1 M 11 fin il|lnil|li»il|h mSSJvSi ]4
ZONDAGSBLAD*
VAN HELT v
Lg.ID.5CH DAGBLAD
STOFGOUD.
RECEPT.
Anno 1911.
kik 6ÖA060*** Hi
VETTE EEfiOEÜ.
Het Zwitsersche volksleger.
sluitena in hun hok is gewoonlijk voldoende
om hen hij loslating ter plaatse te doen
terugkeeren.,
Oude dieren evenwel dient men me
nigmaal zoo vost te houden tot zij
jongen hebben. Dan toch is de trek naar
htet hok sterker dan anders, zij zullen zich
niet licht dadelijk zoo ver verwijderen,
meer aandacht schenken aan de omgeving
en door een en ander zekerder terugkee-
Ten.
Wil men zijn duivenhok voor het eerst
bevolken, dan zorge men vooral, het vooraf
goed in te richten, opdat de dieren &r zich
behaaglijk kunnen gevoelen.
Aan den buitenkant, vóór de vlieggaten,
bevestige men een aan die boven- en de vier
fcijwanden getraliede of van ijzergaas voor
ziene kooi, waartoe de opgesloten duiven
uit het hok toegang hebben en van waaruit
zij de omgeving kunnen verkennen; dit zal
hun, als zij na eenigen tdjd losgelaten wor
den, zeer te stade komen en het binnenval
len vergemakkelijken.
Van belang is het ook, duiven aan een
bepaalden voedertdjd te gewennen en ze
door fluiten naar de voederplaats te roe
pen. Wil men eindelijk de duiven laten uit
vliegen, dan doe men zulks des morgens bij
helder weder en ongeveer een uur vóór den
tdjd, waarop er gevoederd wordt. Mochten
de duiven nog neiging hebben naar hun
vroeger hok terug te keeren of hier en daar
wat rond te scharrelen, dan zal allicht de
maag hen herinneren waar hun woning is
en zullen zij die aanwijzing volgen.
Worden de duiven door andere duïvenhou-
ders gelokt en gevoederd, dan werkt dit
het terugkeeren naar eigen hok zeer tegen;
anders kan men, na volgens het bovenstaan
de gehandeld te hebben, de dieren na een
opsluiting van een dag of tien wel laten
uitvliegen.
Duiven houden van gezelligheid, en dat
is ook een Teden, waarom men gemakkelij
ker twee of meer paren te gelijk aan een
hok gewent, dan een enkel paar. Ook daar
om gaat het gemakkelijker, nieuw aange
kochte duiven te gewennen op een reeds
bevolkt hok, dan op een, waarin nog geen
bewoners zijn. Men sluite dan de nieuwe
in een afzonderlijke afdeeding van het hok
op, het liefst zoo, dat zij de andere vrij' uit
vliegende kunnen zien. Na weinige dagen
Kal men dan de nieuwe bij de oude kunnen
toelaten en mede laten uitvliegen. Het ge
zelschap der oude duiven zal de nieuwe voor
afdwalen behoeden en zij zullen gemakkelij
ker terugkeeren.
ACHTERNAMEN.
Men zal zich herinneren, dat het Napo
leon geweest is, cfie gemaakt heeft, dat
ieder mensch een achternaam rijk werd.
Daaromtrent komt in het Dagblad van
het Departement Vriesland" een bericht
uit Parijs, voor, dato 29 Augustus 1811:
,,Een decreet van der 12 dezer verplicht
de inwoners van de Hollandsche departe
menten, welke geen bepaalde familienamen
of voornamen hebben, om dezelve in het
jaar van de bekendmaking van het decreet
aan te nemen en er de opgave van te doen
aan dan ambtenaar van dten civielen staat
van de gemeente, alwaar zij woonachtig
zijn. Als familienaam zullen geen namen
van steden worden toegelaten; als voorna
men zullen kunnen genomen worden die,
welke door de wet van den 1.1. Germinal,
jaar 11, zijn toegestaan. Wanneer de mai-
ree de lijst der inwoners van hunne gemeen
ten opmaken, zullen zij gehouden zrijn, te
verifieëren en aan de autoriteiten te doen
kennen of elk op zichzelf aan de voorwaar
den, in de gemelde artikelen voorschreven
voldaan hebbe. Zij zullen op gelijlke wijze
gehouden zijn aan de autoriteiten diegene
der inwoners hunner te doen kennen, welke
van naam veranderd zouden zijn zonder zicli
gedragen te hebben naar die uitspraak van
4e bovengemelde wet van den 11. Germinal
Van do uitspraak van het gezegde
■Vvjreet zullen worden uitgezonderd' de
L&nven vos de onderdanen der departemen
ten van het voormalig Holland, monden
van den Rijn, monden van de Schelde en
het arrondissement van Breda, welke be
kende namen en toenamen zullen hebben,
steeds door hen gevoerd, al waren ook ge
zegde namen en toenamen aan die van ste
den ontleend."
HART ER VOOR.
Mist gij geldelijk vermogen
Om te steunen, wie daar lijdt,
En te helpen met uw gaven,
Wie, daar tegen onspoed strijdt.
Geeft aan 't meelij' tocb gehoor,
En hebt immer hart er voor.
Mocht u groote macht ontbreken
Bij de dagtaak, die u wacht,
Tracht toch maar er voor te leven;
Geeft met goeden wil uw kracht,
't Best slaat ge u er zeker door,
Als ge toont een hart er voor.
Hart te hebben voor het goede,
Mee te streven, waar men kan,
Voor het heil der medemenschen,
Zij het doel van vrouw en man!
Met die leus het leven door!
Wilt ge iets goeds, hebt hart er voorl
Gelijik er een spreken is, dat stil maakt,
zoo is er een stilte, die spreekt-.
Ten Kate.
Het kwaad, waaraan meh zelf schuldig is,
straft men des te strenger in anderen.
Hippel.
V 1 e e s o h p u -d d i n g.
500 gram resten van kalfsvleesob, 2 eieren,
3 lepels magere jus, 1 ui, zout, peper, noot
muskaat, 70 gram oud brood, melk, peter
selie, paneermeel.
Bereiding: Het vleesch fijn hakken
en vermengen met de eieren, de jus, de ge
hakte ui, de fijn gehakte peterselie, het in
melk geweekte brood, de pepe^ de gerasp
te nootmuskaat en het zout. Een pudding
vorm voor warmen pudding inwrijven met
boter, bestrooien met panee/rmeel, vullen
met de vleesohfarce en deze ongeveer an
derhalf uur an bain Marie koken. Ala ha'f
gaar is, den pudding storten op een ver
warmd bord en de tomatensaus er bij pre
senteeren.
Eerlijke zonen der woestijn.
Een in het oog vallenu'e karaktertrek
van de bewoners van Tripoli is hun buiten-
gewone eerlijkheid. De Franschman De Ma-
thuisieult, die negen jaar geleden een on-
derzoekingsreis door het land deedA ver
telt daarvan de volgende merkwaardige ge
schiedenis
Een Arabische leider van een karavaan
was in 1880 door Tuarege aanbevallen en
beroofd. Hij was er niet over te troosten,
dat hij van zajn lastgever bijna f 15,000
verloren had, en gevoelde zich verplicht tot
teruggave van deze som. Om geld' te ver
dienen, teneinde zijn be>zigheid weder te
kunnen opvatten, begon hij met het geven
van onderwijs en met wat hij hiermede ver
diende, begon hij een kleinen handel. In-
tusschen stierf zijn oude lastgever.
stelle zich nu de verbazing van diens erfge
namen voor, toen in 1899, bijna 20 jaar mi
de berooving, de oude karavaan-leider hun
de ruim f 15,000 bracht, waarover zij dt»
overledene nooit hadden hooren spreken.
Onder de karavaan-leiders is de eerlijk
heid algemeen. Wanneer gedurende een*
lange reis kameelen sterven en waardevolle
zaken in de woestijn moeten blijven liggen,
zal geen andere karavaan het achtergeble
vene aanraken. De leider keert na verloop
van eenige maanden terug en vindt de goe
deren daar, waar hij ze achterliet, tenzij
dat de roofzuchtige Tuaregs ze in bezit
namen.
ALLERLEI.
Zijnlaatste wenscb.
Men weet, dat ter-dood-ve roordeelde
moordenaars den na-cht vóór hun executie
nog een wensch mogen doen, die, als het
maar eenigszins kan, wordt ingewilligd.
Zoo werd dus ook aan den ljarbier, die
een gruwelijk misdrijf in Tonshire op zijn
geweten h'ad, gevraagd, of hij nog een laat-
sten wensch had.
„Ja, ik zou den rechter, die mij veroor
deeld heeft, voor het laatst nog eens wil*
len „scheren."
De wensch werd niet ingewilligd.
Verheven v oorbeeld.
Instructeur: „De schildwacht mag dei
hem toevertrouwden post onder geen voor
wendsel veilaten. Let op, jongelui, en
neemt een voorbeeld aan den Romeinschen
krijger van Pompeji, die gedurende de
vreeselijke uitbarsting van den Vesuvius
voor de woning van den garnizoens-oom-
mandant op schildwacht stond en door een
gloeiende n aschregen overvallen werd. Met
de koelbloedigheid en volharding, waarvan
de weerga niet te vinden is, bleef de brave
soldaat in stramme houding op zijn post
staan, tot hij eindelijk zeventienhonderd
jaar later uitgegraven werd T'.
Verpraat.
Zij: „Hoe durfdet u u permitteeren mij
te zoenen, terwijl ik vanmorgen in de hang
mat lag te slapen1?"
Hij„Ik heb u toch maar één enkelen
kus ontstolen?''
Zij (verontwaardigd): „Lieg nietl Ik
heb er zeven geteld, voor ik wakker Werd."
H ij; h' e e f t g e 1 ij k.
De keer Jansen, die zijn leven lang eenigs
zins heftig van natuur is geweest, is zwaar
ziek en dioteert een notaris zijn laatsten
wil. De notaris maakt verscheidene aan
merkingen van juridischen aard. Ten slotte
verliest Jansen het geduld en hij brult den
notaris toe
„Zeg eens, wie ligt er hier op sterven
u of ik?"
Haar antwoord.
Een fat, die op een concert achter een
dame zat en haar gaarne eens in het ge
zicht wilde zien, en daartoe geen gelegen
heid kon vinden, tikte haar op den schou
der, terwijl hij zich Meld, alsof hij een
spin van haar kleeding afsloeg.
„U hebt daar een Ieelijk dier achter u,
mejuffrouw," zeide hij, toen zij omkeek.
„0, zoo, mijnheer," gaf zij' ten antwoord,
„ik wist niet, dat u achter mij zat."
De twee schreeuwleelijken
Vader: „Lieve, ik ben toch van plan, een
phonograaf te koopen."
Moeder: „Waarom, man?"
Vader: „Dan kunnen de tweelingen, ais
ze groot zijn, eens hooren wat we hebbm
uitgestaan
Afgewend.
A.„Kun je me vijf en twintig gulden
leenen?"
B.„Het spijt me, maar ik heb geen gelrl
bij mij."
A.„En thuis?"
B.„O, dank je, allemaal gezond tn
springlevend."
V e r 1 e i d e 1 ij k.
Rechter: Wat een onzin, dat je door
het lezen van een kookboek tot diefstal
van eiersn verleid werdt!"
Beklaagde: ,,Ja, ja, ziet u, daar staat-
telkens „neem vier eieren"... „neem 2ea
eieren"... en dat heb ik gedaan?"
No. 15880.
25 November.
Hét was een idee van Alice. Op een mor
gen, toen wij aan het ontbijt zaten, kwam
zij er mede voor den dag. Waarom zou een
vrouw voor een enkele maal niet eens iets
doen, om de inkomsten van haar man te
vermeerderen? informeerde zdj. Wij woon
den op het platteland, en goed eetbare eea-
den waren belachelijk duur en in de buurt
niet eens te koop; en de tuin stond vol on
kruid, nietwaar, zoodat rupsen en slakken
er vrij spel hadden, en men moest toch' wat
om handen hebben, en als ik zoo den ge-
heelen dag met mijn patiënten bezig was...
„Maar," wierp ik eenigszins verwonderd
.tegen, „wij hebben geen eendenvijver."
„Wij hebben geen vijver nooclig. Ik be
doelde natuurlijk Japansche eenden. Lakker
groen voedsel en af en toe een uitloop je in
den tuin, om de slakken te vangen; meer
.wordt er met geëischt."
Ik vond dat „natuurlijk" wel aardig.
'Alice woonde nu juist vijf weken buiten en
een week geleden h'ad ik er mijn hoofd on
der verwed, dat zij evenmin als ikzelf oe-
kend was met het verschijnsel, dat Japan
sche eenden niet méér water noodig heb
ben dan om hun dorst te lesschen. Ze
Bchenen mij toe, gemakkelijke vogels te zijn.
„Ik heb nagedacht over het geld, dat er
mede te verdienen is," bepleitte Alice ern
stig; „eenden houden is een zeer winstge
vende bezigheid. Het boek zegt, zij boog
zich over een dikke volume, dat ik voor het
eerst naast haar bord bemerkte het is
vreemd, dat het doen broeden en houden
van eenden niet meer algemeen is. Hoe ook
beschouwd, voor een ieder, die een tuin
heeft', is de eendenfokkerij een voordeelig
bijbaantje. Bij goede verzorging brengt elke
uit het ei gekropen eend een schoone winst
op van twee kwartjes tot een daalder.'
Alice hief haar hoofd op.
„Als we eens begonnen met twee broed-
sche eenden, elk op elf eieren, veronder
stel dat twintig eieren er van uitkomen,
dat kan een voordeeltje opleveren van min
stens twintig gulden."
„Jawel,'' zeiclo ik, „maar begrijp je dan
niet, dat die Japansche eenden een slach
ting onder mijn kostelijke kropsla zullen
houden?"
Alice trok een pruillip; van haar zit
plaats af had zij- een veel te ruime voorstel
ling van ons bescheiden lapje grond.
„Het oude loodsje, nabij de heg, vind ik
de aangewezen plaats. We kunnen er een
smal looppad naast open laten, afgerasterd
rnet gaas. De broer van den vleeschh'ouwer
heeft twee broedsche eenden, waarvoor hij
vijf gulden vraagt, en de groentenboer
heeft een kennis, die een speciaal soort
uitstekende eieren leveren kan, de eenig
goede kwaliteit."
Terwijl ik naar mijn portemonnaie greep,
vroeg ik:
„Hoeveel?"
„Met tien gulden kan ik de eerste kos
ten wel dekken.''
Dienzelfden middag werden de eieren ge
kocht en de eenden geïnstalleerd. Alice noo-
digde mij uit, om eens naar de broederij te
komen zieD; voorzichtig werd een gonje-
zak opgelicht en in de duisternis kon ik
nauwelijks twee met stroo opgevulde hok
ken onderscheiden. Ik schrikte eenigszins
van de schittering der oogen van de broe
dende eenden.
„Zij hebben het zóó heel gemakkelijk,"
zeide mijn vrouw met een zekere voldoe-
ning.
Van de twee en twintig eieren verander
den er slechts twaalf in kuikens, en dank
zij de medewerking van roovende ratten,
slonk dit aantal tot een Kalf dozijn.
„Dat geeft niet," hield Alice moedig vol;
„zelfs van zes eenden kan nog profijt ge
trokken worden. We zullen ze mesten voor
onze eigen tafel. Volgens „het boek" zijn
jonge eenden binnen zes weken voldoende
vet te krijgen. En jij houdt immers zoo van
een vet eendje, Jan!"
Dat doe ik ook. Maar de kwestie was, dat
Alice's eendjes weigerden, om vet te wor
den. Zij voerde ze zelve, en op de debet
bladzijde van haar huishoudboek werd het
eene pond vóór, het ander<| na ingeschreven
alles soorten „onfeilbare middelen voor het
mesten van eenden." Zelfs moesten mijn
jonge doperwtjes en de salade geduldig een
verwoesting ondergaan, maar wormen, rup
sen en slakken bleven onaangeroerd.
Toen werd door Alice geopperd, dat de
eenden misschien geen beweging genoeg ne
men konden, en zij smeekte mij, om den ge-
heelen tuin voor de beestjes af te staan. Ik
was daardoor genoodzaakt, om, gedurende
de „uiitlatingsuren" van de eenden, onzen
hond in een tegenovergestelde richting op
een wandeling te vergezellen. Eenden heb
ben van proporties weinig begrip: zij ren
den en exerceerden zoo bovenmatig veel
door den tuin, dat Min vlugheid weldra be
wonderenswaardig was. Zij waren minstens
tot op een derde van haar oorspronkelijke
dikte afgevallen. Alice commandeerde be
perking van terrein, en liet volstoppen met
voedsel nam weder een aanvang.
„Het komt mij eenvoudiger voor," zei ik,
„wanneer wijzelf die mestmiddeltjes op
aten, in plaats van al die vergeefsche po
gingen aan te wenden, om dat kunstvoedsel
in „gemeste-eend'' om te zetten."
Alice wierp mij een verwijtenden blik toe.
„Jan," riep zij uit, „hoe kon ik nu we
ten, dat we zulk een tegenspoed zouden
hebben
Hoe het zij, ik begon mij er over te ver
wonderen, of 't wel zoo „vreemd" was, dat
niet de geheele wereld aan de eendenfokke
rij deed. En van welk standpunt men was
uitgegaan bij het constateeren, dat liet een
den houden ,,in ieder geval" winstgevend
moest zijn, kwam mij al even raadselachtig
voor. De kleine kudde van Alice kromp
zelfs tot twee stuks; vier Japanners hadden
de mest- en vermageringskuren niet kunnen
overleven.
Met dat overgebleven tweetal scheen het
voorspoediger te zullen gaan. Of li'un voor
zes „personen" eten toegediend werd, daar
informeerde ik maar niet naar, want de
eenden-affaire was eigenlijk een teer punt
in onze gesprekken geworden; wij spraken
er zoo weinig mogelijk over. Doch met vol
doening bemejrkte ik, dat de vormen van
de twee' overlevenden zichtbaar gevulder'
werden; eiken nieuwen dag zagen zij er.
zwaarder en smakelijker uit.. Redenen,
waarom ik mij ten laatste er geheel niet
over verwonderde, dat Alice baar mededee-
ling van besluit, om den volgenden Zondag
den gemeente-secretaris met zijn vrouw op
een intiem dinertje uit te noodigen, door
een korte pauze liet volgen,
„Ik heb de eenden geslacht," sprak zij
eindelijk dapper.
Het maal was een volslagen succes, maar
ten opzichte van het gevogelte had onze
keukenprinses zichzelve verre overtroffen;
malscher, „sappiger" en beter klaarge
maakte eenden had ik van mijn leven nog
niet geproefd. Ook de gemeente-secretaris
niet; hij kon niet nalaten zijn tevredenheid
herhaaldelijk te betuigen.
„Mag ik nog een klein stukje, mevrouw?''
Ik zag glimlachend Alice aan.
„Vindt u niet, dat mijn vrouwtje de
kunst- van braden uitstekend verstaat, mijn
heer de secretaris?"
Alice bestudeerde met aandacht haar
bord.
Toen onze gasten vertrokken waren, om
helsde ik Alice.
„Wel gefeliciteerd, hoor 1? riep ik ver
rukt uit; „je hebt ten minste nog iets gered
van de dinerrekening."
Maar Alice stiet mij van haar.
„Doe het niet,'' zei ze zachtjes, „doe dat
maar niet, weet je; ik ken onze eenden zoo
goed. Ik kon het niet over mijn hart ver
krijgen, ze te... ze te... slachten, Jan.
't. Was me absoluut onmogelijk, en ik stuur
de de... meid... Die eenden van vanmid
dag kwamen uit Leiden, weet je
Tableau
Nadat in onze Tweede Kamer bij de be
raadslaging over het ontwerp-Militiewet
telkens vergelijkingen zijn gemaakt tus
schen ons volk en de toestanden hier met
die in Zwitserland is het niet onaardig
te lezen wat een Hollandsche jonge dame,
in pension in een dorp in de buurt van
Vevey, schreef:
Verder moet ik u nog vertellen van onzen
brand hier in de buurt. Eenige dagen gele
den, net toen ik het ontbijt wilde beginnen,
kwam mevrouw, die even uit geweest
was, binnengcloopen met het beriobt:
Au feuWij hadden maar uit het
raam te kijken om het boven
gedeelte van een reuzenhuis twee mi
nuten van hier, drie verdiepingen hoog, met
lien ramen lang en acht ramen breed, in
brand te zien staan. Groote kolommen
rook kwamen dan alle kanten uit. het uak.
Mevrouw was er drie minuten geleden langs
gekomen en zag toen nog niets. Een minuut
geleden hoorde zij den eersten kreet.