No. 15836, PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Valsche en ware liefde. In een driestar Sleohte tijden zei j,I)c Standaard": In de klacht over de slechte tijden is ©en b 1 ij v e n d en een voorbijgaand ©lcmenten nu is dit. hel vreemde, dat van het blijvende kwaad bijna niet gerept wendt, en dat op het tijdelijke en zoo men hopen mag snel v o o t b ij g a a n d e kwaad alle klacht zich ophoopt- Ten doele is dit gelukkig. Stonden wc toch voor de vraag, om duurzaam en blij vend alle lagere inkomens met 20 pCt. te yerhoogen, zoo zou de toestand metterdaad zeer ernstig werden- Dan toeh zou telken jaae een bedrag van millioenen hiervoor be schikbaar zijn te stellen, en die millioenen zouden moeten komen, ten deele zeer zeker van de gefoirtiineeaxlen, die 't best missen kunnen, maar grootendeels toch altoos van de middenstof, die er krap komt, en geen gulden meor missen kan, of 't nijpt- Dan wordt het een verplaatsing van den nood; knen helpt de laagste ldasse uit den nood ©n helpt etr de middenstof in. Thans staat men voor deze harde nood zakelijkheid niet. Er is thans slechts voor een vijftal -maanden hulp to bieden, en hulp .t© bieden op zoor kleine schaal. De Re geer ing stelt na .onderzoek voor, om aan lelie gehuwde of gehuwd geweest zijnde Rijksambtenaren, die ge an hooger inkomen Idan van f 1000 hebben, voor ééns een f20 bijslag te gevenwat dus ongeveer neer komt op f 1 meer per week. Ook- dit zal jiog altoos een zes ton kosten, maar daar- jmee is men er ook van af. En al vergoedt ideze f 1 per week niet al de soliade, dit .behoeft ook niet. Een tijd van druk kan iook -oen zegen miert. zich brengen, en de Rcgecring -bedoelt niet anders dan om in het .hoog, hoognoodige te voorzien- Over deze tijdelijke ongelegenheid zullen .'we dan ook wel heenkomen. Vele gemeenten gaven het goede voorbeeld van hun onder- hebbend personeel te hulp te komen- Tal van particuliere patroons deden desgelijks. En als de nood aan den man mocht komen, tal de Nedcrlanclsch© milddadigheid niet to kort sohieten. Van veel ernstiger karakter daarentegen is het thans aan-het-lialit-komen van dui delijke sparen van een blijvende duurte, die niets met den lieeten zomer te maken heeft, inaar uit gansch andere oorzaken opkwam. Met name blijkt, dat de woninghuur in tal van plaatsen op in het oog loopende manier steeg, vooral door de gevolgen van de Wo ningwet. En daarbij komt. dan, dat de nood zakelijkheid, waarin de Nijverheid keer op keer gebracht werd om de loonon te ver- hoosgen, zich al meer wreekt in het stijgen van de prijzen der goederen, die dooi* dit loon voor aflevering beschikbaar werden Dit zou nu niets zijn, zoo hot uitsluitend artikelen gold, die gekocht werden door wicn ov-ar zekere ruimte van geld bescliikt- maar het feit ligt er nu eenmaal toe, dat gelijk verschijnsel ook te bespeuren valt bij tal van waren en goederen, die door het groote publiek worden gekocht. En dit nu brengt ons in den oirkelgang. In een arbei dersgezin komt dan zeg f 2- meer in, maar voor het duurder worden van woning en tal van andere artikelen moet f 2 meer be steed worden. Dan is men niets gevorderd, kreeg moei', maar moet ook meer betalen. En de kans op profijt gaat veeleer over op de Nijverheid, die zich in trusts aaneensluit en do prijzen, soms hooger opzet dan het hooger te betalen arbeidsloon wettigt- Roods nu gaan er stemmen op, om er bij do Regeering op aan te dringen, dat zij •ons weer met een oude broodzetting en wat hiermee saamlmngt, zal helpen. En dit verstaat men- Er is toch geen kwestie van, of nu ireods speculeert men op onze slechte tijden, om het publiek er te laten inloopon. Aanhouden zal dat wel niet, want heb kwaad zal zichzelf straffen- Maar het vervalsohb tocli den toestand, doet den druk grooter lijkon dan hij is, en loopt uit op een spelen met anderer ellende- In „Patrimonium" schreef ds- H. O. Hc.gorzeil, te Vlissiugen, een drietal arti kelen, waarin hij het vraagstuk der duurte bespreekt en den mannen van „Patrimonium" (raad geeft om hen zooveel mogelijk onaf hankelijk te maken van de marktprijzen. Zoo kunnen zij heil zoeken in de coöperatie, en, zegt de schrijver, ook nog oen stap verder gaan. Ik geloof daarom, dat die leden nog een stap verder moeten gaan, n-1. door zelf hun aardappelen te verbouwen (ik neem dit nu maar als voorbeeld'!* Gij vraagt: Hoe kan dat? Die mannen hebben er geen verstand van, wonen in de stad, oefenen allerlei am bachten uit, zijn derhalve nooit vrij en al was er nog tijd voor te vinden, waar ter wereld kan men in een stad aardappelen verbouwen Zeker, daar hebt gij gelijk in- Maar zoo bedoel ik 't ook niet. Mijn voor stel aan die leden zou hierop neerkomen: Huurt of koopt eenige hectaren land, ge schikt om aardappelen of iets anders te ver houwen, doet flinke arbeiders vain het platte land, tegen billijk loon, uw land -bearbei den, zoodat ar aardappelen op kunnen ver bouwd warden, en #ls dan de tijd van 't rocion is aangebroken, dan zijn de verkre gen aardappelen voor u -en zullen zij u niet meer kosten dan noodig was voor de gemaakte onkosten, hetgeen over verschil lende jaren vrijwel gelijk zal zijn- Hier- dcor zou dus verkregen worden, dat men minder afhankelijk werd van de op- en neer gaande marktprijzenimmers, men heeft «zijn eigen land en ontvangt hetgeen daarop ver bouwd is, dat op deze wijze aan geen markt prijs gebonden is, en zo© zal ïnen even goed© waren tegen veel billijker "prijs kun nen krijgen. Noodig is derhalve, zoo gaat de schrijver verder, land en een bekwaam persoon, goed op de hoogte van het vak, die dan, al naar dat het noodig is, meerdere personen in dienst kan nemenaldus werken de arbei ders van het platteland voor de arbeiders in de stad. De eersten kunnen dan rekenen op geregeld werk, de anderen op goede le vensmiddelen tegen matigen prijs, zoo komt er een mooie samenwerkingen is het goed in elkander gezet, dan zal het zeer zeker kans van slagen hebben. Maar gij zult mis schien zeggen„Dat klinkt alles heel mooi, maar hoe komen wij aan dat land? Daar voor is geld noodig en wie zal dcit verschaf fen, .do arbeiders zelf kunnen 't nooit bij elkaar krijgen." Natuurlijk, dat is zoo. Maar wat go wel kunt doen is dit: Gij noemt een hypotheek op het land en betaalt daarvoor jaarlijks de rente en tracht zoo ïnogelijk af te lassen, zoodat liet land lang zamerhand gemeenschappelijk bezit wordt en juist hiervoor zou uitstekend geschikt zijn een Volksbank. Aldus zofu het te beleggen geld uitstekend kunnen gebruikt worden on zou het practisch blijken, dat oen Volks bank van voel beteekenis is voor de arbei ders. Zij weten dan waarheen zij zich kun nen richten en als de zaak op een solide basis wordt opgezet, dan zal er geen be zwaar zijn om het geld elders productief te maken. Kan het dei halve bereikt worden, _dat de arbeiders, door land te huren o| te keepen, zelf g'aan zorgen voor hun eerste levensbehoeften, dan geloof ik vast en zeker, dat dure tijden hen minder zullen beang stigen en zij het rustiger kunnen afwachten. De schrijver hoopt, dat men de kwestie eens ernstig zal bespreken en is overtuigd, dat in de praefcijk de maatregel mogelijk zal blijken. Het zal hem aangenaam zijn, indien er met liem van gedachten over ge wisseld wordt. Onder het opschrift De Heerschap- pij van het proletariaat bevatte ,,D e Nieuwe Coura n t" een artikel, waarin het optreden van den heer Duysin de Tweede Kam er aan scherpe critiek wordt onderworpen. Indien de sociaal-democratische Kamer- groep na 't optreden van sommigen barer leden in liet laatste jaar .zich als parlemen taire fractie nog compromitteeren kon, dan is dit Maandagavond geschied door de, drie-en-een-halfuur lange ..rede" van den heer Duys. Wij hebben van de woorden van dezen overspannen jongeling, die bij de geestelijke ontwikkeling van de sociaal-democratie hier te lande, een heel eind ten achter is en nog in de periode van „De R o o d e Duivel" en dergelijke schandaal-colpor- tage uit den bloeitijd van Domela Nieuwen- huis verkeert, een uitvoerig verslag opge nomen, om aan onze lezers niets te onthou den, waaruit zij zich een eigen oordeel kun nen voripen over die in ons parlement tot nu toe ongeëvenaarde schend- en 'lastertaaL Als spreker in de volksvertegenwoordiging, aan wiens betoogen en critiek fatsoenlijke, burgers-aandacht hebben te schenken; in de waarde, van wiens, gegevens en „feiten" zij eenig vertrouwen hebben te stellen; aan wiens opvattingen en i n ai elite n, schoon be- hoorende in het kader'eener hun tegen staande partij, zij eenige achting niet heb ben te onthouden, heeft deze man dan ook vooTgoed afgedaan. Er is door den Miniser van Justitie reeds gezinspeeld op de afwezigheid van alle leden der sociaal-democratische fractie gedurende de speech van hun jongste me delid. Dat verschijnsel was werkelijk opval lend bij een club, die zich aan het euvel van absenteïsme minder bezondigt clan eenige andere. Het kan toevallig geweest zijn. Er moet heel wat gebeuren, voordat de eene sociaal-democraat tegenover bourgeois den anderen verloochent;; hoogstens op een onderling congres noemt de heer Troelstra (zooals eens den heer Duys overkwam) den partijgenoot nog wel eens „een veulen" of erger. Maar indien het opzettelijk geweest is, moet een vastaaneengesloten groep als die der sbciaal-democraten -toch niet denken, dat zij zich op deze wijze aan haai' mede verantwoordelijkheid voor een zoo schan daleus gedrag kan onttrekken. De heer Troelstra heeft veel te doen; maar eenige dressuur van „het veulen", dat hij in de eerste plaats uit de wei heeft helpen halen, moot er nog bij- Want het dier richt schade aan. Niet aan de Techterlijke macht of an dere instellingen, waar het naar schopt die hebben veeleer reden tot tevredenheid, dat door een zoo dolzinxugen aanval meestal elke andere, bezadigde, gerechtvaardigde, verdiende oritiek emgesch lichtert"zoo niet gesmoord wordt. Maar schade aan het.parlement, waar van de heer Troelstra een der sieraden is; aan welks werkzaamheden hij pleegt deel te nemen met den ernst en L'et besef vaa zijn parlementaire verplichtingen als een der zeven leiders; veelal niet zonder waar digheid en zoo vaak het pas geeft, de aan spraken zijner groep latende gelden op vol komen gelijkwaardigheid met alle andere partijen op dezelfde achting en op hetzelfde aanzien, op dezelfde „burgerlijke" beleefd heid. Het meest gekuischte parlementaire ge drag van den sociaal-democratischen leider, die levenswijsheid genoeg heeft om te we ten hoe ver hij in deze omgeving zelfs bij' zijn hartstoohtelijkste redevoeringen encfel- ste politieke uitbarstingen kan gaan, is niet in staat de beleedigingen uit te wisscken, waarmede het jongste - lid van zijn club Maandag de Kamer een keeilon avond lang heeft overstelpt. Wij hebben, wanneer zoo af en toe stem men opgingen in een deel van de rechtsche pers om op verscherping van het Regle ment van. Orde als verweermiddel tegen de sociaal-democra ten aan te dringen, tot nu toe altijd ons daartegen verzet. Het wilde ons voorkomen, dat met het bestaande ar tikel 62, hetwelk den voorzitter machtigt aan de Kamer voor te stellen een spreker gedurende een vergadering over het in be handeling zijnde onderwerp het woord te ontnemen, door een krachtigen president pc--... Keel wat.te bereiken viel en dat zc- nuwpTikkelende verscherpingen van het Reglement een voorzitter, die de Kamer niet de baas is, toch niet zouden baten. Dooh wij zouden dan ook wenschen, dat het bestaande artikel bij buitensporighe den als nu voorvielen, werd toegepast. Wij begrijpen volkomen de bijzondere moeilijk heid, in zulk een toepassing gelegen voor een plaa-tsvervangenden voorzitter. Maar wij zijn er bijna zeker van, dat indien de heer Van Nispen Maandag na driemaal her haalde waarschuwing aan de Kamer had voorgesteld den heer Duys Ket woord te ontnemen, dit met overweldigende meerder heid zou zijn aangenomen. En zoo iets werkt zeer kalmeerend. Een paar malen achtereen toegepast, temt bet zelfs... veulens. Wie volgt? plaatst „H et Volk" boven het onderstaande. Sinds eenige dagen is Duys weer eens de speciale zondebok, die over zijn arme hoofd uitgestort krijgt allen toorn, dien de socialistische parlementsfractie bij het pers- ridderdom opwekt. Zijn rede van Maan dagavond over klasse-justitie is dien fijn- gevocligen naturen op de zenuwen geslagen en het geheele orgel langs staan nu alle pij pen tegen het Zaansche Kamerlid open. „D e Nieuwe Courant" wijdt zelfs een heel hoofdartikel aan Kern, waarin de waardigheid van het parlement tegen den wilden Duys verdedigd en deze als het par lementair uitvaagsel behandeld wordt. Nu is er alvast één omstandigheid, clio zal maken, dat dit daverend yónnis op den schuldige niet al te grooten indruk zal ma ken. Zóo langzamerhand krijgt n.l. ieder onzer mannen zijn beurt, om op die wijze aan de speciale verachting van het publiek te worden overgeleverd. 13ij liet kiesrecht- debat was het Troelstra, .die als groob-op- Kouder van de naar „pTactisch werk" dor stende Kamer met allen denkbaren smaad overgoten werd. Even te voren was Ter Laan weken lang het zwarte schaap, naar wiens hoofd het tijdens de behandeling dei' Militiewét dag-aan-dag - uit minstens hon derd kranten en krantjes scheldwoorden regende, die echter alreeds hierdoor weinig effect maakten, wijl onzè onverstoorbare vriend zich in dio dagen veiligheidshalve van die lectuur onthield. Kort daarna was Schaper weer eens bij ieder fatsoenlijk burger-journalist de uiterste verworpeling, omdat hij den Rechtvaardige op zijn tee- nen getrapt had. En ouzo andere menschen komen ook nog wel aan de rij. GeReelde smaad nu is gemakkelijker te dragen en waar elk lid onzer fractie op zijn eigen manier de heeren zoo buiten zichzel- ven blijkt te brengen, kunnen zij elkaar troosten met het besef, dat het blijkbaar bijzonder moeilijk is het den fijnproevers op de pers-tribune naar den zin te maken. Misschien echter zullen deze zoo vaak ver ontwaardigde schrijvers ook wel allengs gaan begrijpen, dat het nu niet juist het hoogste streven onzer Kamerleden is om bij de overzichtschrijvers, en bij wat hen in de lagere pers-rogionen naschrijft, in de gunst te komen. Het is den onzen grooter voldoe ning, wanneer hun in de Kamer gesproken woord een echo van instemming -vindt bij de breede volksmassa, wanneer zij ervaren, dat zij den duizenden, die daar in stilte lijden en derven, uit hef hart gesproken hebben. En wij verzekeren den heeren, dat, om ons nu weer eens tot Duys te bepalen, sdjn met een overstelpend feitenmateriaal geïllustreerde rede over klasse-justitie tal loos velen uit het gemoed gegrepen was, wier rechtsbewustzijn, hetzij als directe slachtoffers, hetzij als aandachtige toe schouwers, door het optreden der justitie voortdurend deerlijk gewond wordt. Hoé harder de burgerpers te keer gaat tegen onze Kamerleden, des te beter heb ben zij zich gemeenlijk in de oogen van de breede massa cles volks geweerd. Dr. P. J. Kromsigt, pred, bij de Ned.- Herv. Gem. te Amsterdam, schrijft in ,,D e Nederlan d e r" een afkeurend oordeel o ,er hetgeen dr. K u y p e r in zake de Openbare School in Indic verleden week in de Kamer heeft gezegd. Hij begrijpt niet hoe een man als dr.. Kuy- per er toe komt om moedwillig het ongeloof in Indiö te willen propagèeren, wat zeker het gevolg moet zijn, als men zijn raad op volgt, om het Christendom alleen door mid. del van de Bijzondere School in Indië te brengen. Langs dien weg zal in Indië het o f f I- oieele leven (all's, wat met den Staat samenhangt) al meor het cachet gaan dragen van de volstrekte neutraliteit d. w. z. (zooals dr. K. zelf in een deel zij ner rede tegenover prof. Snouck Hurgronje aanwees) van het ongeloof, hetgeen voor Indië tegenover den nog kinderlijken inlander natuurlijk nog veel gevaarlijker is dan hier in ons land. Oolk wordt op deze wijze door dr. Kuyper voor Indic de ,,a b- solute ne ut r a 1 i t c i t" van O a- se n d o r p c.s., voorbereid Immers, de Openbare School wordt letterlijk moedwillig geopend voor allerlei niet-geloovige openbare onderwijzers en gesloten v oor Cl h r i s t e 1 ij 1; e o n d e r w ij- ers, die juist om de „neutraliteit" vaak gewetensbezwaar zullen hebben om zich aan te melden voor de Indische Openbare School. Nu zou ik willen vragen: Mag dat? Mo- gon C h r r's tenen het voor een G h r i s. t e 1 ij k onder w ij z e r onmogelijk maken op de Indische Openbare School? Mij dunkt, het- antwoord hierop ouder Christenen kan eenstemmig zijn. Doch mis. schïen vraagt iemandIIo e mort het open baar onderwijs in In-die -dan geregeli wor den? Hierop antwoord ik: Het is niet moei lijk (precies zooals de liberalen dat vroe ger hebben gedaan) allerlei schijnbaar ern stige bezwaren, exceplhenz. op te wer pen, maar w aar een wil is, i s c e n weg. In elk geval behoort een Christelijke overheid uit te gaan van deze gedachte: mijn school mag voor Christelijke onderwij zers niet gesloten rijner moet, hoe men overigens ook over de zaak denken mo. go, zijn p 1 a a t s v o o r den Chris tus óók op de Openbare School, en in het algemeen óók op alle openbare instellingen. Dat 13 al het minste, dat een Christen eieohen mag. Daarom wenscli ik ten slotte een woord van hartelijken dank uit te spreken aan dr. De Visser, die op uitnemende wij-zo op kwam voor leen positie f-C kristel ijk beginsel, waarover, naar mijn raec- ning, alle Christenen het eens behoorden to zijn. De oplossing kan dan ook m.i. 7ecr wel gezocht- worden in de richting door hem aangewezen. Hoofdzaak is, dat, nu de zaak van het onderwijs voor Indië door een Christelijke regeering geregeld moet wor- den, zij er voor zorg©, dat Chr iste 1 ij- k e o n d e r w ij z e r s althans n i o t, om gewetensbezwaren zie -h. a a n h e to p e n b a r e onde r w jj s al daar zouden moeten o n t- trekk e n. Ook sis men géén ..geestetijk' goweld" wil, behoeft men nog ni-1 cpéer.s de n e u t r a 1 i t e i t s i d e e van de libe ralen voor openbaar terrein over te ne men en daarmede heel het zoo gewichtige, openbare leven feitelijk prijs te geven a-au het ongeloof. „D e Nederlander" erklaart in een onderschrift zich met den inhoud van dr. Kromsigts schrijven volkomen te verceni- gen. Het blad acht het zeer gewensoht,* dat tege.n de stellingen, door dr. Kuyper in de Kamer verdedigd, ferm en krachtig positie- wordt genomen. Zij steunen op een do-otri- nairisme, dat in de pracljjk voor de gods dienstige ontwikkeling van de Inlandsche bevolking de noodlottigs te volgen z'u kunnen hebben. Do „Z u t p h e n 8 c h e C o u r a n t" is niet voor de benocmiug van een tien den minister, een van O n d' e rw ij s. Het blad schreef o. a. Wij nemen de vrijheid ons in deze to scharen aan dc zijde van de voorstanders van het stelsel: oprichting van een aparte, afdeeling voor onderwijs in al zijn vertak kingen, met een directeur-generaal aan het hoofd. Gaarne en volmondig erkennen wij, d'nt de tegenwoordige voet van organisatie een belemmering is voor een breede ontplooiing der verschillende krachten, die voor de ontwikkeling van ons onderl ijs zoó warm en zoo onverpoosd ijveren. Zij stuiten bij hun pogingen om eenheid te brengen in de warwinkel van scholen, waar allerlei- onderwijs wordt gegeven, zonder behoorlijk© aaneensluiting in dc verschillende deelen des lands, zelfs in dezelfde gc eente, op een stevig hekwerk, samengesteld uit allerlei spijlen, welk© elk een anderen naam dragen: autoriteit, commissie, wety reglement algemeenc maatregel van l>c- stuur, koninklijk besluit, minirterieele be schikking, schoolbestuur, individueel© mee- 24) De laatste dagen waren voor de arme vrouw een vreesdijko kwelling geweest. Datgene, waarover iedereen sprak en waar van alle couranten, vol stonden, kon voor haar natuurlijk niet verborgen blijven. Zij wist, dat de man, wiens naam zij nog droeg, .werd vervolgd wegens geldverduistering en dat men hem ook verdacht van die andere veel ergere misdaad, al werd hier ook alleen de naam van Frits Grote openlijk ge noemd. In haar eerste opwinding Kad. zij Scholi- nus gevraagd of deze de vrouw van een misdadiger nog langer onder zijn dak kon dulden. De dokter keek haar met een uitdrukking van medelijden aan. „Denkt u werkelijk, mevrouw, in dezen opwindenden tijd mijn hulp te kunnen ontberen?" Neen, zij wilde onder zijn bescherming en hoede blijven. Ook Frank Waldau kwam in di© dagen Kaar zijn hulp en 6teun aanbieden. Door Heiwigs misdaad was de geheele t-oestand in een ander daglicht gesteld en Waldau had zich reeds met advocaat Sperber in verbinding gesteld. Waldau was van oordeel, dat de eisch moest worden ingetrokken; maar de oude jurist Was het niet met deze opvatting eens. „Ziet u, waarde collega, ik bevind me hier ïn een nare positie. Ik heb nu eenmaal de zaak in handen genomen en zou mijn client te kort doen, indien ik Ket nu ineens zou neerleggen. Door zijn vlucht heeft hij mij echter de mogelijkheid voor een onder houd ontnomen, zoodat wij niet v^el verder zullen komen. Wij hebben gelijke wapenen in handen. De vrouw had een misschien on bewuste voorliefde voor edelsteenen, de man een meer bewuste neiging voor bank biljetten. Het gerechtshof zal den eisch afwijzen.'' Waldau kon de waarheid van dit argu ment niet heelemaal ontkennen; maar op dit oogenblik gevoelde hij duidelijker dan ooit, dab Kij niet voor een zaak, maar voor een vrouw streed. Hij hield Eva voor onschul dig en wilde haar onschuld aan het licht brengen. Vóór alles echter moest dit huwe lijk worden ontbonden. Van de reden waar om hij dit zoo vurig wenschte gaf hQ zioh voorloopig nog geen rekenschap. Frank Waldau bracht Eva een bezoek, om de machtiging te krijgen t-ot een eisch en reconventie. Dc jonge advocaat stelde zich onmiddellijk op het standpunt, dat vroeger door Eva zelf was ingenomen; tusscken haar en haar man was nooit sprake geweest van liefde, nu zou zij dus met recht van verachting kunnen spreken. Maar vreemd genoeg: Eva was zacht en week gestemd. „Zou ik werkelijk mogen doen wat er van mij wordt verlangd?" vroeg Eva. „Wat ik dezen man te verwijten heb, verschilt al heel weinig van mijn eigen handelen. En dan, mijnheer de advocaat, mijn man ver keerde in geldverlegenheid, toen hij naar vreemd ^eep, en zou ï.iefc mijn eigen voorliefde voor e<xèïst»enen en sieraden hem in zulk een toestand hebben gebracht?" Frank werd wanhopig onder deze rede neering. „Maar, mevrouw Heiwig, hoe is het nu toch mogelijk,' dat uzelf nog steeds kunt gelooven, wat niemand anders wil ge- looven?" Eva bloosde. „Oah, u zal de eer. zijn, die liet niet gelooven wil, beate vriend. In dien u mij het bewijs tegen mijzelf zoudt kunnen leveren, dan zou ik u daarvóór uit het diepst van mijn ziel danken. Reeds nu moet ik u zeggen hoe dankbaar ik ben voor het groote, onvoorwaardelijke vertrouwen, dat u in mij stelt; maar hoe meer ik denk over dien bewusten avond, des-te meer kom ik tot een droevige overtuiging. Frank Waldau gevoelde iets echt mooi vrouwelijks in Eva's zachte stemming tegen over haar man; maar in dit geval zou hij toch' gaarne wat meer woede en haat tegen den „ander" hebben gezien. Die - buitengewone teerheid legde Eva ook aan den dag, toen zij de opioeping, om te verschijnen voor den rechter van instruc tie, ontving. Het etuk had tot titel: „De zaak tegen Grote en consorten," en onder deze „con sorten" was natuurlijk niet alleen Timm. Weber, maar ook wel degelijk Oscar Heiwig te verstaan. Eva ging met het formulier naar haar vriendin. „Henny, ik heb een oproeping ontvangen; geloof jij, dab een vrouw tegen over haar eigen man mag getuigen?" Henny doorlas het stuk en met den haar eigen afkeer van rechtszaken reide ze: „Maar zijn naam wordt toch in het geheel niet genoemd, Eva." „Neen, maar tooh tusacKen de regels." „Houd je dan nog altijd van hem, Eva?" „Ik heb nooit van hem gehouden," klonk het heftig uit liaar mond. „Welnu, dan is alles in orde en kan je ook tegen hem getuigen, als men dat ver langt." „Dat zou ik nooit willen, Henny." „Maar je wil je toch laten scheiden?" „Beslist." „Vraag dan Frank om raad; hij is toch immers jouw advocaat!" Eva werd eemgszins verlegen en gaf stot terend ten antwoord: „Ik geloof niet, dat mijnheer Waldau het gaarne zou zien, dat ik do partij van mijn man opnam." „Neen, dat geloof ik ook niet; maar je dient natuurijk te doen, wat jou goed lijkt." Het was een pijnlijke gang voor Eva naar den rechter van instructie, in wien zij wist een kennis te zullen ontmoeten. Ook Schneider vond het een onaangena me gedachte, mevrouw Heiwig straks tegen over zich te zullen zien. Wel kwam hij na tuurlijk dikwijls met kennissen in zakelijke verhoudingen, maar tegenover dames uit zijn omgeving had hij niet dikwijls in zulk een verhouding gestaan. Precies te elf uren verscheen Eva en na een lichte hoofdbuiging nam zij op den haar aangeboden steel plaats. „Mag ik eerst misschien eens even iets vragen? U weet natuurlijk, dab er een echt- sclie!dingspïoce8 tai3schen mijn man en mij wordt gevoerd. Mijn man heeft een aan klacht tegen mij ingediend over een derge lijke handeling als hijzelf heeft begaan. Dat zou mij misschien het vecht geven op hem vertoornd te zijn, daar er wel veel verschil is tusscben zijn daad en de mijne, maar ik zou niet gaarne het lot van een ongelukkige nog willen verzwaren; daarom zou ik wil len verzoeken niet als getuige tegenover mijn man te worden gedagvaard. Ik zou. toch geen klacht willen indienen en daarbij meende ik de rechtbank wel op mijn hand te zullen hebben." „O zeker, mevrouw; maar laat ik u aller eerst uit deze dwaling helpen, en u vertel len, dat u bent opgeroepen om tc getuigen in de zaak betreffende de inbraak in uw villa." „Van deze zaak weel ik heel weinig,'* antwoordde Eva- haastig. ,,0 juist, u hebt den inbreker slechts vluchtig gezien, daar hij door den hond werd verschrikt." „Jawel, mijnheer Schneider." „Maar indien ik u den verdachten misda diger vier u laat verschijnen, mevrouw, dan zou u hem toch zeker wel herkennen, nietwaar Eva kromp ineen van schik. Och ja, de trekken van dezen ongelukkigen man waren diep in haar herinnering gegrift. Maar door medelijden bewegen en ondor eigen schuld gebukt, had zij hem vrijgelaten en herb be loofd hem te vergeten. En nu zou zij tegen hem moeten getuigen. Schneider drukte op dc 1>©1 en was ver- baasd den bediende uit de aangrenzende kamer te zien verschijnen, waaruit even later ook Weber te voorschijn trad. Eva en Timm Weber stonden dus nu plot- eeling van aangezicht tot aangezicht tegen over elkaar, bijna precies hetzelfde tooncel als in den bewusten nacht; alleen onthrak Pluto, waarover Eva zich ten zeerste ver heugde, daar de hond geen moreelc over-i wegingen kende en maar al te duidelijk zijn herkenning zou hebben getoond. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5