No. 15858.
LEIDSGH DAGBLAD, Dinsdag 31 October. Tweede Blad.
Buitenlandseh Overzicht.
Ingezonden.
FEUILLETON.
filet oorlsgsissrjohtB
Anno 19Ü.
Er zijn drie lcwesties aan de orde, die
wel belangrijk zijn maar toch Europa niet
zoo bijzonder interesseeren. De Marok
kaan söbe kwestie trouwens is a-fgeloopen
en de Tripolitaansche en de Chineesche zijn
niet zoo ingrijpend, dat de niet direct be
langhebbende mogendheden van het oude'
Europa hun eigen aangelegenheden verge
ten.
Engeland bijv. spreekt de laatste da
gen alleen nog maar over de wisseling van
portefeuille tussehen Mc Kenna en Winston
Chiirchill. Vooral het feit, dat de minister
van binnenlancUche zaken, Churöbill, de
Marine zal gaan b&heeren, trekt zeer de
aandacht. Maar de loopbaan van Winston
Churchill is avontuurlijk genoeg.
Hij studeerde eerst op de bekende Har
row-School, ging daarna- als cadet naar
Sandhurst en werd in 1895 officier. Hij
diende met de Spanjaarden op Cuba in
dat zelfde jaar; maakte in 1898 verschil
lende expedities in Britsch-Indië mede en
later in hetzelfde jaar in Egypte, wftir hij
o.a. den slag van Karthoum bijwoonde. In
1899 en 1900 diende bij in den Zuid Afri-
kaa-nschen oorlog en was daar teyens oor-
logs-correspondent voor de „Morning
Po3t"hij werd door de Boeren gevangen
genomen, dooh ontsnapte; was daarna te
genwoordig bij verscheidene gevechten en
werd, na-ar Engeland teruggekeerd, in 19ü0
als conservatief Parlementslid gekozen
voor Oldha-m, waar hij .toen-zijn. libera ren
tegenkandidaat; den thans nevens hem in
het Kabinet als Minister van Landbouw
zittenclen heer Runciman versloeg. Later
nam hij zijn grooten politieken draai en
werd in 1903 gekozen als liberaal lid voor
Noord-West Manchester. Toen werd hij in
het - Campbell-Bannerman-Kabinet ^ado'ük
onder-Minister van Koloniën en in 1908 Mi
nister van Koophandel. Toen mee hij zich
dus weder aan eeu. verkiezing onderwer
pen; hij werd te N. W. Mancih-ester versla
gen, maar vond kort daarop een veiligen ze
tel -te Dundee. Verleden jaar werd hij Mi
nister van Binneniauclsche Zaken en thans
is hij geworden Eerste Lord der Admirali
teit, Minister van Marine.
F r a n k r ij ,k zit nog met cle ramp van
de „Liberté'' te pakken.
Uit Parijs wordt geseind, dat de Fran-
sohé minister-president Caillaux, na een
onderhoud met den minister van oorlog,
besloten heeft, zelf de leiding van het on
derzoek in zake- de ramp van de „Liberté"
op zich te nemen.
Volgens een mecledeeling in de bladen,
is thans gebleken, dat de kruitsoorten, dia
Maissin reeds voor vijf jaar als hoogst ge
vaarlijk beschreef, werkelijk den ondergaV
van de „Liberté" hebben veroorzaakt.
Dv „Libre Parole" dringt er op aan. dat
de door het vergaan van het pantsers chip
Liberté" opengevallen plaats ten spoedig
ste'weder aangevuld wordt en werpt liet
denkbeeld op, dat Frankrijk met Brazilië
onderhandelingen zal aanknoopen lot Over-
draeht van ec-n van zijn dreadnougiits, de
„Minas Geraes" of de „San Paulo''t daar
deze schepen voor Brazilië toch slechts
luxe-voorwerpen zijn.
Spanje beleeft vrij zorgelijke tijden.
De woelingen binnenslands, de onzekerheid
en de revolutionnaire bewegingen bij zijn
naasten buurman Portugal, en niet het
minst Marokko bezorgen de regeering veel
hoofdbrekens.
Want Spanje vreest, dat Frankrijk, als
het met D ui tech land klaar is, met Spanje
zal afrekenen. Dan zou wel eens veel van
het reeds verworven bezit op de Marok-
Ikaansobe kust verloren kunnen gaan. Cana-
lejas zit nu ook nog in het gedrang van
de partijpolitiek. Terwijl hij den steun der
conservat-ieven (Maura) heeft g?kregen, ko
men van links allerlei klachten.
Zondagmorgen had te Madrid een sterk
bezochte vergadering plaats van de repu-
blikeinsobe socialistische vefeeniging. De
bekende socialistische afgevaardigde Igle-
sias oefende een zeer scherpe kritiek uit
op de politiek van Canalejas, 'm hij ver
weet, zijn liberale en democratische plich
ten verzaakt t© hebben. Iglesias werd ver
schillende malen in de re-de gevallen, door
een regeeringsafgevaardigde, hetgeen ru
moer veroorzaakte. Het kwam tot een tref
fen met de politie. Aan beide zijden werd
geschoten; er vielen enkele zwaar gewon
den. Een groot aantal arrestaties had
plaats.
Ook Oostenrijk hèeft zijn moeilijk
heden en de zorgen van den Keizer, die nog
wel wat ongesteld is bovendien, zijn niet
gering.
Het kabinet-Gautsch kan zich niet hand
haven.
j Zondagmorgen heeft de Keizer verschei-
dene waardigheidsbekleders ontvangen,
w. o. minister-president von Gautsch zelf,
die één uur bleef.
Uit het deelnemen van den minister
president aan den gemeenschappelijken Ooe-
tenrijk-Hongaarschen ministerraad en aan
de daar genomen besluiten leidt men af,
dat cle heer von Gautsch zijn ontslag niet
heeft aangevraagd en slechts door het op
nemen der twee Tsjechische ministers zal
trachten een parlementaire meerderheid te
verkrijgen.
Naar wat echter reeds is bekend gewor
den, zal deze maatregel wel niet veel uit
werken, en schijnt de crisis werkelijk zeer
aanstaande.
Ten slotte China. Het merkwaardigste
bericht voor heden ls de proclamatie
die de K e i z e r heeft uitgevaardigd, of lie
ver, worclt gezegd te hebben uitgevaardigd,
want men vertrouwt het telegram niet ge-,
heel. In deze proclamatie maakt cle Kroon
verontschuldigingen voor haar in het ver
leden begane verzuimen, en staat de onmid
dellijke invoering van een grondwet toe;
ook de instelling van een verantwoordelijk
Kabinet, waarin geen vertegenwoordigers
van den hoogen adel (krachtens hun adel)
zitting zullen hebben. Voorts wordt in het
Keizerlijk decreet amnestie toegezegd aan
de opstandelingen en aan hen, die zich aan
politieke vergrijpen hebben schuldig ge
maakt.
Het geheele manifest is een doorloopende
klacht van den Keizer tegen zijn raadslie
den, die hem hebben bedrogen, en den wa
ren -toestand en cle ware behoeften des
volks hebben verzwegen.
Hij hoopt echter dat er alsnog een nieu
we toekomst voor China mogelijk is.
„Evenwel," vervolgt hij, „zijn de finan-
cleele en diplomatieke moeilijkheden tot het
alleruiterste gekomen. Zelfs indien allen de
handen ineenslaan om den toestand te red
den, dan. nog vrees ik dat het zal misluk
ken. Doch indien cle Chineesche onderda
nen niet doen wat hun eer en de toekomst
gebieden, en indien zij zich gemakkelijk
door bandieten laten misleiden valt er
aan China's toekomst niet meer te hopen."
„De zorgen drukken mij dag en nacht;
en de eenige hoop die ik nog koester, is
dat mijn onderdanen clen ernst van den toe
stand volkomen zullen beseffen."
Dit merkwaardig document heeft gewel
dige opschudding gebracht, voorad onder de
Mahtsjoes in de onmiddellijke omgeving
des Keizers of liever van den Regent, want
de Keizer is nog een kind.
Ondertusschen zitten de opstandelingen
ook niet stil. Zij hebben al een vlag gekozen
zelfs twee.
Hun oorlogsvlag toont in een blauw veld
een witte schijf, die de zon moet voorstel
len, en twaalf witte stralen, die de twaalf
gedeejten van den Ohineeschen dag aan
duiden. Als nationale vlag hebben zij een
groot rood vaandel gekozen, dat de boven
beschreven oorlogsvlag in een hoek, het
vierde gedeelte van het vaandel uitmaken
de, vertoont Het is deze vlag die Zondag
avond op de regeeringsgebouwen van Kan-
I ton gehëschen is.
Van beide vlaggen is dus de bekende Chi-
neesche draak verdwenen en evenzoo de
gele kleur, die de bijzondere kleur der
I heerschende dynastie is-
Van het terrein van den opstand komen
berichten, die nog niet op een verademing
wijzen. Het groote feit blijft voor heden
de bezetting van Hankou door cle regee-
ringstroepen, wat met hevige gevechten
gepaard ging.
Mijnheer de Redacteur 1
Vergun mij eenige regels te plaatsen iri
Uw veelgelezen Blad. Bij voorbaat mijn
danik.
Het ingezonden stuk van Zaterdagavond
gelezen hebbende, onderteekend door „Uw
andere abonné," kon ik mij niet inhouden
met te zeggen: ook een die zijn naasten
niets gunt.
Begrijpt „Uw andere abonné", niet dat 't
voor de arbeiders een dure tijd is, aan
gezien hun inkomsten niet zoo groot zijn,
en vooral in dezen tijd, met gebrek aan
werk, of voelt Mijnheer de Middenstander
alleen zijn eigen leed, omdat hij denkt dat
het nu de tijd is, om er oncter te gaan.
Neen, Mijnheer „Uw andere abonné", U
kunt geen idee vormen van het leven in
een arbeidersgezin, dat kunnen wij wel
lezen in uw uitlatingen, want anders zou
men zulks niet sohrijven.
En wat gedrang naar genot betreft,
schuilt, in den Middenstand ooik, want er
zijn ook Middenstanders, die meer uitge
ven dan dat zij missen kunnen.
Misschien is „Uw andere abonné'' een
van degenen, die niets missen kunnen.
Zoo zijn er dan, in de arbeiders kringen
wel menschen to vinden die niet veel, maar
toch wel iets kunnen missen, om desnoods
hun medemensohen te helpen. M. a. w.
U behoeft do arbeiders niet allen op één
lijn te stellen, dringende naar genot.
En wat het Wërkloozenfonds betreft,
dat deze in hoofdzaak gevuld is door „an
deren dan arbeiders", is beslist onwaar,
want U weet zeker, de werking ri: t van ge
noemde fondsen.
En de laatste raadgeving: ieder moet
zorgen voor zich zelf"' en niet ten koste
van anderen, als een arbeider dit kon doen,
clan behoefden er geen Werklozenfondsen
te zijn.
Maar daar er nog Heeren zijn die om
trent dezen toestand beter op de hoogte
zijn, vandaar zijn ontstaan, en ik kan me
niet begrijpen dat er ?ich een Werkloozen-
Comite voorspant, die belangloos voor d©
arbeiders werkt, als de Heeren er geen an
dere gedachten van hadden.
Neen, Mijnheer, „Uw andere abonné"
een arbeider kan in stilte niet sparen om
een gevulden spaarpot te krijgen, dus van
het ontbinden va.n het Werklozenfonds" is
louter fantasie.
Ook een Abonné,
Leiden, 30 October 1911.
Mijnheer cle Redacteur
"Verzoeke beleefd eenige plaatsruimte in
Uw veelgelezen blad. Bij voorbaat mijn
dank.
Met verontwaardiging las ik gasteravond
het ingezonden stuk van „uw andere
abonné". Mijnheer zegt, of laat voelen mid
denstander te zijn; dan is hij, naar mijn
bescheiden meening, zeer slecht op de
hoogte met de toestanden der arbeiders.
Wie als arbeider zou durven beweren, dat
de nood niet steeds nijpender wordt
Daar ik zelf arbeider, dus geen midden
stander ben, en al tal van jaren in de vak
beweging werkzaam ben, weet ik er van
mede te spreken uit ondervinding.
Laat mijnheer niet denken dat wij niets,
te verliezen hebben; ook wij hebben een
lichaam dat onderhouden moet worden, en
liefst zoo goed mogelijk. Ook wij, mijnheer
henben kinderen, die behoefte hebben aan
eten, drinken, kleecling enz. Ook dezen
moeten leeren, om clen strijd voor het be
staan zoo goed mogelijk te weerstaan.
Bent u al eens in de arbeiderswijken ge
weest, en hebt ge dan gevraagd aan de
huismoeders of zij niet wat kunnen over
sparen voor den winter? Zij zullen u allen
hartelijk uitlachen en u antwoorden: wij
hebben voor clen zomer niet genoeg, laat
staan om te sparen voor den winter.
Uw gezegde: „laat ieder voor zichzelf
zorgen," is niet erg Christelijk. Laten wij
liever daar waar het noodig is hulp betoo-
nen.
Het wertloozencomité zou opgeheven
kunnen worden, sohrijft u. Vondt ge. het
misschien beter om daarvoor in de plaats
een comité op te Tichten voor de arme
middenstanders Want deze categorie van
menschen die klagen nooit.
Denkelijk waart gij tevreden aJs uw inko
men niet 10 pCt., maar wekelijks 20 pCt.
klom.
Laat ons de zaken nuchter onder de
oogen' zien, en niet schermen met bombast,
zooals het stukje van „een andere abonné".
U, Mijnheer do Redacteur, dankend voor
de verleende plaatsruimte, teeken ik,
Een Arbeider.
Leiden, 29 October 1911.
nuttig ikunnen. zijn, wanneer de Maatschap
pij daar eens op gewezen werd? Zoo ja,
neem dan s.v.p. het bovenstaande in uw
courant op en ontvang daarvoor veel dank
van
Een O e g s t g e e s t e rr
Oegstgeest, 27 October 1911.
Kardinaal Van Itossnoi.
Mijnheer de Redacte.r!
Vergun mij s.v.p.' een plaatsje in uw ge
acht blad voor het volgende:
Sedert een dag of tien verheugen we er
ons in, dat we gebruik kunnen maken van
de electrisohe tram. Wij verblijden ons,
wanneer wij ia tegenstelling van d© Vroe
gere rijtuigen, nu zien die keurig nette wa
gens met gemakkelijk© zitplaatsen en
's avonds zoo gezellig verlicht. Geen rook
en roet cloen langer de reuikörgan i' onaan
genaam aan; de reis duurt korter, omdat
er sneller wordt gereden; het aantal malen,
dat men in verschillende richtingen zich
kan verplaatsen, is zeer toegenomen, enz.
enz,
Dat alles is heel mooi, maar er zijn ook
schaduwzijden, en deze aan te wijzen, is
bet doel van dit schrijven.
Dat in de eerste dagen de dienst niet ge
heel in orde was, dat de trams niet op tijd
vertrokken of aankwamen; dat er misschien
enkele trams moesten uitvallen, dat is niet
het ergste. Dat zal bij alle nieuwe onderne
mingen wel zoo gaan, en we zien trouwens
dan ook dagelijks," dat de zaak beter mar
cheert.
Maar een grief is het zeker, dat vele rij
tuigen zoo vol gepakt zitten, dat voor rei
zigers, die kort vóór het eindpunt Leiden
wij bedoelen Oegstgeest willen in-
sta.ppen, dikwijls geen plaatsen beschikbaar
zijn, of zij moeten op het balkon blijven,
wat toch op den winterdag niet zeer ver
kieslijk is. Nog dezen morgen gebeurde
het, dat op last van den conducteur een
jongen zijn plaats moest ruimen voor een
instappend heer, op grond.. dat de knaap
nog geen twaalf jaar was!! En hoe zal dat.
in den zomer moeten gaan, wanneer eiken
dag honderden uit Leiden en. omliggende
plaatsen zioh aan het strand te" Katwijk of
te Noordwijk gaan verpoozon Wanneer .Ie
Maatschappij niet tijdig maatregelen neemt,
zullen dan zeker velen teleurgesteld woe
den, waar dit nu reeds met enkelen het ge
val is.
Nog dit: Alle lijnen zijn nu in handen
van één Maatschappij en dat is maar goe.l
ook: Nu zou men denken, dat voor eiken
afstand,, dien men per tram aflegt, rok
steeds-evenveel zal moeten worden betaald
Toch is dat niet zoo en ik heb hier meer be
paald het oog o-p het baanvak Leidsche
BuurtLeiden. Op cle „electrisohe" betaalt
men daarvoor 7.( cent voor één rit, 10 cent
voor twee ritten. In de eerste dagen na 18
dezer stopte de „Haarlemmer" bij de R.-K.
kerk te Oegstgeest en de waggons werden
dan door een motorwagen naar Leiden ge
bracht. Daarvan schijnt men te hebben af
gezien althans de „Haarlemmer" rijdt nu
weer met stoomvermegen door naar de Sleu
telstad. Stapt men nu te Oegstgeest op die
stoomtram, dan betaalt men ook 74 cent
voor één rit, n.l. in cle 2cle klasse, in de
eerste is dat 10 cent. Vraagt men dan oen
biljet voor twee ritten, dan kost dat, om
maar bij de 2de kl. te blijven, 15 cent. Be
grijpelijk is het, dat men hier dan ook
meestal de „Haarlemmer" stilletjes laat
paS'seeren, om op een „electrisohe'' te
wachten. Doo'a is men hiermede niet be
kend of is men aan tijd gebonden, dan
maakt men tegen wil en dank gebruik van
de stoomtram en betaalt clan 50 of 100 pro
cent meer. Doch voor clat meerdere heeft
men dan weer het voorrecht, om rook en.
voet in te ademen.
Mijnheer de Redacteur, zijn d geen
misstanden, en zou het ook volgens u niet
Het bericht uit Rome, dat de heer W.
M. van Rossum, Pater Redemptorist, o'oor
den Paus tot Kardinaal benoemd is, du3
tot zoo hoog© kerkelijke waardigheid, heeft
„Tijd" en „Centrum" aanleiding gegeven
tot artikelen, waarin gewezen wordt op de
beteekenis voor Katholiek Nederland van
deze onderscheiding.
Willem Marinus van Rossum werd, lozen
we, geboren den 3en September 1851 te
Zwolle. Na, op jeugdigen leeftijd zijn
ouders te hebben verloren werd' hij tot zijn
13e jaar- met zijn broeder in het weeshuis
t© Zwolle opgevoed en na zijn studie in het
klein-Seminarie te Kuilenburg volbracht
te hebben, trad hij in de Congregatie van
clen AUerheiligsten Verlosser en ontving het
kloosterkleed den 16den Juni 1873 te Roer
mond. Het jaar daarop legde hij de kloos
terbeloften af te 's-Hertogenbosch. Hij
voltooide zijn hoogere studiën te Wittem,
waar hij priester gewijd werd den 7en Oct.
1879. Na dien tijd was hij leeraar in het
juvenaat der E. E. «F. P. Redemptoristen
te Roermond en van 7 Sept. 18801 Oct.
1883 leeraar in de dogmat-ieke godgeleerd
heid te Wittem, waar hij den 22en Juni
1SS6 prefect der studenten werd en pater
F. Peters opvolgde als reetor in 1393. In
1895 naar Rome ontboden door den hoog
waardigen generaal, werd hij t-ot consultor
van het H. Officie benoemd en bij 't laatst
gehouden Kapittel te Rome in 1908 gekozen
tot consultor generalis van den nieuwen
Pater-Generaal-oveiste.
De laatste Nederlandsche kardinaal
zegt „De Tijd" was Willem Enkevoort,
de negen-en-vijftigste bisschop van Utrecht,-
die den lOen September 1523 tot die waar
digheid was verheven door zijn vriend en
beschermer, den Nederlandschen Pau©
Adrianus VI. Willem Enkevoort, te Mierlo
(N.-Br.) geboren, was eerst kanunnik te
Antwerpen en volgde Aó'rianus op als
proost van de St.-Salvatorskerk te Utrecht
Door Paus Adrianus tot kardinaal en
do©r Clemens VII tot bisschop van LTtrecht
verheven, bestuurde hij dit bisdom geduren
de 7 jaren, meestentijds te Rome verblijf*
houdende, waar hij 70 jaren oud, in 1534 zijn
leven eindigde.
„De Tijd" schrijft in een hoofdartikel
o. a.
Voor de Nederlandsche Katholieken een
eer is de verheffing tot 't kardinaraat van
dezen volbloed Nederlander, die in zijn hart
Nederlander gebleven is en ons Katholiek
volksloven, steeds zeer van nabij met bij
zondere belangstelling- volgde, dat leven
innig meeleefde, tegelijk een waarborg te
meer, dat met het oog op bijzondere be
langen- van de Hollandsche kerkprovincie,
welke te Rome te behartigen vallen, aan
cle zijde des Pausen de man nimmer ont
breken zal, om Z. H. op de meest gezag
hebbende en indrukwekkende wijze voor te
lichten. Dezen waarborg hebben wij niet
noodig, maar wij zijn Z. H. Fius X toch
van harte dankbaar, dat Hij op dezen zoon
van het Nederlandsche volk, dat eeuwen
lang geen stem meer in het Heilig College
kon doen klinken, Zijn oog heeft doen val
len."
UITLOTINGEN. Congoloten a fr. 100
van 1888. Trekking van 20 October.
Serie 6533 No. 7 fr. 100,000; Serie 182S3
No. 12 fr. 1500; Serie 3254 No. 8 Serie 7817
No. 15 en Serie 38266 No. 3 elk fr. 750.
De volgende Nos. elk fr. 400:
Serie 3254 Nos. 1 en 7, Serie 8599 Nos. 2
en 18, Serie 18285 No. 8, Serie 19796 No. 15,
Serio 22175 No. 24, Serie 23165 No. 4, Serie
.25776 Nos. 3, 4 en 18, Serie 277S8 No. 11,
Serie 32511 No. 15, Serie 36813 No. 3, Serie
38266 No. 16, Serie 12746 Nos. 5, 12 en 23,
Serie 55542 No. 12, Serie 55850 No. 11.
ij
Een groepje waaierpalmen on verder niets
dsn een eindelooze woeslyn; niets dan kale
rotsen en Oranje kleurig zand. Het groepje
stond hoog boven don oever, in de diepte
stroomde het bruine water van den Nyl on
stuimig naar den Ambigoie waterval en vorm ie
een smallen rand van scüuira langs de zware
rots&teonen aan beide oeveis Urt den wolkea-
loozen, blauwen hemel schoot de zon op het
zand haar loodrechte stralen neder, welke
weerkaatsten tegen do bree ie randen van de
hoederi dar ruileis, met een hitte aan den
verzengenden gloed van een smeltoven gelyk.
Do zon stond zó3 hoog, dat de schaduw der
paarden niet langer was dan de paarden
zelf.
„Foei!" riep Mortimer, terwyi hy zjjn voor
hoofd afdroog-io; „voor zulk een bad zou je
in Turkye drie guldon moeten betalen."
„Ja zeker," zei Scott. „Maar in een Turksch
bad behoef je niet twintig myien to rycien
m6t een veldkyker en een revolver en een
wateiflesch en een heele massa dingen, die
om je heen bungelen. De broaikascemperatuur
te Kew is uitmuntend als bewaarplaats voor
planten, maar die temperatuur is minder ge
schikt voor tochten door eon barre zand woes-
tyn. M(j dunkt, w*y moesten kampeeren in
liet palmboBchje en daar blijven tot van
avond."
Mortimer ging in de stygbeugels staan en
ke6k onden'o-'ker.d in zui.delyke richting.
Ovoral dezelfde zwarte rotsen, l&etzefdd gelu
zand. Op éón plek slechts scheen het oneffen
pad, dat naar de rivier liep, gosneden door
een andere streep. Daar had de vroegere
spoorbaan gelegen, die echtor reeds sedert
langen tyd doof du Arabieren was opgebroken,
maar nu hernieuwd wa3 door de vooruit
trekkende Egyptenaren. Geen ander bewys
van menschonarbeid in de geheele woeste
streek.
„Dat groepje palmen is het eenige, wat er
te bespeuren is," zei Scott.
„Ja, ik geloof ook, dat wy daar maar wach
ten mooton. En toch, ik gun mijzelf geen
uur rust. Wat zouden onze uitgevers wel
zoggen, als wy te laat komen en als da slag
begonnen is voordat wy er by zyn."
„Myn beste kerel, aan een oudon-vogel
als jy bent, behoef ik toch niet te vertellen,
dat geen verstandig generaal uit den tegen-
woordigen tyd het in zyn hoofd Zil krUgen,
oru eeu aanval te doen, voordat do „Pers"
er by is."
„Dat meen je natuurlijk niet," zei de jonge
Anerley. „Ik daclP, dat wy beschouwd worden
als een grooten last."
„Dagbladcorrespondenten en pleizierroizigers
en si dat slag van nuttelooze luiaards," staat
er in het soldaten zakbook van lord Wolsley,"
riep Scott. „Daar weten wy alles van, Aner
ley" En hy knipoogde achter zyn blauwen
brik „Als er misschien slag geleverd wordt,
dan zullen wy spoedig een eskorte cavalerie
meekrygon om ons te begeleiden. Ik heb vyf-
tienmaal eon slag bygewoond, en er was
altyd gezorgd voor een tafel voor don corres
pondent."
„Dac ls alles goei en wel, maar de vyand
zou misschien minder, beleefd zyn," zeide
Mortimer.
„Die is niet sterk genoeg, om het tot eon
slag te laten komen
„Een schermutseling dan?"
„My dunkt, het i3 veel waarschynlyker,
dat z\j een aanval doen op de achterhoede.
In dat geval zyn wy juist waar wy wezon
moeten."
„Ja, dat zyn we! Dan winnen wy hot van
Reuters correspondent. Dat zou mooi zynl
Kom, laten wy uitspannen en onze lunch ge
bruiken onder de palmen."
Zy waren met hun drie6n Ieder was cor
respondent van. oen groot Londensch blad.
De correspondent van Reuter was dertig
mijlen vooruit; die van de iwoe stuivers
avpndbladen, op kameeien gezeten, volgden
hen op twintig mylen afstands. Zy vertegen
woordigden de oogen en ooren van het publiek,
de 'millioenen en milhoenen, die alles stil-
zwygend betaalden en geduldig afwachtten
wat het resultaat zou wezen van al die on
kosten.
Het waren merkwaardige mannen, die die
naren van de pers: twee hunner waren vete
ranen in het vak; zy hadden hun sporen
reeJa verdiend; de derde ging voor het eerst
mee op het slagveld en was vol eerbied voor
zyn geachte metgezellen.
De eerste, die juist afgestegen was van zyn
kastanjebruinen hit, was Mortimer, correspon
dent van de „Intelligence," een lange man,
met een styve houding en doordringende
oogen. Hy droég een tunica en rybroek en
had eon taankleurige huid, gebruind door de
zon eu den wind en gevlekt door de steken
van muskieten en zandvliugon.
De andere was klein, levendig, druk. Hij
had een blauw-zwarten, krullenden ba-ard
en haai'; een stokje om vliegen weg te ja
gen zwaaide hij steeds in zijn linkerhand;
dat was Scott van de „Courricr." Hij had
meer gevaren doorleefd en meer schitte
rende daden verricht dan eenig ander van
het vak, den grooten Chandler misschien
uitgezonderd, die nu echter niet meer in
staat was mee ten strijde te trekken. Zij
vormden een zeldzaam groot contrast, die
Mortimer en Scott, en juist in die groot©
verschillen lag het geheim van hun vriend
schap. De kracht van den een steunde oo
de zwakheid van den ander. Te zamen
vormden zij een volmaakt gch'cel. Mortimer
was een Sakser, langhaam, nauwgezet en
vastberaden; Scott was een Kelt, vlug, een
ziel zonder zorg, een guitige man. Morriir^r
was meer solide, Scott meer aantrekkelijk.
Mortimer, de diepe -denker; Scott, de aan
gename prater. Door een merkwaardigeil
samenloop van omstandigheden waren zij
nooit samen op expeditie geweest, ofschoon
zij beiden reeds menigen veldtocht hadden
meegema-akt. Te zamen hadden zij de ge
heel© krijgsgeschiedenis van den laateten
tijd kunnen schrijven. Scott ha<l de slagen
van Plevna, bij den Shipka-pas, bij de Zoe
loes, in Egypte, bij Suakim bijgewoond
Mortimer was getuige geweest van den
Boerenoorlog in de Transvaal, den oorlog
in Chili, in Bulgarije, in Servië, de bevrij
ding van Gordon, den oorlog op de gren
zen van Indië, den opstand in Brazilië en
op Madagascar. Deze kennis, persoonlijk
opgedaan, gaf iets zeer interessants aan
hun gesprekken. Zij hadden alles uit de
eerste hand en niet, zooals de meeste men
schen van hoeren zeggen. En daarenboven
vormden zij zich een juist oordeel over het
geen zij gezien hadden. De spreker waa
er bij geweest, had het met eigen oogen go-
zien, dus daarmee was het uit-
Niettegenstaande hun groote vriendschap,
bestond er een scherpe „jalousie de métier''
tussehen hen. Zij zouden zich heiden gaarn©
voor elkaar hebben opgeofferd, om hun
eigen blad te dienen. Een jockey kon niet
meer zijn best gedaan hebben om het van
zijn mededinger te winnen dan zij zich
moeite gaven om een kolom vol te krijgen
voor de ochtendeditie van hun blad, terwijl
alle andere dagbladen nog zwegen. En hier
in waren zij volkomen oprecht tegenover
elkaar. Zij erkenden gaarne in staat te
•zij'n heimelijk aan zijn buurman te ontsnap
pen, ten einde hem voor te wezenhun
plicht tegenover hun uitgever was van on
eindig meer gewicht dan iets anders.
De derde was Anerley, correspondent van.
de „Gazette". Hij was jong en onervaren
en had niets bijzonder aangenaams in zijn
uiterlijk. Hij had een manier om zijn lip te
laten hangen, die zijn intieme vrienden be
treurden, het was of het een ongunstigeii
trek in zijn karakter aanduidde, en zijn
oogen waren zoo levenloos en zoo slaperig,
dat zij u deden denken, dat er niets achter
zat. Hij had veel op met het soldatenleven
en was daardoor al een paar keer meege
zonden naar de najaarsmanoeuvres"; zijn be
schrijvingen vol kleur en gloed hadden dt>
uitgevers van de „Gazette'' doen besluiten
hem voor het eerst als correspondent naar
het slagveld te zenden.
(Wordt vervolgd).