2t?iiit»:«(?>:7«iii;;r>;i»;Ti;iiT:>iii;iii>«:>»;ii;g^Y^?>
ZO N D AG5 E> LA Df
•- VAN HE.T t
IÉID5CH DAGBIAD
ill in
No. 15886.
2 December.
Anno 1911.
„Si.-Nicolaasvader."
•1#
ÏJ^ »V# a e^re «eVe «vFe -
S!!
/w\»wwwn/va
Een mijnwenkersstad. was zeer onregel
matig aangelegd in het gebergte der Sierra
Nevada: de huizen licht opgetrokken van
thout, met leem bestreken, zoo eenvoudig
mogelijk.
Zeer merkwaardig echter: hier werden
.misschien wel honderd speelzalen gevonden,
'waar veel hard verdiend mdjngeld afscheid
nam van zijn bezitter, om of in de geldlade
van den waard, öf in den zak der spelers
'van beroep terecht te komen.
In een kleine hut, in het bovengedeelte
der plaats gelegen, zat een vrouw in rouw
gewaad; een meisje met heldere oogen en
een vriendelijk gelaat, ongeveer vijf jaar
oud, zat op haar schoot, teTwijl een kleine
jongen op een berenhuid voor het vuur lag.
Het was St.-Nicolaasa vond en de jonge
vrouw hield, in gedachten verzonken, het
oog op de vlammen gericht. Mary Stewart
was de weduwe van Alex Stewart en leefde
twee jaaT geleden gelukkig en zonder zor
gen in een Amérikaansch kamp. Alex was
een bekwaam mijnwerker, doch had maar
al te vroeg de oogen voorgoed gesloten en
zijn gezin in behoeftigen toestand achter
gelaten. Zijn dagelijksch loon strekte eer-
tijds voor onderhoud van het gezin en wat
kon men thans doen, nu hij weg was.
Vrouw Stewart was met haar kleine fami
lie van haar verblijfplaats naar dit kamp,
zooals alle kleine nederzettingen in het
Wésten genoemd worden, getrokken, en
verdiende een karig loon met de wasch voor
de mijnwerkers. Zij had een zwaar leven,
maar de kleine, brave -stouw werkte moe
dig, vaak dag en nacht, door de gedachte
bezield, dat haar dagelijksche arbeid alléén
in staat was het grijnzende spook van den
honger buiten de deur te houden. Haar
kleeren waren op vele plaatsen versteld,
haar voedsel was eenvoudig en dikwijls zelfs
zeer ontoereikend, al was zij dan ook niet
in den waren zin des woords aan bongel
en bitteven "nood overgeleverd.
Jack Dawson, een krachtig gebouwd en
braaf mijnwerker, kwam langs haar hut en
werd getroffen door een zacht kinderstem
metje. Hij had zich steeds sterk aangetrok
ken gevoeld tot kinderen en hij kon de ver
zoeking niet weerstaan even het venster te
naderen, om het fijne stemmetje duidelijker
te hooren.
,,Toen vader nog leefde, bracht St.-Nico-
!aas ons steeds allerlei geschenken," sprak
de kleine, „niet-waar, moe?"
,,Ja, lieveling; ja, Emma, vader verdiende
geld genoeg om zich de weelde te veroorlo
ven zijn lieve kinderen minstens eenmaal
's jaars gelukkig te maken. Doch nu zijn
wij zeer arm en al werkt moesje ook zooveel
zij werken kan, toch kan zij niet genoeg
verdienen, om steeds voor het voedsel en
de noodige kleeren te zorgen.
De kleine Benny verhief zijn lieve kroes-
kopje, en in zijn bedje gezeten, vestigde
het kind de beide cogen op zijn moeder:
..Wacht maar eens," zeide hij vroolijk, ,,tit-
d*t ik een man geworden ben, moederDan
zult gij geen hand meer behoeven uit te
stekenSpoedig zal ik groot en sterk zijn,
evenals vader, om dan al het noodige geld
mede naar huis te brengen. Doch ik zal mij
niet op gevaarlijke plaatsen begeven, om te
verongelukken, gelijk vader 1"
Jack Dawson kon niet heen gaan, al was
hij ook zeer ontevreden over de rol, welke
hij hier speelde.
„God zegene je, ventjeantwoordde de
moeder.
„Zouden wij het toch niet wagen een
klompje te zetten voor St.-Nicolaas,
moesje?'' vroeg het kleine meisje.
„Maar wij zijn Zoo arm, lieve!"
„Nog armér dan verleden jaar?"
„O jé, nog veel armer."
Jack Dawson hoorde hoe de stem van de
weduwe trilde, toen zij deze laatste woor
den sprak, en er schoten hem tranen in de
oogen. „Maar dé Heilige Man zal ons toch
niet vergeten, want hij weet, dat wij brave
kinderen trachtén te zijn," waagde Emma.
„Wat dunkt u, moe, zouden wij niet?...
„Het Zou vruchteloos zijn; Sint-Nicolaas
zal toch niet komen." De moeder liet met
gebroken hart Het hóófd op de borst neèr-
zinken. Wat voelde zij zich op dit oogen-
blik vooral diep ongelukkig!
„Wat er ook van zijn moge, moeder, ik
wil toeh mijn klompje gereed zetten, om
St.-Nicolaas niet te doen denken, dat ik
hém zeer ondankbaar vergeten heb," her
nam de kleine Emma-. „Waar zijn mijn
mooie klompjes, moe?"
„Daarbuiten, kind, staan zij, helder ge
schuurd; maar het is veel te koud, om die
thans uit de sneeuw te gaan halen. Neem
je oude dan maar, zoo je het toch wilt;
maar wij zijn zoo arm, zoo vreeselijk arm!"
Jack Daw sons hart klopte hoorbaar. Hij
hoorde heel goed, hoe Emma Benny's
klompjes en de hare bij elkaar zocht, om
dan weer, zoodra zij alles in gereedheid
had gebracht, haar innig verlangen uit té
spTeken, dat de Heilige toch niet zoo on
barmhartig zou zijn... Eindelijk maakte
moeder zich gereed haar lievelingen te bed
te brengen. De stem der goede vrouw was
door angst en smart gebroken. Vurig baden
de kleinen.
„O Lieve Heer", besloot het meisje, z<"g
toch aan -den goeden St-Nicolaas, dat wij
zeer arm zijn, maar hem toch even vurig
beminnen als dé rijke kindertjes in het
kamp.".
Jack sloop zoo zacht mogelijk van het
raam weg en trad Harrit Harol's speelhuis
binnen, waar hij over den nijpenden toe
stand bij de arme weduwe sprak.
„Hom met de beurs rond. Jackriep
men hem toe. Wij zullen allen wat geven
Door velen vergezeld, ging Jack van zaal
tot zaal. De spelers staakten hun spel, zoo-
dra hij binnentrad, en iedereen haastte zich
voor de ongelukkige weduwe en haar arme
kinderen zijn St.-Nicolaasgave t^ offeren.
Toen Ir'-j eindelijk met zijn edelmoedig
werk ophield, bevatte de zak een groote
s-Tl- gelds.
Toen werden nog allelei kleeren, speel
goed, mondvoorraad en andere voorwer
pen van allerlei aard gekocht, en daarmede
beladen trok men naar het huisje der arm©
weduwe.
Alles werd op de stoep bij elkaar gelegd,
eerst de stevig dichtgebonden geldzak ea
daarboven hoopte men al het overige tot
een berg op. Allen waren gelukkig en één
der aanwezigen schTeef op een wit karton
nen doos, die bovenop werd neergelegd:
„St.-Nicoiaas vergeet ook de armen niet."
Na een kouden nacht brak de morgen
helder aan. Vrouw Stewart stond op. Dm
haar mond lag een smartelijke trek. Eens
klaps brak zij in bittere tranen uit, toen
haar oogen op de ledige klompjes der kin
deren vielen. ,,0, wat is armoede toch ver
schrikkelijk!" zuchtte de weduwe. Zij
haastte zich het vuur aan te steken en
maakte het ontbijt gereed. Dan naderde zij
het bed der kinderen en kuste de kleinen
zoolang, tot zij wakker waren.
Emma spoedde zich het bedje uit, vloog
naar haar klompje, om weldra diep zuch
tend weer te keeren, met tranen in de oog
jes. De goede n^oeder voelde haar hart bre
ken, terwijl zjj haar dochtertje aan de borst
drukte en het kind met stekkende stem
moed trachtte in te spreken.
„Wees niet zoo moedeloos," sprak zij,
„ik ben zeker, dat. moeder het aanstaande
jaar wel rijker zal zijn, en dan zal St.
Nicolaas onze woning niet voorbijgaan.
„Moe!... Moe!" riep de kleine Benny, die
intusschen de deur geopend had en met
wijd geopende oogen voor al de heerlijkhe
den stond, die voor de deur waren opge
hoopt.
Vrouw, Stewart kwam ijlings toegeschoten
en was stom van verbazing. Zij las eerst wat
er geschreven stond op de kartonnen doos
en knielde toen met de beide kleinen ne
der, om het hart in warme dankbetuiging
lucht te geven. Moeder en kinderen begon
nen alles binnen te dragen Daar lagen zak
ken met meel, hammen, spek, fruit, koffie,
thee en suiker, en een gToote zak, blijkbaar
met zout gevuld. Alles werd onder lachen
en schreien naar binnen gebracht.
Alle kleur week uit haar gelaat, toen de
weduwe den zak' op tafel neerlegde. Met
bevende vingers maakte zij den strik lo*
Goud en zilver; ja'zelfs meer dan Z'ij zich'
in haar schoonste droomen had kunnen
voorstellen, - en daartusschen Emma's
Klompje
De geschiedenis der inzaniehrig kwam
vrouw Stewart,spoedig ter oore. Zij kende
Jack Dawson van aanzien, en toen zij hem
nu den eersten keer ontmoette, bedankte
zij hem. zeer hartelijk ondev een vloed van
tranen.
Ook de brave jongeman was 2eer aange
daan, terwijl hij met een bijzonder gevoel
in bet hart de hand der jonge weduwe
drukte.
Vier maanden gingen er heen ninds clit
St.-Nioolaaafeesfc. De weduwe Stewart is
vrouw Dawson geworden en eiken avond,
wanneer de mijnwerker van zijn arbeid
naar huis terugkeert, staan Emma en
Benny gereed, om te vallen in de armen
van den goeden braven man, dien zij hun
„St.-NieolaaBvader" noemen