BÜ fle batik-kunstenares Betsy Liuse. Tweede Kamer. Uit de Reehtzaaï. m- i Joan Maetsuyckerstaat 77, te 's-Gravcn- hage, aan den rand van de stad, met 't uit ziekt over verre weidevelden, waar koeien en paarden grazen, kgt een stille woning, kluis voor liefdevollen arbeid. Men had ons gezegd, dat de kunstenares, die de koe lan ger zoo meer in aanzien komende Neder- 'landsche batik-vervaardiging uitoefent, een {stille, eenzelvige dame was, weinig toegan- ikelijk, haar kunst beschouwend als een kostbaar geheim, dat zij niet door de pers wenschte verraden te zien. Wij wachtten in een voorkamer, dooi- Berlage gemeubeld, 'ieA wachtend verveelden wij ons niet. Want met een waar genot beschouwden wij dit emaakvolle intérieur, bewonderden den een- voudigen, logischen bouw van buffet en stoel en begrepen, waarom deze woning aan den rand der stad gekozen was, gevend door de hooge ramen een verschiet vol af wisseling van hooge Hollandsche luchten jn'et het wiselencl spel der wolken, van rust, schoonheid en vrijheid. Een slanke jongedame, met levendige, fcchalksche, goudbruine oogen, een frissche i gelaatskleur, in een eenvoudig werk-toilet, maar dat door de diepe tint van het green en den persoonlijken snit toch het rafine- ment van den smaak der vrouw verraadt, komt de kamer binnen. Wij maken liaar met ons verlangen bekend. „Neen, mijnheer, ik geloof niet, dat ik een geschikt persoon voor een vraaggesprek "ben. Het is zoo eenvoudig-, wat ik doe en zoo in een paar woorden te zeggen." 1. „Zeg u mij dan maar die paar woorden." f „Moet ik dan bepaald beroemd gemaakt worden Ziet u, ik batik, omdat ik het zoo höel graag doe. Mijn werk is een genot. U kuDt zich niet voorstellen, hoe heerlijk het l is met de tjangting zachtjes over de stof te j gaan, en in gedachten zie ik dan al hoe de batik zal worden. Maar als zo dan uit de f verfkuip komt, is het toch altoos weer een verrassing, want elke stof heeft zoo haar eigen aard, haar eigen ziel, zou je haast 2eggen. Peluche is weer iets geheel anders dan kortgeschoren fluweel, en satijn weer heel wat anders dan linnen. En daar begint het eigenlijk mede. Ziet u, in mijn kunst kan je wel de techniek, dc handgrepen lee- ren, maar het eigenlijke er van, dat is niet te leereD, dat is eigenlijk alleen maar een kwestie van gevoel. Tegenwoordig worden batiks al op fabrieken gemaakt en in het groot maar dat blijft altoos tweede kwali teit. Een goede, echte batik moet je heele- maal zelve maken, van het begin tot het einde. Dan is het een persoonlijk kunst werk, dat zijn waarde behoudt, dat altoos weer opnieuw mooi is." Opeens kijkt zij angstig naar mijn notitie boekje, waarin ik een aanteekening heb ge maakt en met blikken als een verschrikte hinde zei zij: ,,Dat zet u toch allemaal niet 'in de courant?" „Neen, neen, wees u maar gerust. Eigen lijk wou ik wel eens zien, hoe dat batikken gaat. En' wat een tjangting is, weet ik niet." ,,Ik dacht, dat de heeren journalisten alles wisten.." „Neen, juffrouw, onze soort weet alleen alles beter" Een lach van gouden klokjes weerklinkt en in de oogen van bruin amber linken spot tende glimlichtjes. „Zegt u mij dan eens... komt er oorlog? Ik zou het zoo vreeselijk vinden, als er oor log kwam, er is zoo heel veel moois en edels en goeds te doen in het leven en waarom moeten de menschen elkaar dan verminken en dooden." jEen goeden oorlog maken, juffrouw, is voor zekere hooggeplaatste lieden juist zulk een met genoegen vervaardigd kunstwerk als voor u een batik. De legers zijn de volg zame was en het bloedbad is de verfkuip. En ook uit die verfkuip komen vaak ver rassingen... het valt, net al bij uw batiks, dikwijls heel anders uit dan vermoed werd." ,,TJ schertst. Er komt dus zeker geen oorlog V' „Juffrouw, ik heb gisteren voor het huis vkn een Haagsch generaal een scharensliep zien staan en het dienstmeisje bracht hem twee scharen, zes vleeschmessen en... een sabel, een sabel om scherp te slijpen." „O, hoe vreeselijk Botte vleeschmessen vind ik erger bij de tegenwoordige kwaliteit van den biefstuk." >Weer lacht ze. „Mijn kunstwerk is dan toch maar vrede lievender. Wilt u mijn werkplaats eens zien V' Wij volgen haar naar een ruim vertrek achter. De wanden hangen vol teekeningen, ontwerpen, patronen, maar enkele schilde- Tijen toonen toch, dat men hier in het huis van de artiste met fijnen smaak is. In het midden staat een groote tafel, met een gla- zen plaat bedekt. Op komforen staan bak ken met een lichtgele en een bruine vloei stof. In houten rekken hangen kleine rood koperen bakjes met lange tuutjes en hou ten handvatten. „Ziet," zegt ze, mij een roodkoperen bak je toonend, „dat zijn nu de tjangtings. En daar in die bakken staat de was te smelten. Wanneer ik een nieuwe batik ga maken, ontwerp ik eerst de tjeekening. Vroeger, toen ik pas zelfstandig werkte, hield ik mij daarbij aan de oude manier, de lijn- en puntmotieven. Maar zoo gaandeweg heb ik getracht wat eigens te gaan scheppen, en ik geloof wel, dat ik daarin geslaagd ben. Wij hebben de batik-kunst in Indié geleerd. Maar juist zooals ons oud-Deltsch aarde werk, hoewel geïnspireerd op het Chineesch aardewerk en porselein, een eigen cachet verkreeg, omdat een Nederlander nu een maal anders voelt en ziet dan een Chinees, zoo moeten ook onze Nederlandsche batiks iets geheel eigens worden, een persoonlijk cachet krijgen Ook zijn onze stoffen zoo ge heel anders dan die in ïndië gebatikt wor den en zoo zijn ook onze gebruiksvoorwer pen anders. Tic heb op de Rotterdamsche Academie mijn opleiding genoten en daarna .in Den Haag nog_ landschap- en jDortret^ schilderen geleerd. Mijn eerste batik-ont werpen waren nog wat aarzelend, maar ik kreeg mijn kunst spoedig zoo lief, dat ik voor landschap- en portretschilderen geen tijd meer vond. Want ik werk veel, soms wel tien uren daags, en dan nog, als het werk erg goed vlot, kan ik er moeilijk van uitscheiden. Eerst maak je de teekening. V begrijpt wel, dat ik die in overeenstem ming maak met het doel, waarvoor de batik als gebruiksvoorwerp wordt vervaardigd. Voor een licht kinderkapertje kies ik een ander motief dan voor een paar zware, pelu- chen overgordijnen of voor een werkstuk als dit, mijn laatste arbeid, een dekkleed voor een concert-vleugel. Ook kies ik voor zijde of satijn of fluweel weer andere mo tieven als voor linnen of katoen. Maar de teekening moet altoos decoratief blijven, mag nooit een schilderij worden. Ik heb nu een tusschenweg gekozen: het schoolmees- terige, het teeken-academie-achtige, die eeuwige lijn- en puntmotieven waren mij te vervelend. De teekening maak ik uit de vrije hand met O.-Indisehen inkt op kalkeer- linnen. Daarna breng ik de teekening op de te bewerken stof over. En nu begint het wrswerk. Wanneer ik gesmolten was breng op een stof en die stof later in een verf bad breng, neemt alleeh de stof, die niet met was bedekt was, kleur aan. Smelt ik nu later de was weg, dan krijg ik zoo een ge spaarde teekening. En op deze wijze kan ik zooveel kleuren krijgen als ik wensch, tel- keDs andere gedeelten der teekening door was tijdelijk ondoordringbaar makend. De was echter barst en door de barstjes dringt een fijn verf kleurtje. Dat geeft nu aan de batiks dat eigenaardige, fijne kleur-aderen- spel, dat grillig gemarmerde, dat er een van de grootste bekoorlijkheden van is. Zóó uitgelegd lijkt de techniek heel een voudig. Maar nu ligt juist het moeilijke in het gebruik van de tjangting en de was. De was moet juist- de ge wenschte temperatuur hebben, nu wat dikker, dan wat dunner zijn, al naaT de stof en de teekening dat eischen. Het is bijna een even subtiel wer ken als met een veerkrachtig penseel aquarelleeren. Zie, de tjangting gaat nu vol vloeibare was en door het tuutje dat is bij deze met een insectenspuitje zoo fijn vloeit nu de was op dit satijn." Met haar blanke, fijngevormde band, de tjangting als een pennehouder, het einde naaT links gericht houdend, gaat zij langs de grillige lijnen van een chimèra, die zij op het satijn geteekend heeft. „Nu kleeft de stof nog op het glas vast, maar als de was bekoeld is, ligt zij er los op. Fouten mag je niet maken, want dan kost het verbeteren, door het oplossen van de was in benzine, heel wat tijd. De groote vlakken worden met een olieverfpenseel, in was gedoopt, behandeld. Het zou nu wel mogelijk zijn zelve het ontwerp te teekenen en de rest door een ander te laten behan delen. Maar er zijn in de details heel veel kleine, gevoelige dingen, die alleen de ont werpster van de teekening er uit kan halen. Soms krijg je, door het niet al te zuiver afwerken (zooals een batikster 't zou doen) juist gevoeliger effecten. Bijvoorbeeld, hier op deze batik, had ik een schaapje te tee kenen. En ziet u, door nu de was ietwat warmer te nemen, kreeg ik dat prachtige effect van dikke, warme wo'lligheid, net zoo als zoo'n schaapje in de wei is." Inderdaad, de artiste overdrijft niet. Door de fijne adertjes, die over de wol loo- pën, is een bijzonder expressief effect ver kregen. „Was is een veel lastiger werk-materie dan kwast of conté of potlood. Maar de ervaring maakt langzamerhand van alle toeval-effecten een wetenschap. Ik denk dat zoo de oude, groote schilders ook lang zamerhand hun kunst tot een wetenschap hebben gemaakt. Want alles, ook wat het meest vrije lijkt, is ten slotte aan wet ten gebonden. Ik weet nu al precies, hoe ik het ragfijne van een vlindervleugetje kan weergeven. Maar dat betreft alleen de was techniek. Er is ook een vormtechniek. Zie, voor dit kleed had ik een eekhoorn-motief noodig. Ik begon met weken achtereen schetsen van eekhoorntjes te maken, maar was niet tevreden. Toen, tijdens de groote warmte, zag ik op een dag in het Haagsche Bosch twee eekhoorntjes, die zeker ergen honger hadden, want ze kwamen op mij toe. Ik strooide een paar biscuitjes voor hen neer, die ik bij mij had. Den volgenden dag ging ik weer naar dezelfde plaats en het eekhoorntje spa ar, het waTen zeker een mijnheer en een mevrouw, wachtten tot ik gestrooid had en op een afstandje ging staan* Toen haalden zij de pinda's weg, die ik voor hen meegebracht had. Pinda's zijn een soort olienootjes. En zoo heb ik een week lang de eekhoorntjes goed in de vrije natuur kunnen zien en ze zoo geschetst als zij eglmppelden met de nootjes, tot zij niet meer kwamen- En daar is nu het resul taat van mijn Haagsche Boschwandelin gen." Zij toont ons op een batik een ontwerp voor een kussen, grijs-paars op een fond van witte zijde, tusschen vele figuren een klein, schalks geteekend eekhoorntje. „Inderdaad, het is bijzonder geestig en levendig geteekend." „Ja, maar niemand zou vermoeden, dat ik alleen aan dat eekhoorntje zooveel uren besteed heb. Men zegt wel eens, dat de ba tiks zoo duur zijn, maar men vergeet, hoe veel arbeid een goed werk eischt. En dat ze duurzaam zijm en een altoos nieuw ge not verschaffen van dengene, die gevoel en smaak voor het schoone heeft, juist als een mooi beeld op een goed schilderij. Een ba tik is een kunstwerk." En zij liet mij daarvan vele bewijzen zien, ook op het gebied der heraldiek. Haar allernieuwste werken zijn geba tikte portretten. „Is dat nu niet alles erg duur?" vragen wij haar, die rijkdom van stoffen ziende, welke zooveel kunst en arbeid bij de bewer king gevorderd hebben. „Het zou zeer duur moeten worden, als ik alles in rekening wilde brengen. Maar mijn kunst moet gebruiksvoorwerpen leve ren het batikken is een nuttig en fraai handwerk tegelékertijd. En daarom zijn de prijzen minder hoog dan u wel zoudt ver onderstellen. En daar ik alleen het beste materiaal gebruik, daar batiks niet met de modo verouderen, doch van een blijvend- mooi zijn, is ten slotte degeen, die ze aan schaft, goedkoop uit." Mevroaw prof. Curie, de beroemde Pariische radiumon lerzoek- ster, die voor de tweede maal den Nobel prijs heeft gekregen. Militie wet. De heer MaroBant kwam er gisterna. middag tegen op, dat men de slechte leger toestanden toeschrijft aan den soldaat en niet aan de sledhte systemen in hèt leg-T. in hetwelk ook het gebrek aan organisatie vermogen in het lient treedt. Hij juidhft verder niets toe van de des ochtends door den. Minister aangebrachte wijziging omtrent den diensttijd der ad ministratietroepen, ten gevolge waarvan de toestand nog erger zou worden. Als er dan administratietroepen moeten zijn, dan moe ten feitelijk alle miliciens om beurten wor den aangewezen om te dienen bij die troe pen, en niet alleen vrijwilligers. Al heeft de Minister vroeger verklaard, dat hij met de administratietroepen staat of valt, nie mand in de Kamer zal 'het den Minister euvel duiden, als hij blijft zitten en de ad- ministratietroepen laat vallen. De heer Verhey weet eveneens de slechte legertoestanden aan het slechte systeem en meent, dat, als men dat slechte behoudt, verlenging van diensttijd,-al is het met 10"j maand, niet zal baten. De lieer Helsdingen constateerde, dat bij den Minister, getuige diens herhaal de wijzigingen, toch geen vaste lijn blijkt te bestaan ten opzichte van het instituut der administratietroepen. Spreker acht de Regeeringswijziging be treffende die troepen niet practisch want z:j is ongeschikt om vrijwilligers zich ia doen aanmelden, in het vooruitzicht, dat zij 14'i maand zullen mogen dienen. Als het den Minister ernst is om vrijwilligers te fcweo» ken, dan moet hij juist hèn kort laten die nen. Wellicht komen er dan zóóveel, dat geen enkele milicien voor dienst bij de ad ministratietroepen zal behoeven te worden aangewezen. De heer Heemskerk, hoewel het eens met den heer Tydeman, dat in d-eust- vervanging niete immoreels ligt, zal toch voor het soc.-dem. amendement, om die dienstruiling af te schaffen, stemmen, om dat daardoor een prikkel zal worden ver kregen voor vrijwilligers om zich avi te melden voor kadéropleiding. Overigens ver klaarde hij zich tegen alle amendementen, die indruischen tegen het Regeeringsstelsel, al bevredigt hem dit niet geheel. De heer Schaper betoogde, dat men er met korter oefeningstijd best kan ko men, als men den geest in de kazerne maar goed weet te houden, den soldaat niet als automaat gebruikt eu ouden rommeP-Tlffcr boord weet te gooien. De heer YanDedem vroeg of Je vrij willigers bij de administratietrpen \rij zullen zijn van herhalingsoefeningen. Toen kwam do Minister van Oor log aan liet woord, ter beantwoording der sprekers. Tegenover 3en heer Thomson merkte, de Minister op,' dat de door hem aangehaalde manoeuvres-proclamaties de houding, den ijver en den goeden geest van de troepen prijzen, maar dat daarmede nog ni-«t is ge zegd, dat de technische vaardighe d niet te wensöben overliet. Een beroep op dis pro clamaties gaat dus niet op. De wijze, waarop vandaag de wijziging in de regeling der administratietroepen door sommigen in de Kamer ontvangen is, was voor de Regeering niet bemoedigend om op den weg, om den tegenstanders zojveel mogelijk te gemoet te komen, voort te gaan. De Minister meende, dat het met de vrij willige aangifte voor de administratietroe pen wel zal gaan. Avondvergadering. De Minister van Oorlog zeide bij de voort-zetting van zijn rede, dat, wat de administratie-troepen betreft, de com pagniescommandant de voorstellen zal doen en de corpsconimandant daarnaar de aan wijzingen doen zal. Het soc.-dem. amendement, om de man schappen voor de administratie troepen door loting aan te wijzen, kan de Minister absoluut niet aanvaarden; dat van den heer Marchant, om hen, die niet voor het kader worden opgeleid, te laten loten voor de adminstratietrocjren, werd ontraden door den Minster, die een amendement van denzelfden afgevaardigde, om van het blij vend gedeelte vrij te stellen hen, die in het bezit zijn van het diploma van voorge oefendheid, bestreed, daar hierdoor auto matisch het blijvend gedeelte zou worden opgeheven. Ook ontraadde de Min. het soc.- dem. amendement tob afschaffing van de ruiling voor het blijvend gedeelte, waarme de menigeen in den wintertijd iets extra's verdient. De Minister zette nog nader uiteen, waar om de Regeering verklaard heeft, dat z>j het blijvend gedeelte niet kan prijsgeven, en wel, zooaJs de Minister uitvoerig naging, om de taak van dit gedeelte voor de mobi lisatie, de handhaving van de binnenl.md- sche rust en de opleiding van het kader. Het blijvend gedeelte zal in den regel tot de eerste ploeg behooren; dus zullen >.cn van de tweede ploeg weinigen v'oor kader vorming opgeven, zoodat men dezen z«l moeten aanwijzen. De soc.dem. amendementen tot wijziging van den oefentijd zijn onaannemelijk; dat betreffende de bereden wapens is te aan vaarden, wanneer daarbij een blijvend ge deelte van'zes maanden wordt voorgestel J- Herhaaldelijk door den heer Thomson ge ïnterrumpeerd (waarvoor deze af ge vaar Eg de werd tot de orde geroepen),'besprak de Minister vervolgens diens rede, daarbij be strijdende de meening, dat de tucht beter wordt, naarmate de oefemngstijd korter is. De proef met yêtkorting van den oefentijd der veld-artiHei'tè?' heeft 's Min. sympathie. De kapitein ^n^D.ani van IJsselt kreeg het recht, den Minister van alles op de hoogte te stellen. Verkorte oefeningen bij de infanterie en bij de bereden wapens zouden het leger des- organïseeren. Die verantwoordelijkheid tan de Minister niet voor zijn rekening nemen. De verantwoordelijkheid van den geaoh- ten «afgevaardigde, die zoo fel m oppositie komt ik zeg niet, dat hij de taaiste is, in dat opzicht wordt hij overtroffen door den heer Ter Laan is zwaar, zeer zwaar. De heeren Ter Laan, Dnym i o r van Twist, Marchant en Hels dingen repliceerden. De Leer YanDedem vroeg of h^t niet de bedoeling is, dat de miliciens minstens 8 en hoogstens 8$ maand dienen. De heer De Geer achtte de wijzig'rg van het voorstel der Regeering ten opzicht»- van de administratietroepen een belxngrijke verbetering. Hij bestreed het amendement- Marchant, omdat hij, gedwongen, heelernaal geen administratietroepen wenschte die lam ger dan Si maand zouden moeten dieDcn Dat is met de Regeeringswijziging te be reiken. Na dupliek van den Minister wordt het debat gesloten. Het amendement-Ter Laan (eerste oefen tijd onbereden korpsen 6?; mnd. en 4 maan den voor de voorgeoefenden) wordt verwor pen met 54 tegen.28 stemmen, evenals (met gelijke stemmenverhouding) het emehcle- ment-Ter .Laan (8^ maand voor pantserfort- artillerie en torpedistcn). Het amendement- Ter Laan (18 maanden voor dc bursden korpsen, wordt verworpen met 54 tegen 27 stemmen). Voorts werden verwerpen: het amendement-Ter Laan (afschaffing blijvend gedeelte) met 53 tegen 28; het amendement- Ter Laan (blijvend gedeelte 2 maanden) met 53 tegen 27het amendement-Ter Laan (geen afkoop blijvend gedeelte) met 58 te gen 24 het amendement-Ter Laan (aanwij zing a dmini sta tietroe pen door loting voor zoover zich geen vrijwilligers aanmelden) met 5 tegen 67 stemmenbet amendement- Marehant (vrijstelling van blijvend gedeelte voor bezitters van diploma militaire ge oefendheid en militaire schietvaardigheid) met 52 tegen 30, en eindelijk het arnende- ment-Marchant (administratietroepen voor zoover zij zich niet vrijwillig aanmelden, door loting aanwijzen uit :ben, die niet voor kader worden opgeleid) met 51 tegen 28 stemmen. Artikd 75 werd daarna zonder stemming aangenomeD. Aan de orde was daarna artikel 76 (ka- derplieht). De heer Thomson lichtte twee amendementen toe: lo. om de offi ciersopleiding in 12 maanden te doen ge- geschieden; 2o. om een onderbroken oplei ding bij het reservekader mogelijk te ma ken. De heer Van Veen verdedigde een amendement, bedoelende de Regeering de bevoegdheid te geyen zooveel jongelieden voor officier dp_j:e-.leiden als ?ij noodig oor deelt, en qm. te. Kop alen, dat zij, die niet "hebben vol'djan 'aan de eischen, verplicht kunnen woorden ten hoogste twee maanden in weidelijken dienst te blijven of t3 ko men. De heer Ter Laan vroeg van den Mi nister de verzekering, dat zij, die gemoeds bezwaren hebben, niet voor kaderplicht zul len worden aangewezen. Nadat de beer Dnymaer van Twist tegen kaderplicht had gesproken, gaf de Minister van Oorlog de verzekering, dat met ernstige gemoedsbe zwaren zooveel mogelijk gerekend zal wor den. Bij bekorting van de opleiding zal bet aantal verlofsofficieren niet equivaleeren tegenover de inperking van het aantal lie- roepsofficieren. Het amendement-Yan Veen nam de Minister over. Na re- en dupliek werd het amendement- Thomson (onderbroken opleiding) verwor pen met 33 tegen 22 stemmen (het andere amendemnt-Thomson was ingetrokken). Bij art. 77 (herhalingsoefeningen) poogde de heer Ter Laan tevergeefs de vergade ring verdaagd te krijgen tot den volgenden ocht-ad en verdedigde daa'aa een amende ment, on onmogelijk te maten dat de her halingsoefening aansluit bij d?n eerste- oefentijd. Een amendement-Eland, dat beoogt het aantal herhalingsoefeningen niet in de wet vast te leggen, doch alleen den gezamen- Jijken duur, werd niet verdedigd, bij afwe zigheid van den voorsteller, doch wel ge noegzaam ondersteund. De heer Thomson verdedigde een drie tal amendementen, strekkende tot vermeer dering van het aantal en beperking van den duur der herhalingsoefeningen. De heer Van D e d e nT verdedigde een amendement om de 'herhalingsoefeningen bij de bereden wapens te laten vervallen. Daarna was het woord aan Minister C o 1 ij n, doch te ruim kwartier over éénen werd de vergadering verdaagd tot heden ochtend te halfelf. Rottcrdacitsclie Rechtbnzsk. Mishandelingmetdoodelijken afloop. Gisteren had zich te verantwoorden de 23-jarige Cornelia D., wedawe van Cornelia Schot, te Rotterdam, gedetineerd. Haar was ten laste gelegd, als zoude zij te Rot terdam op 6 September 1911, moedwillig en gewelddadig haar echtgenoot -Cornelis Schot met een mes, althans met een scherp voorwerp, in den buik hebben gestoken, ten gevolge waarvan de lever, de galblaas en andere inwendige lichaamsdeelen zijn doorboorden aangeprikt, een verbloeding is veroorzaakt en haar genoemde echtge noot op 7 Sept. is overleden. Nadat de bekl. in de beklaagdenbank had plaats genomen, begon zij direct hartstoch telijk te snikken. Een glas water bracht haar geen verlichting en het werd zoo erg met haar, dat zij in de raadkamer gebracht werd, ten einde op haar verhaal te komen. Dr. Enklaar had in het ziekenhuis, v/aar de overledene na de verwonding gebracht was, geassisteerd bij de operatie. De wond had scherpe randen en was naar schatting 4 c.M. lang. Ten behoeve van de operatie werd in het midden van den buik een tweede wonde gemaakt. De doktoren R. de Josselin de Jong en C- H. v. Herwaarden verrichtten de sectie in de buikholte werd een groote hoeveel heïd bloed gevonden. De dood is dan ook aan verbloeding te wijten. De wonde was toegebracht met het ter terechtzitting aan wezige broodmes; het is mogelijk, dat liet mes op den duur in den buik is gedrongen, toen de vrouw, die door den man werd mis handeld, dezen afweerde, van zich afduwde. De beklaagde, thans gekalmeerd, werd wTeer binnengelaten. Zij was eenige jar er met C. Schot gehuwd geweest. Dikwijl-» was zij van hem af geweest, omdat hij nooit wilde oppassen, steeds misbruik maakte van sterken drank en zich met anderen af gaf. In dc laatste maanden voor zijn dood, paste hij beter op, maar na den 31stf»n Aug. was hij weer bedenkelijk gaan drin ken. Den 6den Sept. was hij weer niet nuch ter; hij wilde gekheid maken en gaf liaar, toen zij daar niet van gediend was, een stomp op den neus. Zij liep weg om de bloe ding te stelpen, maar t-oen zij weer in de' kamer kwam, gaf hij haar een stomp, wel ke haar op den grond deed vallen. Hij trok haar aan de haren door de kamer en trapte haar op den buik, zeggende „ik zal Je net zoolang trappen, tot je er in blijft." Tot driemaal had hij haar in de koel geknepen, zoodat zij moest overgeven. De man was toen naar achteren gegaan, had een mes genomen en was op haar gaan liggen. Do punt van het mes zette hij haar op den buik en uitte allerlei bedreigingen. Toen had zij het mes uit zijn hand gehaald, wilde opstaan en had hem daarom, zonder aan het mes te denken, van zich afgeduwd. Het mes was den man in den buik ge drongen. „Zij heeft mij gestoken" had zij hem nog hooien zeggen; daarna was hij heengegaan. Een bovenbuurvrouw had den man nooit dronken zien thuiskomen; wel had het echt paar meermalen oneenigheid, maar dan had de vrouw het hoogste woord. Den Gden Sept. had zij niet hooren schreeuwen of huilen van pijn. Een val op den grond had zij evenmin gehoord. De vrouw huilde na Keb gebeurde niet; zij was opgewonden. Een tweede buurvrouw vond den versla- gene een nogal goeden mande vrouw was, meende zij, nogal kwaadsprekend. De inspecteur van politie A. E. v. d. Lely had zich met den rechercheur J. v. Mastrigt den 6den Sept. begeven naar de woning van bekl., die toen vreeselijk opge wonden was, zich gedroeg of zij haar zinnen kwijt was. De kamer toonde duidelijk de sporen van een worsteling; op den grond lagen haarspelden, een broche, strikjes, braaksel, enz. De vrouw bloedde uit den mond, had roode plekken op de handen, en verhaalde den inspecteur, haar man zonder opzet te hebben geraakt met het mes. De eerste der getuigen k décharge, ge- Koord ten verzoeke van de verdediging, had eenigen tijd- geleden naast bekl. gewoond en vertelde, dat deze bij den overledene een hondenleven moest lijden; de man mis handelde haar schandelijk en wilde zelf niet deugen. Een viertal vrouwen, die allen in bekl.'s nabijheid hadden gewoond, legden daarna eveneens verklaringen af, waaruit in hoofdzaak bleek dat de verslagene zijn vrouw voortdurend ernstig mishandelde. Bekl. nogmaals daarnaar gevraagd, be vestigde, haar man niet te hebben willen steken, zelfs niet te hebben willen verwon den. Het O. M. achtte bekl.'s voorstelling van het gebeurde niet onaannemelijk. De eeaige ernstige verklaring, die daarmede in strijd is, is afgelegd door den buurman, die in den tuin zijn courant las. De officier had echter niet de overtuiging gekregen dat de steek door bekl. met opzet is toegebracht ei* requireerde vrijspraak. Mr. G. C. A. Oskam ondersteunde de of' vatting van den officier en liet uitkomen dat bekl. handelde in noodzakelijke zelfver dediging en niet de bedoeling had -*rar mai$ te steken. Pleiter concludeerde tot vrijspraak, subi* ontslag van rechtsvervolging en verzocht oi middellijk uitspraak. Na in raadkamer te hebben vergadeTd sprak de rechtbank de beklaagde vrij. <„N. It. C."'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 6