Een allertreurigst voorval in een bakvischjes leven. FEUILLETON. Aan den oever der rivier. Ons Nichtje uit Indië. Je moet maar geduld hebben. De Gayenne-peper als kleurstof. Nieuwe Raadsels. woord zou nakomen, zoodat een belofte van mij gelijk stond met een eed! Derdens, dat ik plichtmatig zou zijn, dat wil zeggen: mijn plicht zou nakomen jegcüs mijn meer deren, maar gelijk jegens mijzélve, wat be treft h'et uitvoeren en nalaten van ai hetgeen ik mij had voorgenomen te doen en te vermijden. En ten slotte raaclde zij mij nog: ,,Wees altijd opgewekt! Opgewektheid helpt je over een boel narigheden in het leven heen, waarbij» je anders allicht te lang zou blijven stilstaan en die je dan op den duur je arbeidslust en jè arbeids kracht zouden ontnemen." ,,Aan die vier regelen heb ik mij trouw gehouden," eindigt de eerwaardige man; „en dat ik er mij wel bij heb bevonden, dat kan mijn geheele omgeving getuigen en ik zelf natuurlijk in de eerste plaats. Daarom heb ik die gulden regelen opge- teekend; wellicht zijn er onder mijn jeug dige vrienden of vriendinnen, jonge men- schen die ze willen overnemen en dus het leven ook trachten in te richten volgens die heerlijke beginselen, die moeten leiden tot een gelukkig bestaan voor zich- telven en anderen." ,,'t Is verschrikkelijk," zuchtte ik, ,,dat iemand nu toch ook zoo onhandig kan zijn, om de heele limonadeflesch liefst net over ons tweetjes heen te gooien, en waren we dan maar niet zoo dom geweest, om Moe ders raad in den wind te slaan, en toch onze beste jurken aan te trekken op het kin derbal." ,,Overmorgenavond kunnen we nu onmo gelijk naar het bal van den burgemeester," treurde Jeanne en zij hadden tranen in de oogen bij de droeve teleurstelling. Ja, ik vond het ook wel" heel erg, maar ik kon me toch altijd nog een beetje beter inhouden, als het er op aan kwam,,, en ik zon dus slechts op een middel om dit pretje toch1 niet onzen neus voorbij te laten gaan Jeanne en ik waren tweelingzusters moet je weten: vijftien jaar waren we en dus net op een leeftijd, dat we ons nog niet te groot rekenden voor een kinderbal, maar tegelijkertijd toch al groot genoeg voor een jongelui's partijtje. Maar och heden, daar hadden we nu allebei een leelijkc, gele vlek, midden in onze crème cheviots. ,,Zeg, Jeanne, vind jij niet, dat we dan maar best in de blauwe mousselientjes kun nen gaan?" Jawel; maar die zijp vuil, en hoe komen die nu zoo gauw schoon; om ze uit te laten stoomen is het al veel te laat en bovendien, dat kost ook heel wat geld ,,Maar kind: daar denk ik ook niet aan; ze kunnen toch best gewasschen worden, dat doet moeder immers altijd." Slot.) „Ja ik geloof ook, dat er een jongen was, maar ik weet waarlijk niet waar het kind gebleven is; waarschijnlijk zal hij verdron ken zijn; dus daar zou ik mij maar niet ver der om bekommeren," antwoordde de man met het litteeken. „Nou, dat is tenmins',e te hopen jon gens," sprak Issakoff, „ik geloof het ook wel want met je allen zou je hem allicht opgemerkt hebbenIn alle geval laat ons die muizenissen maar uit het hoofd zetten en eens drinken op den goeden afloop der heele zaak. Krijgen we een beetje de hoogte van avond, clan komt het er nog niet zoo erg op aan, want het vlot hebben we goed en wel in onze macht en de gevange nen ook. En als ze ons nog verder lastig mochten vallen omtrent het bezit van z». o- veel hout, dan zal ik maar zeggen, dat de schippers diev.en waren die ik net betrapt „Jawel, maar we kunnen moesje toch niet zoo haasten, het is nog maar zoo kort, moet je denken." „Nou ja, maar ik bedoel ook Keelemaal niet, dat Moeder ze zou wasschenLaten wij het zelf probeerenIk weet een mooi plannetje: vannacht als Moeder naar bed is, gaan wij stilletjes naar beneden, naar de keuken, daar is altijd zeep en water in overvloed 1" Dat was me een ideeGauw kropen we nu in bed en toen Moesje ons haar avond- kus gebracht had, bleven we nog wel een drie kwartier wakker liggen, terwijl we elkaar maar heel zachtjes allerlei kinder achtige verhalen vertelden om toch vooral niet in slaap te vallen. Als muisjes, kropen we nu de trap af, staken .uiterst voorzichtig het gas aan in de keuken, en gingen toen aan het werk. ,,Ik ho^p niet, dat wo er Zaterdagavond als een paar waschvrouwen zullen uitzien," fluisterde Jeanne, die wel een beetje nuffig was uitgevallenDé juiste verhoudingen van water en zeep wistenwe niet, maar we waschten en plasten, dat het zoo'n aard hadAlleen maar werd het blauw verra derlijk 'geel, en we waren doodsbenauwd, dat dit zoo blijven zou. ïoen we klaar waren, hingen we ze gauw bij het vuur te drogen, en waren met.recht trotsch op onze meesterstukjes! Plotseling: daar ging de kruk van de deur open, want we hadden de keukendeur expres in 't slot gedaan, en daar stak Moe der haar hoofd door de deur. Nu, zij ont stelde hevig, toen ze zoo onze eerste pogin gen zag op 't edele gebied der waschkunst; en, dank zij haar hulp, kwam alles nog in orde, en gingen we Zaterdagavond, ech ter niet in de afschuwelijk verkleurde mous- selientjes maar in de jurken, die zoo met limonade bevlekt wairen geweest. Moeder had er de gele plekken uit weten te krijgen, en voor ons, die het nu wisten, waren alleen de flauwe omtrekken nog te zien, maar niemand anders zou er iets van bemerken, en wij waren in de wolken 's Avonds vlogen we Moeder eens extra om den hals voor al het genoegen, dat fei te lj jk zij ons bezorgd had, en nog lang bleef, dat limonade-avontuurtje in onzo gedach ten. Den Zondagochtend, di© daar op volgde, bleven wij wel tot koffietijd liggen, en za gen er ook toen nog wat geel en groen uit van al de doorstane emoties en vermoeie nissen. Nu, maar we hadden dan ook wel voor weken lang pleizier gehad, en naderhand vertelden we ons avontuur in geuren en kleuren aan al onze vriendinnen, en die. vonden het uiterst kranig er af gebracht, zoowel van Moeder als van ons. Werden wij in het vervolg op limonade getrakteerd, dan zorgden we wel, dat we op behoorlijken afstand van de flesch' ble ven, want de schrik zat er nu eenmaal in. In een opstel heeft Jeanne dit bakvis- had, terwijl ze er met mijn eigendom van door gingen; en zoo zeilen we overal be- liouaén doorheen. „"Vooruit jongens! op ons voortdurend 6uccèsEn Issakoff hief zijn glas omhoog, wat door alle aanzittenden gevolgd werd. Maar steeds bleef Samuel staan kijken en wachtte het oogenblik af, tot da mannen onder den invloed van de brandewijn lagen te snorken. Allervoorzichtigst ging hij toen de grendel doen^van de deur der schuur, waar de mannen gevangen zaten, infcus- schen doodstil fluisterend: „Daar ben ik, Samuel, ik heb een mes bij mij. Ik zal U dus bevrijden van de touwen waarmee ge gebonden zijt en komt clan gauw mee naar der. oever, het vlot ligt daar nog ongedeerd, het is nog niet uit elkaar gehaald. En met pijnlijk gezwollen lede maten, maar met een innig dankbaar ge- \oel, volgden de mannen hun jongsten mak- kei en vonden daar ook waarlijk „do Zwaan'' precies zooals zij haar gelaten had den, zocdat zc van wal staken en in minder dan geen tijd weer midden op de rivier waren, een goed eind' buiten eehot. Geza- schen-avontuuTtje vereeuwigd, en zoo krij gen jullie het dus ook nog onder de oogen maar het dient volstrekt niet ter navolging. Daar stonden we nu met ons vijven aan het station om ons „Indische nichtje" af te halen. Ik geloof niet, dat we een van allen bijzonder opgewekt waren, want we zagen erg op tegen deze ontmoeting. Mis schien was dat ook wel een beetje juf's schuld want die had bij elke gelegenheid ge zegd: „Hoe zal Ellen dat toob vinden, als jullie zoo wild en druk bent? Ze zal nog denken, dat jullie geen manieren hebt!" En dus hielden we dié Ellen al vooreen erg verwend nufje, -te meer, toen er nog zoo'n keurig nette brief van haar kwam, zoo prachtig geschreven en zoo in den haak, dat het weer was: „om een voorbeeld aan te nemen", enz. enz. Het eind van de zaak was dus, dat we al vooruit erg het land hadden aan ons In dische niobtje^ en dat we haar liever niet dan wèl ontvangen hadden. Zoo stonden we daar dus aan het station, al een half uur te vroeg, daar aan den anderen ikant de nieuwsgierigheid ons toch ook wel dreef; en net hoorden we daar een kleine liedjeszangster bezig, die al dadelijk veel sympathie bij ons wekte, omdat het kind zoo'n alleraardigst pittig gezichtje had, lang niet van het gewone ouwelijke be- deltype. Daar kreeg Nol op eens weer een van zijn schitterende invallen, ten minste te oordeelen naar de manier waarop hij mij opeens bij den mantel pakte. Hij trok mij mee, een heel eind tot in het plantsoen en daar sprak hij: „Hoor eens kinderen, ik weet iets heel moois: we moesten dat kind onderweg nu netjes laten aankleedt.i en dan met haar thuis komen in plaats van met die vervelende Ellen. Vader (kent onze In dische nicht toch ook niet en die zal er heusch dus niets van merken, dat er zoo'n verwisseling beeft plaats gehad." Zooals je begrijpt waren de anderen ons 'op de hielen gevólgd, want zo begrepen wel, dat daar iets gewichtigs werd verhandeld. „Maar Nol, dat kind kan immers -heele- maal geen brief schrijven en z J ook vree- seljjtke slechte manieren hebben", bracht ik er tegen in. „O, dat is niets! dan zeggen we maar, dat zc zeker veel ten achteren is, doordat ze in Indië niet altijd op hoofdplaatsen is geweest en dat ze er bovendien nog wel naar uitziet, of ze nog al eens dikwijls ziek was van haar leven. Nu, zullen we het doen „Ja!" vielen we nu Nol anomaal bij, „maar dan moeten we nu ook flink voort maken, zie je. Vooreerst mocten we eens overleggen, hoeveel we met z'n allen bij ons hebben, om kleeren te koopen." Nu, bijzonder veel was dat niet! Het zal menlijk hielden ze toen een dankgebed voor hun wondervolle redding. Daarna ging Samuel dadelijk zijn koks plichten waarnemen en in het volgend' dorp je legden ze even aan, om nog nieuwen voorraad in te nemen en tegelijk de over heid te waarschuwen, voor het gevaar, dat alle vlotten bedreigde, die dezen zelfden weg namen, want natuurlijk zou Issakof met de volgende opvarenden pre cies hetzelfde probeeren. Opnieuw was het vlot duB weer op het punt van vertrekken, toen Kostia een vrouw zag aankomen, vergezeld van éen meisje van zijn leeftijd ongeveer, die den schippers toeriep, nog even halt te houden, want dat zij hun wat te zeggen had., „Gauw clan vrouwtje," zei Ivan, „want wc moeten voortmaken zie je." „Ik zal je niet lang ophouden dat beloof ik je, maar vertel mij eens: waar komt je vlot wel vandaan?" „Van een plaats in het woud: „Glynoi- Lee." „Heb je daar ook ooit een man ontmoet Abraham. Kapostin?" zoowat tegen de twee gulden zijn geweest en veel was er niet te krijgen voor dat geld. Maar daar wist Nol ook al weer op, want we haddén thuis dan tóch wel meer en de juffrouw uit den mantelwinkel zou ons zoo'n manteltje wel op krediet willen geven. Een muts en een paar handschoe nen konden we dan wel voor ons geld koo pen en verder zouden we haar thuis in spannen met een jurk van een van ons allen. We gaven haar nu instructies, dat zo zich maar moest houden, of ze pas uit Indië terugkeerde en dat zo geen koffers bij zich had, daar wist Nol ook alweer wat opze was immers per ongeluk in den verkeerden trein gestapt en haar bagage zou dus wel later komen. Nu, ik kan je zeggen, dat we het 's mid dags aan tafel niet gemakkelijk hadden: want ons nichtje'B manieren waren niet zoo heel best!!! Ze bedienq'e zich van alles met een gretigheid, om niet te zeggen gul zigheid, die aan uithongering deed denken en over hot geheel geloof ik, dat vaóér's argwaan al eenigszins werd opgewekt. Nu is vader schrijver, moet je weten, en geluk kig dus dikwijls zoodanig door zijn eigen ■gedachten ingenomen, dat hij weinig oogen heeft voor de omgeving. Ma-ar o wee.... een uurtje later kwam het echte nichtje da-ar nu toch aan met een rijtuig, en daar hadt je de poppen aan het dansenWij allen kregen cr gea'ucht .'an langs, vooral echter Nol, die toch de op zetter wa-s van het heele plannetje. De eenige, die er natuurlijk wèl bij gevaren had, was de kleine liedjeszangster, want die was niet alleen gekleed en gevoed voor dien dag, maar vader vond het noodig, haar nog lang daarna in vriendschap te houden als eenige schadeloosstelling voor hèt prettig voorgestelde tehuis. Het Indische nichtje viel zeer mee in het gebruik en zc bad alvast dadelijk, onze har ten gestolen, dooi1 de gulheid waarmede ze lachte om Nol's inval en de angst die wij moesten hebben voor haar "ukkighei Zij en Nol werden dan ook beste *»rlenden en ik geloof niet, dat broer vooral ons nieuwe huisgenootje voor een ander zou willen Tui len. Czaar Nicolaas heeft een heel oigena-ardig norloge, dat gefabriceerd is door een Poolsch werktuigkundige, met naone Jules Üurron. De Czaar had gehoord van de overgroove nandigheid van dien man, om ook, met be hulp van de schijnbaar prulligste materia len iets moois en nuttigs te maffen. De Czaar zond hem toen wat staaldraad, een paar schroefjes, een stuk glas, oen scherf oud-porselein, een paar spelden en een paar spijkers en daar maakte de man cén hor loge van! Het klinkt bijna ongelooflijk, „Houd op, als je blieft, dien naam heb ik al meer gehoord dan mij lief was." „Nu, hoor maar eens, waarom ik je dat vraag Jaren geleden, kwam er een man hier in het ó'orp met een meisje, zijn dochtertje. Samuel spitste eens extra de ooren toen hij dit hoorde. „Ik had een klein winkeltje daar," ging de vrouw voort, „en die Abra ham Kapostin kwam toen bij mij binnen en kocht brood' en meel en nog wat eetwaren en sprak toen: „Goeder vrouw, mag ik dit meisje 3ven bij jc laten? ik moet een paar boodschappen doen in de stad en dan is ze mij wel wat lastig onderweg." „Ja, maar zeg me dan eerst je naam." En toen vertelde hij, wie hij was, en dat zijn dochtertje Dunia heette, zijn vrouw was dood cn dus moest hij alleen voor het kleine meisje zorgen. „Goed: laat het kind dan maar hier' sprak ik en dat pakje, dat je daar op den ann draagt, mag je hier ook wel laten liggen. Het is hier heel veilig en onderweg zou het je Duseobien maar last geven." maar daarom wilde de Czaar zich ooik in persoon overtuigen van de wonderen, die hij had gehoord van dien man. Het spreekt dat het voor een groot deel een zaak van geduld is. Jullie weet natuurlijk allemaal onmiddel lijk, waar de Cayenne-peper vandaan komt? Maar misschien weet je toch niet, dat deze specerij dikwijls gebruikt wordt, om.... kanaries rood te verven! Echter niet uitwendig toegepast-, maar de beestjes wor den getrakteerd op d'eze pikante toespijs Zuiver witte hennen worden ook lichtrood van tint, als zij peper inkrijgen en het door van de eieren van dergelijke kippen, is ook rood, in plaats van oranje getint. Zoo wor den de dieren dus ook kunstmatig geverfd, alleen zal men wat meer beperkt zijn in de kleur, dan wanneer men een kleedingstuik naar de ververij stuurt. Hoe het oogstfeest gevierd werd bij oom op het tand. „Moeder, moeder 1" klonk het. En Moe- der, die haar kleinen woelwater juist even om een boodschap had gezonden, werd weer opgeschrikt uit haar zoete rust en begreep, dat hij nu niet verder te houden zou zijn, want er was feest bij oom Jan, het vroolijkc oogstfeest, en alle toebereid selen daarvoor waren al in vollen gang Tante had Christiaan gevraagd, of hij haar wilde helpen, want zij had het schrikba rend drukZe moest voortdurend in de keuken bezig zijn, om het feestmaal te ko ken; en de meiden en de knech-te hielpen allen mee, maar nog altijd kwamen er handen te kort. Cris had zelf aangeboden, de groote ruime eetkamer te versieren met groen en bloemen en tante had haar neefje volle vrijheid gegeven, zoo dat die dan ook zijn uiterste best wilde doen, om toch eens te toonen, wat hij zooa-1 konAls oom dan huis kwam, zou hij alles klaar vinden. Tante bereidde intusschen de lekkerste dingen in de keukon: appelkoeken en prui- mentaart en van alles mocht Chris vast eens proeven; of hij nu 's middags nog wel flink zou kunnen mee eten, dat was de vraag; maar pret zou hij hebben, dat stond vast Eindelijk, daar was de tafel klaar en Oom en Tante traden plechtig binnen en namen hun eereplaatsen in, aan tafel; va der en moeder en alle ooms en tantes uit den omtrek waren genoodigdeen echt familie-maal dus: gul, eenvoudig en vroo- lijk! Na het eten werden alle stoelen en ta fels op zij geschoven en... mocht Chris het bal openen met de dame die hij het liefst ten dans voerde. Nu, onzo jongeu bedacht zich niet lang: hij vroeg de oude, Ik zag wel, dat de man er niet veel plei zier in hadhij haalde er dan ook nog het een en ander uit en wantroiy* -id onder uit kijkend, stapte hij den winkel uit, mij en het kind nauwelijks goeden d-.g zeggend, en... sinds heb ik hem nooit weer gezien." „Ja, dat kan ik mij begrijpen. Van dien man is niets dan leugen en ongerechtigheid te wachten; en is dit 't kind, dat je daar Lij je hebt? Een aardig ding is het, gelukkig lijkt het heel niet op den vader „Neen, Gode zij dank niet! Ik heb haar dan ook zeer lief en zou geen afstam van haar doen, als ik niet voelde, dat ik niet meer werken kan en dat het dus in haar eigen bestwil is. „Maar je zult haar toch niet terugzen den naar haar vader," vroeg de oude Ivan verschrikt.' „Neen, waut die is ook al lang niet meer te Glynoi-Lee, naar wij vernamen." „Maar waarom zendt U haar dan niet te rug naar haar moeder? Die is niet zoo heel ver meer af: to Krasnoï-Puil, viel Samuel op eens er tusschen in." Toen moest de vrouw natuurlijk weten, dikke Trien, die zeker aldicht bij de ze ventig was1 En onder het lustige strijken der muzi kanten, die ter eere van de gelegenheid in een hoek der kamer verborgen zaten, opende zoo de oudste en de jongste liet, bal en weerden zich beiden braai. „Hè, daar zou je het warm van krijgen!". Chris veegde zich het zweet van het gelaat, want het was geen licht dansje met die dikke tante Weldra gingen nu alle beenen van den grond en een gespring en een gedans was 't van belangDit oogstfeest bleef allen lang in het geheugen en h'et volgend jaar hoopt Chris nogmaals het bal te openen met de oude Trien, die zich zeer vereerd gevoel de door die onderscheiding en haar jonge» cavelier niet beter wist te beloonen, dan door hem te zoenen, dat het klapte ten ge hoor© van heel het gezelschap „Hoezee! hoezee!" riepen toen allen, „lang leve het oogstfeest en lang leve Trien en Christiaan 1" „Hoezee! hoezee 1 hoezeer* Ingez. door „Schenk el tje.** L H"* Zoek uit elk der onderstaande zinnen een woord die te zamen een spreekwoord vormen. Onze schoenmaker is ziek. Ik houd veel van appels, en mij'n broer houdt veel van peren. Voor uw vlijt, zal ik u een mooi prijsjs geven. Als ge bij mij komt, gaan we lezen. Uw boeken zien er altijd slordig uit. Mijn schoenen zijn op de leest gezet. Ingez. door „de Amsterdammer.'* EL. Mijn geheel is een viervoetig dier van vijf letters. 2, 4, 4, 5 is een kleverige stof. Een 4, 3 krijgt men van de kip. Een 5, 4, 3, 1 doet men meestal met den spoortrein. Ingez. door „Rosa fluweeltje,1* HL F Rijmen door tegenstellingen. Water staat tegenover Goedkoop tegenover.. Geheel tegenover Weinig tegenover... Langzaam tegenover.. Olifant tegenover Onaardig tegenover Langzaam tegenover. Ernst tegenover Bekrompen tegenover Zakken tegenover....L Nachten tegenover Eindigen tegenover Niet nadenken tegenover hoe Samuel daar aan kwam en daar het spreken buiten boord anders veel te lang voor hen had geduurd, nam Ivan de vrouw en hot meisje een eindje mee en zoo kwam cr nog een boel wetenswaardigs aan den dag voor Dunia* en haar pleegmoeder. Dank zij die doortastende maatregelen der politie werden Issakoff en zijn hand langers gevangen genomen, Abraham Ka postin was daar natuurlijk ook bij en die kwam dus een paar jaar buiten schot. Dunia vond haar moeder terug en was dol-gelukkig, terwijl ook Samuel een goede toekomst tegemoet ging, want zijn kranig optreden den nacht van den overval, had zooveel indruk gemaakt op den eigenaar der houtvlotten dat hij voor goed bij de maatschappij in dienst kwam. Het zou mij dus niet verwonderen, of, als we hem ooit nog eens ontmoeten, zal bij zelf wel eigenaar zijn van een groot vlot en ik geloof, dat Dunia dan zijn vrouw- tje zal zijn geworden, terwijl beide echtge- nooten dan een even avontuurlijko jeugd hebben doorleefd, aan „den Oever der Ri- vier.,'*-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 12