Loonstrijd van werklieden.
zijn nachttafel raadpleegde, merkte hij tot
zijn verbazing, nog geen drie minuten te
Rebben geslapen. Drie minuten te voren
namelijk had hij ook op de klok gekeken.
Een Zuidduitsche onderwijzer ging op
een middag op zijn gemak in een leuning
stoel voor den haard zitten om een mid
dagdutje te doen. Met een laatsten blik op
de klok, die op den schoorsteenmantel
stond, sliep hij in. Hij had een akèligen
droom, zag zich wegens moord gevangen
genomen en ter dood veroordeeld. Na een
voorarrest van meer dan een jaar zag hij
zich naar het schavot brengen en met ont
zetting voelde hij het koude staal van deur
scherprechter aan zijn hals. Daarvan werd
hij wakker en zijn verschrikte oogen vielen
op de klok vóór hem. Hij had precies één
en driekwart minuut geslapen.
Hierover lazen wij in de „O. Haarl. Crt."
De werkliedenbeweging dateert niet uit
de laatste jaren.
Wanneer we de oude wetsbepalingen door
snuffelen, vinden we bij herhaling de spo
ren van den strijd tutjsohen arbeid en ka
pitaal; een strijd, die vroeger eveneens met
verbittering werd gestreden. Maar de arbei
ders stonden destijds verre ten achter in
vergelijking met den huidigen toestand,
want de beteekcnis der geheele beweging
werd weinig geteld, omdat men de billijk
heid der eischen hetzij willens of on
willens niet inzag of niet wilde begrijpen,
en ook omdat de sterke arm der wet iedere
bewoging in haar oorsprong smoorde. Oud
tijds regelden de loonen zioh naar bekwaam
heid en-naar vraag en aanbod, uitgezonderd
in die enkele vakken, waarvoor van over
heidswege een loontarief was vastgesteld.
Maar er zijn voorbeelden te over, dat ook
in dit laatste geval willekeurig werd gehan.
deld. Soms werden, bijv. die vastgestelde
loonen verhoogd, om'in het bezit te komen
van d'e beste werkkrachten; soms vermin
derd, wanneer de arbeiders niet voldoende
geschikt bleken.
Pensioenen bestonden niet, zoodat de
afgewerkte oude menschen moesten leven
van de welwillendheid hunner vroegere pa
troons of van de publieke liefdadigheid.
De gilden zorgden uit hun fondsen wel
voor d'e hulpbehoevende leden, doch niet
voor de knechts en arbeiders Ook regelden
de gildenkeuren vraag en aanbod, zóodat
ieder patroon maar een zeker aantal
knechts mocht hebben. Waren er dus vak
lieden over, dan moesten zij maar zien een
goed heenkomen te zoeken, hetgeen ge
woonlijk bestond in het loeren van een
ander vak, naar ;n andere plaats vertrek
ken of militairen dienst nemen. Hierdoor
kwam dus zelden een onrustbarende over
vloed van aanbod voor, tenzij bijv. een of
ander vak in verval geraakte, zoodat ver
schillende werkplaatsen moesten worden ge
sloten.
De grootste concurrent voor den werkman
was de leerjongen. Deze leverde den pa
troon voordeelen op, die de werkman niet
aanbood. Hij kreeg geen loon en betaalde
nog leergeld toe, uitgezonderd in de laatste
jaren, daar hij dan een kleine verdienste
gen«*ot. Gewoonlijk werkten zulke jongens
hard om het ide<oal van patroon te kunnen
lereiken. Eovendien woonden zij bij hun
meesters in en verlichten ook huisdiensten,
terwijl de patroon dag en nacht over hen
kon beschikken. Vooral in kleinere werk
plaatsen ontstond hierover meermalen on
der de arbeiders verbittering en bij herha
ling werd geprotesteerd tegen dc bepalin-
gen betreffende de leerjongens, die de loo
ien bedierven. Men mopperde luide, ver-
tenigde zich, doch steeds zonder eüoces,
daar de patroons wel zorgden, dat de keu-
i n gehandhaafd bleven. Toch konden do-
::n niet verhinderen, dat men zich ver-
ecnigde en vergaderingen hield, waartoe
veelal een herberg werd aangewezen, hoe
wel het niet zeldzaam was, dat men op
den openbare weg bijwijze eener mee
ting lucht gaf aan denkbeeldige of
werkelijke grieven. Deze vergaderingen wer
den in de 17de eeuw „complotterijen" ge
noemd en het deelnemen daaraan heette
„courten." Op zulk een bijeenkomst werden
dan de werkplaatsen, waarover het mienoe-
noegen liep, voor „v u y 1" verklaard het
geen ten gevolge had', dat ieder arbeider
van die werkplaats, die deelnam aan 't pro
test, zijn werk daar opzegde, het contract
verbrak met zijn meester en bovendien
iederen omgang vermeed met den werkman,
die dit niet verkoos te doen.
Wij zien dus, dat vóór eeuwen reeds de
zelfde wijze van strijd bestond als thans.
Maar de Regeering greep dan gewoonlijk
streng in en stond' den patroon toe alle
arbeiders, die zich verstoutten wetten on
der elkaar te maken zonder goedkeuring
der overheid, na één waareohuwing te ont
slaan. Voor de patroons was zulk optreden
hoogst nadèölig en traden er velen streng
op door den strijd tegen de knechts tot het
uiterste door te drijven, anderen deden wel
water in hun wijn, zij het dan uit puur
egoïsme. Dit is zeker, dat de knechts het
onderspit bleven delven en eerst een «e-
heele hervorming der maatschappelijke toe
standen zon ook voor hen een gunstigen
ommekeer brengen.
KAMERPLANTEN.
Niet elk huis, niet elk vertrek is geschikt
of even ge.schikt voor het kweeken van plan
ten: evenals men&ohen en dier ju tieren en
gedijen ook. deze het best in liet licht, in
het heldere, vroolijke zonlicht. Toch, al ïs
uw woonkamer donker en al ligt zij des
noods op het Noorden, dan kunt gij ook
daar met vrucht planten houden.
Er zijn eenige bladplanten vooral, die
ongevoelig bijna voor stof en gebrek aan
licht en lucht en vocht, kan het nog er
ger toch nog tieren en met heur frisch
groen onze trieste kamers vervroolijken.
Van deze moet in de eerste plaats worden
genoemdde Aspidistra elatior, de bekende
bladplant met langè, friseh-groene, eoms wit
gestreepte bladeren, met 'haar onaanzien
lijke, laag bij den grond blijvende, donker
bruin gekleurde bloemen.
Dan leenen zich er voor de smalbladige,
groene Dracaena en Ficus Australis, van
den bekenden gomboom onderscheiden door
kleiner afmeting en meer ronde bladeren.
Verder enkele Philodendronsoorten, fraaie,
weinig eischende planten, met groote, door
zichtige bladeren en talri" luchtwortels.
Aanbeveling verdient nog Pi tosporum to-
bira, die met zijn krachtig gebladerte en
witte bloemen al met zeer weinig tevreden
is; eindelijk eenige Varen^ en ten laatste
de Coniferen, Hiervan wordt eer het al
gemeen nog te weinig gebruik gemaakt en
tooh leveren zij zulk een aardige kamerver
siering, Men zette in den herfst een lage
soort die het ook buiten zou uithouden, in
een niet te grooten pot, gevuld met leemige,
zandige aarde, waarin ze goed vast moet
staan. Eerst late men ze, als het kan, eeni-
gen tijd buiten staan, om ze daarna in de
kamer over te brengen.
Zeer geschikt voor dit doel zijnChamae
cyparis obtusa pygmaea, en de dicht ineen
groeiende Chamae cyparis sphaeroïdea com
pact.
Eindelijk nog een kort woord over het
groote kwaad bij het kweeken van kamer
planten: verkeerd begieten.
Wanneer moet men gieten Hoeveel'? Hoe
Ziedaar vragen waar menigeen mee verle
gen rit welker verkeex beantwoording
ook menige plant doet mislukken. De juiste
maat toch is hier vooral noodij. Geeft men
te veel. dan wordt <le aarde koud en 2Ulir,
de wortels worden ziek en sterven af, de
plant zelf kwijnt. Geeft men te min, dan
staat de plant dor, de blade ren zijn elap
en onsierlijk, de groei vertraagt.
Men raadplege daarom de natuur van
iedere plant afzonderlijk; men ga te rade
met de afkomst, de groeiplaats in de na
tuur, en met de groeiperiode waarin zij is.
Hebt ge te doen met een irioemsplant als
Coila e.a., die warm hoofd, doch natte
voeten vragen, dan m^g bovenste laag
aarde in, den pot niet droog word-m; au
mag de klank niet hol zijn als men met
den knokkel van den vinger tegen den
pot tikt. Wel echter, als _'j te doen hebt
inet planten als Cactus, Aloë, Agave e.a.,
die met haar dikke, Yleezigo bladeren wei
nig water noodig hebben. Giet regelmatig
eiken morgen, veel of weinig, al naar de
plant het naar voortdurende c" 'jdelijke
behoefte noodig heeft, en wel boven op den
pot, niet in een ondersta schoteltje,
zooals te vaak gebeurt.
Strafbaren.
In het museum te Cahora in Frankrijk
wordt tot op den huidigen dag een
grocte ijzeren kuip bewaard, die eens een
voorname rol in het strafrecht speelde, in
die kuip moest een vrouw plaats nemen,
die haar echtgenoot ontrouw geworden was.
Zij werd eprst in het donker op plechtige
wijze op een kussen naar den oever van de
rivier gedragen. Hier moest de ontrouwe
dan in de kuip gaan zitten, waarna deze te
water gelaten werd en zoo vaak werd on
dergedompeld als het vonnis beval. Men
verwachtte allerlei wonderen van deze
origmsele straf. Deze merkwaardige ge
woonte dagteekent van het jaar 1200 en was
sedert dien in Frankrijk en ook in Italië
en in Engeland in zwang.
Aanvankelijk waren het niet zulke on
trouwen, die tot deze straf werden veroor
deeld; maar alle vrouwelijk© personen, die
over een al te vlugge en rappe tong beschik
ten en daardoor meermalen onheil gesticht
hadden, moesten zich hieraan onderwerpen.
Te Londen werden in de oudheid drank-
lustige vrouwen door onvrij willige boden in
de Theems of in een andere rivier gewor
pen. Een oude kroniek vertelt een aardig
staaltje van de zinnebeeldig© verrichting,
die in Engeland aan een dergelijk straf bad
vooraf ging. Aan lVet eind van ongeveer
twaalf voet lange balken werd een stoel
vastgebonden, zoodat de stoelJ dus op een
dwarsbalk rustte, die beide balken met
elkander vereenigde. Het apparaat was zoo
ingericht, dat men de vrouw, die op den
stoel vastgebonden was, in het water kon
onderdompelen eu er haar weer uithalen,
2onder dat haar houding behoefde te ver
anderen. De beide balken waren aan den
oever van de rivier zot) gelegd, dat beide
zijden ongeveer even zwaar waren. De
stoel balanceerde dan in de vrije luobt.
Hierna werd de vrouw in haar kuip te wa
ter gelaten, en zóó aan het oordeel des ge
rechts overgelaten.
Het zeldzame strafmiddel van dit bad von
nis was nog eeuwen in zwang. In 1700 was
het ten minste nog in vele landen m ge
bruik. Maar de procedure was er eigenlijk
meer voor bestemd om de toeschouwers te
amuseeren dan om de beklaagde te straffen.
Zij zag in den hoon en in den smaad, haar
van d'e zijde van het publiek aangedaan,
met-s.
In Italiö werden drankzuchtige vrouwen
en kwaadaardige schoonmoeders ook met
een dergelijk bad gestraft. Maar daar
bleek, dat de invloed van het water op de
karaktereigenschappen niet zoo groot was,
als men had kuanen. wenschen, zag men met
tertijd van deze vermakelijke strafbaden af.
Lichaamslengte b[j verschillende volken.
De anthropbïfietrische commissie der
British Medical Assocation heeft nis uit
komst van een onderzoek medegedeeld, dat
do Engelsche werkman gemiddeld de lang
ste der Europeanen is, n.l. 1 M. 7-1 c. M.
De Engelschmnn en de Noor meten gemid-,
deld 170 c.M,, de Nederlander en de Hon
gaar 167; de Zwitser, de Rus en de Belg
102. Met verbaring vernoemt men, dat de
gemiddelde Duits-her niet lange)* »s dan
de Fransen man. n.l 100 c. M.: dit. komt
doordat do Ziuid-Duiinchkort van stuk
zijn. De Spanjaarde.» oc ds Italianen /ijn
gemiddeld siecbu? ".67 cM. In tegenstelling
met wat In Kng&l&od waarneemt, is
in Frankrijk dc wevkmauwstaad gemiddeld
korter dao de gegoede burgerij*