BÜ fle batik-kunstenares Betsy Liuse.
Tweede Kamer.
Uit de Reehtzaaï.
m- i
Joan Maetsuyckerstaat 77, te 's-Gravcn-
hage, aan den rand van de stad, met 't uit
ziekt over verre weidevelden, waar koeien
en paarden grazen, kgt een stille woning,
kluis voor liefdevollen arbeid. Men had ons
gezegd, dat de kunstenares, die de koe lan
ger zoo meer in aanzien komende Neder-
'landsche batik-vervaardiging uitoefent, een
{stille, eenzelvige dame was, weinig toegan-
ikelijk, haar kunst beschouwend als een
kostbaar geheim, dat zij niet door de pers
wenschte verraden te zien. Wij wachtten in
een voorkamer, dooi- Berlage gemeubeld,
'ieA wachtend verveelden wij ons niet. Want
met een waar genot beschouwden wij dit
emaakvolle intérieur, bewonderden den een-
voudigen, logischen bouw van buffet en
stoel en begrepen, waarom deze woning
aan den rand der stad gekozen was, gevend
door de hooge ramen een verschiet vol af
wisseling van hooge Hollandsche luchten
jn'et het wiselencl spel der wolken, van rust,
schoonheid en vrijheid.
Een slanke jongedame, met levendige,
fcchalksche, goudbruine oogen, een frissche
i gelaatskleur, in een eenvoudig werk-toilet,
maar dat door de diepe tint van het green
en den persoonlijken snit toch het rafine-
ment van den smaak der vrouw verraadt,
komt de kamer binnen. Wij maken liaar
met ons verlangen bekend.
„Neen, mijnheer, ik geloof niet, dat ik
een geschikt persoon voor een vraaggesprek
"ben. Het is zoo eenvoudig-, wat ik doe en
zoo in een paar woorden te zeggen."
1. „Zeg u mij dan maar die paar woorden."
f „Moet ik dan bepaald beroemd gemaakt
worden Ziet u, ik batik, omdat ik het zoo
höel graag doe. Mijn werk is een genot. U
kuDt zich niet voorstellen, hoe heerlijk het
l is met de tjangting zachtjes over de stof te
j gaan, en in gedachten zie ik dan al hoe de
batik zal worden. Maar als zo dan uit de
f verfkuip komt, is het toch altoos weer een
verrassing, want elke stof heeft zoo haar
eigen aard, haar eigen ziel, zou je haast
2eggen. Peluche is weer iets geheel anders
dan kortgeschoren fluweel, en satijn weer
heel wat anders dan linnen. En daar begint
het eigenlijk mede. Ziet u, in mijn kunst
kan je wel de techniek, dc handgrepen lee-
ren, maar het eigenlijke er van, dat is niet
te leereD, dat is eigenlijk alleen maar een
kwestie van gevoel. Tegenwoordig worden
batiks al op fabrieken gemaakt en in het
groot maar dat blijft altoos tweede kwali
teit. Een goede, echte batik moet je heele-
maal zelve maken, van het begin tot het
einde. Dan is het een persoonlijk kunst
werk, dat zijn waarde behoudt, dat altoos
weer opnieuw mooi is."
Opeens kijkt zij angstig naar mijn notitie
boekje, waarin ik een aanteekening heb ge
maakt en met blikken als een verschrikte
hinde zei zij: ,,Dat zet u toch allemaal niet
'in de courant?"
„Neen, neen, wees u maar gerust. Eigen
lijk wou ik wel eens zien, hoe dat batikken
gaat. En' wat een tjangting is, weet ik
niet."
,,Ik dacht, dat de heeren journalisten
alles wisten.."
„Neen, juffrouw, onze soort weet alleen
alles beter"
Een lach van gouden klokjes weerklinkt
en in de oogen van bruin amber linken spot
tende glimlichtjes.
„Zegt u mij dan eens... komt er oorlog?
Ik zou het zoo vreeselijk vinden, als er oor
log kwam, er is zoo heel veel moois en edels
en goeds te doen in het leven en waarom
moeten de menschen elkaar dan verminken
en dooden."
jEen goeden oorlog maken, juffrouw, is
voor zekere hooggeplaatste lieden juist zulk
een met genoegen vervaardigd kunstwerk
als voor u een batik. De legers zijn de volg
zame was en het bloedbad is de verfkuip.
En ook uit die verfkuip komen vaak ver
rassingen... het valt, net al bij uw batiks,
dikwijls heel anders uit dan vermoed werd."
,,TJ schertst. Er komt dus zeker geen
oorlog V'
„Juffrouw, ik heb gisteren voor het huis
vkn een Haagsch generaal een scharensliep
zien staan en het dienstmeisje bracht hem
twee scharen, zes vleeschmessen en... een
sabel, een sabel om scherp te slijpen."
„O, hoe vreeselijk
Botte vleeschmessen vind ik erger bij de
tegenwoordige kwaliteit van den biefstuk."
>Weer lacht ze.
„Mijn kunstwerk is dan toch maar vrede
lievender. Wilt u mijn werkplaats eens
zien V'
Wij volgen haar naar een ruim vertrek
achter. De wanden hangen vol teekeningen,
ontwerpen, patronen, maar enkele schilde-
Tijen toonen toch, dat men hier in het huis
van de artiste met fijnen smaak is. In het
midden staat een groote tafel, met een gla-
zen plaat bedekt. Op komforen staan bak
ken met een lichtgele en een bruine vloei
stof. In houten rekken hangen kleine rood
koperen bakjes met lange tuutjes en hou
ten handvatten.
„Ziet," zegt ze, mij een roodkoperen bak
je toonend, „dat zijn nu de tjangtings. En
daar in die bakken staat de was te smelten.
Wanneer ik een nieuwe batik ga maken,
ontwerp ik eerst de tjeekening. Vroeger,
toen ik pas zelfstandig werkte, hield ik mij
daarbij aan de oude manier, de lijn- en
puntmotieven. Maar zoo gaandeweg heb ik
getracht wat eigens te gaan scheppen, en ik
geloof wel, dat ik daarin geslaagd ben. Wij
hebben de batik-kunst in Indié geleerd.
Maar juist zooals ons oud-Deltsch aarde
werk, hoewel geïnspireerd op het Chineesch
aardewerk en porselein, een eigen cachet
verkreeg, omdat een Nederlander nu een
maal anders voelt en ziet dan een Chinees,
zoo moeten ook onze Nederlandsche batiks
iets geheel eigens worden, een persoonlijk
cachet krijgen Ook zijn onze stoffen zoo ge
heel anders dan die in ïndië gebatikt wor
den en zoo zijn ook onze gebruiksvoorwer
pen anders. Tic heb op de Rotterdamsche
Academie mijn opleiding genoten en daarna
.in Den Haag nog_ landschap- en jDortret^
schilderen geleerd. Mijn eerste batik-ont
werpen waren nog wat aarzelend, maar ik
kreeg mijn kunst spoedig zoo lief, dat ik
voor landschap- en portretschilderen geen
tijd meer vond. Want ik werk veel, soms
wel tien uren daags, en dan nog, als het
werk erg goed vlot, kan ik er moeilijk van
uitscheiden. Eerst maak je de teekening.
V begrijpt wel, dat ik die in overeenstem
ming maak met het doel, waarvoor de batik
als gebruiksvoorwerp wordt vervaardigd.
Voor een licht kinderkapertje kies ik een
ander motief dan voor een paar zware, pelu-
chen overgordijnen of voor een werkstuk
als dit, mijn laatste arbeid, een dekkleed
voor een concert-vleugel. Ook kies ik voor
zijde of satijn of fluweel weer andere mo
tieven als voor linnen of katoen. Maar de
teekening moet altoos decoratief blijven,
mag nooit een schilderij worden. Ik heb nu
een tusschenweg gekozen: het schoolmees-
terige, het teeken-academie-achtige, die
eeuwige lijn- en puntmotieven waren mij te
vervelend.
De teekening maak ik uit de vrije
hand met O.-Indisehen inkt op kalkeer-
linnen. Daarna breng ik de teekening op
de te bewerken stof over. En nu begint het
wrswerk. Wanneer ik gesmolten was breng
op een stof en die stof later in een verf bad
breng, neemt alleeh de stof, die niet met
was bedekt was, kleur aan. Smelt ik nu
later de was weg, dan krijg ik zoo een ge
spaarde teekening. En op deze wijze kan ik
zooveel kleuren krijgen als ik wensch, tel-
keDs andere gedeelten der teekening door
was tijdelijk ondoordringbaar makend. De
was echter barst en door de barstjes dringt
een fijn verf kleurtje. Dat geeft nu aan de
batiks dat eigenaardige, fijne kleur-aderen-
spel, dat grillig gemarmerde, dat er een
van de grootste bekoorlijkheden van is.
Zóó uitgelegd lijkt de techniek heel een
voudig. Maar nu ligt juist het moeilijke in
het gebruik van de tjangting en de was. De
was moet juist- de ge wenschte temperatuur
hebben, nu wat dikker, dan wat dunner
zijn, al naaT de stof en de teekening dat
eischen. Het is bijna een even subtiel wer
ken als met een veerkrachtig penseel
aquarelleeren. Zie, de tjangting gaat nu
vol vloeibare was en door het tuutje dat
is bij deze met een insectenspuitje zoo fijn
vloeit nu de was op dit satijn."
Met haar blanke, fijngevormde band, de
tjangting als een pennehouder, het einde
naaT links gericht houdend, gaat zij langs
de grillige lijnen van een chimèra, die zij op
het satijn geteekend heeft.
„Nu kleeft de stof nog op het glas vast,
maar als de was bekoeld is, ligt zij er los
op. Fouten mag je niet maken, want dan
kost het verbeteren, door het oplossen van
de was in benzine, heel wat tijd. De groote
vlakken worden met een olieverfpenseel, in
was gedoopt, behandeld. Het zou nu wel
mogelijk zijn zelve het ontwerp te teekenen
en de rest door een ander te laten behan
delen. Maar er zijn in de details heel veel
kleine, gevoelige dingen, die alleen de ont
werpster van de teekening er uit kan halen.
Soms krijg je, door het niet al te zuiver
afwerken (zooals een batikster 't zou doen)
juist gevoeliger effecten. Bijvoorbeeld, hier
op deze batik, had ik een schaapje te tee
kenen. En ziet u, door nu de was ietwat
warmer te nemen, kreeg ik dat prachtige
effect van dikke, warme wo'lligheid, net zoo
als zoo'n schaapje in de wei is."
Inderdaad, de artiste overdrijft niet.
Door de fijne adertjes, die over de wol loo-
pën, is een bijzonder expressief effect ver
kregen.
„Was is een veel lastiger werk-materie
dan kwast of conté of potlood. Maar de
ervaring maakt langzamerhand van alle
toeval-effecten een wetenschap. Ik denk
dat zoo de oude, groote schilders ook lang
zamerhand hun kunst tot een wetenschap
hebben gemaakt. Want alles, ook wat het
meest vrije lijkt, is ten slotte aan wet
ten gebonden. Ik weet nu al precies, hoe ik
het ragfijne van een vlindervleugetje kan
weergeven. Maar dat betreft alleen de was
techniek. Er is ook een vormtechniek. Zie,
voor dit kleed had ik een eekhoorn-motief
noodig. Ik begon met weken achtereen
schetsen van eekhoorntjes te maken, maar
was niet tevreden. Toen, tijdens de groote
warmte, zag ik op een dag in het Haagsche
Bosch twee eekhoorntjes, die zeker ergen
honger hadden, want ze kwamen op mij
toe. Ik strooide een paar biscuitjes voor
hen neer, die ik bij mij had. Den volgenden
dag ging ik weer naar dezelfde plaats en
het eekhoorntje spa ar, het waTen zeker een
mijnheer en een mevrouw, wachtten tot ik
gestrooid had en op een afstandje ging
staan* Toen haalden zij de pinda's weg, die
ik voor hen meegebracht had. Pinda's zijn
een soort olienootjes. En zoo heb ik een
week lang de eekhoorntjes goed in de vrije
natuur kunnen zien en ze zoo geschetst als
zij eglmppelden met de nootjes, tot zij
niet meer kwamen- En daar is nu het resul
taat van mijn Haagsche Boschwandelin
gen."
Zij toont ons op een batik een ontwerp
voor een kussen, grijs-paars op een fond
van witte zijde, tusschen vele figuren een
klein, schalks geteekend eekhoorntje.
„Inderdaad, het is bijzonder geestig en
levendig geteekend."
„Ja, maar niemand zou vermoeden, dat
ik alleen aan dat eekhoorntje zooveel uren
besteed heb. Men zegt wel eens, dat de ba
tiks zoo duur zijn, maar men vergeet, hoe
veel arbeid een goed werk eischt. En dat
ze duurzaam zijm en een altoos nieuw ge
not verschaffen van dengene, die gevoel en
smaak voor het schoone heeft, juist als een
mooi beeld op een goed schilderij. Een ba
tik is een kunstwerk."
En zij liet mij daarvan vele bewijzen zien,
ook op het gebied der heraldiek.
Haar allernieuwste werken zijn geba
tikte portretten.
„Is dat nu niet alles erg duur?" vragen
wij haar, die rijkdom van stoffen ziende,
welke zooveel kunst en arbeid bij de bewer
king gevorderd hebben.
„Het zou zeer duur moeten worden, als
ik alles in rekening wilde brengen. Maar
mijn kunst moet gebruiksvoorwerpen leve
ren het batikken is een nuttig en fraai
handwerk tegelékertijd. En daarom zijn de
prijzen minder hoog dan u wel zoudt ver
onderstellen. En daar ik alleen het beste
materiaal gebruik, daar batiks niet met de
modo verouderen, doch van een blijvend-
mooi zijn, is ten slotte degeen, die ze aan
schaft, goedkoop uit."
Mevroaw prof. Curie,
de beroemde Pariische radiumon lerzoek-
ster, die voor de tweede maal den Nobel
prijs heeft gekregen.
Militie wet.
De heer MaroBant kwam er gisterna.
middag tegen op, dat men de slechte leger
toestanden toeschrijft aan den soldaat en
niet aan de sledhte systemen in hèt leg-T.
in hetwelk ook het gebrek aan organisatie
vermogen in het lient treedt.
Hij juidhft verder niets toe van de des
ochtends door den. Minister aangebrachte
wijziging omtrent den diensttijd der ad
ministratietroepen, ten gevolge waarvan de
toestand nog erger zou worden. Als er dan
administratietroepen moeten zijn, dan moe
ten feitelijk alle miliciens om beurten wor
den aangewezen om te dienen bij die troe
pen, en niet alleen vrijwilligers. Al heeft
de Minister vroeger verklaard, dat hij met
de administratietroepen staat of valt, nie
mand in de Kamer zal 'het den Minister
euvel duiden, als hij blijft zitten en de ad-
ministratietroepen laat vallen.
De heer Verhey weet eveneens de slechte
legertoestanden aan het slechte systeem en
meent, dat, als men dat slechte behoudt,
verlenging van diensttijd,-al is het met 10"j
maand, niet zal baten.
De lieer Helsdingen constateerde,
dat bij den Minister, getuige diens herhaal
de wijzigingen, toch geen vaste lijn blijkt
te bestaan ten opzichte van het instituut der
administratietroepen.
Spreker acht de Regeeringswijziging be
treffende die troepen niet practisch want
z:j is ongeschikt om vrijwilligers zich ia
doen aanmelden, in het vooruitzicht, dat zij
14'i maand zullen mogen dienen. Als het den
Minister ernst is om vrijwilligers te fcweo»
ken, dan moet hij juist hèn kort laten die
nen. Wellicht komen er dan zóóveel, dat
geen enkele milicien voor dienst bij de ad
ministratietroepen zal behoeven te worden
aangewezen.
De heer Heemskerk, hoewel het
eens met den heer Tydeman, dat in d-eust-
vervanging niete immoreels ligt, zal toch
voor het soc.-dem. amendement, om die
dienstruiling af te schaffen, stemmen, om
dat daardoor een prikkel zal worden ver
kregen voor vrijwilligers om zich avi te
melden voor kadéropleiding. Overigens ver
klaarde hij zich tegen alle amendementen,
die indruischen tegen het Regeeringsstelsel,
al bevredigt hem dit niet geheel.
De heer Schaper betoogde, dat men
er met korter oefeningstijd best kan ko
men, als men den geest in de kazerne maar
goed weet te houden, den soldaat niet als
automaat gebruikt eu ouden rommeP-Tlffcr
boord weet te gooien.
De heer YanDedem vroeg of Je vrij
willigers bij de administratietrpen \rij
zullen zijn van herhalingsoefeningen.
Toen kwam do Minister van Oor
log aan liet woord, ter beantwoording der
sprekers.
Tegenover 3en heer Thomson merkte, de
Minister op,' dat de door hem aangehaalde
manoeuvres-proclamaties de houding, den
ijver en den goeden geest van de troepen
prijzen, maar dat daarmede nog ni-«t is ge
zegd, dat de technische vaardighe d niet te
wensöben overliet. Een beroep op dis pro
clamaties gaat dus niet op.
De wijze, waarop vandaag de wijziging in
de regeling der administratietroepen door
sommigen in de Kamer ontvangen is, was
voor de Regeering niet bemoedigend om
op den weg, om den tegenstanders zojveel
mogelijk te gemoet te komen, voort te gaan.
De Minister meende, dat het met de vrij
willige aangifte voor de administratietroe
pen wel zal gaan.
Avondvergadering.
De Minister van Oorlog zeide
bij de voort-zetting van zijn rede, dat, wat
de administratie-troepen betreft, de com
pagniescommandant de voorstellen zal doen
en de corpsconimandant daarnaar de aan
wijzingen doen zal.
Het soc.-dem. amendement, om de man
schappen voor de administratie troepen
door loting aan te wijzen, kan de Minister
absoluut niet aanvaarden; dat van den
heer Marchant, om hen, die niet voor het
kader worden opgeleid, te laten loten voor
de adminstratietrocjren, werd ontraden
door den Minster, die een amendement van
denzelfden afgevaardigde, om van het blij
vend gedeelte vrij te stellen hen, die in het
bezit zijn van het diploma van voorge
oefendheid, bestreed, daar hierdoor auto
matisch het blijvend gedeelte zou worden
opgeheven. Ook ontraadde de Min. het soc.-
dem. amendement tob afschaffing van de
ruiling voor het blijvend gedeelte, waarme
de menigeen in den wintertijd iets extra's
verdient.
De Minister zette nog nader uiteen, waar
om de Regeering verklaard heeft, dat z>j
het blijvend gedeelte niet kan prijsgeven,
en wel, zooaJs de Minister uitvoerig naging,
om de taak van dit gedeelte voor de mobi
lisatie, de handhaving van de binnenl.md-
sche rust en de opleiding van het kader.
Het blijvend gedeelte zal in den regel tot
de eerste ploeg behooren; dus zullen >.cn
van de tweede ploeg weinigen v'oor kader
vorming opgeven, zoodat men dezen z«l
moeten aanwijzen.
De soc.dem. amendementen tot wijziging
van den oefentijd zijn onaannemelijk; dat
betreffende de bereden wapens is te aan
vaarden, wanneer daarbij een blijvend ge
deelte van'zes maanden wordt voorgestel J-
Herhaaldelijk door den heer Thomson ge
ïnterrumpeerd (waarvoor deze af ge vaar Eg
de werd tot de orde geroepen),'besprak de
Minister vervolgens diens rede, daarbij be
strijdende de meening, dat de tucht beter
wordt, naarmate de oefemngstijd korter is.
De proef met yêtkorting van den oefentijd
der veld-artiHei'tè?' heeft 's Min. sympathie.
De kapitein ^n^D.ani van IJsselt kreeg
het recht, den Minister van alles op de
hoogte te stellen.
Verkorte oefeningen bij de infanterie en
bij de bereden wapens zouden het leger des-
organïseeren. Die verantwoordelijkheid tan
de Minister niet voor zijn rekening nemen.
De verantwoordelijkheid van den geaoh-
ten «afgevaardigde, die zoo fel m oppositie
komt ik zeg niet, dat hij de taaiste is,
in dat opzicht wordt hij overtroffen door
den heer Ter Laan is zwaar, zeer zwaar.
De heeren Ter Laan, Dnym i o r
van Twist, Marchant en Hels
dingen repliceerden.
De Leer YanDedem vroeg of h^t niet
de bedoeling is, dat de miliciens minstens
8 en hoogstens 8$ maand dienen.
De heer De Geer achtte de wijzig'rg
van het voorstel der Regeering ten opzicht»-
van de administratietroepen een belxngrijke
verbetering. Hij bestreed het amendement-
Marchant, omdat hij, gedwongen, heelernaal
geen administratietroepen wenschte die lam
ger dan Si maand zouden moeten dieDcn
Dat is met de Regeeringswijziging te be
reiken.
Na dupliek van den Minister wordt het
debat gesloten.
Het amendement-Ter Laan (eerste oefen
tijd onbereden korpsen 6?; mnd. en 4 maan
den voor de voorgeoefenden) wordt verwor
pen met 54 tegen.28 stemmen, evenals (met
gelijke stemmenverhouding) het emehcle-
ment-Ter .Laan (8^ maand voor pantserfort-
artillerie en torpedistcn). Het amendement-
Ter Laan (18 maanden voor dc bursden
korpsen, wordt verworpen met 54 tegen 27
stemmen). Voorts werden verwerpen: het
amendement-Ter Laan (afschaffing blijvend
gedeelte) met 53 tegen 28; het amendement-
Ter Laan (blijvend gedeelte 2 maanden)
met 53 tegen 27het amendement-Ter Laan
(geen afkoop blijvend gedeelte) met 58 te
gen 24 het amendement-Ter Laan (aanwij
zing a dmini sta tietroe pen door loting voor
zoover zich geen vrijwilligers aanmelden)
met 5 tegen 67 stemmenbet amendement-
Marehant (vrijstelling van blijvend gedeelte
voor bezitters van diploma militaire ge
oefendheid en militaire schietvaardigheid)
met 52 tegen 30, en eindelijk het arnende-
ment-Marchant (administratietroepen voor
zoover zij zich niet vrijwillig aanmelden,
door loting aanwijzen uit :ben, die niet voor
kader worden opgeleid) met 51 tegen 28
stemmen. Artikd 75 werd daarna zonder
stemming aangenomeD.
Aan de orde was daarna artikel 76 (ka-
derplieht). De heer Thomson lichtte
twee amendementen toe: lo. om de offi
ciersopleiding in 12 maanden te doen ge-
geschieden; 2o. om een onderbroken oplei
ding bij het reservekader mogelijk te ma
ken.
De heer Van Veen verdedigde een
amendement, bedoelende de Regeering de
bevoegdheid te geyen zooveel jongelieden
voor officier dp_j:e-.leiden als ?ij noodig oor
deelt, en qm. te. Kop alen, dat zij, die niet
"hebben vol'djan 'aan de eischen, verplicht
kunnen woorden ten hoogste twee maanden
in weidelijken dienst te blijven of t3 ko
men.
De heer Ter Laan vroeg van den Mi
nister de verzekering, dat zij, die gemoeds
bezwaren hebben, niet voor kaderplicht zul
len worden aangewezen.
Nadat de beer Dnymaer van
Twist tegen kaderplicht had gesproken,
gaf de Minister van Oorlog de
verzekering, dat met ernstige gemoedsbe
zwaren zooveel mogelijk gerekend zal wor
den. Bij bekorting van de opleiding zal bet
aantal verlofsofficieren niet equivaleeren
tegenover de inperking van het aantal lie-
roepsofficieren. Het amendement-Yan Veen
nam de Minister over.
Na re- en dupliek werd het amendement-
Thomson (onderbroken opleiding) verwor
pen met 33 tegen 22 stemmen (het andere
amendemnt-Thomson was ingetrokken). Bij
art. 77 (herhalingsoefeningen) poogde de
heer Ter Laan tevergeefs de vergade
ring verdaagd te krijgen tot den volgenden
ocht-ad en verdedigde daa'aa een amende
ment, on onmogelijk te maten dat de her
halingsoefening aansluit bij d?n eerste-
oefentijd.
Een amendement-Eland, dat beoogt het
aantal herhalingsoefeningen niet in de wet
vast te leggen, doch alleen den gezamen-
Jijken duur, werd niet verdedigd, bij afwe
zigheid van den voorsteller, doch wel ge
noegzaam ondersteund.
De heer Thomson verdedigde een drie
tal amendementen, strekkende tot vermeer
dering van het aantal en beperking van den
duur der herhalingsoefeningen.
De heer Van D e d e nT verdedigde een
amendement om de 'herhalingsoefeningen
bij de bereden wapens te laten vervallen.
Daarna was het woord aan Minister
C o 1 ij n, doch te ruim kwartier over éénen
werd de vergadering verdaagd tot heden
ochtend te halfelf.
Rottcrdacitsclie Rechtbnzsk.
Mishandelingmetdoodelijken
afloop.
Gisteren had zich te verantwoorden de
23-jarige Cornelia D., wedawe van Cornelia
Schot, te Rotterdam, gedetineerd. Haar
was ten laste gelegd, als zoude zij te Rot
terdam op 6 September 1911, moedwillig en
gewelddadig haar echtgenoot -Cornelis
Schot met een mes, althans met een scherp
voorwerp, in den buik hebben gestoken,
ten gevolge waarvan de lever, de galblaas
en andere inwendige lichaamsdeelen zijn
doorboorden aangeprikt, een verbloeding
is veroorzaakt en haar genoemde echtge
noot op 7 Sept. is overleden.
Nadat de bekl. in de beklaagdenbank had
plaats genomen, begon zij direct hartstoch
telijk te snikken. Een glas water bracht
haar geen verlichting en het werd zoo erg
met haar, dat zij in de raadkamer gebracht
werd, ten einde op haar verhaal te komen.
Dr. Enklaar had in het ziekenhuis, v/aar
de overledene na de verwonding gebracht
was, geassisteerd bij de operatie.
De wond had scherpe randen en was
naar schatting 4 c.M. lang. Ten behoeve
van de operatie werd in het midden van
den buik een tweede wonde gemaakt.
De doktoren R. de Josselin de Jong en
C- H. v. Herwaarden verrichtten de sectie
in de buikholte werd een groote hoeveel
heïd bloed gevonden. De dood is dan ook
aan verbloeding te wijten. De wonde was
toegebracht met het ter terechtzitting aan
wezige broodmes; het is mogelijk, dat liet
mes op den duur in den buik is gedrongen,
toen de vrouw, die door den man werd mis
handeld, dezen afweerde, van zich afduwde.
De beklaagde, thans gekalmeerd, werd
wTeer binnengelaten. Zij was eenige jar er
met C. Schot gehuwd geweest. Dikwijl-»
was zij van hem af geweest, omdat hij nooit
wilde oppassen, steeds misbruik maakte
van sterken drank en zich met anderen af
gaf. In dc laatste maanden voor zijn dood,
paste hij beter op, maar na den 31stf»n
Aug. was hij weer bedenkelijk gaan drin
ken. Den 6den Sept. was hij weer niet nuch
ter; hij wilde gekheid maken en gaf liaar,
toen zij daar niet van gediend was, een
stomp op den neus. Zij liep weg om de bloe
ding te stelpen, maar t-oen zij weer in de'
kamer kwam, gaf hij haar een stomp, wel
ke haar op den grond deed vallen. Hij trok
haar aan de haren door de kamer en trapte
haar op den buik, zeggende „ik zal Je net
zoolang trappen, tot je er in blijft." Tot
driemaal had hij haar in de koel geknepen,
zoodat zij moest overgeven. De man was
toen naar achteren gegaan, had een mes
genomen en was op haar gaan liggen. Do
punt van het mes zette hij haar op den
buik en uitte allerlei bedreigingen. Toen
had zij het mes uit zijn hand gehaald, wilde
opstaan en had hem daarom, zonder aan
het mes te denken, van zich afgeduwd.
Het mes was den man in den buik ge
drongen. „Zij heeft mij gestoken" had zij
hem nog hooien zeggen; daarna was hij
heengegaan.
Een bovenbuurvrouw had den man nooit
dronken zien thuiskomen; wel had het echt
paar meermalen oneenigheid, maar dan
had de vrouw het hoogste woord. Den Gden
Sept. had zij niet hooren schreeuwen of
huilen van pijn. Een val op den grond had
zij evenmin gehoord. De vrouw huilde na
Keb gebeurde niet; zij was opgewonden.
Een tweede buurvrouw vond den versla-
gene een nogal goeden mande vrouw was,
meende zij, nogal kwaadsprekend.
De inspecteur van politie A. E. v. d.
Lely had zich met den rechercheur J. v.
Mastrigt den 6den Sept. begeven naar de
woning van bekl., die toen vreeselijk opge
wonden was, zich gedroeg of zij haar zinnen
kwijt was. De kamer toonde duidelijk de
sporen van een worsteling; op den grond
lagen haarspelden, een broche, strikjes,
braaksel, enz. De vrouw bloedde uit den
mond, had roode plekken op de handen, en
verhaalde den inspecteur, haar man zonder
opzet te hebben geraakt met het mes.
De eerste der getuigen k décharge, ge-
Koord ten verzoeke van de verdediging, had
eenigen tijd- geleden naast bekl. gewoond
en vertelde, dat deze bij den overledene
een hondenleven moest lijden; de man mis
handelde haar schandelijk en wilde zelf niet
deugen. Een viertal vrouwen, die allen in
bekl.'s nabijheid hadden gewoond, legden
daarna eveneens verklaringen af, waaruit
in hoofdzaak bleek dat de verslagene zijn
vrouw voortdurend ernstig mishandelde.
Bekl. nogmaals daarnaar gevraagd, be
vestigde, haar man niet te hebben willen
steken, zelfs niet te hebben willen verwon
den.
Het O. M. achtte bekl.'s voorstelling van
het gebeurde niet onaannemelijk. De eeaige
ernstige verklaring, die daarmede in strijd
is, is afgelegd door den buurman, die in den
tuin zijn courant las. De officier had echter
niet de overtuiging gekregen dat de steek
door bekl. met opzet is toegebracht ei*
requireerde vrijspraak.
Mr. G. C. A. Oskam ondersteunde de of'
vatting van den officier en liet uitkomen
dat bekl. handelde in noodzakelijke zelfver
dediging en niet de bedoeling had -*rar mai$
te steken.
Pleiter concludeerde tot vrijspraak, subi*
ontslag van rechtsvervolging en verzocht oi
middellijk uitspraak.
Na in raadkamer te hebben vergadeTd
sprak de rechtbank de beklaagde vrij.
<„N. It. C."'