk te vragen.
In elk geval had ik niet veel zin, om op te
staan; maar ik kreeg koude voeten en daar
om probeerde ik ze te bedekken met droge
blaren. Er lag een heele hoop droge blaren
en ik bukte me, om ze over mijn voeten op
te hoopen.
Het electriech licht was aan. Er was een
lantaarn vlak bij de bank en 'fc lichfc viel op
den hoop blaren, toen ik ze omgooide met
mijn handen. Tusschen de blaren lag een
kaartje. Ik raapte het op en zat er naar te
kijken. Ineens, heeren, voelde ik mijn hon
ger. 'fc Kaartje was een bon voor epn maal
eten.
Ik §tak het kaartje in mijn zak en stond
op, bijna alsof ik niet meer moe was. De
ander stond ook op. We liepen samen op
Er was niemand anders dan wij beilen op
het pad, dat langs een vijver liep.
Met dat kaartje in mijn zak voelde i£ me
weer wat meer mezelf. Ik dacht er aan, dat
ik te vuil was, om fatsoenlijk te eten, en
daarom wilde ik naar den kant van den vij
ver gaan, om me een beetie te wasschen,
vóór ik iets at. We gingen naast elkaar van
'fc pad af, we zeiden niets; maar het begon
schuld altijd ten gevolge heeft, dat zelfs
de goed verzekerde obligaties reageer en.
De heer Block, voegt aan zijn verslag een
tabel bij, die een terugblik geeft op de
Turksohe schuld sedert 1881. ïn de 30 jaren
is er 59.948.000 T. P. geleend en er is
6.960.400 T. P. aan de sohuld toegevoegd
door conversies. Maar van dit totaal van
66.90S.400 T. F. is niet minder dan 40.511.400
T. P. afgelost^ r vodatfcle netto vermeerde
ring slechts 26^397,00G ^bedraagt.
Ongelukkigerwijze beloven tekorten en
oorlogsuitgaven dit in? de naaste toekomst
tot een toenemend -cijfer te zullen maken.
W.
Een nieuw paleis?
Het Haagsohe Raadslid, de heer E.
Deen, stelt voor
B. en Ws. uit te noodigen zich te verge
wissen, of H. M. de Koningin bereid ia het
Koninklijk Paleis in hefc 'Noordeinde met
de aangrenzende gebouwen en terreinen
in het Noordeinde met de aangrenzende
gebouwen en terreinen ia'het belang van
een doelmatige oplossing van het Raadhuis-
vraagstuk, aan de genieehte 's-Gravenhage
af te staan, zoo de gérheente in samen
werking met het Rijkeen oncler goedkeu
ring van Hare Majesteit, er in mocht slagen
de bescjnkking te Icrijgen'over een gedeèlte
van liet Park Zorgvliet, om ter plaatse
een nieuw Koninklijk" Paleis te stichten;
B. en Ws. te verzoeken stappen te doen,
maatregelen te beramen en onderhandêlin-
gen te voeren, welke kunnen leiden tot
een oplossing in deze richting, van het Pa-
leis-Raad'vraagstuk.
Aan de Memorie van Toelichting ik "het
volgende onleend
.Ondergeteekende is aanstonds na de ver
schijning van het voorstel betreffende- den
bouw van een Raadhuis aan het Spui, van
meening geweest, d'at de plaats voor dit
doel zeer slecht gekozen was.
Steeds heeft hem voor oogen gestaan een
oplossing van het Raa-dliuisvraagstuk, welke
tevens zou inhouden de oplossing van het
P aleisvraagsfcuk.
Dat er een Paleisvraagstuk is, staat
vast. Bij herhaling, voornamelijk bij be
zoeken van vreemde Vorsten, is gebleken,
dat het Koninklijk Paleis in het Noord
einde niet aan zijn bestemming voldoet en
dat het cok voor bewoning door H. M. de
Koningin, onder gewone omstandigheden,
niet voldoet aan de ei&ohen, welke aan een
Koninklijke woning mogen worden gesteld.
De liz8^n» het midden der stad, geheel
ingebouwd; het gemis van een tuin of
park van voldoende grootted'e onvrijheid,
die van een en ander het gevolg is, - zijn
vermoedelijk oorzaak, dat het Hof minder
dan vroeger in de residentie verblijft. Het
ligt voor de hand, dat daarmede nadeden
voor de gemeente gepaard gaan.
Bovendien- voldoet het tegenwoordige Pa
leis, ook uit de aesthetisoh oogpunt niet.
Ondergeteekende ontveinst zich niet,- dat
in de eerste plaats de Staat verplicht is,
zoo noodig, een nieuw Paleis ter beschik
king van H. M. de Koningin te steUen,
doch hij acht hier ook aanwezig een vitaal
belang van de gemeente.
Ondergeteekende had aanvankelijk het
voornemen, dit zijn voorstel aanhangig te
maken op het tijdstip, waarop mocht wor
den aangenomen, dat het voorstel van B.
en Ws. in zake den Raadhuisbouw in open
bare behandeling, zou komen. In het thans
door B. en Ws gedane voorstel (bebouwing
van Zorgvliet) heeft hij echter gereed e aan.
leiding gevonden reeds nu zijn denkbeeld
aan den Baad ter beslissing voor te leggen.
Wanneer immers 'het voorstel van B. on
Ws. zoude worden aangenomen, zou elke
oplossing in de door ondergeteekende ge-
wensohte richting bij voorbaat zijn uitge
sloten. Trouwens, afgezien van deze om
standigheid zou hij zijn medewerking tot
het voorstel van B. en Ws. niet hebben ver
leend, vermits het nemen van een begin-
selbeduifc, in zake de bebouwing van Zorg-
me te vervelen, aldoor dien kerel achter
me aan te hebben als mijn schaduw.
„Wat mot je 1" zei ik. „Waarom loop je
me a-chfce ma V'
Hij lachte. Ik geloof wel, dat ik het
lachen kan noemen.
,,Ik mot dat kaartje", zei hij. „Ik heb ge
zien, wat het was, en ik zal het hebben."
Nu geloof me, heeren, speet het me, dat
het maar voor één maal eten goed was.
Als 'fc voor twee gov/eest was, had ik hem
er één van gegeven. Ik wist, wat het is,
honger te hebben. Ik zei hem, net als ik 't
u zeg, dat er maar één maal eten was, en
dat het me speet. Onderwijl bleven we naar
den vijver loopen.
Er was een donkere plek bij den vijver,
die ik een goede, plaats vond, om me te
wasschen. Het was er overschaduwd, zoo
dat men je van 't pad af niet zou kunnen
zien, en ik wist niet of je den vijver wel als
waschkom mocht gebruiken. Boven de plek
was een opening tussohen de boomen en
daar schitterden de sterren, alsof 't een
winternacht was, al was 't pas herfst.
De andere volgde me nog steeds.
„Je most me dat kaartje maar geven",
herhaalde hij; „als je 't niet geeft, nee»m ik
het. Je bent 'n ouwe man/'
Dat maakte me kwaad. Ze hadden me al
te dikwijls gezegd, dat ik een ouwe man
was, en nergens meer goed voor. Ik was
woest, toen hij 't zei. Dat kaartje was van
mij, ik had het gevonden en 't was ge
meen, 't van me te willen hebben, 'fc Kon
me niet schelen of hij honger had of niet.
Al wat ik van hem wou, was, dat hjj wegu
ging en me alleen liefc.
vliet, waarbij zooveel en velerlei van na
dere uitwerking en beslissing afhankelijk
wordt gesteld, hem niet onbedenkelijk voor-
omfc."
Wat de finaneieele zijde der zaak aan
gaat, moge het ondergeteekende veroorloofd
zijn, het volgende op te merken:
Het schijnt hem mogelijk, dat de gemeen
te zich het bezit verwerft van pl.m. 56 H.A.
van het Park Zorgvliet tegen een bedrag
van pl.m. f 4,200,000 zijnde f 7.60 per vierk.
M. Rekent hij de bijdrage, welke de ge
meente eventueel in de kosten van een
nieuw Paleis zal hebben aan te bieden op
rond f 2,000,000, dan komt hij tot een tota
le uitgaven van f6,200,000.
•Het zal echter voldoende zijn voor den
bouw van het Koninklijk Paleis, op Zorg
vliet, 30 H.A. af te staanzoodafc de ge
meente voor exploitatie of verkoop 26 H.A.
aan zich houdt.
Berekent ondergeteekende nu de waarde
van de resteerende 20 H.A. van het Park-
Zorgvliet en die van h©t oomplex gebouwen
en terreinen dat eventueel door de gemeen,
te in het Noordeinde zal worden verkregen
t© zamen, op bovengenoemd bedrag van
f 6,200,000, dan meent hij niet al te opti
mistisch te zijn geweest en springen z. i.
de voordeelen voor de gemeente duidelijk
in het oog.
School voor iabrieksjongens
en meiiüfes.
Uit het verslag van de „Christelijke werk
zaamheden onder fabrieksjongons en fa
brieksmeisjes te Leiden", loopende van 1
Nov. 1910 tot 451 Oct. 1911, blijkt dat de
ontvangsten bedroegen f 617.49 en de uit
gaven f 534.54i zoodat in kas was op I
November 1911 f 82.94^.
Aan geschenken werden ontvangen uit
D e n Haag: van Freule A. S. ongebleekt
katoen voor hemden, een stuk molton, 15
bijbels, 15 scheurkalenders; van mevr. Dre.
en Freule 0. cle la B. C. 3 bouffanten, 7
schorten, 8 groote bijbelsd-e platen, 50 klei
nere teksten; van mej. 0. d. B. K. 3 wrtte
keperen rokken; uit Zeist: van de meis
jes vereeniging: 6 witte schortjes; uit T i e I:
van mevr. v. H. 6 paar kousen en schorten;
uit L e i d e n: van Ds. D.bijh-lsche alma
nakken; van mevr. v. d. B.verfdoos, kleur-
boek, 2 teekenpennen met krijt en penne-
liouders; van inej. H. M. een leesboek en
2 bijbeltjes; een bezending w't en gekleurd
katoen van de Leidsoh© Katoenma.atsoha-p-
pij, terwijl een blinde juffrouw 8 paar kou
sen breidde voor de jongens
Dank zij den steun van contribuanten en
gevers ontbrak het der vereeniging niet
aan het noodige, terwijl veler sympathie,
ook in dezo gaven zich vertolkend, aan
spoorde om dit wérk met opgewektheid
wort te zetten.
Bovendien ontving de vereeniging nog
een legaat van f 1000 van wijlen ds. Drost
den vader van de directice, mej. Joh. Drost"
Het is met weemoed en dank dat zij dit
vermeldt. Allereerst met weemoed. Immers
een legaat spreekt van liefde voor een
zaak, maar ook van een hart dat niet
meer klopt, en een hand die n i e t m e e r
geven kan.
En wat de school direct en indirect te
danken heeft aan haar ontslapen vader, is
niet onder woorden te brengen.
Hoeveel Kerstfeesten (heeft hij geleid en
hoe vroolijk en bezielend waren die avon
den. En dan die verrassingen tekens, dien
stillen steun, die accuratesse wat betreft
het financieel beheer, die bemoediging en
die aanbevelingen van dezen arbeid. Hoe
zeldzaam zijn zo, die vrienden en die ouden
van dagen zonder eischen voor ziohzelven.
„Zulk een zegt mej. Drost. „was mijn
vader. In de veertig jaren, dat hij met deze
school in aanraking kwam, heeft ihij geen
enkelen avond gewensoht, dat het belang
der sohool zou achtersta; n bij het zijne,
heeft (hij niets geëischt en steeds gegeven;
gegeven zijn geld,, zijn tijd, zijn liefde, zijn
gebed.
„Daarom is het met weemoed, dat wij
Dat zei ik hem. Ik zei het scherp. Maar
hij lachte alleen, en keek eens om. We za
gen allebei, - dat er niemand op het pad
was.
„Je geeft me dat kaartje en voor de rest
geen praatjes", zei hij.
Maar ik was niet bang voor hem. Ik had
ge-zcgdt wat ik te zeggen had, en ik wou
hem slijten. Ik sloeg mijn mouwen op, om
mijn handen te wasschen in den vijver,
maar ik hield hem in de gaten.
't Was 'n laffe kerel, heeren, en hij had
nog wel gezegd, dat ik oen ouwe man was
Hij wachtte, tot hij dacht, dat ik niet op*
lette, en toen zwaaide hij zijn arm en pro
beerde dien om mijn hals te haken onder
mijn kin, zoodat ie me kon vasthouden en
onderhand mijn zakken doorzoeken. Maar
ik had me al omgedraaid^ vóór hij zijn arm
om me had. We zeiden geen van beiden
wat, daarna, en ik denk, dat we omtrent
leven maken van 'fc zelfde gevoelen waren.
In elk geval, ik kwam niet op 't idee, dat
iemand anders dan wij tweeën met de zaak
te maken 'had. Ik had een gevoel, alsof ik
ze allemaal, die me 'n ouwen man genoemd
hadden, te pakken had.
En zoo worstelden en vochten we, heeren.
in de donkere schaduw van de struiken blij
vend. Eerst kreeg hij mijn hoofd acnter-
over, zoodat ik de sterren kon zien, maar
ik wist 't weer rechtop te wriDgen. Hij
was sterker dan ik; ik geloof, dat ik oud
begin te worden, maar 't doet er niet toe,
nou. Ik deuk niet, dat ik nog naar 'n baan
tje zal moeten uitzien.
Na een poosje begon hij me er onder te
te danken hebben voor dit legaat. En toch
wij hebben te danken. Zéker zou mijn va
der ook wederom de eerste zijn, om het 'ons
toe. to roepen: vergeet dit niet, vergeet
niét de menschen te danken; maar ver
geet daarbij* ook niet uw Vader in de he
melen te danken, wiens i s het goud en het
zilver. Vertrouw Hem de scholen toe, dan
hebt gc geen gebrek te vreezen aan eenig
goed.
„Op den morgen dat mijn vader graf
waarts gedragen werd, ontsliep een ande
re trouwe vriendin onzer sohool, Freule Van
Lynden uit Den Haag. Mefc welke innig©
belangstelling deelde ook zij in den strijd
onzer jongens en meisjes; ons werk onder
hen steunend, niet het minst door haar
sympathie.
Voor beiden was het een opgenomen wor
den in heerlijkheid na een langen lijdens
weg, maar beiden roepen ons toe als het
ware: „Sla uwe oogen op naar de bergen,
van daar komt uwe hulp."
„Wij willen dan luisteren naar die stem
men. zoo ver en toch zoo clicht bij. nieu
wen moed grijpen en doen wat onze hand
vindt om te doen in het belang van die jon
ge mensohen, met wie wij op de sciiool in
aanraking worden gebracht. Mocht heb zijn,
om althans voor enke-len i n zegen te we
zen."
Het Hnngsche Bosch.
De Minister van Landbouw, Handel ea
Nijverheid heeft opdracht gegeven om een
rapport samen te stellen omtrent den toe
stand van het Haagsche bosch vóór den
storm, den omvang der beschadigingen, de
Icc-ringen, die uit de ramp kunnen worden
getrokken, en de middelen, welke tot her
stel zullen worden aangewend. In afwach
ting van de voltooiing van dat rapport, het
welk zal worden gepubliceerd, meent hij
thans niet in bijzonderheden te moeten tre
den aangaande de ramp, die het boscli door
den storm in den nacht van 30 September
op 1 Oct. jl. heeft getroffen. Het herstel
lingswerk zal zeer Spoedig en krachtig
worden ter hand genomen en er op zijn?
gericht om het bosch zijn oud karakter te
doen behouden. Vergrooting van het bosch
door toevoeging van een te onteigenen ten
Noorden daarvan gelegen grondstuk, is
daarvoor niet noodig en zou, naar liet
voorkomt, ook niet wel uitvoerbaar zijn, al
ware het alleen uithoofde van de daaraan
verbonden zeer hooge kosten.
Omtrent de besproeiing van enkele wegen
echter die meer als gemeentelijke verkeers
wegen dan als boschwegén kunnen worden
beschouwd, is o\erleg met de gemeente
's-Gravenhage gepleegd. Ditzelfde is ge
schied ten opzichte van het onderhoud van
den straatweg loopende van den Bezuiden-
houfcschen naar den Bènoordenhoutschen
weg, met uitzondering van een gedeelte dat
tot den Leidschen straatweg behoort.
Van den Minister is niet te verwachten,
dat hij onderhandelingen zal openen met
het gemeentebestuur van 's-Gravenhage ten
einde het bosch met zijn lusten en lasten
aan de gemeente over te dragen.
SASdENHEtM. Getrouwd: J. (Staphorst 20 j.
en M. C. Landwer Joban J9 j. C. I3eijk25 j. en
A. v. Allena 2 j. A. y. d,. Voet 25 en II. C.
Zander 26 i.
Geboren: Pieter, Z. van P. Ie Grand en E.
Groot. Johanna Harmijntje, D. van D. Kruit en
A. v. Nieuwkoop. Teunis Gerardus, Z. van T.
G. Vos en C. A. Kraal.
Pest op Java.
Bij het departement van koloniën is ont
vangen het volgende telegram van den
gouv.-gen. van Ned.-Indic dd. 1 dezer, be
treffende pestgevallen op Java, gedurende
de week van 22 tot en met 28 November:
Afdeeling M a 1 a n g: 17 pestgcvallen, 16
dooden.
Afdeeling Toeloegagoeng, evenals
M a d i o e n 4 doodelijke gevallen.
Afdeeling K e d i r i1 doodelijk geval.
krijgen. "VVe waren allebei buiten adem en
als er iemand langs gekomen was over 'fc
pad, zou hij ons hebben hooren hijgen.
Toen stak hij zijn hand in mijn zak.
't Was de verkeerde, 't kaartje zat in een
anderen, maar tóch ik had een gevoel, of
hij het al te pakken had. Het was gemeen,
heeren, een stérke jonge man een ding als
dat afnemen van een ouvre Er is werk ge
noeg in de wereld voor jonge mannen. Er is
geen werk voor een ouwe.
Dat ik zijn hand zoo in mijn zak voelde,
gaf me nieuwe kracht. Ik kreeg hem met
een ruk van de been, en we vielen allebei
naar den kant van den vijver. Zijn hoofd
en zijn schouders kwamen in het water.
Ik durfde hem niet 'op laten staan, hee
ren. Hij had de handen om mijn keel, pro
beerde me te worgen. Ik hield hem onder.
Langzamerhand lieten zijn vingers los van
mijn keel ik hield hem nog wat langer.
Ik durfde hem niet op laten staan. Ik
wist nu, dat hij sterker was dan ik, en dafc
ik een ouwe man ben.
Toen ik opstond, probeerde hij niet me
na te loopen, maar het kon me niet schelen
al stond hij nooit meer op. Mij zoo iets rif
te nemen t
Ik ben weggegaan en heb mijn maal ge
geten voor m'n kaartje. Toen dacht ik nog
eens over het heele geval na, en toen ben
ik naar het politiebureau gegaan, om mé
aan te geven."