Ho. 15886. LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 2 December. Tweed© Mad. Ann© 1911. Finaneieele Causerie. VERHAAL VAN ESN SCHULDIGE. Burgerlijke Stand. De Turksohe Sohul<L In sommige klingen ia men zeer pessi mistisch gestemd ten opzichte van den in- yloed, dien de revolutie van 1906 zal uit oefenen op het toekomstig lot van het Turksche rijk. He is daarom zeer aange naam, van een tot oordeel^n zoo bevoegde persoonlijkheid als Sir Adam Block, te ver nemen, dat de nieuwe regeering niet alléén bezield is met goede voornemens, doch die ook in praktijk brengt. De heer Block zegt xulks in zijn hoedanigheid van Britsch ge- ael.geerde bij den Baad van Beheer der Turksche Schuld en -dus hoof dzakelijk van uit een financieel standpunt. Zijn opinie moge gunstig gestemd zijn, omdat de con- jrtitutioneele Regeering aangenamer ver houdingen heeft tot stand gebracht met den Baad van beheer; doch dit op zichzelf is reeds een stap in de goede richting. ,,Het pad der hervormingen," zoo zegt de heef Block, is niet effen geweest, de bittere en ©indelooze twisten én de onaangename partij-splitsingen, de voortdurende wisse lingen van ministeries, de stijfhoofdige obstructie die gevoerd wordt ten gevolge van de vooroordeelen en de tradities van .vroeger tijden en van de ontevredenheid van hen, die- behoorden tot het oude régime, hebben er\lle toe bijgedragen om den voor uitgang tegen te houden." Dit is geen vol mondig eeresaluut aan de bestaande toe standen; doch de hoofdzaak is, dat, of schoon de constitutioneede Begeetring zelf de oorzaak is geweest vtvn enkele liareï moeilijkheden, zij toch veel kwaad heeft uitgeroeid en op ernstige wijze getracht heeft de financiën te reorganiseeren op een* gezonde, zij Let nog steeds onvolmaakte wijze. De verbetering heeft zich niet be paald tot de Administratie, die in de af dee lingen der douanen en Financiën, is vereen voudigd, gezuiverd en versterkt door de hulp van raadslieden, die door de Engel- sche en Fransche Begeeringen daartoe zijn benoemd; doch de Turksche Begeering heeft voor zoover zij daartoe bij' machte was, economische maatregelen getroffen ten bate van het land, ofschoon het ehronische te kort dit werk niet weinig bemoeilijkt. Het verslag van den heer Block aan de Engelsche en Hollandsche schuldeischers werd voltooid vóór den Italiaanscben aan val op Tripolis; hij heeft echlber in een P. S. zijn meening geuit ten opzichte van den vermoedelijken invloed van den oorlog op de Turksche financiën. Wat betreft de ontvangsten, zoo ib de heer Block niet bevreesd, zoolang d'e ope raties beperkt blijven tot Tripolis; doch de moeilijkheden der schatkist moeten toe nemen door de gedeeltelijke mobilisatie van troepen en de aan koop en van oorlogsmate riaal. De Minister van Financiën had ge hoopt door 't loopende finaneieele ja^r (tot 13 Maart 1912)_ heen te komen, zonder nieuwe leeningen aan te gaan, behoudens wat liij in maandelijksche gedeelten ont vangt van de Duiteqhe en Oostenrijksche bankiers, die hem eenigen tijd geleden te hulp kwamen, 's Heei^n Block's informa ties tot op 28 October j. 1. doen hem ge looven, dat de schatkist minstens 1 millicen Turksahe fondsen zal moeten leeneri, om 't hoofd boven water te kunnen houden, terwijl 't waarschijnlijk is, dat de uitbrei ding van 'fc terrein van den strijd, de moei lijkheden van 't Turksche Ministerie heeft doen toenemen. Een paar millioen meer of minder moge schijnbaar weinig verschil maken voor een land, dat gewoon is aan tekorten van 67millioen Turksche pon den doch iedere nieuwe leening heeft een toename in jaarlijksche lasten tengevolge en onderschept 'n gedeelte van de toename, die de inkomsten zouden kunnen aanwijzen of van de besparingen, die zouden kunnen gemaakt worden in de uitgaven. Ware het nationaliteitsgevoel niet in 't spel, dan zou er geen twijfel kunnen be staan aan de wensohelijkheid om zich in V3CCOOOOOOOOC „'t Leek me toe, of ik daar thuis hoorde, heeren, op een bank in 5fc Plantsoen, met een gewonen straatslijper. Er zat geen fut meer in me. Mijn zenuwen hadden me den heelen dag geplaagd; maar nu werd ik lang zamerhand kalmer. Ik voelde me rustig; ik hacl een gevoel, alsof ik daar wel altijd zou .willen zitten. Ik was langzamerhand naar den kelder gegaan, in de vier jaar, sinds ik dooT het ongeluk mijn baantje als machinist verloor, 'fc Was mijn schuld niet, heeren, dat onge luk maar ik had er den last van. AI kon ik laten zien, dat ik mijn vak kende, nie mand had me noodig; ze zeiden, dat ik te oud was. Zoolang het geld duurde, dat ik had op gespaard, pïobeerde ik iemand te vinden, die niet eerst naar mijn grijze haren en dan naar mijn kennis en mijn kunnen zou kijken. Ik ben langzaam verder naar bene den gegaan, maar ik was nu zoo ver, dat het me scheen, alsof het me niet veel kon schelen. Ze zeggen, dat is net zoo, als iemand verdrinkt. We hadden zoowat een uur of meer op die bank gezeten, misschien wel drie uren, en we. hadden geen van beiden een woord gezegd We hadden, denk ik, geen van bet- den behoefte om te praten. In elk geval, we deden 't niet, maar het begon kil te worden tegen den avond. Ik wist, heeren, als ik opstond en naar huis ging, ze me te eten zouden geven, zon der iete te vragen. Ik was maar een week het verlies van Tripolis zoo spoedig moge lijk te schikken, vooral indien daarvoor finaneieele compensatie van Italië zou kun nen verkregen worden; dooh d'e politiek dwingt de Jong-Turken om den schijn te vermijden, als waren zij minder - bezorgd voor de integriteit van 't Turksche gebied dan hun voorgangers. Wat betreft 't speciaal onderwerp van zijn verslag de inkomsten, die zijn toe- vertrouwd aan den Baad van Beheer zoo is de heer Block :in staat een optimistisch beeld' te gevên. Het jaar tót 13 Maart 1911 wijst een toename van 178.700 Turksohe Ponden, d i. 5.1 pCt. in de oorspronkelijke inkomsten. De met 3 pCt. verhoogde Doua nerechten gaven een toename van 60.216 Turksche Ponden of 5.77 pCt., het totaal was 1.103.200 T. P. Sedert 1883 toen de Administratie der schuld! werd ingesteld, zijn de oorspronkelijke inkpmsten toegeno men van 2.263.669 tot 3.676.539 T. P. een vermeerdering van 1.412.870 T. F. of 62.41 pCt. Dit gunstige resultaat kan een les zijn voor hen d!;e ongunstige oordee- len over de Turksche inkomsten in 't alge meen. Indien de inkomsten, die zijn afgestaan- ten behoeve der schuld, een zoo groot uit breidingsvermogen toonen en blijven too- nen, dan is er niet de minste reden waarom de algemeene inkomsten van het Turksche rijk in de toekomst niet dezelfde toename zouden kunnen aantoonen, te meer indien het nieuwe regime de groote moeilijkheden kan te boven komen, die dé nalatenschap vormen van de' vroegere cormpte regeering. De inkomsten, die onmiddellijk door den Baad worden geadministreerd, zijn in het af geloop en jaar niet sterk vooruitgegaan; want terwijl het zoutmonopolie, de zegel belasting en de accijnzen'vrij aanzienlijke toenamen aanwijzen, waren de belastingen op de visselierij en op de zijde-industrie min der, hoofdzakelijk ten gevolge van de weersgesteldheid, waarvan beide takken van bedrijf afhankelijk zijn; bovendien wa ren de hooge Bulgaarsche invoerrechten op visch uit. Turkije zeer ongunstig voor deze industrie. Uit de tabaksbelasting en het aandeel, dat de Baad van Administratie heeft in de Turksche Tabaksregie, waren de winsten aanzienlijk hooger. De concessie der tabaksregie vervalt in 1914, doch het schijnt zeker te zijn, dat een monopolie, onder beKeea* van den Baad, daarvoor in de plaats zal treden. Aangezien het reserve fonds van 2 millioen T. P., dat is aangelegd als een beveiliging der geünificeerde schuld bij decreet van 1S03, thans vol is, komt de interest op dit fonds beschikbaar als loo pende bate en maakte ongeveer de helft uit van de vermeerdering ten bedrage van 160.000 T. P. in het overschot, nadat in de interest en het gewone amortisatiefonds was voorzien. Dit overschot, aangevangen met 336.100 T. P. in het eerste jaar nadat het Unificatie-Verdrag was gesloten, be reikte verleden jaar een bedrag van 1.908.937 T. P. Daarvan krijgt de BegeeriDg 75 pCt. of 1.431.703 en dié' resteerende 25 pCt. of 477.234 T. P. komen ten bate van het Buitengewone Amortisatiefonds. Onder toevoeging van rente en andere inkomsten, werd dit fonds opgevoerd tot 547.215 T. P., gelijkstaande met 0.98 pCt. van de oor spronkelijke schuld. De twee amortisatie fondsen te zamen bereikten 1.94 pCt. van de schuld in het afgeloopen jaar. In 8^ jaar is 3.018.070 T. P. of 7.14 pCt. der geünifi ceerde schuld afgelost; met inbegrip van de Loten, is. er 4.751.226 T. P. of 8.52 pCt. der geheele schuld gedelgd. Dit is zonder twijfel een schitterend re sultaat; en wijl 't tempo der amortisatie steeds sneller is, behoudens dan dat 'fc wordt tegenwerkt door den hoogere'n prijs, dien men voor de in te koopen obligaties moet belaten, in de markt, zou de geünificeerde schuld zonder twijfel meer populair zijn, ware 't niet^ dat 't land voortdurend ten prooi is aan politieke woelingen. Nieuwe leeningen kunnen niet tornen aan 't onderpand der geünificeerde schuld, of schoon vermeerdering in 't bedrag der achter met mijn kostgeld. Maar ik wist niet, hoe ik in 't vervolg aan geld zou ko men, en 't scheen me de moeite niet waard, om op te staan en ergens heen te gaan. Ik had niet zoo'n honger meer als een uur of wat te voren. Ik had de heele week al wei- nig gegeten en om de waarheid te zeggen, heeren, ik was den vorigen dag ook al niet in mijn kosthuis geweest. Ik denk, dat ik te moe was, om honger te hebben, want ik was naar een fabriek ge weest in de voorstad, om werk te vragen. In elk geval had ik niet veel zin, om op te staan; maar ik kreeg koude voeten en daar om probeerde ik ze te bedekken met droge blaren. Er lag een heele hoop droge blaren en ik bukte me, om ze over mijn voeten op te hoopen. Het electriech licht was aan. Er was een lantaarn vlak bij de bank en 'fc lichfc viel op den hoop blaren, toen ik ze omgooide met mijn handen. Tusschen de blaren lag een kaartje. Ik raapte het op en zat er naar te kijken. Ineens, heeren, voelde ik mijn hon ger. 'fc Kaartje was een bon voor epn maal eten. Ik §tak het kaartje in mijn zak en stond op, bijna alsof ik niet meer moe was. De ander stond ook op. We liepen samen op Er was niemand anders dan wij beilen op het pad, dat langs een vijver liep. Met dat kaartje in mijn zak voelde i£ me weer wat meer mezelf. Ik dacht er aan, dat ik te vuil was, om fatsoenlijk te eten, en daarom wilde ik naar den kant van den vij ver gaan, om me een beetie te wasschen, vóór ik iets at. We gingen naast elkaar van 'fc pad af, we zeiden niets; maar het begon schuld altijd ten gevolge heeft, dat zelfs de goed verzekerde obligaties reageer en. De heer Block, voegt aan zijn verslag een tabel bij, die een terugblik geeft op de Turksohe schuld sedert 1881. ïn de 30 jaren is er 59.948.000 T. P. geleend en er is 6.960.400 T. P. aan de sohuld toegevoegd door conversies. Maar van dit totaal van 66.90S.400 T. F. is niet minder dan 40.511.400 T. P. afgelost^ r vodatfcle netto vermeerde ring slechts 26^397,00G ^bedraagt. Ongelukkigerwijze beloven tekorten en oorlogsuitgaven dit in? de naaste toekomst tot een toenemend -cijfer te zullen maken. W. Een nieuw paleis? Het Haagsohe Raadslid, de heer E. Deen, stelt voor B. en Ws. uit te noodigen zich te verge wissen, of H. M. de Koningin bereid ia het Koninklijk Paleis in hefc 'Noordeinde met de aangrenzende gebouwen en terreinen in het Noordeinde met de aangrenzende gebouwen en terreinen ia'het belang van een doelmatige oplossing van het Raadhuis- vraagstuk, aan de genieehte 's-Gravenhage af te staan, zoo de gérheente in samen werking met het Rijkeen oncler goedkeu ring van Hare Majesteit, er in mocht slagen de bescjnkking te Icrijgen'over een gedeèlte van liet Park Zorgvliet, om ter plaatse een nieuw Koninklijk" Paleis te stichten; B. en Ws. te verzoeken stappen te doen, maatregelen te beramen en onderhandêlin- gen te voeren, welke kunnen leiden tot een oplossing in deze richting, van het Pa- leis-Raad'vraagstuk. Aan de Memorie van Toelichting ik "het volgende onleend .Ondergeteekende is aanstonds na de ver schijning van het voorstel betreffende- den bouw van een Raadhuis aan het Spui, van meening geweest, d'at de plaats voor dit doel zeer slecht gekozen was. Steeds heeft hem voor oogen gestaan een oplossing van het Raa-dliuisvraagstuk, welke tevens zou inhouden de oplossing van het P aleisvraagsfcuk. Dat er een Paleisvraagstuk is, staat vast. Bij herhaling, voornamelijk bij be zoeken van vreemde Vorsten, is gebleken, dat het Koninklijk Paleis in het Noord einde niet aan zijn bestemming voldoet en dat het cok voor bewoning door H. M. de Koningin, onder gewone omstandigheden, niet voldoet aan de ei&ohen, welke aan een Koninklijke woning mogen worden gesteld. De liz8^n» het midden der stad, geheel ingebouwd; het gemis van een tuin of park van voldoende grootted'e onvrijheid, die van een en ander het gevolg is, - zijn vermoedelijk oorzaak, dat het Hof minder dan vroeger in de residentie verblijft. Het ligt voor de hand, dat daarmede nadeden voor de gemeente gepaard gaan. Bovendien- voldoet het tegenwoordige Pa leis, ook uit de aesthetisoh oogpunt niet. Ondergeteekende ontveinst zich niet,- dat in de eerste plaats de Staat verplicht is, zoo noodig, een nieuw Paleis ter beschik king van H. M. de Koningin te steUen, doch hij acht hier ook aanwezig een vitaal belang van de gemeente. Ondergeteekende had aanvankelijk het voornemen, dit zijn voorstel aanhangig te maken op het tijdstip, waarop mocht wor den aangenomen, dat het voorstel van B. en Ws. in zake den Raadhuisbouw in open bare behandeling, zou komen. In het thans door B. en Ws gedane voorstel (bebouwing van Zorgvliet) heeft hij echter gereed e aan. leiding gevonden reeds nu zijn denkbeeld aan den Baad ter beslissing voor te leggen. Wanneer immers 'het voorstel van B. on Ws. zoude worden aangenomen, zou elke oplossing in de door ondergeteekende ge- wensohte richting bij voorbaat zijn uitge sloten. Trouwens, afgezien van deze om standigheid zou hij zijn medewerking tot het voorstel van B. en Ws. niet hebben ver leend, vermits het nemen van een begin- selbeduifc, in zake de bebouwing van Zorg- me te vervelen, aldoor dien kerel achter me aan te hebben als mijn schaduw. „Wat mot je 1" zei ik. „Waarom loop je me a-chfce ma V' Hij lachte. Ik geloof wel, dat ik het lachen kan noemen. ,,Ik mot dat kaartje", zei hij. „Ik heb ge zien, wat het was, en ik zal het hebben." Nu geloof me, heeren, speet het me, dat het maar voor één maal eten goed was. Als 'fc voor twee gov/eest was, had ik hem er één van gegeven. Ik wist, wat het is, honger te hebben. Ik zei hem, net als ik 't u zeg, dat er maar één maal eten was, en dat het me speet. Onderwijl bleven we naar den vijver loopen. Er was een donkere plek bij den vijver, die ik een goede, plaats vond, om me te wasschen. Het was er overschaduwd, zoo dat men je van 't pad af niet zou kunnen zien, en ik wist niet of je den vijver wel als waschkom mocht gebruiken. Boven de plek was een opening tussohen de boomen en daar schitterden de sterren, alsof 't een winternacht was, al was 't pas herfst. De andere volgde me nog steeds. „Je most me dat kaartje maar geven", herhaalde hij; „als je 't niet geeft, nee»m ik het. Je bent 'n ouwe man/' Dat maakte me kwaad. Ze hadden me al te dikwijls gezegd, dat ik een ouwe man was, en nergens meer goed voor. Ik was woest, toen hij 't zei. Dat kaartje was van mij, ik had het gevonden en 't was ge meen, 't van me te willen hebben, 'fc Kon me niet schelen of hij honger had of niet. Al wat ik van hem wou, was, dat hjj wegu ging en me alleen liefc. vliet, waarbij zooveel en velerlei van na dere uitwerking en beslissing afhankelijk wordt gesteld, hem niet onbedenkelijk voor- omfc." Wat de finaneieele zijde der zaak aan gaat, moge het ondergeteekende veroorloofd zijn, het volgende op te merken: Het schijnt hem mogelijk, dat de gemeen te zich het bezit verwerft van pl.m. 56 H.A. van het Park Zorgvliet tegen een bedrag van pl.m. f 4,200,000 zijnde f 7.60 per vierk. M. Rekent hij de bijdrage, welke de ge meente eventueel in de kosten van een nieuw Paleis zal hebben aan te bieden op rond f 2,000,000, dan komt hij tot een tota le uitgaven van f6,200,000. •Het zal echter voldoende zijn voor den bouw van het Koninklijk Paleis, op Zorg vliet, 30 H.A. af te staanzoodafc de ge meente voor exploitatie of verkoop 26 H.A. aan zich houdt. Berekent ondergeteekende nu de waarde van de resteerende 20 H.A. van het Park- Zorgvliet en die van h©t oomplex gebouwen en terreinen dat eventueel door de gemeen, te in het Noordeinde zal worden verkregen t© zamen, op bovengenoemd bedrag van f 6,200,000, dan meent hij niet al te opti mistisch te zijn geweest en springen z. i. de voordeelen voor de gemeente duidelijk in het oog. School voor iabrieksjongens en meiiüfes. Uit het verslag van de „Christelijke werk zaamheden onder fabrieksjongons en fa brieksmeisjes te Leiden", loopende van 1 Nov. 1910 tot 451 Oct. 1911, blijkt dat de ontvangsten bedroegen f 617.49 en de uit gaven f 534.54i zoodat in kas was op I November 1911 f 82.94^. Aan geschenken werden ontvangen uit D e n Haag: van Freule A. S. ongebleekt katoen voor hemden, een stuk molton, 15 bijbels, 15 scheurkalenders; van mevr. Dre. en Freule 0. cle la B. C. 3 bouffanten, 7 schorten, 8 groote bijbelsd-e platen, 50 klei nere teksten; van mej. 0. d. B. K. 3 wrtte keperen rokken; uit Zeist: van de meis jes vereeniging: 6 witte schortjes; uit T i e I: van mevr. v. H. 6 paar kousen en schorten; uit L e i d e n: van Ds. D.bijh-lsche alma nakken; van mevr. v. d. B.verfdoos, kleur- boek, 2 teekenpennen met krijt en penne- liouders; van inej. H. M. een leesboek en 2 bijbeltjes; een bezending w't en gekleurd katoen van de Leidsoh© Katoenma.atsoha-p- pij, terwijl een blinde juffrouw 8 paar kou sen breidde voor de jongens Dank zij den steun van contribuanten en gevers ontbrak het der vereeniging niet aan het noodige, terwijl veler sympathie, ook in dezo gaven zich vertolkend, aan spoorde om dit wérk met opgewektheid wort te zetten. Bovendien ontving de vereeniging nog een legaat van f 1000 van wijlen ds. Drost den vader van de directice, mej. Joh. Drost" Het is met weemoed en dank dat zij dit vermeldt. Allereerst met weemoed. Immers een legaat spreekt van liefde voor een zaak, maar ook van een hart dat niet meer klopt, en een hand die n i e t m e e r geven kan. En wat de school direct en indirect te danken heeft aan haar ontslapen vader, is niet onder woorden te brengen. Hoeveel Kerstfeesten (heeft hij geleid en hoe vroolijk en bezielend waren die avon den. En dan die verrassingen tekens, dien stillen steun, die accuratesse wat betreft het financieel beheer, die bemoediging en die aanbevelingen van dezen arbeid. Hoe zeldzaam zijn zo, die vrienden en die ouden van dagen zonder eischen voor ziohzelven. „Zulk een zegt mej. Drost. „was mijn vader. In de veertig jaren, dat hij met deze school in aanraking kwam, heeft ihij geen enkelen avond gewensoht, dat het belang der sohool zou achtersta; n bij het zijne, heeft (hij niets geëischt en steeds gegeven; gegeven zijn geld,, zijn tijd, zijn liefde, zijn gebed. „Daarom is het met weemoed, dat wij Dat zei ik hem. Ik zei het scherp. Maar hij lachte alleen, en keek eens om. We za gen allebei, - dat er niemand op het pad was. „Je geeft me dat kaartje en voor de rest geen praatjes", zei hij. Maar ik was niet bang voor hem. Ik had ge-zcgdt wat ik te zeggen had, en ik wou hem slijten. Ik sloeg mijn mouwen op, om mijn handen te wasschen in den vijver, maar ik hield hem in de gaten. 't Was 'n laffe kerel, heeren, en hij had nog wel gezegd, dat ik oen ouwe man was Hij wachtte, tot hij dacht, dat ik niet op* lette, en toen zwaaide hij zijn arm en pro beerde dien om mijn hals te haken onder mijn kin, zoodat ie me kon vasthouden en onderhand mijn zakken doorzoeken. Maar ik had me al omgedraaid^ vóór hij zijn arm om me had. We zeiden geen van beiden wat, daarna, en ik denk, dat we omtrent leven maken van 'fc zelfde gevoelen waren. In elk geval, ik kwam niet op 't idee, dat iemand anders dan wij tweeën met de zaak te maken 'had. Ik had een gevoel, alsof ik ze allemaal, die me 'n ouwen man genoemd hadden, te pakken had. En zoo worstelden en vochten we, heeren. in de donkere schaduw van de struiken blij vend. Eerst kreeg hij mijn hoofd acnter- over, zoodat ik de sterren kon zien, maar ik wist 't weer rechtop te wriDgen. Hij was sterker dan ik; ik geloof, dat ik oud begin te worden, maar 't doet er niet toe, nou. Ik deuk niet, dat ik nog naar 'n baan tje zal moeten uitzien. Na een poosje begon hij me er onder te te danken hebben voor dit legaat. En toch wij hebben te danken. Zéker zou mijn va der ook wederom de eerste zijn, om het 'ons toe. to roepen: vergeet dit niet, vergeet niét de menschen te danken; maar ver geet daarbij* ook niet uw Vader in de he melen te danken, wiens i s het goud en het zilver. Vertrouw Hem de scholen toe, dan hebt gc geen gebrek te vreezen aan eenig goed. „Op den morgen dat mijn vader graf waarts gedragen werd, ontsliep een ande re trouwe vriendin onzer sohool, Freule Van Lynden uit Den Haag. Mefc welke innig© belangstelling deelde ook zij in den strijd onzer jongens en meisjes; ons werk onder hen steunend, niet het minst door haar sympathie. Voor beiden was het een opgenomen wor den in heerlijkheid na een langen lijdens weg, maar beiden roepen ons toe als het ware: „Sla uwe oogen op naar de bergen, van daar komt uwe hulp." „Wij willen dan luisteren naar die stem men. zoo ver en toch zoo clicht bij. nieu wen moed grijpen en doen wat onze hand vindt om te doen in het belang van die jon ge mensohen, met wie wij op de sciiool in aanraking worden gebracht. Mocht heb zijn, om althans voor enke-len i n zegen te we zen." Het Hnngsche Bosch. De Minister van Landbouw, Handel ea Nijverheid heeft opdracht gegeven om een rapport samen te stellen omtrent den toe stand van het Haagsche bosch vóór den storm, den omvang der beschadigingen, de Icc-ringen, die uit de ramp kunnen worden getrokken, en de middelen, welke tot her stel zullen worden aangewend. In afwach ting van de voltooiing van dat rapport, het welk zal worden gepubliceerd, meent hij thans niet in bijzonderheden te moeten tre den aangaande de ramp, die het boscli door den storm in den nacht van 30 September op 1 Oct. jl. heeft getroffen. Het herstel lingswerk zal zeer Spoedig en krachtig worden ter hand genomen en er op zijn? gericht om het bosch zijn oud karakter te doen behouden. Vergrooting van het bosch door toevoeging van een te onteigenen ten Noorden daarvan gelegen grondstuk, is daarvoor niet noodig en zou, naar liet voorkomt, ook niet wel uitvoerbaar zijn, al ware het alleen uithoofde van de daaraan verbonden zeer hooge kosten. Omtrent de besproeiing van enkele wegen echter die meer als gemeentelijke verkeers wegen dan als boschwegén kunnen worden beschouwd, is o\erleg met de gemeente 's-Gravenhage gepleegd. Ditzelfde is ge schied ten opzichte van het onderhoud van den straatweg loopende van den Bezuiden- houfcschen naar den Bènoordenhoutschen weg, met uitzondering van een gedeelte dat tot den Leidschen straatweg behoort. Van den Minister is niet te verwachten, dat hij onderhandelingen zal openen met het gemeentebestuur van 's-Gravenhage ten einde het bosch met zijn lusten en lasten aan de gemeente over te dragen. SASdENHEtM. Getrouwd: J. (Staphorst 20 j. en M. C. Landwer Joban J9 j. C. I3eijk25 j. en A. v. Allena 2 j. A. y. d,. Voet 25 en II. C. Zander 26 i. Geboren: Pieter, Z. van P. Ie Grand en E. Groot. Johanna Harmijntje, D. van D. Kruit en A. v. Nieuwkoop. Teunis Gerardus, Z. van T. G. Vos en C. A. Kraal. Pest op Java. Bij het departement van koloniën is ont vangen het volgende telegram van den gouv.-gen. van Ned.-Indic dd. 1 dezer, be treffende pestgevallen op Java, gedurende de week van 22 tot en met 28 November: Afdeeling M a 1 a n g: 17 pestgcvallen, 16 dooden. Afdeeling Toeloegagoeng, evenals M a d i o e n 4 doodelijke gevallen. Afdeeling K e d i r i1 doodelijk geval. krijgen. "VVe waren allebei buiten adem en als er iemand langs gekomen was over 'fc pad, zou hij ons hebben hooren hijgen. Toen stak hij zijn hand in mijn zak. 't Was de verkeerde, 't kaartje zat in een anderen, maar tóch ik had een gevoel, of hij het al te pakken had. Het was gemeen, heeren, een stérke jonge man een ding als dat afnemen van een ouvre Er is werk ge noeg in de wereld voor jonge mannen. Er is geen werk voor een ouwe. Dat ik zijn hand zoo in mijn zak voelde, gaf me nieuwe kracht. Ik kreeg hem met een ruk van de been, en we vielen allebei naar den kant van den vijver. Zijn hoofd en zijn schouders kwamen in het water. Ik durfde hem niet 'op laten staan, hee ren. Hij had de handen om mijn keel, pro beerde me te worgen. Ik hield hem onder. Langzamerhand lieten zijn vingers los van mijn keel ik hield hem nog wat langer. Ik durfde hem niet op laten staan. Ik wist nu, dat hij sterker was dan ik, en dafc ik een ouwe man ben. Toen ik opstond, probeerde hij niet me na te loopen, maar het kon me niet schelen al stond hij nooit meer op. Mij zoo iets rif te nemen t Ik ben weggegaan en heb mijn maal ge geten voor m'n kaartje. Toen dacht ik nog eens over het heele geval na, en toen ben ik naar het politiebureau gegaan, om mé aan te geven."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 9