Avondje bij Johan Braakensiek thuis. Ingezonden. 'gunsfc jegens bet-er gestelde arbeiders laat bij gaarne over aan door katholieke en andere leiders dom-gehouden werklieden, tiie zieh nog laten wijsmaken, dat nit de Zakken van hun mede-arbeiders en niet uit 'die der kapitalisten een betere levensposi tie voor hen bekostigd moet worden. i Bhmen in een kleine, gezellige Holland- feche huiskamer, benedenhuis vlak aan. de straat, 'milieu, waar je zoo dadelijk van jde straat instapt en meteen je gelukkig 'gevoelt. Want alles is er goed en schoon. Ook goed,' echt Amsterdamscïi goed. De 'echte, oude Amsterdamsche familie onder- techeidj zich door goedhartigheid en op rechtheid. Zij heeft naar den geest een Verleden en traditie van zeomans-li arte- Jij kh-eid en rondborstigheid. Drie jongo dames, drie slanke gTatiën Snot freule-geziclitjes stralen in dit huis en fcrn, met moeder,, alle drie verliefd op hun Sigen vader, het groote, goedige kind in huis, dat begrepen cn verwend wordt door die vier. De dochters zijn alle drie óók kunstenaressen, en de schilderes, de zange res en de dichteres, zij weten, elk op haar f,vij ze, vad ers gaven te waardeeren. Is er ies aandoenlijkers en verheveners dan een fv,:..der.kunstcnaar te zien, die, na een leven Vta moeitevollen arbeid, maar nog op de (middaghoogte van zijn talent, gewaar- jdeerd, bemind, erkend, verwend laat ïnij ook maar zeggen verafgood wordt door zijn vrouw en zijn drie dochters, drie doch ters, die elk op haar wijze vaders geschenk (der goden en muzen overerfden? Er staan bloemstukken in de kamer; de Joude vriend des huizes, de 'schilder Jan ^laandag, heeft voor de feesttaart ge- fcorgd. Want het is feest. Johan Braaken- tedek herdenkt den dag, waarop hij .sedert yjjf en twintig jaren elke week een plaat voor ,,Do Amsterdammer, Weekblad voor (Nederland", heeft geschilderd." Wij zijn oude kennissen van Johan Braa kensiek. Sedert ruim twintig jaren echter hebben wij hem weinig gezien. Wel hoor den wij vaak zijn lof verkondigen, want J. do Koo, Justus van Maurik en dr. E. D. Pijzei spraken dikwijls over Braakensieks virtuositeit, over de gevoeligheid en fijn heid, over het bevende leven in de ontwer- ï>en, die hij met potlood krabbelde, bij de voorbereiding van de wekelijkscke politieke plaat. Eiken Donderdagmiddag was er week blad-vergadering. Dan kwamen De Koo, <Vah Maurik, Pijzei en Braakensiek en de Uitgevers Van Holkema en Warend or f bij- ,een. Eén van hen gaf een idee voor de plaat aan, de anderen gaven hun opmerkin gen, aanmerkingen, toevoegingen en dan iging Braakensiek aan den arbeid. Stond eens het ontwerp vast, dan weTkte hij vlót en licht, maar pooit oppervlakkig zijn tee- kening uit. Vijf-en-twintigmaal twee en vijftig maal, idat is dertienhonderd prenten, heeft Jo han Braakensiek voor het Weekblad getee- kend. Deze prenten hebben hem populaiT ge blaakt, hebben hem veler bewondering ge bracht. Men roemde de klaarheid, de eer lijkheid van de teekening, de vastheid van Ide compcsitie, -de gelijkenis van de voor gestelde personen, de virtuositeit, waarmede leen persoon in alle standen weergegeven werd. Zij hadden, behalve deze zuiver artis tieke kwaliteiten, nog de bijzondere, hoe danigheid te zijn een kostbare, onvergan kelijke toelichting in beeld van de geschie denis van den dag en tevens eén karakteri seert ng van speciaal Amsterdamsche en al gemeen Nederlandsche typen, figuren en persoonlijkheden van den dag. Ontzagwek kend als oeuvre" van één man zijn die der tienhonderd politieke prenten, te vermeer deren wellicht met duizend kleinere op de vijfde pagina van „De Groene". Alleen teeds deze onverdroten ijver, deze geniale Eirbeidskracht dwingt tot eerbied, ook de genen, die in die. politieke prenten iets mis sen, dat zij bij Daumier, bij Caran d'Aehe, bij Léandre, bij Rochueseu, bij Holswilder <en naar de ultra-modernen willen bij Hahn en Ton van Tast wel meenen te vinden, een zeker sterk-persoonlijk meeleven van de in beeld voorgestelde menscken cn dingen. Braakensiek is geen caricaturist en hij is ook niet geestig. Hij is daartoe te voor naam', te veel aristocraat, te veel een „ras- paardje". Alleen lagere naturen zijn in staat hun omgeving altooö als „faroe" te zien, den menseh altoos als caricatuur to beschouwen en af te beelden. En geestig heid 19 uiting van bitterheid, is het laatste verweer van den verdrukte, en belaagde, zwakkere; is het stekeltje, dat door het kleine visehje stijl op den rug wordt op gezet, om niet door den groot-cn verzwol gen te worden. Iets geheel anders is „humor"; dat is het toot liefde begrijpen en vergeven van men- schelijke zwakheden en hebbelijkheden. Geestigheid wondt, is afbrekend; maar hu mor heelt en is opbouwend. Wie het eigenlijke werk van Johan Braa kensiek wil leeren kennen, moet niet de reproducties der dertienhonderd Weekblad- teekeningen bezien. Hij beginne met de ontwerpen en de krabbels van die teeke- ningen te beschouwen ze zullen op 25 October op een tentoonstelling van Braa- kensiek's oeuvre te Amsterdam te zien zijn. Wellicht ook, dat de hoofdredactie van „De Groëne" er dan ook eens toe overgaat om een enkele maal een ander procédé tot re productie van Braakensieks ontwerp te ne- toen dan die eeuwige onbeminnelijke-, ver gravende, al het fijnere doodende van den mechanische n steendruk. Johan Braakensiek, de artist-illustrator, is een door materialisme,burgerlijkheid, ge voelloosheid en afgunst levenslang terug gezet en verdrukt Nederlandsch kunste naar. Zijn levensgang, hoe dan ook uiter lijk anders, is te vergelijken met dien van Jongkind, Millet, Vincent van Gogh. Bij na al onze groote schilders zijn door het publiek óf miskend en onbegrepen, óf tot een ztJ.ere slavernij gedwongen, beperkt 'tot hun „genre". Deze werd gedwongen j levenslang koeien en eenden te schilderen, gene alleen binnenhuizen, een derde alleen stillevens, enz. Braakensiek nu is levens lang gedwongen geweest politieke prenten te schilderen in een zekere politieke rich ting, die de zijne geenszins altoos was, en die prenten nog gepubliceerd te zien door oen procédé, dat de beste en fijnste effec ten vergtrofde of doodde. Hij heeft zich daar door een zekere populariteit by het groote publiek daarvoor verworven en een 'ver zekerd materieel, maatschappelijk bestaan. Het is echter thans wel eindelijk eens tijd, dat de traditie van den geestigen, populai- ren, d emocratisehen Braakensiek vernietigd en gewezen worde op den weTkelijken Johan Braakensiek. Dien vindt men in het prachtwerk „Stu dentenleven" door Klikspaan, met teeke- ningen van Johan Braakensiek (Leiden, A. W. Sijthoff). Wie die platen in dit werk beschouwt, leert met stijgende be wondering tob den grooten artist-teekenaar opzien en voelt metoen de tragedie van deze kunstenaarsziel. "Wij zullen het er straks nader over hebben. „Vertelt u mij eens wat van uw leven?" „Ja, wat zal ik eigenlijk vertellen?" Het 9piritue.ele gelaat, vol trekjes van goedhartigheid, teederheid en schroomval ligheid, als bijna alle groote kunstenaars is ook Braakensiek verlegen, beschroomd, om zichzelf te geven, bang om het inner lijke naar buiten te toon en gaat wat neerwaarts, peinst, wordt ernstig en nu, in den gouden schijn van het lamplicht, terwijl de lierinncringen hem bestormen, komt er een za-clite s cbemer van droefenis over. Maar hij kijkt w.eer op en ziet de vier, de moe der en de drie dochters, en opeens is de zon weer door de wolken. Deze man, levens lang door de buitenwereld miskend, is niet ongelukkig. De goden kennen méér meewaren dan de menschen. En zij zonden hem drie muzen in huis, die daar binnenin vergoedden wat huiten misdreven werd. „Waar bent u geboren U bent Amster dammer, nietwaar „Ik ben op 24- Mei 1858 te Amsterdam geboren uit een groot gezan. Mijn vader was kaarten teekenaar. Ik had in mijn jeugd een broer, een oudsten broer, die zie kelijk was en vaak te bed moest liggen. Hij toekende en schilderde ook als hij te bed lag. Ik zat dan als knaapje aan het voeteneinde en mocht ook geld kleren en teekenen en wat ik toen maakte, was niet het gewone kindergedoe, maar het kwam er al vroeg uit, dat ik teekenaar of schilder moest worden. Daarna kwam ik 'op een "be waarschooltje in de Tweede "Weteringdwars- straat, bij een onde vrouw, ,.die de kinderen met de tang reg'eerde. Dat kwaie, ouwe wijf heeft mij mijn eerste indrukken ge geven van een zekeren Ostade'schen- en Jan- Steenschen geest; indrukken, die mij al toos zijn bijgebleven en die je in mijn werk terugvindt. Op de lagere school kon ik niet mee. Ik was hardhootrend en was altoos aan het zien naar de dingen, in mijzelf mijn eig-en binnenleven levend. Daardoor leed ik veel van de kameraadjes, maal' ook van de onderwijzers. Ik kon niets uit het hoofd leeren, hoewel ik er vaak wanhopige pogingen toe deed. Een keer, toen ik weer een versje niet uit het hoofd kon leeren, maakto ik er teckeningetjes hij en hoopte daarmee liet hart van den schoolvos te ver murwen. Maar hij liet de teekeningetjes eerst aan alle jongens zien, die mij harte- tijk uitlachten, en verscheurde ze toen Do meester is even stil. Ziin gelaat as hij die pijnlijke herinnering vol smartelijk heid. „Ik kreeg nog straf op den koop toe Hij lacht even smakelijk, maar onmid dellijk gaat het in een helder, gelukkig, een lacken-binnen in, over. Heeft hij weer naar zijn drie 'dochters gezien? Die schij nen wel'altoos te juichen en to- lachen in vaders hart. „Mijn vader had een klein drukkerijtje, toekende en drukte, zooals ik je zeide, land kaarten. Maar er werden niet altoos land kaarten gedrukt, ook wel eens oowediepla^ ten; dat waren prenten, die op de aam plak-programs als trekmiddel en versiering dienden, zooals voor „Robert en Bertram." Mijn broer toekende die prenten gewoon lijk, maar als hij te ziek was, mocht ik het later doen. Die werden niet duur betaald, maar wij kregen er vrijkaarljes door en kwamen er d<x>T in aanraking met de fa milie Grader. Dat was een groot artistiek gezin met veel jongens. Grader had te Am sterdam een volksschouwburg, en daar ging ik nu veel heen. Een der jongens, Willem Grader, was goed voor mij. Ik mocht in het theater alles doen, wat ik woukon overal zitten, achter de coulissen, op de zolders, overal. Ma ay mijn uitverkoren plaatsje was 's avonds naast neef Willem Grader, die in het orkest cornet a piston blies. Toen vroeg een winkel van dames-hand werk en een teekenaar voor borduurwerk en sous(aches-patronenIk ging er op af en werd aangenomen. Tot mijn zeventiende jaar toekende ik toen vcor dien winkel Merkwaardig, ik hek altoos het land gehad aan het teeltenen van patronen en aan het werken op den lithografischen steen. En verdraaid... juist dit moet ik altijd doen. Toen ik voor het eerst hij mijn vader op de drukkerij op een lithografischen steen toekende, voelde ik tegenzin. En toch heb ik liet altoos gedaan." Er is nu geen bitterheid in hem. Meer een verwondering, dat het lot zulke onbe grijpelijke gangen gaat. Op mijn zeventiende jaar hen ik op de Academie gekomen, heb .daar drie jaar ge studeerd, werd toen aangezocht om „Uit het Volk" van Justus van Ma.urik te illustree- ren en dat was het begin van mijn illustra torsloopbaan. Tot het politieke prenten-teekenen kwam ik aldus: Mijn oudste broer, waarover ik je al sprak was eerste-teekenaar geweest op groote drukkerijen en richtte daarna met mijn vader in 1878 een eigen drukkerij op onder de Lr ma Gcbr. Braakensiek- Maar mijn broer werd zoo zwak, dat hij niet meer teekenen kon, en daar hij in dien tijd voor het weekblad het „Geil lus teerde idoktie- nieuwö" platen teekende, moest ik hem ver vangen, en langzamerhand verving ik hem geheel. Ik teekende de prenten voor het „Politienieuws", voor prentenboeken, too- neel-affiche-prentenkortom alles, wat op de drukkerij voorkwam'. Mijn vader is in 1883 gestorven. Daarna mijn broer. Vreemde ele menten kwamen in de drukkerij; maar ik heb die drukkerij nog lang mijn steun gege ven. In 1885 kwam Justus van Maurik, wiens werken ik illustreerde, bij mij praten over uitgave van het weekblad „De Amster dammer." Ik zou enkele malen een plaat er voor teekenen en als datsucces had, zou men er een geïllustreerd weekblad van ma ken. Zoo ben ik de wekelijksche illus trator wan „De Groene" geworden. En dat is nu mijn leven." „Indien nu de omstandigheden eens niet gedwongen hadden, practisch werk zaam te zijn, indien u geheel vrij waart, ge weest, zoudt u dan een andere richting heb ben gekozen? Of heeft u, wat ook wel vaak voorkomt, juist dat gedwongen werk- geholpen om vroeg een volkomen techniek te verkrijgen „Ik was liever schilder geworden. Ik "ben een kunstenaar, die zichzelf gedwongen heeft, den practisch en kant te kiezen. Ik was gaarne een schilder geworden van den humor van het Nederlandsche leven, had. graag op de traditie van Van Ostade en Steen voortgewerkt." „U heeft toch ook schilderijen gemaakt?" „Ja.L enkele kunt u nog zien. Ze han gen hier Wij-' jM$i naai* den; Ikloek ^gescbBclerden, gedurfden -,kep, van een jongen Üósterling, proefwerk -voor d$. Academie. Naar een uitvoerige „Gestoorde bruiloft", een stil leven, twee aquarellen werk, dat men op de a.s. tentoonstelling zal kunnen be schouwen en dat toont, welken weg Braa kensiek als schilder had willen volgen. Maar den eigenlijken rijpen kunstenaar leert men toch eerst kennen in de illustra ties van Klikspaans, studententypen. Braakensiek is gesproten uit een voor naam, oud-Hollandsch geslacht. Zijn moe der, was een Van-Arckelens, de grootmoeder freule Elizabeth van Arckelens, oude Gel- derscho adel. Braakensiek bezit nog ocnige familie-portretten, dat van zijn grootmoe der en haar heide zoons. Vooral dat por tret der grootmoeder, consciëntieus en ge distingeerd geschilderd, toont edele, krach tige, voorpam'e trekken. „Bon sang ne peut mentir." Ook Braakensiek, hij, de teekenaar in dienst van een democratisch weekblad, is naar zijn eigenlijken aard aristocraat. Het yoornam-e van zijn wezen kan men be wonderen in de uitvoering van studenten typen-illustraties. Het illustreeren, het verduidelijken van geschreven tekst door aanschouwelijke tes- keningen, is niet, gelijk dat tegenwoordig vaak gedaan wordt, het scheppen van eigen persoonlijke kunstwerken met den tekst als geleidmotief, zoodat er geen harmonie is tusschen den geest van den dichter en dien van den illustrator; de éénheid ont breekt. Maar illustreeren is een werk van dienende liefde. Epi,. als zoodanig .vatte Braakensiek de taaie op, die de firma Sijt hoff, te Leiden, hem opdroeg. Hij begon met heft tijdperk te bestudeeren, en toen hij dit door-en-diooykende, zoodat hij liet historische sentiment in zijn werk kan leg gen, ving hij aan, nauwgezet van geweten, zonder opdringerigheid van de eigen per soonlijkheid, maar deze alleen door de in nerlijke middelen uitend, bij elk hoofdstuk een afbeelding van een moment te geven. Zoo werd elke plaat een juweeltje, van illustratie-kunst. Uitvoerig weergegeven en ondanks de uitvoerigheid één vast geheel door de zeer gevoelde verdeeling van licht en seha/luw, vol kleine, fijne, teedere trek ken en trekjes; van een stillen, blijmoedigen humor, die nooit tot uitbundigheid over slaat, nooit grappig of grollig wordt, i9 dit gedistingeerde werk voltooid met volkomen meesterschap over vorm en in houd, wel het beste, dat ooit in Nederland op dit gebied gemaakt is. En er is op dit oogenblik geen ander kunstenaar in Neder land, die in staat zou zijn, dergelijke il lustraties, een 'reeks van zco volkomen persoonlijke kunstwerken zonder plebeji sche eigen-ikkerigheid, naar-voren-dringeTij te leveren. Degenen, die over den „popu- lairen" Braakensiek spreken en dan men schen als Hahn of Van Tast als artist bo ven Braakensiek willen stellen, doen goed deze serie „Klikspaan"-illustraties eens ern stig te bezien. Braakensiek is te voornaam', is van te goede afkomst, te veel eeht-Hol- landsoh,. .om -de mensehheid als farce te zien. Do caricatuur is door dö-.gëhêele reld. heti ijpftópen-yanaden plebejisehen geest der af breking!^ der vertdë tigeife:-'' 'Caricatuur is o¥eï®ljvh5g,,''"is het opzettelijk valsch voorstellen ter wille van een doel, buiten de kunst liggend. Het is de kunstvaardig heid van den pamflétaire met het te eken- stift. Het gaat in do schilderkunst al niet anders dan in de tooneelkunst ook daar worden de mislukte treurspelspelers goede komieken. Het tragische in den komiek is, dat hij het waardige in den niënsch weg werpt. Vandaar dan ook, dat hij gaarne ook het lichaam vervormt (lange neus, bult enz.)zoo zijn genre ook lichamelijk symboliseerend. Maar Braakensiek bezit een fijne vroo- lijkheid, een teedere blijmoedigheid, de grondtrek van zijn karakter is liefde, dat is de scheppende aandrift, liefde voor men schen en dieren en dingen. Als men van hem hoort, dat hij altoos met verdwaalde of verwaarloosde dieren komt aandragen, om ze te verplegen, en dan daarna ziet hoe hij den hond' teekent bij het hoofdstuk van den dronken student, die zijn hond mishandelt, begrijpt men, dat het een hij het ander behoort. Ook dat teekenen van een arm hondebeest is een daad van liefde, is met het pensoel uitgevoerd, maar met het hart geschilderd. Op een andere teeke ning heeft hij diezelfde liefde voor al het geschapene getoond in de uitstraling van het licht van een lamp. Zco het stralen van een lamp gevoelen kan alleen een vroom gemoedeen gemoed, dat in zichzelf 'gekeerd is. Men beschouwe eens de plaat bij het hoofdstuk „Thee"; de ruime gang in het 17de~eeuvsehe gebouw met de bank en de Staande klok in zuiveten stijl 1 En de beweging van de personende student, het dienstmeisje kussend. En het avond licht in die ruimte. Of den humor van het hoofdstuk „Elanor"; de rijjool op stoe len. Braakensiek heeft, vóór hij deze m'eeste'r- stukjes schiep, in eenvoud des harten, met kinderlijk gemoed, rustig en tijdloos, zoo als alle echte droomers ten slotte leven, te voren door Leiden gedwaald, om' geheel de stemming van onze Sleutelstad op zich te laten inwerken. Do twintig prenten in dit hoek zijn een monument geworden van Ne- derlandsche iHustreerkunst en wie ze voor het eerst beschouwt, zal moeten erkennen: „Ik wist niet, dat de man van de Weekblad- prenten een zoo groot meester is." Hot rumoer om de namen van Isfraëls, Marissen, Mauve is in al die jaren groot geweest. Dat verborgen, in stilte, een an dere groote kracht -werkte dat het wer kelijke wezen van groote kracht onopge merkt bleef, is haast onbegrijpelijk. En wij hopen van harte, dat dit jubileum bekroond moge worden door een opdracht, die de geniale gaven van Nederlands besten illus trator waardig is. Wij bedoelen de illustree» ring van de „Camera Obscura" of die van „Woutertje Pietorse." Ook waren wij in de gelegenheid enkele der oorspronkelijke teekeningen van de prenten voor het Weekblad te mogen zien. Daar was o.m. een prent, voorstellende de kerstklok, luidend hoog in den toiren, be neden de kerl^gang van Victoria met Cham berlain, gevolgd door keizer Wilhelm en zijn adjudant, tijdens den Zuidafrikaan- schen oorlog. Zij die maar nabouwen: „Braa kensiek is geen fantast, Braakensiek is zoo'n beetje journalist, Braakensiek is nuchter", enz .enz., zullen, als zij op de a.s. tentoon stelling in staat zullen zijn, dewerkelijke BraakensLek-kunst te zien, niet de vergTofde reproducties er van, dezen voornamen, nauw- geaetten, innexlijk-levenden artist leeren schatten naar zijn ware grootte. En het ware te wenschen, dat dan ook maar meteen de kwart-eeuw van dwang- kunst voor hem voorgoed voorbij zou zijn. Dat onze groote uitgevers Rraakensiek's volmaakt talent, dat nog altoos frisch en onverzwakt is, voor groot en breed werk weten te winnen; voor* werk, dat dezen superben artist waatdig is. Wettelijke winkelsluiting te Leiden. Mijnheer de Redacteur! Ook onzerzijds in dit debat een slot woord I De heer G. K. de heftige tegenstan der wijdt de helft van zijn artikel tegen winkelsluiting aande verplichte koe. pokinenting. Hij heeft aan dit onderwerp speciale studie gewijd, meent dat de schit terende uitvinding van den wercldberosm- den Dr. Jenner meer kwaad dan goed doet en staaft zijn .meening over dit hoofdzake lijk medisch onderwerp door aan te halen het oordéel,. van twee .eminente, juristen! Wij zullen ons wel wachten hem op dezen zijweg te volgen en willen volstaan met de .opmerkingen lo. dat sedert de toepassing der verplich te inenting de ontzettende pokkenepide mieën, welke de geheele wereld in vroeger tijden hebben geteisterd daar waar de inen ting algemeen verplicht is gesteld, heb ben opgehouden; 2o. dat de landen, waar verplichte inen ting bestaat, belangrijk gunstiger pokken- statistieken opleveren dan die, waar men die „Vrijheid" huldigt, 3o. dat volgens den hedendaagschen stand der wetenschap de inenting nog al tijd het leenige doeltreffende voorbehoed middel tegen pokken wordt geacht. Ver- diere bestrijding, indien noodïg laten wij gaarne aan bevoegder pen over! Wat echter het onderwerp betreft waar het om gaat de wettelijke winkelsluiting laten wij onzen geachten tegenstander niet zoo gemakkelijk los en kunnen niet toelaten dat hier van de feiten een onjuiste voorstelling wordt gegeven. Speciaal met kracht en klem wenschen wij te protesteeren tegen G. K.'s averecht- sche voorstelling, alsof voor- en tegenstan ders in twee ongeveer even groote helften zouden zijn verdeeld. In tegendeel, de te genstanders zijn hoeveel rumoer zij ook te Amsterdam mogen maken overal verre in de minderheid Indien de heer G. K., in plaats van precies in de Handelingen na te slaan op welken dag een jurist in de Kamer een rede hield over een in hoofdzaak medisch onderwerp, eens had nagelezen de versla gen der Middenstands-vereeniging, dan zou hij geweten hebben dat reeds de algemee- ne vergadering van den middenstand in 1903 met overgroote meerderheid zich vóór wettelijke sluiting verklaarde. Ook zij hem, die zich blijkbaar gaarne verdiept in gron dig onderzoek, aanbevolen een aandachtige bestudeering van de praeadviezen en juist dezer dagen gevoerde debatten in de Ver- eeniging voor Staathuishoudkunde en Sta tistiek. Hij zal daaruit ontdekken dat (in aansluiting met onze mededeeling omtrent een enquête te Arnhem, waar onder plm. duizend belanghebbenden nog geen tach tig tegenstanders waren!) overal dc tegen standers verre in de minderheid zijn; dat in Rotterdam op het oogenblik door de Handelsvereeniging en de Roomsch-ICatho- lieke Middenstandsvereeniging een en quête wordt gehouden naar het verlangen omtrent winkelsluiting, waarvan de resul taten pas voor enkele wijken bekend zijn.- Wlelnu, voor een wijk, welke juist bijna' uitsluitend door K^e i n-winkeliers be-: woond wordt (Binnenweg en deel Kruis kade) en waar men juist de meeste opposi tie verwachtte, blijken van de 660 ant. woorden slechts 150 tegen en 510 vóór sluiting te zijn uitgebracht! Zulke cijfers spreken voor zich' zelfi Ze zeggen voor dit onderwerp meer dan leen bestrijding der Koepokinenting! De momenteele oppositie van eenigen te Amsterdam (l'histoire se répète!) had reeds vroeger te Lübeck op dergelijke wijze plaats, waar thans de winkelsluiting alge. meene instemming vindt. Hun, die beweren,- dat deze sluiting speciaal een Duitschen geest: ademt, zij. verwezen naar het land) waar bij uitstek de individualiteit wordt geëerbiedigd Engeland waar 336. (driehonderd zes en dertig 1) gemeenten een' sluitingsverordening hebben en naar den' vroegeren Oranje-Vrijstaat, .Transvaal, heti vrijheidslievende Zwitserland, Zweden,- Noorwegen, Denemarken en Niemv-Zoe-, land. Zóóver rijkt toch zeker de „Duitschei, invloed" niet? Maar... zoover behoeft;; men zelfs niet te gaan om argumenten te vinden. Hebben niet te Amsterdam velef; leden van rechtsche partijen (welke toch"; niet verdacht kunnen worden groote voort j standers te zijn van overheidsinmenging IJ miet linksche partijen voor de sluitings-: verordening samengewerkt? Hoe dit komt? Het antwoord is eenvoudig: Omdat men daar heeft ingezien dat dd toestanden in het winkelbedrijf tengevolg-ei van G. K.'s troetelkind, de ,,Vrijheid"(!); zóó schrikbarend op slavernij van den win-: kelier en zijn personeel gelijken, dat voor, beider belang en dat van het algemeen,; voorziening noodig werd geacht. (VVant de opmerking, Mijnheer de Redac-? tkmr, van uw geachten Warmondschen correspondent dat vrijwillige afspraak tot; vervroegde sluiting de meest gewenschte is, moge in het algemeen waar zijn, in de practijk is vrijwillige regeling in grootere plaatsen op den langen duur onmogelijk^ ,W|elke middelen heeft men, hen, die hun gegeven woord niet gestand doen, te straf-- fen of te dwingen dat woord te houden? Terecht zegt dan ook Mr. Schiirmann in zijn praeadvies dat de verijdelde pogingen te Rotterdam in de confectiebedrijven, tel Amsterdam in het mode- en hoedenbedrijf,- te Amersfoort voor de geheele stad, t-ej Leeuwarden, te Groningen, te Bussum alle daar zijn om te bewijzen, dat op den duur bij particulier initiatief zonder overheids-- hulp, de sluiting mislukt door onwil van enkelen, die men min of meer kan verge, lijken met den onderkruiper in de arbei-. ders wereld. Aan het eind van dit debaf willen wij gaarne den geachten heer G. K. onzen; oprechten dank betuigen voor zijne onop-: zettelijke en waarschijnlijk ook ongewilde medewerking ons in ons streven naar ver vroegde sluiting verleend. Want zijn op-: positie vestigde in ruimer kring de aam dacht op dit onderwerp, gaf de gelegenheid ook hier de weinige steekhoudendheid zij-: ncr argumenten aan de onze te doen toet-: sen. Niets is zoo erg als „doodzwijgen"; dank zij G. K.'s oppositie is dit bekende strijdmiddel hier niet toegepast! En daar-; voor moeten alle voorstanders van wette, lijke sluiting den tegenstander G. K. dank. baar zijn,- Dochmét dezen, dank alléén komf men, er niet. Er moet thans, óók te Lei. den, gehandeld worden. Reeds voor eenigo jaren heeft zich hier bij een enquête door de Kamer van Arbeid voor de winkelbe. drijven gehouden, de overgroote meerder- derheid der winkeliers vóór vervroegde sluiting verklaard. Het resultaat is officieel gepubliceerd, verschepen in het Gemeen teverslag en in het Sociaal .Weekblad en dus gemakkelijk na te slaan. De Kamer van Arbeid in het Winkelbe. .drijf, een Vereeniging van Handelsbedien den, ,een Comité tot vervroegde winkelslui. ting, pf welke andere corporatie dan ook, wepd-e ^ich thans tot den Raad, welke zich als ,dan zal uitspreken. Zelfs al zou de eer ste poging (wat nog lang zoo zeker niet is!) mislukken, dan heeft men althans reeds dit voordeel behaald te kunnen onderscheiden welke raadsleden van meening zijn dat een 14-urige arbeidsdag u, winkeliers, tijd voor rust, ontspanning en ontwikkeling genoeg overlaat en welke raadsleden daar anders over denken. Er is thans genoeg gepraat! Mogen onze woorden winkeliers en allé anderen, die gevoelen voor het algemeen belang, aansporen, óók te Leiden een krachtige actie te ondernemen. Aan medestanders zal het u niet onri breken Mét beleefde dank voor de plaatsing, Een firma in galanterieën en huis. houdelijke artikelen alhier. Leiden, 16 October 1911. RF.EU WIJK. Bevallen: G. M. Uogeveen geb. Dulleinnns L>. E. vao Spengen g-b. Van Spongen I). W. M. de Goey geb. Streng Z. Gehuwd: A. Vetklêy en E. M. Mourita. P. v. d. Star en A. Verkley. TER AAR. Bevallen: W. M. Koeleman geb. Van Scheppingen Z. Overleden: W. F. Arabagtsheer 12 w. T. den 'daan, 75 i., echtg. van J. Butot. ZEVENHOVEN. Bevallen: G. van Dijk geb. Zuidain D. 'ZEGWAARD. Geboren: Gerrit Dirk, Z. vaa P, de Grnaff en A. G. van finalen. G ehuwd: W. van der Kraan jm. 23 van Schiobroek, en- -I. Lamees 'd. 22 i. ZOETER'JKEIL Geboren: Jannetje, D. van J. Groeneveld en G. Bastian. Ondertrouwd: Jacob Krijgsman im. 26 i. en Adriana G. Dronkore |d. 22;., van A'nemuide». Overleden: Janaie van Wiegerdeo, 62 j., echtg. van G. Vis. Berichten over Rijnland'-s boezem, gedurende de "Week van 10—17 Oct. 1911. Stand 7an den boezem te Leidea. Idem te Oudewetering. Werking der stoomgemalen Waterloozmg langs natuurlijk. Aveg. Waterinlating Regenval in Min. e 0 o 10 Oct 11 Oot. 12 Oct. 13 Oct. 14 Oct 15 Oct. 16 Oct. 17 Oct. 49 53 53 54 49 48 47 49 em.-A.P. 52 54 55 56 53 51 52 54 em.—JLP. Spaarndam 4245 u„ Haliweg 51s0 u., Gouda u., Katwijkn. Spaarndam n., Halfweg u., Gouda u., Katwijk Ï9 u. Door de sluis te Gouda 32 u. 31.1.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 6