PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Valsche ea ware liefde. assso. JjBIBBöM DAQBIsüB, ^atsrdag* 2S Hovemtosr. Eerst© Blad. Anno 1913. Na „D e Standaard" verlangt ook „D e Rotte rdamme r", dat de Ka mer de invaliditeitsverzeke ring zal behandelen vóór de ziekteverze kering. Het blad zegt: Het verdient waardeering, dat minister Talma niet volgde het voorbeeld van zijn ambtsvoorganger Veegens, die de ouder- dom sverzekering naar voren bracht, en de invaliditeitsverzekeing aanvankelijk liet schieten. Toch wil de Minister de behandeling dei- sociale verzekering niet met afdoening der invaliditeitsverzekering doen aanvangen. Herhaaldelijk heeft hij met klem van rede nen betoogd, dab goede methode van wetge ving eischte met de ziekte verzekering te beginnen. De redenen, die hem hiertoe leidden, moeten geëerbiedigd worden. In de M. v. Ai op het eerste hoofdstuk der Staatöbegrooting 19081909 omschrijft hij zijn standpunt als volgt: Aangezien ziekte verzekering uit den aard der zaak de meest veelvuldige aanraking heeft met de betrokken arbeiders, zijn de organen dier verzekering aangewezen om in dienst -der andere takken der verzekering te worden gesteld, zoodat de noodige samenwerking in de uitvoering der geheele arbeidersver- aekeriifjfckan worden gebracht." Volkomen begrijpen, wij die redeneering. Hoezeer wij buiten de techniek staan, schijnt het ons technisch juist. Maar ande ren denken anders,:pok in de kringen der rechterzijde.Zij voelen voor dat Vooropstel len der ziekteverzekering niets. Daardoor dreigt «eenfg gevaar. En wij zouden dén Minister wel willen vragen: Gij acht heb geen goede wetgeving om de orde der aan hangig te maken-verzekeringen te doen be- heerschen door de belangrijkheid van hét onderwerp in stee van door dé e rich en der techniek. Niettemin zijt gij1 diép doordrom gen van de noodzakelijkheid der invalidi teitsverzekering. Heb rapport over den eoonomischen toestand dier landarbeiders zal dit besef ongetwijfeld hebben verleven digd. Welnu, als door het vasthouden aan uw volgorde de invalidiiteitsverzekering ©enigermate gevaar liep, is heb dan niet beter andere gedragslijn te volgen? De Invaliditeitsverzekering voorop het geldt in meer dan één zin. Iïi „Het Yolk" wordt Talma's Inva liditeitswet besproken en becijlfórd, dat men voor hetzelfde geld heel wat beters en meer kon verkrijgen,. De uitkomsten van de beroepstelling in 1899 worden daarbij gebruikt waarbij dan in ,,He t Tolk" de berekening aldus wordt gemaakt: •Er waren, volgens deze officeele gege vens, in 1899 ruim 27,009 verzekeringsp li eb- tigê mannen-van 66 jaar en hooger en 4700 verzekeringsplichtigé afzonderlijke vrouwen, van dien leeftijd. Daar in tien jaren tijids de bevolking (en ook deze groepen) met 14$ pCt. toeneemt, moet er dus, zeg 15 percent worden bijgerekend voor 1910. Dat worden rond 31,000 verzekeringsplichtige mannen en 5400 verzekeringsphoKtige afzonderlijke vrouwen. Zien wij nu verder. Volgens art. 19 der Invaliditeitswet zal de Staat jaarlijks 8i millioen gulden bij passen, gedurende 75 jaren. Daar gelaten nu, waarvan dit geld zal worden gehaald, rijst de vraag: zegt „H e t Volk": Kan dit geld, ter bereiking van het doel, niet beter, niet anders U-steed worden? Het merkwaardige ri nu, dat men de 31,000 mannen van 66 jaar en hooger voor jaarlijks f 6,448,000, o.f nog geen 6| mil lioen gulden, f 208 per jaar of f 4 per w&"k kan geven en die afzonderlijke 5400 vrou wen voor jaarlijks f 1,007,000 of 1 1/10 mil lioen gidden, f 130 per jaar of f 2.50 per week. Voor te zamen f 7,555,000 kan men dus deze loonarbeiders en arbeid'tors op 06 ja rigen leeftijd pensionneeren met resp. f 4 en f 2.50 per week, en men houdt nog een klein millioen over voor andere dingen. geit men de administratie eenvoudig, en 18) „Wat het echtpaar Scholinus beweert is in dit geval eigenlijk bijzaak; ik zou gaarne uw eigen opinie willen vernemen, mevrouw Heiwig." „Mijn opinie? Och, het liefst zwijg ik en laat de rechters maar spreken." Met andere woorden dus, het is uw wensch, dat er een echtscheiding wordt uitgesproken." „Ja," antwoordde Eva levendig, „dat is mijn wensch. Dit huwelijk is van het begin af een leugen geweest; ik kan dien dwang niet langer verdragen." Frank herademde. „Dan zijn we al een heel eind verder. Uw hart is dus niet in de zaak betrokken; maar wel uw eer." Eva maakte een moede, onverschillige beweging met haar schouders. „Ben ik dan zonder schuld U weet toch immers alles." „Ik weet slechts, wat zwart op wit staat; verder echter niets. Of neen, ik weet took wel meerIk weet, dat alles, wat men tegen u aanvoert, een treurige, ellendige valsch- heid is, waartegen mijn hart en ziel totaal in opstand komen. Meont u, mevrouw Hei- wig, dat ik dit vandaag voor de eerste maal beweer, en dat ik het alleen tegen u zeg? •Uw man is reeds bij me geweest, om mij als advocaat tegen u te stellenmaar ik heb voor de eer bedankt, daar ik in de eerste plaats mijn cliënt dien te gelooven, en aan zijn woorden heb ik onmogelijk geloof kun nen slaan. TT geloof ik wel nu ook niet, me- in dit stelsel kunnen de postkantoren ge makkelijk worden belast met de uitbeta ling dan houdt men nog em aar lig som metje over voor [invaliditeit beneden de 66 jaar. Subsidieert men hiermede en tot dit doel de ziekenkassen, dan kan men in deze riohting al vrij wat doen, want de invaliden beneden 66 jaren zijn natuurlijk veel ge ringer in aantal dan die onder de 70 jaren. Er zijn twee bezwaren, zegt „H e t Vol k". Ten eerste zal de Rijksbijdrage niet sleohts gedurende 75 jaren, maar altijd moe ten worden verleend; doch daar spreken onze nakomelingen over 75 jaar wel over. En ten tweede zal de bijdrage gaandeweg e enigermate stijgen. Daartegenover staat echter, dat schier al onze staatsuitgaven voortdurend stijgen, dook onze middelen evenzeer. Het onderwerp belangstelling voor Indiè werd behandeld in het „Indologenbla d", dat begint met te constate eren, dat de belangstelling in Holland voor Indië gelukkig iets toeneemt. „En toch," zoo vervolgt het, ,,ai groeit die belangstelling, op algemeenheid kan zij nog lang geen aanspraak maken. Aan dien toestand moet een einde komen. Indie moet worden, voor heel ons volk, het ëerste land, waarin de Hollander naast zijn eigen moe derland oprecht belang stelt; maar bovenal meet in Nederland de sympathie voor Indië algemeen worden. Er is in Indië zeker veel slechts, maar waar ontbreekt dat? Er -is- daar echter ook veel goeds, waarop te wei nig wordt gewezen. Veel Hollanders trekken naar het buiten land; waarom wórdt Indië~nög zoo veel overgeslagen? Is het dan geen mooi doel, om naast het verwerven van een goede po sitie in de maatschappij tevens mede te kunnen werken tot het vervullen van den plicht, dien Holland in Indië heeft: de be volking van Tropisch Nederland op te voe ren tot een hooger peil van beschaving, op dat zoowel zedelijk als stoffelijk niet slechts wij, maar ook zij kan genieten van de rijk dommen, die Insulinde in haar schoot ver borgen heeft? Ontbreekt ons volk daartoe de energie? Wij mogen dit, gelet op wat wij eens in vroeger tijden wared, niet aannemen; doch ons volk kent. in zijn'geheel Indië niet of nauwelijks. Dat men reeds op versohil'lende wijzen de kennis van-onze koloniën bij ons volk tracht te vermeerderen, is natuurlijk zeer toe té juichen, maar toch zullen die, pogingen slechts een vrij schamel succes hebben, wanneer niet een machtiger factor zijn medewerking en steun verleent, nl. het onderwijs, en wel meer speciaal het mid delbaar onderwijs. Het is waarlijk bedroevend hoe weinig aandacht in de schooljaren aan onze kolo niën besteed wordt; immers slechts, vormt dë leerstof daarover een onderdeel van twee bijvakken; Geschiedenis en Aard rijkskunde, terwijl men feitelijk een hoofd vak: „Onze Koloniën" op het leerprogram moest aantreffen. Wij noemden de beide- bijvakken, waar van de leerstof over Indië op middelbare scholen een onderdeel uitmaakt," doch de hoegrootheid van die leerstof vermindert nog, wanneer we in aanmerking nemen, dat de belangstelling van den hetrokken leeraar die zelf nooit in de koloniën' geweest is, die zelf hier in Holland zijn werkkring heeft en voor wien dus meestal weinig re den bestaat zich speoiaal voor Indië te in teresseeren, over het algemeen vriji gering is, zoodat het onderdeel inderdaad vaak tot een onderdeeltje wordt. Voor de Gym nasia, die toch ook Hollandsche krachten voor Indië kunnen en moeten leveren, is de aan Indië bestede aandacht gevoeglijk door het cijfer nul weer te geven. Het is dus niet te verwonderen, dat de echte Hollandsche jongen, die door geen familiebetrekkingen aan de tropen gebon den is, weinig belang in onze koloniën stelt, omdat hij er weinig van weet. Het zou daarom zoo goed zijn Indië meer onder de rijpere jeugd bekend te maken. Dit kan op geen betere wijze geschieden dan door liet middelbaar- en gymnasiaal onderwijs. Men geve eclit populair, opwek vrouw Heiwig, maar dit om geheel andere redenen." „U zou mijn eigen bekentenis dus willen bestrijden, mijnheer Waldau?" „Ja, dat wil ik, indien u de zaak aan mij overlaat. Misschien zal er wel een zekere neiging voor bedwelmende middelen bij u bestaan." Eva hief het hoofd op. „Die neiging heb ik reeds overwonnen. Maar dat is, vergele ken bij het andere, totaal bijzaak, en wat de tweede beschuldiging betreft, zelfs hiervan geeft ScL'olinus toe, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat onder invloed van gift zulk een misdaad voorkomen kan." Frank schudde het hoofd. Mijn vriend Scholmus is op dit punt misschien al te zeer de geleerde, terwijl ik de zaak meer van een zuiver menschelijk standpunt be schouw, als een oprecht vriend, mevrouw." En het staat vast, dat ook onder hypnose* niemand een moord zal begaan, als niet de moordlust reeds in hem sluimerde; niemand ook zal zijn hand naar het eigendom van anderen uitstrekken, indien hij dit reeds niet heimelijk heeft begeerd. Uw Kart is rein." „Maar hoe is het dan te verklaren? Ik heb toch Henny's sieraad in mijn zak ge vonden, waar ik tooh alleen het heb kun nen insteken. En ik had juist kort van te voren een dubbele hoeveelheid morphine genomen." „Ik hen niet alwetend, maar het is mijn taak als jurist deze nog onopgeloste vraag op te lossen. U kunt overtuigd zijn, me vrouw, dat ik alles zal doen, om u voor de rechters te rechtvaardigen." Hij brak plotseling zijn zin af en eetf kend onderricht niet het aanbrengen van droge en hier onnutte detailkennis over onze koloniën en hun geschiedenis, hetwelk toch ook zeker, hem, die later niet fijn werkkring in de tropen zoekt, zal ten goede komen. Welk een groot voordeel is er voor onze koloniën, en dus ook voor het Moederland, niet aan .verbonden, dat men ook in Nederland algemeen de koloniën -.goed kent en ia-haar belangstelt-, waardoor :Nederlandsche handel en industrie niet danger zuilen aarzelen krachtig met de ko loniën samen te /werken." Mul'. Paul J. Rcymer schrijft in „H e t Cent i' u m" over dronkenschap en stirafrech fc. Het standpunt, door. den strafrechter in te nemen ten .opzichte van het vraagstuk van het alcoliolismo, is steeds geweest een brGn van vragen en .moeilijkheden. Mis drijven, in dronkenschap gepleegd, werden zeer verschillend berecht naar gelang van tijd, plaats en omstandigheden. Wisselend waren in de rechtsgeschiedenis de opvat tingen van den wetgever ten afinzien van strafbaarheid van feit-en, in dronkenschap begaan. Eenerzijds 'word do leer der vollë en onbeperkte aansprakeLijkheid gehuldigd. In den .volksmond heette het7TWat men dronken misdoet, dient nu oh teren geboet". Anders zijds gc-ld de ópvattdng, dat van schuld en strafrechtelijke verantwoordelijkheid geen sprake kan zijn, waai' in onbewustheid wordt gehandeld. Daar nu van iemand, die in dron kenschap handelt, niet gezegd kan worden, dat hij bij volle bewustzijn is, vièl als van zelf vooir den dronkaard,; evenals vooï den krankzinnige, de lijkheid weg. Do dronkaard, die een misdrijf pleegt,, moét in een asyl, niet in de gevan genis geplaatst woeden- In de strafreohts- d&gmatiek werd onderscheiden tussohen op zettelijke, vrijwillig, .toevallige en onwil lige dronkenschap en verband daarmede de aansprakelijkheid verschillend geregeld.. Dm litteratuitr ovetr criminaliteiteh alco holisme ri groot- en nog ..steeds wassende- ln do. .pas vërsolienen aflevering der studiënfreoks „Christendom en Maatschappij", wordt pot onderwerp behandeld door wij len róir. dr. Gewin. Zeerkort voor zijn tragisch' afsterven,, stelde de Schrijver zijn studie in handen der redactie. Evenals alle geschriften en artikelen, van den'ook buiten zijn pairtij kringen betreurden o verledene ri deze studio een lezing- overwaafdig. De celi^pronkelijkheid, "welke een kenmerk en verdienste was van schrijvers betoogtrant, verloochent ziek in deze korte schets "niet. "Gewichtige vraagstukken worden ik het geschrift behandeld. Op de eerste plaats wordt de vraag 'aan geroerd op welk jstrafrechte lijk standpunt mén ziek vroeger ton opzichte van de dronkenschap steldcj wat de tegenwoordige Buvtenlandsohewetgevingen hieromtrent be palen, .wat de Nëdqrl^ndsche. wetgever zegt, en ten slotte wordtde vraag "gestéld hóe de wetgever zich ten aanzien van deze materie heeft te gedragen In de sl uitrede ri de kern van liet beloog gelegen. De bepalingen van het Nederland- sche strafrecht worden volkomen onvol doende geacht. Eenzelfde oordeel' 'deelt de oud-Amsherdamsohe s br afr echts-h aogleeraar .Van Hamel. In zijn „Inleiding' tot de studie van het Nederlands-die strafrecht" noemt mr. Van Hanud de geheel© regeling in liet Ne- dörlandsehe strafwetboek in allerlei opzichten onvolkomen. Mr. Gewin gaat van de stelling uit dat dronkenschap zelf een misdrijf ri en moot gestraft. Werden. Het zich. bedrinken moet als misdrijf weiden strafbaar gesteld. Reeds werd in een welwillende beoordee ling (in „De Standaard") de vraag ge steld of de weg, om uit het godrang te ko men, hietr gelukkig gekozen is. Zedelijk af keurenswaardige daden als leugen, laster, zoo Werd opgemerkt, gaan zeker tegen Gods recht in; maalr wie zal dit alles daarom door den aardschen rechter als misdrijf gestraft wil len zien Hetzelfde geldt bij dronkenschap. Ovdr dit onderwerp mag in dit kor to woord van aankondiging niet vérder worden inge gaan het zou leiden tot behandeling van het zeer delicate en belangrijke vraagstuk van het velrhand tussohen recht en zedelijkheid. Wanneer men evenwel in het algemeen oogenblik keken zij- elkaar zwijgend in de oogen. Daarna vervolgde Frank weer: „In geen geval mag ik u de gevolgen ver helen, mevrouw. Op hetzelfde moment, dat de basis van de aanklacht wordt vernietigd, wordt de eisoher afgewezen en alles blijft bij het oude." „Dan wil ik nog liever de schande dra gen," zei Eva vastbesloten. Het was duidelijk, dat zij tot eiken prijs wilde scheiden, en Frank Waldau gevoelde een zekere genoegdoening over deze zeker heid, hoewel hij zich geen rekenschap van de reden wilde geven. Toch verzette hij zich ook nu nog tegen haar voorstel. „Dat is onmogelijk, mevrouw; wij moeten een anderen weg trachten te vinden. Wacht eens, wij moeten een klacht in recon ventie indienen." „Op grond waarvan? Eenvoudige afkeer is voor de wet geen reden." „Neen, maar..." „Ik begrijp waarop u doelt. Hij, over wien wij spreken, heeft mij niet liefgehad, maar heeft ook nooit van een ander gehou den. Als hij nog van iets houdt, dan is het van geld." „Nu ja> maai men zou tooh grove beleedi- ging kunnen aanvoeren en..." Door het haastig binnenstormen van Scho linus, gevolgd door zijn vrouw, werd het gesprek onderbroken. Beiden sohenen in cle grootst mógelijke opwinding en terwijl Scholinus nerveus een courant in zijn han den hield gefrommeld, riep hij r „Mevrouw Heiwig, ik lees hier juist iets in de courant, iets, dat u ónder de tegen woordige omstandigheden misschien niet zoo bijzonder zal treffen, maar het betreft tooh een familielid van uw man." zegt: iets is een zedelijke verplichting, deze moet dus tot rechtsplicht worden ge maakt en overtreding met strafmaatregelen worden tegengegaan, dan vaagt men logisch alle grenzen tusschen bevoegdheid en on bevoegdheid van den wetgever weg. Zonder d>us in alle opzichten de conclusie van liet betoog te onderschrijven, ri toch de lèzing en overweging van de studie van wijlen mr. Gewin warni aan te bevelen als ©en nieuwe en waardevolle poging tot oplossing van het vraagstuk: criminaliteit en alcoholisme. De Re.geeimg heeft aan de Tweede Ka mer medegedeeld, dat j niet verzuimd heeft, de Zondagswetgeving an dermaal in onderzoek te nemen; zij kan ech ter nog geen toezegging doen dat een wets ontwerp spoedig zal worden ingediend. „Dat verstaan we", zegt de „Z u t p h e n- s c h e Courant". „De Regeering rs blijkbaar huiverig dezen knuppel in het hoenderhok te werpen. Want zöo zij de vrijheid, om op Zondag feest te vieren, aan banden ging leggen, zou er uit het Zuiden van ons land een geweldige storm opsteken. En dan kon de heeie coalitie wel eens uit elkaar geblazen worden. Onze R.-Kath. medeburgers zijn op een Engoriohén Zondag volstrekt niet gesteld. Dat waten de A.-Rev. wonderwel. Zij dur ven het daarom niet aan, hun wil op dit punt door te zetten. Dat kon hun te staan komen op verlies van de hun zo dierbare macht. En dien prijs achten zij zelfs de meest voortreffelijk© Zondagswet blijkbaar niet waard. Dat neemt niet weg, dat er wel eens .een ontwerp komen zal. Daar twijfelen we niet aan. Den A.jRev. kiezers, wil men gaarne in 't gevlei komen. In het voorjaar van 1913, als toch alle kans óp afhandeling uitgeslo ten is, zal er wel Qen nieuw Zondagswetjo worden ingediend, waaruit dan blijken moet de wil der Regeering om de beginselen „le vende ter rechterzijde" is onze wetgeving op te nemen." Góed genoeg voor moedor plaatst d'e „A rnhemsohe Cou rant" boven het volgende „Wie de goden liefhebben sterven jong en er in een soort man van wien het jam mer is, dat de goden hem niet een bcet-e méér liefhebben. Dat ri de man, dien wij hoönën zeggen„Nu mijn vader en moeder gingen school in een ongeventileera' lokaal en dronken uit een aardewerk kopje; zij konden het wonderwel zonder telephoon stellen en reden over een oneffen weg naar de kerk; ik zou denken, dat wat goed ge noeg was voor hen, goed genoeg Is voor mijn vrouw en kinderen." Dat is de man, die afstamt van den grot bewoner, die niets van messen en vorken wilde weten, omdat zijn voorvaderen altijd met hun Vingers gegeten hadden. Zijn voorvaderen hadden altijd van den grond gegeten; waartoe dienden dus tafels? Later weigerde die grotbewoner een naaimachine te koopen, omdat de naald goed genoeg was voor moeder. Zoo ging het ook met de vetkaars, die zij zelf kon maken; waarom zou hij dan de nieuwbakken waskaars koo pen'? En waarom zou men gemaakte klee- ren kant en klaar koopen, a's er toch een weefgetouw in huis was en moeder altijd de kleeren van de kinderen zelf geinsakt had'?" Al de oude, en waar het natuur lijk op aan komt al de goedkooper, din gen waren „góed genoeg voor moeder." Het is soms erg jammer, dat de moeder van dien man er niet bij is, om haar kant vaU het verhaal te laten hooren. Het zou interessant zijn om eens te hooren hoe zij er over dacht. Zij was zoo geduldig als een engel en schikte zioh in oneindig veel onge mak en ontberingen. Soms hadden die een hoogst nadeeligien invloed op haar gezond heid en opgeruimdheid; soms verkortten zij haar leven. Zij zei er niets van,- maar was dit, omdat zij het prettig vond? De waarheid is, dat het heel hard voor haar was. En het is nog harder voor de vrouw en dochter van den tegenwoordigen tijd, die zichzelf vergelijken met andere vrouwen en dochters. Natuurlijk als het noodig is, „De oude majoor Rodeck," bracht Henny uit. „Wat is er met hem?" „Hij is dood. Leest u zelf maar." Eva nam de courant op en met halfluide stem las-zij ,,Uit P. wordt ons het volgen de medegedeeld: De in die streek alleen wonende majoor R. werd Woensdagochtend dood in zijn slaapkamer gevonden. Wonden op zijn lichaam la-ten een sluipmoord ver moeden. Nadere bijzonderheden ontbreken nog. De majoor leefde geheel alleen met zijn bediende op een afgelegen landgoed. Het gerucht gaat, dat er den vorigen avond twee vreemde heeren onder geheim zinnige omstandigheden een bezoek bij hem hadden gebracht. Eva liet de courant uit de hand vallen en bleef voor zich uit staren. Plotseling zeide zij toonloos: „Deze beide bezoekers wa ren mijn man en onze bediende Grote. Os kar wilde zijn oom wegens geldzaken opzoe ken; hij bevond zich op het oogenblik in geldverlegenheid. Maar dat kan toch im mers niets met elkaar hebben te maken." Een pijnlijke stilte volgde op deze woor den. Eindelijk stond Frank op. „U vindt het zeker goed, dat ik me nu verwijder, me vrouw," sprak hij met onderdrukte stem. „Door deze gebeurtenis komt onze zaak in een geheel ander daglicht misschien. Maar ik wil er mij nog niet onmiddellijk over uitlaten." De rechtbank zette de grootst mogelijke Kaast achter de Helwigsche zaak en kon dan ook onder gunstige omstandigheden werken. Het feit, dat de vroegere zakkenroller, schikken wij er ons in. Maar is hot altijd noodig, wanneer men met zulk een man te doen heeft? VeriBekea-flEig; tegea# geldelijke gcvol- gosi'vau bedrijfsoMgevaUeia in flaet zeevBSseheB'sjibeda'ij*. Deze week ri aan het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel te 's-Gra- ven-hage een vergadering gehouden van be langhebbenden in een verzekering van per sonen, werkzaam in het zeevaartbedrijf en in het zeevisscherijbedrijf, tegen geldelijke gvolgetn van bedrijfsongevallen. De vergadering^ uitgeschreven door den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, werd door dazen gepresideerd. Na de groote behoefte aan dergelijke verzeke ring aangetoond te hebben, zeide Minister Talma, in navolging van Duitscihland te wil len oprichten een wettelijk te regelen zec- hedrijfsvereeniging, samengesteld uit werk gevers in het zeevaart en zeevissoherij-be- drijf. Alle werkgevers, dat zijn voeders of eigenvaarders, zouden lid moeten zijn van die vereeniging, die bestuurd zal worden door ten minste 5, door de algemeene ver gadering gelozen léden. De verzekering zal *eerst. ingaa-n den eer sten dag van de zevende maand na het on geval, terwijl de uitkeering gedurende de eerste, zes maanden voor rekening komt van den werkgever. Voorgesteld wordt zeven tig procent van het dagloon uit te keeren, bij geheele ongeséhiktheid, door het be drijfsongeval veroorzaakt, en bij niet ge heele ongeschiktheid een rente, naarmate de gevolgen van liet ongeval. Bij overlijden worden de begrafeniskosten betaald en- een rente aan de nagelaten betrekkingen uitge keerd van ten hoogste 60 procent van het dagloon van den overledene. Hét beheer der zeehedri jf s v e r e en i g ing zal onder controle komen van een raad van- toe zicht van 12 leden, die door de Koningin worden benoemd, o. w. 4 werkgevers en 4 werknemers of oud-werknemers. De kosten zullen worden omgeslagen ©ver de leden der vereeniging. De in Nederland gevestig de reddingmnatschappijen zullen aangeslo ten zijn, wat de uitkeeringen betreft, haar premiön zullen door den staat worden be taald. De staat stelt zich aansprakelijk voor de aan de verzekerden en hun betrekkingen toekomende schadeloosstellingende verze kering kan niet worden overgedragen aan een risicobank. Ter vergadering waren aanwezig een der tigtal afgevaardigden van reeders- en via- sohersve reem gin/gen. Allé besprekingen waren van v^rtromoe lijken aard. Postpakketten. De directeur-generaal der posterijen en telegraphie brengt ter algemeene kennis: Bij gelegenheid van het aanstaande Suit- Nicclaasfeest wordt de vergunning,; om. .meerdere pakketten aan hetzelfde adres van sleohts een enkele adreskaart te. doen vergezeld gaan, voor den tijd 2 tot en met 6 December ingetrokken én zal der halve bij elk. gedurende dit tijdvak ter ver zending' aangeboden pakket een adreskaart beboeren te worden gevoegd. Voorts wordt, ter verzekering van een goede overkomst van de pakketten, aanbe volen lo. zorg te dragen voor een doelmatige en stevige verpakking van de voorwerpen, in dier voege, dat deze op afdoende wijao tegen breken en beschadigen gevrijwaard zijn; 2o. zoo mogelijk de adressen op de pak ketten te schrijven en, waar opplakking °f aanhechting van een adres onvermijdelijk is, dit zoodanig vast te hechten, dat :voor het verloren gaan daarvan, tijdens het ver voer, geen vrees behoeft te bestaan 3o. in de pakketten een tweede los adres te sluiten. Ten slotte wordt de aandacht gevestigd op de gelegenheid tot aangifte van waarde van pakketten, hetgeen voor pakketten met kostbaarheden is aan te bevelen en ten ge volge waarvan, bij' eventueel verloren gera ken gedurende het vervoer met de post, het volle bedrag de'r aangegeven waarde van het pakket wordt vergoed. („St.-Gt.") Frits Grote, ten gevolge van vervalscht© getuigschriften een dienst bij den directeur Heiwig had verkregen, liet met tamelijk groote zekerheid vermoeden, dat dit niet met al te beste bedoelingen was geschied. Zijn plotseling vertrek uit den dienst van Heiwig, dat veel van een vlucht had, be vestigde dit vermoeden nog meer, want aan de goede oude tante gelooide natuurlijk niemand. Ket was nu maar de kwestie zijn bondge noot op te sporen. Uit een navraag aan de gevangenis bleek, dat Frits Grot© zeer bevriend was geweest, met zekeren Timm Weber, en dat beiden kort na elkaar waren ontslagen. Waarheen Grote was gegaan, wist men wel niet; evenmin was heb bekend of Weber rich in Berlijn ophield. In (Te eerste plaats was het dus zaak vast te stellen of de beidé beschuldigd©)! in Ber lijn vertoefden, en dit kon alleen gebeuren, wanneer men ook de donkerste, meest ver laten wijken van Berlijn doorzocht. De geheele zaak scheen zeer eenvoudig, maar het vermoeden berustte inderdaad op niets anders dan op louter veronderstellin gen, en advocaat Schneider, die voor 't on derzoek had te zorgen was niet zeer vereerd met de opdracht, daar hij tot Helwigs per soonlijke kennissen behoorde. Hij had zei fa aan het laatste diner deelgenomen en do geruchten van eeVi op handen zijnde echt scheiding waren ook tot zijn oor doorge drongen. Het sprak vanzelf, dat het onder zoek met een verhoor van Heiwig begoni' en Schneider haastte zich dan ook deni Bankdirecteur het verzoek te laten toekc^. men, om tegen een uur of vijf even te reit schijnen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5