Vroegere volkspret.
STOFGOUD.
RECEPT.
AXiliESXLIiEiI.
Di© thuis is ziet al van verre, of er gas
men bij komen en is dit liet geval, dan wordt
een groote ketel vol kokend water in den
enormen soeppot bijgegoten. Zoo is er
altijd „zat" (genoeg).
Men eet toch brood bij de soep en het
pekelvleesch of peikelspek, dat nooit ver-
/erscht wordt, is zóó zout, dat van flauwe
soep geen sprake is.
Heemstede heeft blijkbaar behooTd tot
die soort van echt typische Oudholland-
sche dorpen, waar het meermalen vroolijk,
ja soms te vroolijk toeging.
Vooral de herbergen bezorgden nogal
eens zorg aan de plaatselijke overheid, zóó
zelfs, dat in 1515 moest worden bepaald, dat
slechts in zekere gedeelten dezer gemeente
zou mogen worden getapt. Nu waren onze
dorpsgenooten volstrekt niet alleen de
schuldigen, want Haarlem leverde het noo-
dige contingent van rustverstoorders. Als
echte stadsmenschen gingen zij wel eens
gaarne „naar' buiten," m. a. w. zij' toonden
nogal eens de liefhebberij om buiten hun
veste den boel op te scheppen. Voeg hier
nog bij, dat vele herbergiers, wier inrich
tingen bekend stonden als „moordholen,"
het waakzaam oog der Haarlemsche politie
trachtten te ontvlieden en zach daarom bui
ten de stad vestigden en wij kunnen ons
den toestand voorstellen. De Haarlemmer
hout was dan ook dikwerf het punt van de
ergerlijkste dronkemanstooneelen. In de
17de eeuw tellen we te Heemstede onge
veer een vijftigtal herbeTgen, die vergun
ning hadden tot bier- en drankverkoop en
typisch waren soms hun namen.
Zoo lezen wij bijv. van „Landswelvaren,"
^De Duif", „De Huisman", enz., maar ook
van „De Dorstige Kuil", „Het Dronke- of
Dronk emanshuisj e".
Doch er waren ook wel andere dan kroeg-
vermaken.
Zoo vindt de „O. H. Ct." vermeld: ijs-
feesten, het schieten van den papegaai,
barddTaven, oomedie-spelen, kermissen, het
rijden van de gans, het knuppelen van haas
of konijn, het jongspel, enz. Alle echt Oud-
Hollandsche vermaken, dus, waaronder ook
het ruwe knuppelen, een verschrikkelijke
dierenmishandeling in vroeger eeuwen, des
te erger, wanneer de boeren, onder den in
vloed van Bacchus, alle menschelijk gevoel
verloren hadden.
i De volksvermaken gaven voortdurend
aanleiding tot oneenigheid tusschen den
schout van ons dorp en den baljuw van
Kennemerland of diens bedienden. De oor
zaak dezer geschillen was vrij zeker de
zucht van deze laatsten om de geldelijke
voordeelen te genieten, die uit het geven
van deze „consenten" voortsproten. Ja,
zelfs moest in 1656 de Hooge Regeering er
aan te pas komen en den schout in bescher
ming nemen. Het hielp niet veel, althans
wij lezen, dat vier jaar later de substituut
van den schout de aanplakbiljetten der
comedianten afscheurde. Een niet verhef
fend schouwspel tusschen twee regeerings-
autorïteiten, waarvan de arme tooneelspe-
lers de dupe werden bovendien.
Ziehier een enkele aanteekening. Het
was destijds verre van vrede, ieder stond
te veel op zijn rechten en meende, dat an
deren het hun toekomend gezag ondermijn
den. Neen, dan is er thans wat meer har
monie onder „de hooge heeren," maar het
echte oubollige feestvieren van oudtijds zal
wel steeds tot de geschiedenis behooren.
De duurte der dameshoeden.
In onzen tijd van modeweelde, waarin de
dames voor hoeden een klein vermogen
over hebben, zal het menigeen belang in
boezemen, te vernemen, hoeveel meer de
hedendaagsche dames voor haar hoofddek
sels betalen dan de modepoppen in het
verleden.
Het hoofd van de groote Parijsche mode
firma Donset, die een prachtige verzame
ling curiositeiten uit de geschiedenis der
mode bezit, heeft aan een journalist een re
kening laten zien, welke de beroemde mo
diste uit den tijd van Lodewijk XVI, Ber-
tin, aan koningin Marie Antoinette gezon
den heeft voor de levering van hoeden.
Daaruit blijkt, dat de Fransche koningin
nooit meer dan 24 gulden voor haar hoeden
en hoofdkappen uitgaf. De kleine kunst
werken zijn op de betreffende rekening in
alle bijzonderheden beschreven en daaruit
is te zien, dat de gameenngén van destijds
even fraai en rijk waren als de tegenwoor
dige. En toch kosten al die dingen thans
dubbel zoo veel als in de dagen van Marie
Antoinette. Met een hoed van 24 gulden
zou beden ten dage geen dame veel opgang
kunnen maken, laat staan als onaangevoch
ten modekoningin golden.
De oudste vuurtoren.
De oudste vuurtoren is, behalve de ruïne
van den Romeinschen vuurtoren bij Dover,
te vinden bij La Coruna in Noord-Span je.
Naar „Petermann's Mitteilungen" berich
ten, is de bedoelde toren waarschijnlijk on
der Trajanus (98117 na Chr.) gebouwd.
Oorspronkelijk iheeft een wenteltrap om
den 40 meter hoogen vierhoekigen toren
geloopen. In de middeleeuwen is de toren
omgebouwd tot een kasteel en is waarschijn
lijk de wenteltrap verwoest geworden en
vervangen door een aan de binnenzijde.
In 1684 is, op aandringen van den Neder-
landschen en den Engelschen consul, de
vervallen toren wat verbeterd en werd
er weer licht ge-brand, wat vermoede
lijk sinds de volksverhuizing niet meer ge
schied was. Allengs verviel de toren weer,
en was einde 18de eeuw een droeve ruïne.
In 1797 deed de Spaansche regeering haar
deugdelijk reconstrueerende buitenwand
werd met graniet bedekt, en een rand van
vooruitspringende steenen wijst aan, hoe
oorspronkelijk de wenteltrap zich om het
bouwwerk geslingerd heeft.
Wat de rumoerigheid, de uithuizigheid,
de genotzucht van het moderne leven be
treft, zou zij niet een reactie kunnen we
zen? Ieder golfdal veronderstelt een golf-
berg, en omgekeerd; en al wat ons meer
ernstdgen en stillen, hindert in de luidruch
tigheid en de lichtzinnigheid van hut he
den, is mogelijk de onbewuste reactie op
een bestaan van doodelijke verveling, een
tonigheid en saaiheid van het kleinburger
lijk element der vorige geslachten.
Nellie van Kol.
Onder wie elkander het naast staan,
draagt elke levensstrijd steeds het kenmerk
van de hoogste verbittering.
Dr, A. K u y p e r,
Paling op Oostenrij k sch e
w ij z e.
Een K.G. dikke paling, wat zout, een
paar sohijfjes citroen, een lepel fijngehakte
peterselie, eenige takjes peterselie, paneer
meel, een halve d.L. witte wijn.
Bereiding: De paling van het vel ont
doen, schoonmaken, in mooten snijden en
wasschen. De mooten daarna inwrijven met
zout en zoo een halfuur laten staan. De
stukken visch daarna afdrogen en naast
elkaar in een vuurvasten schotel leggen, er
wat fijngehakte peterselie en paneermeel
over strooien en de paling in den oven in
eigen vet gaar en bruin laten worden, on
geveer drie kwartieT; en dan den wijn over
gieten en den schotel garneeren met uitge-
tande schijfjes citroen zonder pitten en
frissche takjes peterselie..
Geraf finaeufl.
Vreemdeling (tot toerist): „Wat heeft
men van hier uit een heerlijk uitzicht I
Nietwaar, mijnheer? Mag ik een oogen*
blik uw verrekijker gebruiken?"
Toerist; „Met genoegen."
Vreemdeling (nadat hij den geheelen om
trek nauwkeurig hëeft bekeken) „Zoo, én
geef mij nu uw horloge en uw portemon-
naie. Ik heb mij er eerst van wülen over
tuigen, of er geen veldwachter in de buurt
was."
Enfant terrible.
„Pa," zei de hoop der familie^ „wat is
natuurfilosofie
„Dat zal ik je zeggen," antwoordde
vader, die blij was iets te hebben, waarop
hij van antwoord dienen kon, „natuurfiloso.
fie is d.e wetenschap van oorzaak en ge/olg.
Bijvoorbeeld: je ziet den stoom uit den ke
tel komen, maar je weet niet waardoor of
waarom dat gebeurt."
„Maar dat weet ik wel, pal"
„Zoo, j'óngen, waarom dan?'
„De reden, dat de stoom uit den ketd
komt, is deze, dat ma uw brieven kan ope
nen, zonder dat u 'tweet."
In het museum.
Zij„Den looper van Marathon hebt u
zeker al gezien, luitenant?"
Hij:-,,Tot mijn spijt niet. Ik interesseer
me absoluut niet voor linoleum-artikelen,"
Verdachte verdediging.
Oom (tot gehuwden neef): „Ik heb ge
hoord, dat je zoontje me een nul noemde."
Neef: „Ach, oom, hij weet niet wat hij.
zegt; hij praat altijd andere mensdhen na.**
V e r z u'c htingvan eenge
trouwd man.
„Wat is het toch ongelukkig verdeeld op
de wereldIk heb verstand en mijn vrouw
welbespraaktheid. Ik kan nooit goed zeg
gen, wat ik weet, en mijn vrouw weet nooit
goed, wat zij zegt."
Verstrooid.
Gastheer (tot gast, die onder de tafel
iets zoekt): „Waarom steekt u den eenen
lucifer na den anderen aan, professor?
Hebt u iets laten vallen?"
Professor: „Jawel.... een lucifer."
Het allerergste.
„Kan men zich" vroeg de grappige
cnderwijs-inspecteur „"wel iets ergers
voorstellen dan een giraffe met een zeere
keel?"
„Ja, meneer" riep Keesje, „een duizend
poot met likdorens."
N a t u u r 1 ij k.
Mevrouw: „Waar speelt het nieuwe stuk
dat je gisteravond gezien hebt?"
Dienstmeisje: „In den schouwburg, me
vrouw."
Verdacht.
Drogist (wantrouwend tot zijn bei de j
loopjongens): „Sedert eenigen tijd ikrabben
jullie je in het geheel niet meer. Je zit toefi
niet stilletjes aan het insectenpoeder?"
De Staf.
Lize: „Moeder, waarom eten de generaals
nooit met vork en mes?*'
De moeder: „Hoe kom je daar nu aan?"
Lize: „Wel, daar staat tooh in de krant:
„De generaal gebruikte het diner' met zijn
staf"..
Galgenhumor.
Patiënt (vóór de operatie): „Nu, ik hoop,
dat u den weg in me zult weten te vinden,
professor
Zonderlinge logica.
Oontroleur (bij het kaartjes-innemen in
den schouwburg): „Niet dringen, dames er
heeren; het gaat veel gauwer, als het la-^-
zamer gaat,"