De waarde van mensclie
lijke ledematen.
STOFGOUD.
RECEPT.
ALLERLEI.
In een statistiek is .samengevat hoeveel
de afzonderlijke mensckelijke ledematen
met- betrekking tot d'e geschiktheid om te
werken waard zijn:
Een werkman, die bij voorbeeld bij een
ongeluk beide boenen verliest, of een ver
lamming krijgt, die zich over het geheele
lichaam uitstrekt, wordt geoordeeld van den
verderen strijd om het bestaan te zijn uit
gesloten en dienovereenkomstig wordt ook
de rente vastgesteld. Datzelfde geldt voor
den man, die beide beenen verliest. Gecom
pliceerder echter wordt de berekening
van de waarde der afzonderlijke ledematen,
als er slechts sprake is van een gedeeltelijk
verlies of beïnvloeding der geschiktheid
om te werken. Doch ook hier heeft de on
dervinding reeds het vaststellen van norm
mogelijk gemaakt. Men berekent het ver
lies, hetgeen verbonden is met het verlies
aan den rechterarm, met in ronde cijfers
80 procent van zijn geschiktheid om te
werken; was de verongelukte linksch, dan
geldt ook voor den linkerarm of de linker
hand hetzelfde. Uit de statistieken blijkt
dat het verlies der linkerhand gewoonlijk
op 50 procent berekend wordt. Op deze
wijze heeft zich een interessante waardelijst
voor alle noodzakelijke ledematen ge
vormd.
Het verlies van een been beteekent een
schade van 70 procent, het verlies van een
voet 60. Kan de verongelukte zich echter
slechts met behulp van krukken voortbe
wegen, dan is Zijn werkkracht zoo goed als
geheel verdwenen^ en men neemt een scha
de aan van 95 procent.
Een sterke beïnvloeding van het gezichts
vermogen wordt op 55 procent geschat, het
verlies van een oog op 33 1/3, geheele blind
heid echter op 100 procent.
Een verwonding, welke een duurzame be-
invioeding der beweging van den rechter
schouder na zich sleept, wordt op 50 pCt.
gerekend eenzelfde verschijnsel bij den lin
kerschouder op 30 procent het verlies van
den rechterduim op 20 procent, dat van den
linker- op 15, een knieverlamming op 48
procent.
Als men de geschiktheid om te werken
van een man op ruim 18,000 gulden schat,
,dan hebben zijn afzonderlijke ledematen
de volgende waardende rechterarm
f 14,000, de linker f 9000, ieder been 12,000
iedere voet 10,000, de ooren met het gehoor
1000, een oog 6000, beide oog en 18,000. Voor
een neusvleugel moet men 500 gulden reke
nen, voor een schouder 1750, voor den rech
terduim 3600, voor den linker- 2700, even
veel als voor den rechterwijsvinger, terwijl
de linker f 2150 minder waard is.
Men komt op deze wijze bijvoorbeeld, tot
het wonderlijke rekenvoorbeeld, dat een
meiiüch evenveel waard is als twee oogen.
Eén paar oogen is evenwel waard als drie
afzonderlijke, één linkerduim is gelijk aaD
rechterwijsvinger, enz.
Wanneer is het Chineesche
porselein uitgevonden?
De vraag van de uitvinding van het
porselein, die in China zooveel eer plaats
had dan in Europa, is door professor ar.
Ernest Zimmerraann, den directeur van de
beroemde Dresdener porselein-verzameling,
vrijwel zeker opgelost. Volgens zijn bevin
dingen, die hij in het Oostersche archief
heeft gepubliceerd, is het porselein, naar
alle waarschijnlijkheid gevonden omstreeks
de zesde eeuw n.a Christus, en de uitvinder
moet geweest zijn de toenmalige minister
Ho Ghou. Nu wordt tegenwoordig de mee
ning 2*uit, dat het Chineesche por-jelrin
reeöb v«Je QuizendeD jaren ouder is dan
oïïze tijdfjöVpjung. Want in 1834 'oud mui
In «id-Eg/ptittohe graven^ die 1300 jaren
vóór de geboorte van Christus aan
gelegd waren, fleschjes met Uhineesihe
inschriften. Dat kan echter slechts een
even brutaal als raadselachtig bedrog zijn.
Want de onderzoekers van China bewe
zen, dat deze tabaksfleschjes toen nog op
alle markten in China Te koop waren en
dat hun inschriften eerst afkomstig zijn uit
de 8ste eeuw na Chr, Wevkeiijk h?-eft men,
zooals ook Zimmermann aantoont, vóór de
6de eeuw nooit gehoord van keramische pro
ducten in China. Van Ho Chou echter, die
omstreeks 600 voorzitti-r was van het mi
nisterie van openbare werken, w«-rdt mee
gedeeld, dat het hem gelukte- uit een groe
ne Boort porselein vazente vervaardigen,
die van werkelijk glas niet te onderscheiden
waren. En kort daarna wordt verteld van
een handigen arbeider in de provincie
Kiang-si die van porselein „kunstige va
zen van bittersteen" vervaardigde en deze
naar de hoofdstad bracht, waar hij ze den
Keizer vereerde. Eindelijk wordt in 621
bericht van een pottenbakker, die wit por
selein, glanzend als bittersteen, had ver
vaardigd in bijzondere opdracht van den
Keizer.
Hoe kwam men echter in China tot de
uitvinding van zulk een bijzondere stof,
waarvan het namaken den Europeanen zoo
enorm veel moeite kostte De eerste be
richten van porseleinachtige stoffen luiden:
Men had de kunst om glas te maken, verlo
ren; toen gelukte het Ho Chou door proe
ven om weer een soort glas te vervaardigen,
n. 1. porselein. Van nu af hoort men voort
durend de nieuwe uitvinding roemen terwijl
er te voren niet over gesproken wordt. Ho
Chou was een hooge beambte, geen vakman
maar dat is in China nog geen beletsel, om
aan de waarheid van de uitvinding te
gelooven. Daar toch is de beambten-stand
veel democratischer dan bij ons: van onde
ren af moet ieder door examens tot de
hoóge plaatsen opklimmen en kan zich dus
op zuiver practisch gebied een zakenkennis
verwerven, <lie onzen juridisch geschoolden
beambten meestal ontbreekt.
Als gij leeft te midden van menschen,
die hun leven zegenen, zuio gij niet aarze
len ook uw leven te zegenen. De glimlach
is even besmettelijk als de .aan.
Maeterlinck.
Rozijnen met vanieljevla.
150 gram rozijnen, 1 d.L. bessensap, 2h
d L. water, 40 gram suiker, 10 gram sago,
i liter melk, 1/4 stokje vanielje, 50 gram
suiker, 15 gram maizena, 2 eierdooiers of
1 ei.
BereidingDe melk laten trekken met de
vanielje. De rozijnen van de steeltjes ont
doen, goed wasschen en ongeveer een half
uur zachtjes gaar laten koken in het water
met het bessensap en 40 gram suiker. Het
vocht daarna binden met de aangemengde
sago en alles overdoen in een glazen vlascfao-
tel. Het heele ei of de eierdooiers flink
roeren met de suiker, daarbij de maizena
voegen en langzaam zooveel van de warme
melk, tot de massa dun vloeibaar is. Haar
dan bij de overige melk in het pannetje
gieten en alles, roerende, even laten door
koken tot de vla gebonden is. Haar onder
af en toe roeren, wat laten bekoelen, om te
voorkomen, dat er een vlies op komt, en de
vla dan over de rozijnen gieten en alles
koud laten worden.
Een nette btief.
Een nette heer had ruzie met iemand ge
had en schreef hem toen woedend den vol
genden brief:
„Mijnheer,
Mijn secretaris is een dame. Die kan ik
dus nïet laten schrijven wat ik over u denk.
Ikzelf ben een heer, ik kan het dus zelf niet
denken. Maar u bent geen van beiden en
zult dus wel begrijpen hoe ik het meen."
Knappe Pa.
Jongen: „Mijn prentenboek is mooier dan
dat van jou."
Meisje: „Ja, maar mijn pa heeft een
mooie uniform en die heeft uw pa niet."
Jongen: „En mijn pa kan zijn haar van
het hoofd nemen; dat kan jouw pa nietl"
Afschaffers.
Mevrouw (een dienstbode hurende): „En
dan moet ik je nog zeggen, meisje, dat we
hier afschaffers zijn. Ik hoop, dat dit geen
bezwaar voor je zal wezen,"
Dienstbode: „O, heelemaél niet, mevrouw.
Ik ben hiervóór óók al bij bekeerde
dronkaards geweest."
Raak!
Een impertinent winkelbediende besloot,
tot algemeen vermaak, een grap te hebben
met een bejaard buitenman, die zooeven
den boekenwinkel binnenstapte.
„U komt zeker van buiten, niet?''
„Ja, meneer.''
„Dan heb ik hier juist een geschikt boek
voor u."
„Hoe heet het?"
„Iets over het opfokken van ezels."
„Neen, dat kan ik niet gebruiken. Maar
dat moest u uw moeder cadeau geven;"
Onverwachtantwoord.
Een deftige mevrouw zond aan een min
der deftige een kennisgeving van haar ont
vangdag: „Mevrouw A. zal Woensdag te
zeven uren thuis zijn."
Het antwoord van mevrouw B. was, dat
zij op hetzelfde uur óók thuis zou zijn.
Een kat meteen van".
Mevrouw: Ah, een lange haaT op'de mouw
van je jas!"
Meneer: „Dat is van een kat, lieveling."
.Mevrouw: „Natuurlijk is het van een kat.
Maar ik wil weten hoe die kat heet."
W ij s h e i d.
Professor: „De spraak is het, die den
'mensch van den aap onderscheidt, want als
de aap kon zeggen: „Ik ben een aap dan
zou hij geen aap meer zijn, maar eeD
mensch.
Alt ij d verstrooid.
„Wel, professor, hoe gaat het met uw
vrouw? Is de koorts over?"
„O, ik ben zeer ongerust over haar ge
weest. Onlangs had zij weer zeer hooge
koorts40 graden in de schaduw.
Afdoend.
„Vrijgezel of getrouwd?"
„Getrouwd."
„Beroep
„Kleermaker."
„Eigen baas?"
„Getrouwd."
Gemakkei ij k>
Logeergast (in een hotel): „Ik wensc'1
morgen om vijf uren. gewekt te worde».
Huisknecht: „Goed! U behoeft dan maar
op dien knop te drukken."