zeer rijk was, en dus geen geld aannemen
zou. De graaf besloot eindelijk bem vier en
twintig flesschen Malagawijn te zenden,
en een brief er bij te schrijven, dat hij te
2elf uit Malaga meegebracht had, opdat
daardoor het geschenk meer waarde zou
hebben, dacht hij.
Het geaoheSi werd dankbaar aanvaard,
cn. slechts bij enkele gelegenheden schonk
de markies van dezen wijn aan zijn vrienden
Om vrijer in zijn bewegingen te kunnen
zijn, bewoonde de markies een paviljoen,
gelegen achter de woning zijns vaders,
met een ingang aan de achterzijde van het
park, waardoor hdj steeds thuis kon komen
zonder iemand in de andere woning te sto
ren.
II, Een bezoek.,
Dé markies van Nointel kwam in den
morgen van den 5den October 1721, onge
veer te twee uren thuis. Zijn kamerdienaar
had een vuur aangelegd in den grooten
Bchoorsteen van het slaapvertrek zijns
meesters, maar doordien hij in slaap ge
raakte, was het uitgegaan. Toen nu zijn
meester thuiskwam, beijverde hij zioh om
bet vuur aan, te maken, maar de markies
belette dit en zond hem weg; daarna nam
hij de brieven van de tafel, die in den
loop van den avond waren gekomen, doch
besloot deze in bed liggende te lezen. Hij
zette daarom een licht op de nachttafel en
ontkleedde zich.
Terwijl hij bezig was er een te 1 zen,
boorde hij gerucht in den schoorsteen. Dit
gerucht deed er aan denken, dat eenige
vogels in 't rond vlogen. Nu hield het ge
rucht op, dan begon het weer. Dit alles
trok de aandacht van den markies; elk
oegenblik verwachtte hij, dat er vogels in
de kamer zouden komen, en daarom verloor
hij den schoorsteen niet uit het oog. Het
geraas begon opnieuw en eindigde met
den val, niet van een vogel, maar van een
zwaar iets, dat hij niet kon zien door de
asoh van het uitgedoofde vuur, die door de
kamer vloog. De markies was ten hoogste
verbaasd, toen er uit dat ding, dat gévallen
was, bittere klaagtonen opstegen, eft to^n
het zich bewoog.
D© markies, hierdoor verschrikt, riep met
angstige stem: „Wie is daar?" Het ant
woord bestond in pijnlijk steunen. De mar
kies vroeg nogmaals en nogmaals, tot zich
eindelijk de volgende samenspraak ontspon
tussohen hem en dat wonderbare iets, dat
uit den schoorsteen kwam.
„Wie zijt gij?"
„O, heer, heb medelijden met mij, ik ben
een door de politie vervolgd misdadiger.
Den ganschen dag zit zij mij achterna en
door den nood gedwongen, kroop ik in den
schoorsteen, maar door vermoeienis moest
ik mij laten vallen."
„OngelukkigeWeet gij wel, dat gij in
het huis terechtgekomen zijt van iemand
wiens taak het is, lieden als u te straffen?"
„Ik wist het nietMaar zou die iemand,
die vo®r miji voor de rechtbank misschien
geen medelijden zou hebben, nu niet anders
handelen?"
„Welnu! Wat verlangt gij van mij?" „Ik
vraag van u de toestemming om op dezen
vloer den nacht te mogen doorbrengen;
morgen zal ik mij direct verwijderen; nu rs
het mij onmogelijk. Ik ben doodafO, laat
mij wat rusten
De jonge markies, medelijdend van aard,
dacht niet aan het gevaar, dat het verblijf
van een misdadiger in zijn huis zou kunnen
opleveren. Hij zeidé: ,,Ik willig rnr ver
zoek in, ga in dezen stoel zitten en rust
uit, maar bij bet krieken van den dag ver
laat gij dit huis door de tuindeur
„Ik onderwerp mij hieraan", en dit zeg
gende kroop de onbekende op handen en
knieën naar den stoel, plaatste zich daar
op, zuchtende van pijn en vermoeidheid.
De markies van Nointel had al de bewe
gingen gadegeslagen en toen de onbekende
goed en wèl op den stoel zat, blies hij het
licht mit, trok de gordijnen toe en sliep
weldna in.
m. Een o n t b ij t.
Daar de markies pas om drie uren in
sliep, was het niet te verwonderen, dat bij
pas om negen uren ontwaakte. Toen hij
even denken kon, zeide hij bij zL-hzelven:
„Ik had een vreemden droom 1 Een man
viel door den schoorsteen en vroeg mij om
verblijf." Daarop opende hij zijn bedgor
dijnen, en hoe groot was zijn verwondering
daar op den stoel den man te zien zitten,
den man, dien hij meende, in zijn droom
gezien te hebbenHet was een jonge man
van ongeveer dertig jaren; zijn kleeren wa
ren gescheurd; aan den vinger droeg hij
een ring, met diamanten bezet; zijn gelaat,
met roet en bloed bedekt, leek zacht en
goedig; de markies kon in hem den mis
dadiger niet herkennen. Op dit oogenblik
ontwaakte ook de onbekende eh nauwelijks
zag hij den markies, of hij stond met moeite
op, groette op deftige wijze en sprak:
„Mijnheer, ik ben bij u op een zonderlinge
wijze binnengekomen, veroorloof mij u
mijn oprechten dank aan te bieden."
„Het is goed", antwoordde de markies,
„maar gij kent onze overeenkomst; ik zal
u zelf uitlaten door een achterdeurgij
bomt dan in de voorstad en kunt u uit de
voeten maken."
„Mijnheer", sprak de man, „ja, dat is
onze overeenkomst; maar alvorens ik u ver
laat, heb nu nog eenmaal medelijden met
mij en geef mij een stuk brood met een
glas water, ik bezwijk van honger en dorst;
ilk heb niets gebruikt in vier en twintig
uur."
Dit verzoek op bescheiden toon gedaan,
bewoog het hart van den markies. Hij, in
weelde grootgebracht, kon zich niet voor
stellen, dat een mensch honger kon hebben.
De markies zeide: „Ik wil mij nogmaals
naar uw wensch voegen; ga in die alkoof
en blijf daar totdat ik u roep."
De markies schelde, waarop dadelijk een
tamerdienaar verscheen, tot wien bij zeide:
„Ik heb gisteravond niet gesoupeerd, breng
daarom dadelijk brood en vleesch hier, ga
dan in den kelder en neem daar een der
fiessohen Malagawijn, mij geschonken door
den graaf van Toulouse."
De markies kleedde zich in morgenge
waad, waarop de kamerdienaar spoedig met
het gevraagde verscheen. Na het vertrek
van den kamerdienaar sloot de markies de
deur en wees hem zijn plaats aan tafel,
hem uitnoodigende om te eten. De onbeken
de at met smaak zonder eenige gulzigheid,
maar als iemand, die zijn wereld kent. De
markies ziende, dat het ontbijt den vreem
deling smaakte, schonk hem nog een glas
Malagawijn in en vroeg hoe hij dien vond.
fijn,*" zei de onbekende, „heerlijk, maar
er is betere dan dezeDe markies vond
dit antwoord zeer ongepast en sprak oenigs-
zins boos: „Nu gij gegeten en gedronken
hebt, verzoek ik u onmiddellijk mijn huis
te verlaten", en bij geleidde hem door een
achterdeur op straat, waar de onbekende
met een diepe buiging afscheid nam.
IV. Eenbrief eneengeschenk*.
Acht dagen na het gebeurde ontving de
markies een mandje met flesschen wijn en
den volgenden brief:
„Mijnheer de Markies!
Ik heb de eer u nogmaals voor uw gast
vrijheid te bedanken, alsook voor het nacht
verblijf. U scheent boos te worden, toen ik
u zeide, dat uw Malagawijn heerlijk was,
maar dat er betere te vinden was. Ik neem
de vrijheid u eenige flesschen Malagawijn
te zenden, die gij beter zult vinden dan
de uwe, evenals ik het vind.
Hiermede verblijf ik, Mijnheer de Mar
kies,
Uw onderdanige dienaar
CARTOUCHE.-
Eenigen tijd hierna werd de bandiet, Car
touche genaamd, gevangengenomen en door
de rechtbank van Parijs veroordeeld om le
vend gevierendeeld te worden.
De markies nam zich voor om voortaan
niet meer zoo gastvrij te zijn, want buiten
verwachting was hij er dezen keer goed af
gekomen ook heeft hij nooit het gebeurde
aan zijn vader verteld, die hem deze licht-
^zinnigheid hoogst kwalijk genomen zou
hebben, en misschien getracht zou hebben
hem uit de rij der advocaten te doen ver
dwijnen.
„Gehakt" en zijn gevaren.
In de „Biologische Abteilung des arzt-
lichen Vereins in Hamburg" heeft dr.
Irautmann een voordracht gehouden over
de gevaren van het z.g. „gehakt."
Deze vleeschsoort is naar zijn meening
over het geheel slechts weinig voedzaam.
In rauwen toestand is zij ten gevolge van
het vele bindweefsel, dat er in aanwezig is,
veel slechter verteerbaar dan in gekookten
toestand. Als men ooit gehakt eet, moet
men het dus nooit rauw gebruiken. Te meer
geldt deze eisch, daar gehakt over 't geheel
geweldige hoeveelheden bacteriën bevat;
meerdere millioenen per gram, wat trou
wens de oorzaak is, dat het zoo gauw be
derft. Naar Trautmann's meening is gehakt
te beschouwen als een „mengcultuur van
bacteriën óp een vleeschbodem." De wan
kleur, die gehakt zoo gauw aanneemt, is
te wijten aan het produceeren van gasach-
tige stofwisselingsproducten vooral kool
zuur der bacteriën. Het feit, dat gas-
wisseling plaats vindt, is overigens gemak-
bflijk aan te toonen; zoo wordt zuurstof
verteerd en koolzuur geproduceerd.
Vele slagers zijn gewend conserveermid
delen aan gehakt toe te voegen. Deze con-