Beproefde bergbeklimmers... maar ondertusscben... FEUILLETON. Zwart tegen Wit. Een smokkelaarsgeschiedenis. De heldendaad van een invalide. Het best is je oplossing te schïijven op |e volgende wijze: Boer en twee kinderen 3 psrsonan. Fietsrijders .3 Jongens op de wip 2 Bn zoo voort. Eindelijk telt men opTotaal Góed begrepen? Als prijzen stollen wc wederom beschik baar: tien boeiende jongens- of meisjesboeken in fraai en prachtband en mooi- geïllustreerd. Mochten er meerdere goedeoplossers ^ijn, dan worden de prijzen onder dien verloot. Zijn '<sc echter minder dan tien ...oplossers, die het juiste getal weten, dan komen ook die aan de beilrt, die het .dichtst er bij zijn. Ten einde jelui ook netjes te jee.ren wer ken, stellen we nog een premie beschikbaar voor diengene, die het. netste werk inlevert, ook al is de.op.lossing fout'. Oplossingen worden ingewacht tot Zater dag December aan het adres van Neef Hoineman, Bureel „Eeidsch Dagblad", Leiden. Jongens en meisjes, geeft je oogen goed den kostI NEEF HEINEMAN. Oom Robert wefrd met het roeibootje af gehaald door de jongens. „Kijk, Ken!" riep-Coral, terwijl-ze haar gebruinde hand boven dc oogen. hield, om ies te beter in dc verte te kunnen turen- „Daar heb je Oom Rob alHij staat over ie verschansing geleund, zeker al naar ons uit te kijken. En hij hoeft Florence en Vfarius bij zich, maar als die ouder is dan lij, dan is hij al een lieelen boel kleiner voor zijn leeftijd!" „Ga toch zitten, Göra! En let. nou goed op; .als ze landen, zal ik onmiddellijk de bcot .aanroepen, bij wijze van waarschuwing, dat Oom niet naar huis hoeft te rijden, verder Vijf minuten later zat liet heele gezel schap in heft roeibootje, dat kalmpjes aan zijn vrachtje voer naar de eigen landings plaats van het groote Schctsche grondbezit, dat heden dus drie logés ontving binnen zijn muren- „Nou, dat hebben jullie 'm kranig gele verd, jongens, om zoo alleen dat J>ootje te ii HOOFDSTUK II. William Hamstead of Master Bill, zooals hij in zijn naaste omgeving heette, was de hoop en de trots der zijnen. Bij onze buren toch aan de aaiden© zijde der oceaan, ge nieten de oudste jongens het voorrecht, ó!at men ze van de wie# af, al reeds als alge- licele erfgenamen beschouwt dus ook als bewaker er handhaver der familiebelangen. Geen wonder dan ook, dat die oudste niet telden een eigendunkelijk, waanwijs heer tje wordt, die zioh zeiven als een godheid beschouwt. Dit was dan ook wel ©enigszins het ge val met ons jongmensch: Master Bill die zich dus altijd verre verheven had gevoeld boven zijn jongere broertjes en een heel-; toon aannam, tegenover zijn zusje, aie zelfs twee jaar ouder was dan hij. Je kunt dus begrijpen, hoe zijn 'trots er onder geleden had, toen hij daar too afge rost werd door dien gewonen burgerjon gen. Hij voelde zich innig beleedigd en ging, thuisgekomen, regelrecht, naar de kn ow va» hn® vader. "Verbeeldt, je eens, zoo sttMK bom ha» oadarvpit mortem delver. te- besturen," sprak Oom na de eerste begroe- tang. „O, roeien is niet moeilijk, Oom," ant woordde Ken, bescheiden als altijd. „Maar nou moet ik u nog eveu zeggen van Vader, dat die u. -tot zijn groot© spijt niet zélf kon kernen afhalen, omdat hij twintig mijlen ver fietsen moest, om w.at te halen voor het middageten Florence en Marius aanschouwden hun neef in volle bewondering, want die waircn echte Londensch© kinderen, die alleen het leven in do wereldstad kenden- Florence vooral stelde zich' al heel veel romantisch voor van dit logeeren in de Schotsoho hoog landen en haar verwachtingen zouden dan ook niet bedrogen woerden- Marius was natuurlijk weer een beetje meer practisch aangelegd en die hoopte dus voor het oogenblik maar alleen, dat die previandeoiring goed in orde zou komen- „0, we hebben al heel wat plannetjes gemaakt, om bergen te bestijgen!" riep Cora geestdriftig. „Ken en ik doen het dikwijls en we zijn er nog al bedreven in, al zeg ik het zelf!" Maar jawel: die plannetjes maakt in dc Hooglanden, moet wel goed tegen een tslcur- stelling kunnen. Den volgenden ochtend b.v. hing ër een dikke, dikke mist, die over ging in een stortregen en dit loelijke weertje hield dagen lang aan, zoodat hot wel een week duurde, eer men de zon weer eens zag boven de toppen dor bergen Toen-sprak Iven's Vader: „Wij volwas senen zullen vandaag oen bergtocht onder nemen; hebben jullie ook soms lust, ons te brengen met je bootje?" Nu, dat lieten de jongelui zich1 niet twee maal vragen en Florence en Marius kregen nu ook les in het rooien en het waren ijverige cn bevattelijke leerlingendat moest erkend worden. Toen de „oude lui" dus afgezet waren, zouden de „jonge lui" ook aan wal gaan en, zooals Ken worstelde ook eventjes dat heuveltje bestijgen. Maar dat „heuveltje" bleek een hooge berg te ,zijn en de meisjes, die eerst vol moed begonnen waren, voelden al heel gauw, dat do adem haar totaal he geven ging en vooral Florence werdwan hopend- ten laatste; met haar dunne schoen- zooltjes, die totaal niet op hergkJimmcn be rekend warenv voelde zij iederen voetstap letterlijk, en het was of haar- een hamertje in het hoofd bonsde ten slotte. Daarom werd er. dan ook natuurlijk maar besloten terug te keeren, maar dit was eerder gezegd dan gedaan, want de terugweg was zóó glibberig en steil, dat Florence nu nog ééns zooveel to lijden had en de jongens haar ten laatste maar gezamenlijk voortdroegen op de schou ders, want voorttrekken hielp niet meer, omdat haar voeten geheel doorgeloopen wa- genover zoo'n gemeenen kwajongen, die niet eens de regelen van het bokser» ver stond, maar er gewoon op los si oog, waar hij maar raken kon. Zóó kon hij het wel winnen, ja natuurlijk! Hij dacht er «lus niet over, om eerst bij zijn moeder binnen te gaan in het salon, die gezellig zat thee te drinken met haar dameskennissen, ook was hij in het minst niet van plan, zijn zusje eenigen uitleg te geven van hetgeen hem overkomen was, maar regelrecht klopte hij aan bij de studeerkamer van den vice consul. William stelde de zaak nu zóó voor, dat C6n Engolsch meisje eh haar gouver nante hem den hond hadden willen ontne men, nadat hij juist klaar was met tennis ten en dat het zoo tot een openlijke vecht partij was gekomen tusschen hem en het broertje van het meisje, waar ten laatste nog een agent aan was te pas gekomen, die dien „schooiers" in hun recht had ver klaard en hun den hond had meegegeven. De heer Archibald Hampstead voelde zich nu ook beleedigd in z jn zoon en hij kon met zekerheid verklaren, dat de hond ook niet ,,Sam" maar „Turc" had geheet© n, voor dat hij in zijn bezit was gekomen. Dit was in zijn werk geg-an a's voVttwee maanden geleden had de familie Ham tend een wandelrit je gemaakt in den omtrek van de badplaats en waren op bun tocht even aangeland op de boerderij, viar zo een ren. Nu, toen ze weer bij het bootje aan kwamen, roeiden de jongens eerst Florenoa on Cora naar huis en gingen toen de rest van het gezelschap weer halen, zoodat ze wel wat moe waren, toen ze eindelijk 's avonds gezamenlijk aan den maaltijd ge zeten walren- Flörenoe was weer een beetje bijgekomen, maar later werd zij toch erg geplaagd met haar bluf van: 0 jé, zo was ook zoo'n be proefde bcrgkliinster. Dat had zich dan nu wél anders bewezen, want nog een paar dagen later voelde ze de .pijn en ik verzeker je, dat de jongens óók moe waren al zou den ze dit. ook natuurlijk voor nóg zooveel niet gezegd hebben- Het waren immers: Jon ge Verkenners, en die zijn nog ééns zoo flink als andere jongens. Nu, toch had het den logétjes den lust tot bergklimmen niet voorgoed ontnomen, want een volgend jaar kwamen die terug en toen maakten ze menigen prettigen tocht samenalleen maar had Florence er nu gced vctór gezorgd, dat zij een paar stevige schoenen hij zioh had, die bestand waren tegen den rotsigen berggrond- Florence had op school later een opstel gemaakt oveir den bergtocht; het was een heel levendige beschrijving, waarmoe ze veel eör- inlegde en een hoog cijfer behaalde vcc!r stijl en inhoud. Dat zij zelve het on gelukkige slachtoffer was, had ze geloof ik, niet gezegd, maar dat zc alles haarfijn wist te beschrijven, ja*, dat kan ik mij voorstellen Het is eigenaardig, hoe menschen die nog geen speld van een ander zouden weg nemen, er toch in het minst geed gewetens zaak van maken, om te „smokkelen"; en dan nog wel liefst op zeer groote schaal, hoe meer hoe beter En is dab dan geen diefstal? Het is toch de landskas bestelen? Ik zal je eens een smokkelgescluedenis vertellen, die ik zelf lieb bijgewoond Ik was namelijk buitën bij een landeige naar op bezoek geweest en kwam 's avonds nog al vrij laat thuis; hét zal zoowat tégen middernacht zijn geweest. Opeens, bij een hoek van de straat gekomen, hoorde ik fluisterende stemmei en bevond mij zoówat net op de hoogte van het hutje van vis- scher Mikkels, en wat zag ik daar? Mikkels was bezig uit het raam van zijn eigen hutje te klimmen, daarin bijgestaan door zijn kameraad Hensen, die hem altijd cn bij alles even trouw hielp. Het was intusschèn een vreemd too- neeltje, verlicht als het werd door de zil- glas melk gebruikt hadden. Onmiddellijk was hnn met luid geblaf een hond tegemoet gesprongen die den heer Hamstead al da delijk opgevallen was als zijnde een uitne mende jachthond. Hij had dus den eigenaar, der hoeve voorgeslagen, net beest aan hem te verkoopen, waar deze dan ook -weldra tóe overging, daar het aanbod zeer aanne melijk was, vooral, omdat de baas niet in staat was een stamboom te toonen. Voor. het ontvangen bedrag had' de man toen een kwitantie moeten teekenen en tien minu ten later waren de Hampsteads, vergezeld van den hond, weer op den terugweg. Turc werd nu Crack herdoopt, maar scheen an ders volstrekt niet ingenomen met deze verandering van baas, zoodat de heer i Hampstead niet ztonder reden bang was, dat het beeet weer terug zou lot pen naar oude huis; waarom hij hem dan ook ncoit anders dan aan de ketting liet uitgaan. De keer Hampstead haalde nu dit papier te voorschijn en sprak tot zijn zoon: Kom mee William, dan gaan we samen naar het commissariaat. Ik wil ook wel eens kenni^ maken met dien nieuwen directeur der douanen, want den vroegeren mooht ik heel graag lijden. „Nu het is maar te hopen, dat hij een beetje meer manieren heeft dan z jn zoon 1" zei Master Bill, vet minachtend schouder ophalen. „Kalm aan jongeheer, miacchien ben ja veren stralen der maan, en ik kon met na laten, even naderbij te treden en de beiden visschers te vragen, wat hun bedoeling was, met dezë vreemde handelwijze. „Och ja, ziet U... begon Mikkels, verle den stotterende, „Hensen en ik moeten nog even naar de stad, en... en..." „Wel een beetje vreemd uur, om nu nog naar de stad te gaan," merkte ik op, ,en moet die zak ook mee?" zo hadden na melijk een grooten zak op. den grond staan. „Ja, ja; die gaat ook mee!" Ik liep een eindje op. met beide mannen, maar of zo het wel zoo heel prettig vonden, stond te bezien; heel verlicht namen ze ten minste alle twee de pet af, toen ze aan mijn huis waren gekomen, en Hensen merkte op: „Ziezoo, mijnheer is alweer thuis 1 Goeden avond dus!" Maar daar had ik toch geen vrede mee, ik vond, dat het mijn plicht was, nu eens een stokje te steken voor dien {eelijken smokkelhandel en volgde de mannen in walle stilte, terwijl ik toen ook al heel gauw merkte, dat zij mij belogen hadden, met dat „gaan naar de stad." Zo gingen naar de haven, en daar lag dan ook een boot gereed, met een groene lantaarn, die twee maal op en neer gewuifd werd bij wijze van signaal. Met groote overmacht in toon en houding trad ik hun nu eensklaps op zij en sprak: „Nou is het verder uit, met dat geemokkel, •versta jullie? Vooruit: opgebieoht wat je "daar nu eigenlijk uitvoert!" „Och ziet U mijnheer, we voeren altijd zoo'n pak mee voor koopman X. in de stad, en dat bergen we dan bij nacht in onze visschersboot. „Zoo 1 en wat zit er in dat pak?" „Dat weten we zelf niet mijnheer „En waarom klom Mikkels zoo heimelijk uit het raam van zijn eigen woning?" „Och, Maartje dat was de vrouw van Mikkels, en het was bekend dat Hij leelijk onder den plak zat schijnt er al eenige achterdocht van te hebben opgevat, en daarom houdt zij 's nachts de deur gesloten ©n steekt den sleutel bij zich. Ik kon dus niet op een andere manier uit huis komen," bekende de nsscher dan ook gul. „Nu, hoor eens Mikkels," sprak ik tot den dikken vissoher, die tpch de leider der partij scheen ik zal je niet aankla gen bij het gerecht, maar alleen Maartje met de zaak in kennis stellen en Kaar waarschuwen, dat zij in het vervólg beter op je let „O mijnheer, doet U dat toch niet!" smeekte de ontdane Mikkels, bij wien alle kleur uit het gelaat week onder die be dreiging. wel wat voorbarig in je oordeel," sprak vader voorzichtig. De commissaris Trimmel bevond zich in een moeilijk parket bij het bezoek van den consul H kende dezen persoonlijk en had' vele b Iheden van hem ondervonden, daar hij u*kwijl's ter jacht was genoodigd' en dan Crack ook bewonderd had als een eohte ras-jachthond. Hij twijfelde er aan ook geen oogenblik aan, of Master Bill sprak de waarheid; terwijl hij tegelijkertijd toch evenmin kon aannemen, dat de kinde ren van den douanen-directeur hem ets voorlogen, te meer, daar de hond hen ook gevolgd was uit eigen beweging. Daarom had hij heel graag den directeur eerst eens gesproken, öïe natuurlijk ook wel door zijn zoontje op de hoogte zou zijn gebracht; van daar dat hij dan ook één zijner ondergeschikten naar den heer Gué- guen gezonden had met de boodschap of hij eens zoo goed wilde zijn even op het bureau aan te komen. Nog zal de agent geen vijf minuten weg zijn geweest, of daar hadt je vader en zoon Hampstead, waarvan de laatst© vooral zeer onder den indrufc kwam van het officieel© uiterlijk van den commissaris. Het was, of William zioh nu lang niet meer zoo op zijn gemak gevoelde tegenover den heer Trim mel, dien hij nooit anders ontmoet had. daji als den jovialen gast van zijn vadér. „Mijnheer de Commissaris," begon de „Nu, ik zal het niet doen," sprak ik toen grootmoedig, „op één voorwaarde, dat je mij op je eerewoord belooft, je nooit meer met dat gemeene smokkelen in te laten." „DaaT hebt U mijn hand op mijnheer, laat dit nu zoo afgesproken zijn." En tot Mikkel's eer moet ik erkennen, dat ik hem nooit weer betrapt heb op een dergelijke wandaad. Helaas heb ik hem de laatste twee jaren uit het oog verloren omdat ik het visschers- plaatsje verliet, waar liij en zijn kameraad woonden. Ik hoop echter van harte, dat hij zij a woord gehouden heeft, want o, dat smok kelen is zoo'n verleidelijke ondeugd, heb je er eenmaal den smaak van beet, dan schijnt het haast net zoo moeilijk tc zijn om na te laten, als het dirinken voor den dronkaard- Eeu Australische vertelling. David rekte zich eens uit, want het was dan ook wel vervelend, om maar voortdu rend te moeten visschen ais eemg tijdver drijf, terwijl alle kameraden aan het pic- nikken waren met de familie Bruina. En men had hem ook met vergeten; daar hoefde David zich gelukkig niet over te be klagen; maar helaas kon dij zich nog niet genoezaam bewegen: hij had nl. een schop van een paard gehad, en daardoor was zijn l:nie heelemaal uit het lid geschoten, iets wat altijd een langdurige geschiedenis wordt, ofschoon hij de laatste weken iu met reuzenschreden vooruit ging; en dat was ook maar heel goed, want de volgen de week zou het Kerstmis zijn, en dan was het veel te saai, als je je dan zoo kalm moest houden. Bovendien moest hij de week daarop met zijn vader naar Melbourne om neef Dick te gaan halen, die ook zijn geluk kwam beproeven in Australië. „Jongens! wat was het anders warm," zuchtte David, gewoonlijk was het riviertje waarin hij nu te visschen zat, om dezen tijd van het jaar dan ook geheel uitgedroogd; maar nu was het nog een flinke stroom; en David had zelfs een bootje, waar hij den visch in hoopte over te voeren, als hij ein delijk tevreden zou zijn met zijn vangst). De hitte maakte hem intusschèn bijzonder dorstig, en hij had lust, eens eventjes op de boerderij bij de Dorringer's aan te gaan, want die hadden zulke lekkere melk en heer Hampstead, ,,U vermoedt, zeker al de reden van onze komst?" „Ja zeker heeren; ga zitten. Het is over den ihond zeker, dat U wensoht..." „Over mijn hond", verbeterde de En- gelschman. „Maar waar is het dier op het oogenblik „Hoogst waarschijnlijk bij Jen heer Gué- guen." „Met welk recht heeft die zich mijn hond toegeëigend, zou ik wel eens willen weten Ziehier het bewijs dat ik den hond gekocht heb," voegde de heer Hampstead er droog aan toe en reikte den commissaris de kwitantie over. „In orde," sprak deze. „Maar weet U ook, sinds wanneer die baas Saffray in het bezit was van den hond?" „Neen, eerlijk gezegd heb ik daar niet naar geïnformeerd. Ik heb mij enkel over tuigd, dat hij zijn belasting betaalde, en verder nie«! Dus ben ik in mijn recht, niet. waar mijnheer de commissaris?" Zeker mijnheer." „Nu: wilt XJ dan zoo goed zijn die bood schap over te brengen aan den heer Gué- guen en bovendien, dat ik du« verwacht dat hij mij biiinuen vier-en-twintig uren den hond terug zr.ndt en tevens zijn excuus laat maken over de beleediging mijn zoon aan gedwn." „P*»*d«ra niinhoqr d* v»e-oon«il". tUï de zoo'n glas frissche karnemelk zou hem goed doen. David was dus al net van plan, even uit zijn boot te stappen, en aan wal te gaan, toen hij daar plotseling vrouw Derringer zag aankomen, uit alle macht loopende, en dat met deze hitte en steeds maar gillen de: help help „Wat is er dan toch?" riep David en deed de pijnlijkste pogingen om maar gauw aan wal te komen, wat hem echter lang niet gemakkelijk afging, daar de knie nog zoo allerakeligst pijn deedEindelijk riep da boerin hem toe: help toch jongeheer David, de kleine Jack is afgedreven in onze boot, die hij heelemaal alleen had losgemaakt." Nu, David begreep onmiddellijk, dat. lit geen geringe ontsteltenis was; want kleine Jack, vrouw Derringer's zoontje, moest nog zes jaar worden, cn er was zoo'n verbazen de stroom in de rivier, dat het kind in minder dan geen tijd uit het gezicht zou eijn. „Wacht maar, ik zal je wel helpen,'' riep David, en maakte zijn boot los, om den kleinen jongen te hulp te varen. David hanteerde de riemen met alle kracht die in hem was, en waarlijk het mocht hem dan ook gelukken, den kleinen Jack in te halen, hij trok hem over den kant van zijn eigeil boot en moest toen even bekomen. Maar nu terug? Tegen den stroom opl Hoe zou hij dat nu nog gedaan krijgen? Eindelijk, daar kwam hij behouden aan den kant, en goddank stond vrouw Derrin ger hem daar op te wachten, sloot eerst haar eigen lieveling in de armen en drukte toen den trouwen David aan het hai*t, die zich ondanks zijn invaliditeit-, toch zoo kra nig geweerd had! Nu, dien avond in bed, dankte David het ongeval, dat hem thuis gelaten had, en hem hierdoor in staat had gesteld, een kind te behouden voor zijn moeder! Een goed middel tegen de koude. Weet je hoe men in Schotland de sohA- pen tegen a'e strenge winterkoude be schermd? Ze worden geteerd, d. w. z." irfgö- smeerd met een mengsel Van teer en boter, en dat de goede óieren dan niet alleen te gen de koude beschermt, maar ook tegen ongedierteAls zoodanig wordt het ook aangewend d'oor de Russische herders, die in den winter bijv. hun hemden met teer bestrijken, waarna zij zc dan ook uit den treure dragen! Maar dit teren der schapen schijnt een specifiek Schotsen© gewoonte te zijn, die in andere landen ten minste heele maal niet voorkomt! commissaris nu in, „volgens het. zeggen der getuigen was het Uw zoon, clie den jon gen Guéguen het eerst oen vuistslag heeft toegediend." „Boksen is een eervolle sport: er is dus niéts vernederends in hét uitdagen op die manier. Wel strijdt het tegen alle rege len der wclvoegelijkheid om iemand zoo maar te lijf te vallen, zooals de jonge Gué guen deed." „Neom me niet kwalijk mijnheer, maar A voor mij zie nu niet bepaald in waarom nu juist -die manier om iemand een vuistslag toe te dienen, eervoller zou zijn clan een andere, uitdaging; mijns inziens zijn de jon ge heeren elkaar wederzijdsche excuses schuldig." „Nu, -.n mijn kant hoeit hij daar toch niet aan te denken," bromde Master Bill voor zioh heen, maar toch niet z-oo zacht, of het was al verstaan door den heer Trim mel, fdie o zich in het bezit, van een uit stekend gehcor verheugd©. „Wqetj wel jongeheer, dat U dan ook niet op genoegdoening van de andere partij hoeft te rekenen." Daarmede stonden vader en zoon op en wijden net. den oommissaris ten afscheid groeten, toen nu de heep Guégeun aange diend werd. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 12