VOOR DEJEUGD
IÊIDSCH DAGB1AD
Anekdoten.
Oplossingen der Raadsels.
L
Goede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
No. 15865.
Woensdag: 8 November.
Anno 1911»
iiiii j iinij iitii j j;:ii i iiiii i iiiii i ii'lftlp/'i
.iChablonenwerkjes.
-unstjes.
Een flesch aan een stroohalni!
omhoog ürekken.
De raad eener moeder.
Ingez. door ,,De Kleine Zeeofficier."
Onderwijzer: ,,Een reptiel is een wezen
dat slechts kan kruipen. Kom, wie noemt
mij er een?"
Jantje (zonder aarzelen): „Mijn kleine
broertje, meester!"
Ingezonden door „Rosa Fluweeltje".
Koopman„Toe, mevrouw, koop een mui
zenval van me."
Mevrouw: „Maar we hebben geen mui
zen."
Koopman: „O, dat is niets- IkMever er
tt honderd voor een onnoozel dubbeltje er
by."
Ingezonden door Freek Bey.
Elsje: „Ma ik mag niet bang zijn in het
'donker, maar die groot© locomotief is ook
bang."
Ma: „De locomotief bang? hoe zoo El$-
je?"
„Die schreeuwt ook telkens als hij in den
donkeren tunnel moet."
Ingezonden door „Accacia."
Schoolopziener: „Welk land ligt recht
streeks tegenover ons aan den anderen
kant der aarde?"
Jongen: „Dat weet ik niet, mijnheer."
Schoolopziener: „Veronderstel eens, dat
;k een gat boorde door de aarde en jou er
in stopte, waar zou je dan uitkomen?"
Jongen: „Uit het gat, mijnheer."
Ingezonden door Jan van Doorn.,
De practische jongen.
Jantje wat heb je met jo dubbeltje ge
daan, dat ik je gegeven heb, dat je je drank
je zoudt innemen?
Voor vijf ©ent heb ik ohocolade gekocht
en de andere vijf cent aan Pietje gegeven,
iat hij het drankje voor me zo., innemen.
Ingezonden door A. de i'EcluseV
Voorzichtig.
Karei: „Moeder, mag ik op straat? Ze
zeggen, dat er een zonsverduistering is."
Moeder: „Ja-, maar kom er niet te dicht
bij, hoorl"
Feeetgedaohte.
Moeder: „Maar Fritsje, je kijkt zoo be
drukt! En je hebt zulk mooi speelgoed go-
kregen
Fritsje„Jawel, moeMaar ik denk aan
al de knorren, die ik krijgen zal, als ik het
gebroken heb!"
Pauw Ekster Ooievaar Kanarie.
II.
Prinsenhagc.
III.
Zin in regen vegen huis
kluis kip muis vind kind.
Jan Ongeduld, Maurits Leman, Jan en
Janna v. Welzen, Coba en Mina R vensber-
gen, „De Amsterdammer", „De kleine Zee-
loods", Annie Suzan, „Dagblc-m", „Die
renvriend", ,,Coudstaartje", „Duinbloem-
pje", „Aronskelk", „Zo. straaltje",
„Goudvischje", „Postduif „Wilde Roos",
Kleine Zwerver", „Blauwbor6tje". "'"rede-
rik van Venetiën, I. de Graaf, „Storm-
vrouwtje", Hermanus van Venetiën, „Julia-
nabloem", „Albatros", „Vleugeltje blauw",
„Vleugeltje bruin", „Rosa Fluweeltje",
„Vondel', C. L. Lancel, „Het Schelpje",
„Klaproosje", Annie de l'Ecluse, C. Val-
lentgoed, Abramina Bomli, Margo Bomli,
Bertus Waasdorp, Golida de Koning, C.
Colpa, Jacques Colpa, „Roodkapje", M.
Optendrees, 0. v. d. Klein, T. van Kleef,
Arie Gille, „Roosje", H. Kriek, Neeltje
Scharloo, Aplonia Meohelse, Saartje en An
nie Oudshoorn, Hepny Straateburg, „Lau
rens Coster", R. Forbes, Cor va-n Ecik,
„Dahlia" „Kleine Zeeofficier", Joh.
Meyer, „Schaduw", Francina en Treesje
Veeren, „Piot Hein", „Matroosje", Dora
en Marie Baxendse. „Zeeuwsch boerinne
tje", Guustaaf Delfos, G. A. de Roos, Cor-
rie Pommée, Cato v. d. Wilk, C. Janssen,
Egbert Uittenbroek, Marietje en Jantje
Lacourt, E. G. v. Heusden, „Sneeuwwitje",.
N. v. Tongeren, B. Kolkman, M. Oostveen,
Mathilda Leening, F. Crama, B. Schdz,
„Viooltje", „Rozenknopje", „De kleine
Smid", „Columbus", Nico v. Eek, „Ju-
liaantje", Nico en Gerrit Bergers, Ajanie
en Antoon Hoogeveen, „Aviateur", Bella
Blekikink, allen to Leiden.
Chr. Graafland, te Aarlanderveen.
Willemien Groenheiden, teGouwsluis.
Pietje Visser, Grietje v. Ommering, te
Ha zerswoude.
Evert Woud, te K a t w ij k.
„Klavértje-vier",, te L i s s e.
Willemijntje v. Vliet C. en A. v. d Vij
ver, te Rijnsburg.
Corneli® Honig, te Voorschoten.
Dora de Bode, H. Binnendijk, „Theeroos
je", Willem v. d. Stoel, A. van Santen,
K. G. van Ammers, Trijntje Kriege, te
W assenaa r.
B. Koren, te Zwammerdam.
Aartje Parlevliet, Marijtje Rijnsburger,
Johaïina v. Tilburg, te Zoeterwoude.
Prijzen vielen ten deel aan: Neeltje
Scharloo en E. J. BomJi, te Leiden;
Willem v. Stoel, te Wassenaar.,
„G oudstaar tj e." Als je gaarne
voor een prijsje in aanmerking wilt komen,
dan moet je je brieven zoowel met je schuil
naam als met je waren naam onderteeke
nen.
R. F o r b e s. AJs je reeds jaar in Hol
land bent, zal je je zeker niet veel meer
herinneren van je verblijf in China, is het
wel. Als je in de vacantie bij je grootmoe
der logeert, zal ik je mijn adres wel eens
opgeven, je kunt me dan eens komen op
zoeken, als je er lust in hebt.,
Bella Blekk ink. Je briefje zag er
nu al heel knapjes uit, meisje.
Cor van Eok. Met genoegen vernam
ik je ingenomenheid met het gewonnen
prijsje. Het is dan ook een heel mooi boek,
dat je ontving. Houd je veel van Vader-
landsche Geschiedenis?
NicoenGerritBergers. Ik vind
het heel best, dat broer ook met ons mee
wil doen, als jij of Moe hem een beetje hel
pen, zal hij het spoedig leeren.
0. en A. S 1 i n g e r, te Lisse, dank ik
voor de mooie prentkaarten.
„R ozenknopje." Je moet er steeds
aan denken, zoowel je briefjes als je oplos
singen, duidelijk met naam en schuilnaam
te onderteekenen.
P. W. d e 1 a O o u r t. Neen meisje, het
is niet noodig de prentkaart apart te adres-
seeren, je kuilt haar "bij je briefje insluiten.
Tegen je schuilnaam heb ik geen bezwaar.
Marie Oostveen. Hebben jullie
Moeders verjaardag prettig gevierd? Waar
mede heb je haar verrast?
„S leutelbloempj e." Tegen je
schuilnaam heb ik geen bezwaar, mits je er
steeds aan denkt, hem onder je waren
naam te schrijven.
Nelly v. Tongeren. Je briefje zag
eT nu heel wat netter uit nu het met inkt
geschreven was. Je moet maar flink je best
blijven doen.
„Sneeuwwi'tj e." Het is zeker heel
jammer, dat je geen tijd hebt om aan die
aardige knutselarijtjes van neef Heineman
mee te doen; maar ik weet hoeveel jullie
's avonds voor de aohool moet werken, en
h'et eene kind leert vluggeT dan het andere.
C a t o v. d. Wilk. Aangenaam kennis
te maken nieuw raadselvriendinnetje. Je
geregelde medewerking zal mij veel genoe
gen doen.
Corrie Pommée. Vriendelijk dank
voor de toegezonden bijdragen; ik hoop er
binnenkort een goed gebruik van te kunnen
maken.
„Piet Hein." Ja vriendje, je zaakjes zijn
best in orde. Je moet maar flink je best
blijven doen, dan zal jou ook wel eens bet
geluk te beurt vallen, een prijsje te winnen.
„Kleine Zee-officier." Aan je
verlangen kan ik niet voldoen vriendje. Ik
kan onmogelijk in de correspondentie mei
den, welke bijdragen voor plaatsing ge
schikt zijn; dat moeten de inzenders duj
afwachten; doch mogen intusechen steeds
nieuwe bijdragen inzenden.
„D uinroosj e." Prettig voor je, dat
je met je vriendinnetje in dezelfde klas
zit! Wonen jullie bij elkaar in de buurt
zoodat je samen van en naar school kunt
gaan?
„Dahlia." Ja meisje, nieuwe bijdra-
gen zijn mij steeds welkom, doe dus je best
maar eens er wat in te zenden.
„H 1 i o t r o p e." Ik; moet zeggen, dat
je broer er aardig slag van heeft om je
postpapier te versieren. Hoe oud is broer?
C o r r i e v. d. Klein. Het verwondert
me niet, dat je droevig gestemd waart
onder het lezen van de geschiedenis van de
De Witten, want die helden hebben ont
zettend veel geleden voor hun vaderland.
C. Vallentgoed. Onder de vele
brieven, die ik elke week ontvang, kan ik
mij natuurlijk niet herinneren of uw briefje
door mij ontvangen werd. Misschien kwam
het wel te laat. Nu, is echter alles in orde
Annie de l'Eoluse dank ik rooi
haar bijdragen.
„Het Schelpje." Met genoegen ver
nam ik, dat het gewonnen boek zoozeer
in je emaak viel. Het zijn dan ook mooie
boeken, die de heer Uitgever afe prijzen
beschikbaar stelt.
„R 06a Fluweeltj e". Neen meisje,
dat kleine verzuim neem ik je niet kwalijk.
Mijn verjaardag heb je goed onthouden.
„Julianabloem" dank ik voor
haar mooie kaart.
„S t o r m v r o u w t j e." Ben jij ook
al zoo'n liefhebeter van lezen? Dan kan ik
me wel voorstellen hoe je in je nopjes waart
met het mooie boek.
„P o s t d u i f." Je verlangen naar een
prijsje, kan ik me wel voorstellen, maar
je begrijpt dat niet alle kinderen tegelijk
zoo gélukkig kunnen zijn. Je moogt het ij
echter nog eens helpen onthouden. Vrien
delijk dank voor de ontvangen bijdragen.
„B 1 a u w b o r s t j e" Zeker mag je
raadsels en anecdoten inzenden, heel gaar-
j ne zelfs. Wat het weer betreft heb j© ge
lijk; het is de laatste dagen zeer ongunstig.
Vriendelijke groetjes.
MARIE VAN AMSTEL.
»i»
IV.
Wei hebt jelui er al over nagedaoht
wat we nu samen een6 maken zullen.
Niet?
Nu dan weet ik wel iets wat niet te moei
lijk is en zeker bij jullie in den smaak zal
vallen.
Het jaar loopt langzamerhand ten einde,
het is bovendien spoedig St.-Nikolaas, wat
zou jelui er van denken als we eens een
möoien wandkalender maakten om als St.-
Niklaas-geschenk voor onze Ouders te die
nen? Dan maiken we een kalander, dien ze
altijd kunnen gebruiken.
Wel, wat zegt jullie van zoo'n plannetje?
De jongens onder jelui kunnen dit werkje
echter niet alleen af, de meisjes wèl. Dat
is knap, hè?
Ja, en omdat jullie meisjes nu zoo'n
pluimpje krijgt, moet je je broers bij dat
werkje maar eens helpen.
,We nemen allereerst een stuk stevig bord
papier ter lengte van 10 c.M. en ter breedte
van 30 c.M. In dit bordpapier snijden we
zes gleuven elk 6 c.M. lang en 1/2 c-M.
breed. We plaatsen deze gleuven in drie
groepjes van twee bij elkaar, zooals op
onderstaande afbeelding te zien is. De af-
Afb. 11.
stand tusschen twee bijcengeplaatste gleu
ven bedraagt 37s c.M. We beplakken nu
liet bord met wit papier of papier in een
of andere mooie lichte tint. Willen we een
heel moóien kalender maken, dan nemen 'we
wit satinet of witte zijde. Het papier of
de zijdestof, die we hiervoor gebruiken, moet
minstens 4 cM., langer ©n breeder zijn dan
het stuk bordpapier, zoodat het er aan alle
vier kanten 2 c.M. overheen steekt. Na de
Afb. 12.
overhangende stof aan de hoeken schuin te
hebben afgeknipt, vouwen we de 2 c.M.
breede randen om en plakken dit aan de
.achterzijde stevig vast met gom of lijm.
Do wijze waarop het uitknippen ©n op
plakken van de bovenatof geschieden moet,
kunnen we in afb. 12 duidelijk zien.
Gebruiken we papier dan moet dit ook aan
de voorzijde worden vastgeplakt. Nemen we
'evenwel stof, dan kunnen we dit aan de
voorzijde wel los laten, als we maar zorg
dragen dat de stof er goed strak overheen
getrokken wordt. Ook boven de zes in het
bordpapier gemaakte gleuven, knippen we
de stof voorzichtig door en plakken de ran
den rond de gleuven netjes vast. Is alles
goed droog, dan beginnen we met het be
schilderen van onzen kalender.
Hoe zullen we dit doen?
Daarover spreken we- de volgende week
elkander nader.
De jonge gooche9aar.
No. 2. De betooverde lei.
Men neemt een klein leitje en geeft dit
aan de toeschouwers om ze te overtuigen,
dat -bet een heel gewoon leitje is, en er niets
op geschreven staat. Als men de lei weer
terugontvangen heeft, pakt men ze heel
netjes in een stuk wit papier. Hierna vat
men het leitje aan de smalle kanten vast
en houdt het boven het hoofd, waarbij men
zorgt, dat de beide duimen aan de achter
zijde op het leitje rusten. Een der aanwe
zigen mag nu een getal van twee cijfers
noemenals dit gedaan is, wordt het leitje
uitgepakt en tot verbazing van het gezel
schap staat het genoemde getal op de lei.
Dit goochelkunstje is heel eenvoudigal
leen is er zooals bij alle kunstjes een beetje
behendigheid noodig. Het papier waarin 't
leitje gewikkeld wordt, móet aan den binnen
kant, die tegen de lei aandrukt, flink met
krijt ingewreven. Men legt de lei dan nauw
keurig op deze plek en pakt ze daarna in.
Als men het pakje vervolgens omhoog heft,
zorgt men er voor dat de gladde kant van
het papier aan de achterzijde komt. Aan
dezen voor de toeschouwers niet zichtbaren
kant schrijft men met de duimen op het
papier de genoemde getallen. Wordt bijv.
het getal 31 genoemd, dan drukt men met
de linkerhand een 8 en met de rechter een
1 op het papier. Doordat dit papier aan
den l 'nnenkant met krijt besmeerd is komt
zoodoende het getal op de lei te staan en
het wonder is geschied. Het kost natuurlijk
eenige moeite om met beide duimen tege
lijk twee verschillende cijfers te schrijven,
zóó dat ze niet te leelijk zijn. Maar.... oefe.
ning baart kunst.
De zwemmende lucifer.
Als men een lucifer in het water werpt,
drijft hij, dat is bekend. Ge kunt hem even.
wel, tot verbazing van uw vriendjes, recht
op in het water laten staan, juist met deB
kop boven, alsof ,hij zwemt. Ge steekt daar
toe een naald geheel in don lucifer, wat
heel voorzichtig moet gebeuren, einders
berst het houtje.
De stroohalm die ge hiervoor gebruikt,
mag natuurlijk niet om den hals van de
flesch geslagen worden. Andeis zou het al
te gemakkelijk gaan. Toch is de1 oplossing
van dit kunstje heel eenvoudigals ge
het weet 1
Ge neemt een drogen stevigen stroohalm,
buigt daarvan het onderste gedeelte om en
schuift hem zoo omgevouwen door den hal*
van de flesch. Zoodra het omgevouwen deel
het nauwe halsgedeelte gepasseerd is, springt
het uit, blijft zoo in de flesch vastzitten,
zoodat men deze gemakkelijk aan den stroo-
halm omhoog kan heffen.
Oplossing van: Hoe is 't ynogelyk.
Legt men bij de drie (III) lucifers er
twee bij, dan wordt het acht (VIII), neemt
men er één af. dan blijft er vijf (V).
NEEF HEINEMAN.
Onlang6 is er in het buitenland een groot
generaal gestorven, dje in zijn dagboek
het volgende vertelde uit zijn jeugd:
„Ik begon mijn loopbaan, zonder eenig
fortuin maar ik acht mij gelukkig, dat ik
steeds den raad mijner moeder gevolgd
heb. Toen ik achttien jaar oud was en dus
op eigen beenen zou staan, gaf zij mij de
volgende wenken mee, die ik altijd trouw
nageleefd heb: Zij raadde mij namelijk aan,
eerstens: dat ik nooit iets zou doen, waar
over ik mij tegenover haar zou schamen;
tweedens dat ik eerlijk en trouw mijn