No. 15858. LEIDSGH DAGBLAD, Dinsdag 31 October. Tweede Blad. Buitenlandseh Overzicht. Ingezonden. FEUILLETON. filet oorlsgsissrjohtB Anno 19Ü. Er zijn drie lcwesties aan de orde, die wel belangrijk zijn maar toch Europa niet zoo bijzonder interesseeren. De Marok kaan söbe kwestie trouwens is a-fgeloopen en de Tripolitaansche en de Chineesche zijn niet zoo ingrijpend, dat de niet direct be langhebbende mogendheden van het oude' Europa hun eigen aangelegenheden verge ten. Engeland bijv. spreekt de laatste da gen alleen nog maar over de wisseling van portefeuille tussehen Mc Kenna en Winston Chiirchill. Vooral het feit, dat de minister van binnenlancUche zaken, Churöbill, de Marine zal gaan b&heeren, trekt zeer de aandacht. Maar de loopbaan van Winston Churchill is avontuurlijk genoeg. Hij studeerde eerst op de bekende Har row-School, ging daarna- als cadet naar Sandhurst en werd in 1895 officier. Hij diende met de Spanjaarden op Cuba in dat zelfde jaar; maakte in 1898 verschil lende expedities in Britsch-Indië mede en later in hetzelfde jaar in Egypte, wftir hij o.a. den slag van Karthoum bijwoonde. In 1899 en 1900 diende bij in den Zuid Afri- kaa-nschen oorlog en was daar teyens oor- logs-correspondent voor de „Morning Po3t"hij werd door de Boeren gevangen genomen, dooh ontsnapte; was daarna te genwoordig bij verscheidene gevechten en werd, na-ar Engeland teruggekeerd, in 19ü0 als conservatief Parlementslid gekozen voor Oldha-m, waar hij .toen-zijn. libera ren tegenkandidaat; den thans nevens hem in het Kabinet als Minister van Landbouw zittenclen heer Runciman versloeg. Later nam hij zijn grooten politieken draai en werd in 1903 gekozen als liberaal lid voor Noord-West Manchester. Toen werd hij in het - Campbell-Bannerman-Kabinet ^ado'ük onder-Minister van Koloniën en in 1908 Mi nister van Koophandel. Toen mee hij zich dus weder aan eeu. verkiezing onderwer pen; hij werd te N. W. Mancih-ester versla gen, maar vond kort daarop een veiligen ze tel -te Dundee. Verleden jaar werd hij Mi nister van Binneniauclsche Zaken en thans is hij geworden Eerste Lord der Admirali teit, Minister van Marine. F r a n k r ij ,k zit nog met cle ramp van de „Liberté'' te pakken. Uit Parijs wordt geseind, dat de Fran- sohé minister-president Caillaux, na een onderhoud met den minister van oorlog, besloten heeft, zelf de leiding van het on derzoek in zake- de ramp van de „Liberté" op zich te nemen. Volgens een mecledeeling in de bladen, is thans gebleken, dat de kruitsoorten, dia Maissin reeds voor vijf jaar als hoogst ge vaarlijk beschreef, werkelijk den ondergaV van de „Liberté" hebben veroorzaakt. Dv „Libre Parole" dringt er op aan. dat de door het vergaan van het pantsers chip Liberté" opengevallen plaats ten spoedig ste'weder aangevuld wordt en werpt liet denkbeeld op, dat Frankrijk met Brazilië onderhandelingen zal aanknoopen lot Over- draeht van ec-n van zijn dreadnougiits, de „Minas Geraes" of de „San Paulo''t daar deze schepen voor Brazilië toch slechts luxe-voorwerpen zijn. Spanje beleeft vrij zorgelijke tijden. De woelingen binnenslands, de onzekerheid en de revolutionnaire bewegingen bij zijn naasten buurman Portugal, en niet het minst Marokko bezorgen de regeering veel hoofdbrekens. Want Spanje vreest, dat Frankrijk, als het met D ui tech land klaar is, met Spanje zal afrekenen. Dan zou wel eens veel van het reeds verworven bezit op de Marok- Ikaansobe kust verloren kunnen gaan. Cana- lejas zit nu ook nog in het gedrang van de partijpolitiek. Terwijl hij den steun der conservat-ieven (Maura) heeft g?kregen, ko men van links allerlei klachten. Zondagmorgen had te Madrid een sterk bezochte vergadering plaats van de repu- blikeinsobe socialistische vefeeniging. De bekende socialistische afgevaardigde Igle- sias oefende een zeer scherpe kritiek uit op de politiek van Canalejas, 'm hij ver weet, zijn liberale en democratische plich ten verzaakt t© hebben. Iglesias werd ver schillende malen in de re-de gevallen, door een regeeringsafgevaardigde, hetgeen ru moer veroorzaakte. Het kwam tot een tref fen met de politie. Aan beide zijden werd geschoten; er vielen enkele zwaar gewon den. Een groot aantal arrestaties had plaats. Ook Oostenrijk hèeft zijn moeilijk heden en de zorgen van den Keizer, die nog wel wat ongesteld is bovendien, zijn niet gering. Het kabinet-Gautsch kan zich niet hand haven. j Zondagmorgen heeft de Keizer verschei- dene waardigheidsbekleders ontvangen, w. o. minister-president von Gautsch zelf, die één uur bleef. Uit het deelnemen van den minister president aan den gemeenschappelijken Ooe- tenrijk-Hongaarschen ministerraad en aan de daar genomen besluiten leidt men af, dat cle heer von Gautsch zijn ontslag niet heeft aangevraagd en slechts door het op nemen der twee Tsjechische ministers zal trachten een parlementaire meerderheid te verkrijgen. Naar wat echter reeds is bekend gewor den, zal deze maatregel wel niet veel uit werken, en schijnt de crisis werkelijk zeer aanstaande. Ten slotte China. Het merkwaardigste bericht voor heden ls de proclamatie die de K e i z e r heeft uitgevaardigd, of lie ver, worclt gezegd te hebben uitgevaardigd, want men vertrouwt het telegram niet ge-, heel. In deze proclamatie maakt cle Kroon verontschuldigingen voor haar in het ver leden begane verzuimen, en staat de onmid dellijke invoering van een grondwet toe; ook de instelling van een verantwoordelijk Kabinet, waarin geen vertegenwoordigers van den hoogen adel (krachtens hun adel) zitting zullen hebben. Voorts wordt in het Keizerlijk decreet amnestie toegezegd aan de opstandelingen en aan hen, die zich aan politieke vergrijpen hebben schuldig ge maakt. Het geheele manifest is een doorloopende klacht van den Keizer tegen zijn raadslie den, die hem hebben bedrogen, en den wa ren -toestand en cle ware behoeften des volks hebben verzwegen. Hij hoopt echter dat er alsnog een nieu we toekomst voor China mogelijk is. „Evenwel," vervolgt hij, „zijn de finan- cleele en diplomatieke moeilijkheden tot het alleruiterste gekomen. Zelfs indien allen de handen ineenslaan om den toestand te red den, dan. nog vrees ik dat het zal misluk ken. Doch indien cle Chineesche onderda nen niet doen wat hun eer en de toekomst gebieden, en indien zij zich gemakkelijk door bandieten laten misleiden valt er aan China's toekomst niet meer te hopen." „De zorgen drukken mij dag en nacht; en de eenige hoop die ik nog koester, is dat mijn onderdanen clen ernst van den toe stand volkomen zullen beseffen." Dit merkwaardig document heeft gewel dige opschudding gebracht, voorad onder de Mahtsjoes in de onmiddellijke omgeving des Keizers of liever van den Regent, want de Keizer is nog een kind. Ondertusschen zitten de opstandelingen ook niet stil. Zij hebben al een vlag gekozen zelfs twee. Hun oorlogsvlag toont in een blauw veld een witte schijf, die de zon moet voorstel len, en twaalf witte stralen, die de twaalf gedeejten van den Ohineeschen dag aan duiden. Als nationale vlag hebben zij een groot rood vaandel gekozen, dat de boven beschreven oorlogsvlag in een hoek, het vierde gedeelte van het vaandel uitmaken de, vertoont Het is deze vlag die Zondag avond op de regeeringsgebouwen van Kan- I ton gehëschen is. Van beide vlaggen is dus de bekende Chi- neesche draak verdwenen en evenzoo de gele kleur, die de bijzondere kleur der I heerschende dynastie is- Van het terrein van den opstand komen berichten, die nog niet op een verademing wijzen. Het groote feit blijft voor heden de bezetting van Hankou door cle regee- ringstroepen, wat met hevige gevechten gepaard ging. Mijnheer de Redacteur 1 Vergun mij eenige regels te plaatsen iri Uw veelgelezen Blad. Bij voorbaat mijn danik. Het ingezonden stuk van Zaterdagavond gelezen hebbende, onderteekend door „Uw andere abonné," kon ik mij niet inhouden met te zeggen: ook een die zijn naasten niets gunt. Begrijpt „Uw andere abonné", niet dat 't voor de arbeiders een dure tijd is, aan gezien hun inkomsten niet zoo groot zijn, en vooral in dezen tijd, met gebrek aan werk, of voelt Mijnheer de Middenstander alleen zijn eigen leed, omdat hij denkt dat het nu de tijd is, om er oncter te gaan. Neen, Mijnheer „Uw andere abonné", U kunt geen idee vormen van het leven in een arbeidersgezin, dat kunnen wij wel lezen in uw uitlatingen, want anders zou men zulks niet sohrijven. En wat gedrang naar genot betreft, schuilt, in den Middenstand ooik, want er zijn ook Middenstanders, die meer uitge ven dan dat zij missen kunnen. Misschien is „Uw andere abonné'' een van degenen, die niets missen kunnen. Zoo zijn er dan, in de arbeiders kringen wel menschen to vinden die niet veel, maar toch wel iets kunnen missen, om desnoods hun medemensohen te helpen. M. a. w. U behoeft do arbeiders niet allen op één lijn te stellen, dringende naar genot. En wat het Wërkloozenfonds betreft, dat deze in hoofdzaak gevuld is door „an deren dan arbeiders", is beslist onwaar, want U weet zeker, de werking ri: t van ge noemde fondsen. En de laatste raadgeving: ieder moet zorgen voor zich zelf"' en niet ten koste van anderen, als een arbeider dit kon doen, clan behoefden er geen Werklozenfondsen te zijn. Maar daar er nog Heeren zijn die om trent dezen toestand beter op de hoogte zijn, vandaar zijn ontstaan, en ik kan me niet begrijpen dat er ?ich een Werkloozen- Comite voorspant, die belangloos voor d© arbeiders werkt, als de Heeren er geen an dere gedachten van hadden. Neen, Mijnheer, „Uw andere abonné" een arbeider kan in stilte niet sparen om een gevulden spaarpot te krijgen, dus van het ontbinden va.n het Werklozenfonds" is louter fantasie. Ook een Abonné, Leiden, 30 October 1911. Mijnheer cle Redacteur "Verzoeke beleefd eenige plaatsruimte in Uw veelgelezen blad. Bij voorbaat mijn dank. Met verontwaardiging las ik gasteravond het ingezonden stuk van „uw andere abonné". Mijnheer zegt, of laat voelen mid denstander te zijn; dan is hij, naar mijn bescheiden meening, zeer slecht op de hoogte met de toestanden der arbeiders. Wie als arbeider zou durven beweren, dat de nood niet steeds nijpender wordt Daar ik zelf arbeider, dus geen midden stander ben, en al tal van jaren in de vak beweging werkzaam ben, weet ik er van mede te spreken uit ondervinding. Laat mijnheer niet denken dat wij niets, te verliezen hebben; ook wij hebben een lichaam dat onderhouden moet worden, en liefst zoo goed mogelijk. Ook wij, mijnheer henben kinderen, die behoefte hebben aan eten, drinken, kleecling enz. Ook dezen moeten leeren, om clen strijd voor het be staan zoo goed mogelijk te weerstaan. Bent u al eens in de arbeiderswijken ge weest, en hebt ge dan gevraagd aan de huismoeders of zij niet wat kunnen over sparen voor den winter? Zij zullen u allen hartelijk uitlachen en u antwoorden: wij hebben voor clen zomer niet genoeg, laat staan om te sparen voor den winter. Uw gezegde: „laat ieder voor zichzelf zorgen," is niet erg Christelijk. Laten wij liever daar waar het noodig is hulp betoo- nen. Het wertloozencomité zou opgeheven kunnen worden, sohrijft u. Vondt ge. het misschien beter om daarvoor in de plaats een comité op te Tichten voor de arme middenstanders Want deze categorie van menschen die klagen nooit. Denkelijk waart gij tevreden aJs uw inko men niet 10 pCt., maar wekelijks 20 pCt. klom. Laat ons de zaken nuchter onder de oogen' zien, en niet schermen met bombast, zooals het stukje van „een andere abonné". U, Mijnheer do Redacteur, dankend voor de verleende plaatsruimte, teeken ik, Een Arbeider. Leiden, 29 October 1911. nuttig ikunnen. zijn, wanneer de Maatschap pij daar eens op gewezen werd? Zoo ja, neem dan s.v.p. het bovenstaande in uw courant op en ontvang daarvoor veel dank van Een O e g s t g e e s t e rr Oegstgeest, 27 October 1911. Kardinaal Van Itossnoi. Mijnheer de Redacte.r! Vergun mij s.v.p.' een plaatsje in uw ge acht blad voor het volgende: Sedert een dag of tien verheugen we er ons in, dat we gebruik kunnen maken van de electrisohe tram. Wij verblijden ons, wanneer wij ia tegenstelling van d© Vroe gere rijtuigen, nu zien die keurig nette wa gens met gemakkelijk© zitplaatsen en 's avonds zoo gezellig verlicht. Geen rook en roet cloen langer de reuikörgan i' onaan genaam aan; de reis duurt korter, omdat er sneller wordt gereden; het aantal malen, dat men in verschillende richtingen zich kan verplaatsen, is zeer toegenomen, enz. enz, Dat alles is heel mooi, maar er zijn ook schaduwzijden, en deze aan te wijzen, is bet doel van dit schrijven. Dat in de eerste dagen de dienst niet ge heel in orde was, dat de trams niet op tijd vertrokken of aankwamen; dat er misschien enkele trams moesten uitvallen, dat is niet het ergste. Dat zal bij alle nieuwe onderne mingen wel zoo gaan, en we zien trouwens dan ook dagelijks," dat de zaak beter mar cheert. Maar een grief is het zeker, dat vele rij tuigen zoo vol gepakt zitten, dat voor rei zigers, die kort vóór het eindpunt Leiden wij bedoelen Oegstgeest willen in- sta.ppen, dikwijls geen plaatsen beschikbaar zijn, of zij moeten op het balkon blijven, wat toch op den winterdag niet zeer ver kieslijk is. Nog dezen morgen gebeurde het, dat op last van den conducteur een jongen zijn plaats moest ruimen voor een instappend heer, op grond.. dat de knaap nog geen twaalf jaar was!! En hoe zal dat. in den zomer moeten gaan, wanneer eiken dag honderden uit Leiden en. omliggende plaatsen zioh aan het strand te" Katwijk of te Noordwijk gaan verpoozon Wanneer .Ie Maatschappij niet tijdig maatregelen neemt, zullen dan zeker velen teleurgesteld woe den, waar dit nu reeds met enkelen het ge val is. Nog dit: Alle lijnen zijn nu in handen van één Maatschappij en dat is maar goe.l ook: Nu zou men denken, dat voor eiken afstand,, dien men per tram aflegt, rok steeds-evenveel zal moeten worden betaald Toch is dat niet zoo en ik heb hier meer be paald het oog o-p het baanvak Leidsche BuurtLeiden. Op cle „electrisohe" betaalt men daarvoor 7.( cent voor één rit, 10 cent voor twee ritten. In de eerste dagen na 18 dezer stopte de „Haarlemmer" bij de R.-K. kerk te Oegstgeest en de waggons werden dan door een motorwagen naar Leiden ge bracht. Daarvan schijnt men te hebben af gezien althans de „Haarlemmer" rijdt nu weer met stoomvermegen door naar de Sleu telstad. Stapt men nu te Oegstgeest op die stoomtram, dan betaalt men ook 74 cent voor één rit, n.l. in cle 2cle klasse, in de eerste is dat 10 cent. Vraagt men dan oen biljet voor twee ritten, dan kost dat, om maar bij de 2de kl. te blijven, 15 cent. Be grijpelijk is het, dat men hier dan ook meestal de „Haarlemmer" stilletjes laat paS'seeren, om op een „electrisohe'' te wachten. Doo'a is men hiermede niet be kend of is men aan tijd gebonden, dan maakt men tegen wil en dank gebruik van de stoomtram en betaalt clan 50 of 100 pro cent meer. Doch voor clat meerdere heeft men dan weer het voorrecht, om rook en. voet in te ademen. Mijnheer de Redacteur, zijn d geen misstanden, en zou het ook volgens u niet Het bericht uit Rome, dat de heer W. M. van Rossum, Pater Redemptorist, o'oor den Paus tot Kardinaal benoemd is, du3 tot zoo hoog© kerkelijke waardigheid, heeft „Tijd" en „Centrum" aanleiding gegeven tot artikelen, waarin gewezen wordt op de beteekenis voor Katholiek Nederland van deze onderscheiding. Willem Marinus van Rossum werd, lozen we, geboren den 3en September 1851 te Zwolle. Na, op jeugdigen leeftijd zijn ouders te hebben verloren werd' hij tot zijn 13e jaar- met zijn broeder in het weeshuis t© Zwolle opgevoed en na zijn studie in het klein-Seminarie te Kuilenburg volbracht te hebben, trad hij in de Congregatie van clen AUerheiligsten Verlosser en ontving het kloosterkleed den 16den Juni 1873 te Roer mond. Het jaar daarop legde hij de kloos terbeloften af te 's-Hertogenbosch. Hij voltooide zijn hoogere studiën te Wittem, waar hij priester gewijd werd den 7en Oct. 1879. Na dien tijd was hij leeraar in het juvenaat der E. E. «F. P. Redemptoristen te Roermond en van 7 Sept. 18801 Oct. 1883 leeraar in de dogmat-ieke godgeleerd heid te Wittem, waar hij den 22en Juni 1SS6 prefect der studenten werd en pater F. Peters opvolgde als reetor in 1393. In 1895 naar Rome ontboden door den hoog waardigen generaal, werd hij t-ot consultor van het H. Officie benoemd en bij 't laatst gehouden Kapittel te Rome in 1908 gekozen tot consultor generalis van den nieuwen Pater-Generaal-oveiste. De laatste Nederlandsche kardinaal zegt „De Tijd" was Willem Enkevoort, de negen-en-vijftigste bisschop van Utrecht,- die den lOen September 1523 tot die waar digheid was verheven door zijn vriend en beschermer, den Nederlandschen Pau© Adrianus VI. Willem Enkevoort, te Mierlo (N.-Br.) geboren, was eerst kanunnik te Antwerpen en volgde Aó'rianus op als proost van de St.-Salvatorskerk te Utrecht Door Paus Adrianus tot kardinaal en do©r Clemens VII tot bisschop van LTtrecht verheven, bestuurde hij dit bisdom geduren de 7 jaren, meestentijds te Rome verblijf* houdende, waar hij 70 jaren oud, in 1534 zijn leven eindigde. „De Tijd" schrijft in een hoofdartikel o. a. Voor de Nederlandsche Katholieken een eer is de verheffing tot 't kardinaraat van dezen volbloed Nederlander, die in zijn hart Nederlander gebleven is en ons Katholiek volksloven, steeds zeer van nabij met bij zondere belangstelling- volgde, dat leven innig meeleefde, tegelijk een waarborg te meer, dat met het oog op bijzondere be langen- van de Hollandsche kerkprovincie, welke te Rome te behartigen vallen, aan cle zijde des Pausen de man nimmer ont breken zal, om Z. H. op de meest gezag hebbende en indrukwekkende wijze voor te lichten. Dezen waarborg hebben wij niet noodig, maar wij zijn Z. H. Fius X toch van harte dankbaar, dat Hij op dezen zoon van het Nederlandsche volk, dat eeuwen lang geen stem meer in het Heilig College kon doen klinken, Zijn oog heeft doen val len." UITLOTINGEN. Congoloten a fr. 100 van 1888. Trekking van 20 October. Serie 6533 No. 7 fr. 100,000; Serie 182S3 No. 12 fr. 1500; Serie 3254 No. 8 Serie 7817 No. 15 en Serie 38266 No. 3 elk fr. 750. De volgende Nos. elk fr. 400: Serie 3254 Nos. 1 en 7, Serie 8599 Nos. 2 en 18, Serie 18285 No. 8, Serie 19796 No. 15, Serio 22175 No. 24, Serie 23165 No. 4, Serie .25776 Nos. 3, 4 en 18, Serie 277S8 No. 11, Serie 32511 No. 15, Serie 36813 No. 3, Serie 38266 No. 16, Serie 12746 Nos. 5, 12 en 23, Serie 55542 No. 12, Serie 55850 No. 11. ij Een groepje waaierpalmen on verder niets dsn een eindelooze woeslyn; niets dan kale rotsen en Oranje kleurig zand. Het groepje stond hoog boven don oever, in de diepte stroomde het bruine water van den Nyl on stuimig naar den Ambigoie waterval en vorm ie een smallen rand van scüuira langs de zware rots&teonen aan beide oeveis Urt den wolkea- loozen, blauwen hemel schoot de zon op het zand haar loodrechte stralen neder, welke weerkaatsten tegen do bree ie randen van de hoederi dar ruileis, met een hitte aan den verzengenden gloed van een smeltoven gelyk. Do zon stond zó3 hoog, dat de schaduw der paarden niet langer was dan de paarden zelf. „Foei!" riep Mortimer, terwyi hy zjjn voor hoofd afdroog-io; „voor zulk een bad zou je in Turkye drie guldon moeten betalen." „Ja zeker," zei Scott. „Maar in een Turksch bad behoef je niet twintig myien to rycien m6t een veldkyker en een revolver en een wateiflesch en een heele massa dingen, die om je heen bungelen. De broaikascemperatuur te Kew is uitmuntend als bewaarplaats voor planten, maar die temperatuur is minder ge schikt voor tochten door eon barre zand woes- tyn. M(j dunkt, w*y moesten kampeeren in liet palmboBchje en daar blijven tot van avond." Mortimer ging in de stygbeugels staan en ke6k onden'o-'ker.d in zui.delyke richting. Ovoral dezelfde zwarte rotsen, l&etzefdd gelu zand. Op éón plek slechts scheen het oneffen pad, dat naar de rivier liep, gosneden door een andere streep. Daar had de vroegere spoorbaan gelegen, die echtor reeds sedert langen tyd doof du Arabieren was opgebroken, maar nu hernieuwd wa3 door de vooruit trekkende Egyptenaren. Geen ander bewys van menschonarbeid in de geheele woeste streek. „Dat groepje palmen is het eenige, wat er te bespeuren is," zei Scott. „Ja, ik geloof ook, dat wy daar maar wach ten mooton. En toch, ik gun mijzelf geen uur rust. Wat zouden onze uitgevers wel zoggen, als wy te laat komen en als da slag begonnen is voordat wy er by zyn." „Myn beste kerel, aan een oudon-vogel als jy bent, behoef ik toch niet te vertellen, dat geen verstandig generaal uit den tegen- woordigen tyd het in zyn hoofd Zil krUgen, oru eeu aanval te doen, voordat do „Pers" er by is." „Dat meen je natuurlijk niet," zei de jonge Anerley. „Ik daclP, dat wy beschouwd worden als een grooten last." „Dagbladcorrespondenten en pleizierroizigers en si dat slag van nuttelooze luiaards," staat er in het soldaten zakbook van lord Wolsley," riep Scott. „Daar weten wy alles van, Aner ley" En hy knipoogde achter zyn blauwen brik „Als er misschien slag geleverd wordt, dan zullen wy spoedig een eskorte cavalerie meekrygon om ons te begeleiden. Ik heb vyf- tienmaal eon slag bygewoond, en er was altyd gezorgd voor een tafel voor don corres pondent." „Dac ls alles goei en wel, maar de vyand zou misschien minder, beleefd zyn," zeide Mortimer. „Die is niet sterk genoeg, om het tot eon slag te laten komen „Een schermutseling dan?" „My dunkt, het i3 veel waarschynlyker, dat z\j een aanval doen op de achterhoede. In dat geval zyn wy juist waar wy wezon moeten." „Ja, dat zyn we! Dan winnen wy hot van Reuters correspondent. Dat zou mooi zynl Kom, laten wy uitspannen en onze lunch ge bruiken onder de palmen." Zy waren met hun drie6n Ieder was cor respondent van. oen groot Londensch blad. De correspondent van Reuter was dertig mijlen vooruit; die van de iwoe stuivers avpndbladen, op kameeien gezeten, volgden hen op twintig mylen afstands. Zy vertegen woordigden de oogen en ooren van het publiek, de 'millioenen en milhoenen, die alles stil- zwygend betaalden en geduldig afwachtten wat het resultaat zou wezen van al die on kosten. Het waren merkwaardige mannen, die die naren van de pers: twee hunner waren vete ranen in het vak; zy hadden hun sporen reeJa verdiend; de derde ging voor het eerst mee op het slagveld en was vol eerbied voor zyn geachte metgezellen. De eerste, die juist afgestegen was van zyn kastanjebruinen hit, was Mortimer, correspon dent van de „Intelligence," een lange man, met een styve houding en doordringende oogen. Hy droég een tunica en rybroek en had eon taankleurige huid, gebruind door de zon eu den wind en gevlekt door de steken van muskieten en zandvliugon. De andere was klein, levendig, druk. Hij had een blauw-zwarten, krullenden ba-ard en haai'; een stokje om vliegen weg te ja gen zwaaide hij steeds in zijn linkerhand; dat was Scott van de „Courricr." Hij had meer gevaren doorleefd en meer schitte rende daden verricht dan eenig ander van het vak, den grooten Chandler misschien uitgezonderd, die nu echter niet meer in staat was mee ten strijde te trekken. Zij vormden een zeldzaam groot contrast, die Mortimer en Scott, en juist in die groot© verschillen lag het geheim van hun vriend schap. De kracht van den een steunde oo de zwakheid van den ander. Te zamen vormden zij een volmaakt gch'cel. Mortimer was een Sakser, langhaam, nauwgezet en vastberaden; Scott was een Kelt, vlug, een ziel zonder zorg, een guitige man. Morriir^r was meer solide, Scott meer aantrekkelijk. Mortimer, de diepe -denker; Scott, de aan gename prater. Door een merkwaardigeil samenloop van omstandigheden waren zij nooit samen op expeditie geweest, ofschoon zij beiden reeds menigen veldtocht hadden meegema-akt. Te zamen hadden zij de ge heel© krijgsgeschiedenis van den laateten tijd kunnen schrijven. Scott ha<l de slagen van Plevna, bij den Shipka-pas, bij de Zoe loes, in Egypte, bij Suakim bijgewoond Mortimer was getuige geweest van den Boerenoorlog in de Transvaal, den oorlog in Chili, in Bulgarije, in Servië, de bevrij ding van Gordon, den oorlog op de gren zen van Indië, den opstand in Brazilië en op Madagascar. Deze kennis, persoonlijk opgedaan, gaf iets zeer interessants aan hun gesprekken. Zij hadden alles uit de eerste hand en niet, zooals de meeste men schen van hoeren zeggen. En daarenboven vormden zij zich een juist oordeel over het geen zij gezien hadden. De spreker waa er bij geweest, had het met eigen oogen go- zien, dus daarmee was het uit- Niettegenstaande hun groote vriendschap, bestond er een scherpe „jalousie de métier'' tussehen hen. Zij zouden zich heiden gaarn© voor elkaar hebben opgeofferd, om hun eigen blad te dienen. Een jockey kon niet meer zijn best gedaan hebben om het van zijn mededinger te winnen dan zij zich moeite gaven om een kolom vol te krijgen voor de ochtendeditie van hun blad, terwijl alle andere dagbladen nog zwegen. En hier in waren zij volkomen oprecht tegenover elkaar. Zij erkenden gaarne in staat te •zij'n heimelijk aan zijn buurman te ontsnap pen, ten einde hem voor te wezenhun plicht tegenover hun uitgever was van on eindig meer gewicht dan iets anders. De derde was Anerley, correspondent van. de „Gazette". Hij was jong en onervaren en had niets bijzonder aangenaams in zijn uiterlijk. Hij had een manier om zijn lip te laten hangen, die zijn intieme vrienden be treurden, het was of het een ongunstigeii trek in zijn karakter aanduidde, en zijn oogen waren zoo levenloos en zoo slaperig, dat zij u deden denken, dat er niets achter zat. Hij had veel op met het soldatenleven en was daardoor al een paar keer meege zonden naar de najaarsmanoeuvres"; zijn be schrijvingen vol kleur en gloed hadden dt> uitgevers van de „Gazette'' doen besluiten hem voor het eerst als correspondent naar het slagveld te zenden. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5