Napoleonsrollen.
Bickeus' Romanfiguren.
Koffie en thee van Balzac.
Muildieren in het Berlijnsche verkeerswezen.
Do Algemeene Omnibus-Maatschappij koopers te vervangen. Zij heeft een aantal
heelt sedert korten tijd een proef genomen muildieren in gebruik genomen, welke die-
om het steeds duurder wordende en gauw ren goedkoop te houden zijn en tevens een
versleten paardenmateriaal door iets goed- groot uithoudingsvermogen bezitten.
het wel laten hoor. Pas op; hij zal u in
het gezicht krabben of in de beenen bijten.
Gisteren hoeft hij de kindermeid nog bij het
haar getrokken. Hij maalt er niets om het
u ook te doen.
Hij vindt het dolprettig vliegen te van
gen, hun do veugels af te scheuren en hen
onder een horlogeglas te zotten. Dat zou hij
wel den geheelen dag kunnen doen. O, hij
vindt het zoo grappigWeet gij wat hij met
de meikevers doet, die Betje laatst voor
hem gevangen heeft? Van papier heeft hij
er een staart aan gemaakt en ze toen in da
kerk losgelaten. O, wat een pret!
Hij en Keesje, de oudste zoon van buur-
mani hebben de pop van ïr .rie gisteren bo.
ven het vuur gehouden. Er is niets meer
van over dan het hoofd. Hij is een deug
niet. Zeg het nog eens, en hij zal u in het
gezicht krablwn. Ma heeft gezegd, dat, als
zij half zoo leelijk was als gij, zij het bester
ven zou. Als hij ziek is, wil hij niet. innemen.
Maar als hij dan dood gaat? Goed, dan gaat
hij dood. Kan 't u wat schelen? Dat misse
lijke goed, daar bedankt hij v ór. Hij heeft
het fleschje gebroken en in den vuilwater-
emmer leeg gegooid. Wil hij eens een ge
heimpje vertellen? Goed. Duister dan. Tan
te Betsy draagt een erêpé, en oom en tante
hebben dikwijls ruzie en dan zegt tante
dat oom een buffel is, en dan zegt oom, dat
tante een serpent is. Hij heeft geen vruch
ten uit de kast genomen. Dat is niets. Hij
heeft alleen een appel, twee peren en eeri
tros druiven er uitgehaald. Wat zou dat
nu?
Hij wil geen zoete jongen wezen. Hij wil
uw bakkebaarden niet loslaten. Misschien,
als gij hem uw horloge geeft om mede te
spelen, maar anders zeker niet. Naar bed
gaan doet hij niet; verstaan? Ma laat hem
opblijven Zoolang fey wil. Hij wil grienen.
Hij wil niet, dat het tafellaken wordt weg
genomen. Hij wil met zijn vork prikken
naar iedereen, die het beproeft. Wat (kan
het hem schelen of de jus over uw broek
valt, als hij het sauskompietje omgooit?
Trek hem niet bij de ooren, hoor I Hij zal
het ma zeggen. Blijf van hem af en maak
zooveel leven niet. Ziet gij niet, dat hij er
hoofdpijn van krijgen zal? Ma zegt dat het
sohande is een kind, dat niemand kwaad
doet, zoo te plagen. Hij is zoo driftig van
aard. Hij kon er wel de mazelen bij op
doen. met al het geraas, dat gij van een
kleinigheid maakt. Heeft hij gisteren den
inktkoker ook omgestooten? Dat kan im
mers den beste gebeuren. Men moet alies
zoo kwalijk niet nemen.
Ten laatste verdwijnt de kwajongen,
schreeuwend en huilend, en door ma met
vochtige oogen nagezien. Hij laat een hoop
gebroken kopjes, schoteltjes en bordjes als
nagedachtenis achter aan den laatsten dag
van zijn verblijf in het ouderlijk huis. Ge
heel den vorigen dag heeft hij gegriend, dat
men het op den zolder kon hooren, en dat
geluid werd onder de beddelakens voortge-
zet^ tot hij in slaap viel. Trouwens, de
eenig© tijd, dat hij geheel en al stil is.
Pa heeft goed gevonden hem op een
kostschool te doen. Ma heeft zioh daar lang
tegen verzet, en hij stond haar dapper bij.
De worsteling tusschen beide gevoelenB
duurde een tijd, en een a..ntal gebroken
glasruiten bleven op het slagveld achter.
Dat de spiegel er heelhuids afkwam, is een
wonder. Toch behield ten laatste het va-
derlijk gezag de overhand, en de jeugdige
dwingeland wordt aan de hoede van een
heer met bril toevertrouwd, die van oordeel
is, dat kinderen leeren moeten, en geen
gekscheren verstaat. Als hij met de Paasch-
vacantie thuis komt, is hij merkelijk tam
mer geworden, maar 't duurt verscheidene
halfjaren eer zijn aangeboren en ingewil
ligde boosaardigheid geheel ten onder ge
bracht zijn en hij een zoet kind geworden
is, dat zijn geaardheid om de kat te mis
handelen vergeet, en er niet meer zijn
grootste genoegen in stelt de meiden te
plagen, al wat breekbaar is te vernielen,
gemalen koffie in de sigarettenkoker te
doen, en zijn morsige handen aan de nieuwe
jas der bezoekers af te vegen. Het schreeu
wen en grienen heeft hij ten laatste ook
geheel afgeleerd, maar in de eerste vacan-
tiën wordt dit vervangen door een zeker
kreunen, zijn eenige troost is als pa hem
verbiedt, omdat hij nu een groote jongen is,
zijn broertjes en zusjes bij het haar te
trekken of to knijpen, of wel den jongste
met spelden te drikken. Doch ook deze
liefhebberijen verdwijnen ten laatste; maar
er zijn hebbelijkheden, die te diep wortel
schieten om ooit te kunnen worden uitge
roeid, en zoo zijn er eenige van zijn stre
ken, welke de man, die vroeger model-kwa
jongen is geweest, nooit afleert. En daar
in den regel het kind de vader is van den
man, zoo is ook de volwassen model-kwa
jongen een tyranniek echtgenoot, een bar-
baarscli vader ent in het algemeen, een
slecht mensch.
In Frankrijk heersohte omstreeks 1840
een ware Napoleon-vergoding. De rampen
van den oorlog waren vergeten, de herin
nering aan die rampen was althans zeer
verzwakt, en vol ontzag dachten de Fran
sehen alleen nog maar aan do heerlijkheden
van het zoo glorierijk tijdperk.
De Napoleon-periode leverde toen ook
onophoudelijk stof voor tooneelstukken. Het
was of de Parijzenaars nooit genoeg kon
den zien en hooren van hun grooten Kei
zer. Af en toe ging men zoover, dat de
Keizer zelf op de planken werd gebracht,
en in een boekje van Henri 'd Almeras
wordt men herinnerd aan de eigenaardige
moeilijkheden, die voor tooneelspelers dan
te overwinnen waren.
Tooneelspelers, die de Napoleon-rol had
den te spelen en gebrekkig spel te zien
gaven, werden van de j lanken wegge-
jouwd. Slaagden zij echter in hun pogen
werkelijk een Napoleon te zijn en door
uiterlijk en door tooneelspeelkunst de won-
derfiguur van den petit caporal" aanschou
welijk te maken, dan konden zij verzekerd
ztijn van hartstochtelijke toejuichingen.
Een enkele houding, één enkel gebaar kon
al beslissend wezen.
Onder de Napoleon-spelers nam Gobert
van het Thé&tre de la Porte Saint-Martin
de eerste plaats in. Deze talentvolle acteur
wist den roemruchten Keizer zóó in alle
volkomenheid na te bootsen, dat men mee-
nen kon weer in de dagen van Wagram
en Austerlitz terug te zijn. Zijn aller
grootste succes verwierf Gobert met de
Napoleon-rol in een drama „a. grand spec
tacle", dat eerst Napoleon te Schön'orunn
liet zien op het hoogtepunt zijner macht
en daarna den vernederden heerscher als
streng bewaakt banneling op Sint-Helena.
Eiken avond wekte Gobert dan een mate-
looze ontroering; de toeschouwers door
leefden weer alle deelen van het vooi
Frankrijk en voor Fransehen onvergetelijk
tijdperk. Het scheen alsof Napoleon weer
uit zijn graf was opgestaan.
Met groote zorgvuldigheid was alles in
scène gezet om dien indruk te wekken. Als
figuranten werkten mee een 150-tal vetera
nen van des Keizers grande armée". Vóór
de eerste opvoering stonden zij achter de
zijschermen opgesteld en daar kwam Gobert
zich aan hen het eerst toonen. Zóó verrast
waren de oud-strijders, dat zij zonder eenig
commando in stram gelid ich schikten en
het geweer presenteerden. Eén hunner riep
Gobert tot zich en geheel Napoleons spreek
trant nabootsend, vroeg hij hem: „Nu, mijn
dappere, kent ge uw Keizer nog?" En de
veteraan antwoordde met een snik in de
keel: „Ja, Sire, gij zijt het!"
Toen was Gobert gerust, dat de proef
gelukken zou. Het scherm ging op en toen
de menigte der toeschouwers den Napoleon
voor het front zijner troepen zag en zijn
korte bevelen hoorde, terwijl er niets viel
te bespeuren, dat aan tooneelspel herin
nerde, toen ging er een huivering door de
groote zaal en onmiddellijk daarop daverde
het geroep van „Vive l'Empereurl"
Dat het tooneelstuk eigenlijk een prul
was, werd gaarne vergeven. Men had in
Gobcrts meesterlijke vert-olking den groo
ten Keizer gezien, en dat was voldoende
voor de Fransche, licht ontvlambare geest
drift. De tooneelspeler Provost ging dat
weldra ervaren. Deze had de rol van den
Engelschen generaal Hudson Lowe (Napo
leons bewaker op St.-Helena) te vervullen
en tegen, hem keerden zich alle haat en af
keer der toeschouwers. Niet alleen floot
men hem uit, maar zelfs wilden sommigen
hem te lijf gaan, en Provost moest zich
dagen lang schuil houden om veilig te zijn
De Napoleon-literatuur groeide aan en
sommige tooneelspelers wilden niet anders
dan Napoleon-rollen 6pelen, waartoe zij
zich dan ook heel veel moeite gaven. Niet
zonder gavaar waB deze manie. Een dpr
tooneelspelers, Edard geheeten, heeft da/
ervaren. Deze copicerde zoo onophoudelijk
Napoleon, dat hij ten laatste het ook bui
ten den schouwburg doen ging en zich op
Btraat vertoonde in de bekende houding; de
hand tusschen het vest. Hij was dan ge
woonlijk boos, dat men h *m niet. met <"-en
„Vive l'Empercurbegroete en beweerd
wordt, dat hij door het zidh inleven in de
Napoleons-rol ten laatste raai ind»? werd.
Hij bleek ten laatste stijf en strak de mee
ning toegedaan werkelijk den slag bij Aus
terlitz gewonnen te hebben.
In Engelsche bladen en tijdschriften
wordt met groote levendigheid het vraag
stuk besproken, of de door Dickens voor
gestelde personen fantasie of werkelijkheid
waren.
Zeker zullen alle lezers Daniël Quilp uit
de „Old Curiosity Shop" als eeai spel der
Dickcns-fantasio beschouwd hebben, nog
wel met dat eigenaardige romantisch-grie-
zelige tintje, dat bijna in alle werken van
Dickens is terug te vinden. Nu bbjkt echter
uit een mededeeling van een Engelsch jour
nalist, Gerald Carlton, dat cht niet het ge
val is. Carlton heeft in 1874 het model van
Daniël Quilp uit de „Old Curiosity Shop"
leeren kennen.
Daniel Quilp, die in de galerij van men-
sehelijke monsters, door Dickens' onuitput
telijke fantasie geschapen, een der vieese-
lijkste, maar ook een der onvergelijkelijk-
ste gestalten is, was in werkelijkheid een
Ier; hij heette Byrne en beweerde, op Tri
nity College zijn examen gedaan te hebben
en dokter ra de medicijnen te zijn. Carlton
werd op Byrne opmerkzaam gemaakt door
zekeren Haley, die met Dickens zelf goed
was bekend geweest, en van Haley vernam
hij ook, dat Dickens reeds begonnen was
de „Old Curiosity Shop" te schrijven, toen
hij van het zeldzame karakter van den
„dokter" hoorde, zich aan hem liet voor
stellen en een uur in zijn gezelschap door
bracht. Deze ontmoeting gaf den dichter
een schets voor zijn „Daniël Quilp," en
toen Carlton met Byrne bekend werd, was
hij er ten zeerste verbaasd over, met hoe
groote zekerheid en kracht Dickens het
uiterlijk en karakter van Byrne in zijn
werk had weergegeven.
In geheel mijn leven, zegt Carlton, heb
ik nooit iemand met zulk een basiliskenblik
en zulk een boosaardige en ongebreidelde
gezichtsuitdrukking gezien dan dezen Ier,
die zich voor een dokter in de medicijnen
uitgaf. Iedere trek van de Dickensche Quilp
was daar, en naar zijn meening waren de
kleuren op het portret nog eerder te slap
dan te sterk aangebracht.
Carlton zag dr. Byrne alias Quilp veel
later nog eens terug: „Hij lag uit een ven
ster op de tweede verdieping van een huis
in Wellington Street, Strand en strooide
gloeiend heet gemaakte geldstukken naar
beneden, waarop een bende straatkinderen
jacht maakte. Hij schreeuwde van boosaar
dige vreugde, als hij hoorde, dat een der
kinderen, wanneer het een der geldstuk
ken aanvatte, huilde van pijn, en met een
duivelschen lach zette hij hen aan, met nog
grooteren ijver naar de geldstukken te zoe
ken en schreeuwde: „Pak ze, jullie hon
den, pak ze
Een zoon van den schrijver, A. Tennyson
Dickeüs, publiceert herinneringen aan zijn
vader. Hij deelt o. ra. mede, dat voor dr.
Marigold uit de „Kerstvertellingen" een
omnibus-koetsier model stond, die bij den
feestelijken intocht van den prins en de
prinses van Wales in 1863 het publiek ver
maakte, door in echten kwakzalverstoon
zich voor den „waren Jacob" uit te geven,
en met kostelijken humor zijn waren aan
bood. Ofschoon mijn vader, zoo schrijft Ten
nyson Dickens, zeer terughoudend was ih
het spreken over zijn werk en nooit de bron
nen verried, waaruit hij zijn karakters
schiep, zoo geloof ik toch te kunnen verze
keren, dat zijn voorstelling aan dr. Mari
gold uit deze vroolijke ontmoeting voort
sproot.
In Dickens' huis ging het zeer vroolijk
toe, en een bron van pret waren steeds de
tlieater-opvoeringen, die Dickens' kinderen
met jeugdige kameraden organiseerden. Met
Kerstmis 18o6 richtte Dickens de kinderka
mer in tot een klein theater, waar een stuk
van Wilkie Collins gespeeld werd. Onder
Dickens' gasten was ook eens de Deensche
sprookjesdichter Hans Christan Andersen.
Deze was zoo onervaren, zegt Tennyson
Dickens, in alle dingen des levens, dat men
meenen zou, dat hij geheel zijn leven met
de feeën en elfen had doorgebracht, waar
van hij zoo bekoorlijk wist te vertellen. Hij
kon zich als een kind over alles blij maken.
Een souper bij Liszft*
Een amusant, maar nog niet zeer bekend
intermezzo uit het leven van Franz Liszt
werd in een Italiaansch kunsttijdschrift
verteld.
Liszt had met den beroemden tenor Ru-
bini gecontracteerd voor een kunstreis door
de steden in het Noorden van Europa. Er
werd daarvoor natuurlijk veel reclame ge
maakt en ook in do stad, waar deze ge
schiedenis gebeurde, was niet verzuimd om
het optreden van de beroemde kunstenaars
zooveel mogelijk bekend te maken. Enorme
aanplakbiljetten kondigden het concert aan,
dat een prachtig programma beloofde.
Toen echter de avond van het ooncert
was gekomen en de kunstenaars de zaal
betraden, vonden zij een publick, dat uit
niet meer dan vijftig personen bestond.
Rubini was woedend en weigerde te zingen.
Maar Liszt was een andere meening toege
daan: „Je moet zingen", zei hij, „en wel
zoo goed als je kunt. Dit kleine publiekje
is natuurlijk bet puikje van de muziekken
ners van deze stad en moet daarom fatsoen
lijk behandeld worden. Laten wij onze eer
ophouden!" En Liszt zelf opende de uit
voering met een nummer, waarin hij ge
heel zijn schitterend talent legde.
Evenwel deed ook Rubini zijn best en
weer speelde toen Liszt in een stemming
alsof hij voor een volle zaal debuteerde.
Toen sprong hij plotseling op van zijn stoel
en sprak tot de aanwezigen: „Mijne heeren
en dame (het schoone geslacht was name
lijk door slechts één dame vertegenwoor
digd), ik denk, dat ge nu wel genoeg van
de muziek zult hebben gehoord; mag ik u
daarom tot een klein soupertje met ons uit-
noodigen?" Na eenig aarzelen werd deze
verrassende uitnoodiging aangenomen en
een schitterende, vroolijk© avond volgde;
hij kostte Liszt maar eventjes zeshonderd
gulden.
Na dit voorval waren de kunstenaars
eerst niet genegen ook het tweede vooraf
aangekondigde concert in die stad te geven;
ten slotte besloten zij toch ook dat te doen
en toen bleek hun, dat zij daaraan zeer
verstandig gedaan hadden, want den twee
den keer was de zaal overvol. In massa's
waren de burgers van deze goede stad ko
men opzetten: natuurlijk hoopten zJj allen
op een dergelijk souper.
De kracht van den wind.
Eenige weken geleden werd in Amerika
een personentrein in het vrije veld een uur
lang door de kracht van den wind tot stil
stand gebracht. Naar aanleiding daarvan
heeft men de vraag gesteld, of het ook mo
gelijk geweest was, dat de cycloon den trein
omvergeworpen had; en volgens de gege
vens, die men daaromtrent bijeengebracht
heeft, schijnt dit ongetwijfeld mogelijk.
Het komt vaak voor, dat een stormwind
treinen, waartegen hij van voren aanstormt,
tot stilstand brengt, en wanneer hij van
ter zijde komt, de snelheid dan zeer sterk
vermindert.
Daarentegen zijn de gevallen, dat treinen
omvergeworpen worden, tamelijk zeldzaam.
In 1868 werd op den Fransehen Zuider
spoorweg tusschen Leucate en Fiton door
-"'LB
een stormwind, waarvan de drukking 150
K.G. per vierk. M. overtrof, een trein om
geworpen. Slechts een zwaar beladen goe
derenwagen bleef op de rails staan; om de
zen om te werpen, zou een drukking van 254
K. G. per vierk. M. noodig zijn geweest.
Kort geleden berichtte de Board of Trade
het geval, dat een trein omvergeworpen
werd in den omtrek van UlveTstone op den
spoorweg van Furnes.
De trein bestond uit tien wagons en den
locomotief en voerde 34 reizigers mede. De
storm werd zóó hevig, dat na verscheidene
vertragingen, die door omgewaaide tele
graafpalen en boomen veroorzaakt waren,
ten laatste de ramp plaats greep. De trein
had ten gevolge van een storing in het rem-
toestel op de viaduct van Leven halt gehou
den en de stoker, die van de locomotief af
gestegen was, beproefde de schade te her-
stollen, toen plotseling een hevige wind
stoot kwam aanzetten, en den trein omver
wierp, die gelukkigerwijze tegen den kant
van het daarnaast liggende perron terecht
kwam. De windsterkte werd op 160 tot 190
K.M. per uur geschat en de door hem uit
geoefende drukking bedroeg 160 tot 200
K.G. per vierk. M.
Dr. Cabanès, de ParijscLe arts, die reeds
als literator naam maakte, heeft een om
vangrijk werk uitgegeven, waarin tal van
bijzonderheden over het leven van dezen
grooten dichter voorkomen. Dit verhaal is
rijk aan anekdoten. O. a. komt er een stuk
in voor over Balzacs koffie en thee. Balzoc,
evenals Voltaire, dronk graag koffie, en
meer dan eens vindt men in zijn werken
een uitvoerige ode aan de koffie gewijd,
o. a. op deze wijze: De koffie glijdt uw
maag binnen. Van dat oogenblik af heeft er
eon gansche verandering in uw wezen
plaats. Uw gedachten stellen zich op als de
bloem van het dappere Fransche leger. Zij
scharen zich in slagorde met wapperende
vanen; de lichte -cavalerie van de fantasie
galoppeert luchtig over het veldde artille
rie der logica rukt aan met zwaar en doel
matig geschut, de woordspelingen sluiten
zich aan bij den inkt en het eindigt alles
met stortvloeden van zwarten inkt, evenals
een slag eindigt met zwart kruit-.
Voor Balzac bestond echter koffie eq, kof
fie. Hij had een zeer bijzondere manier om
dezen godendrank toe te bereiden en deed
dit altijd zelf; urenlang moest deze drank
hem bij zijn werk helder houden. Ook kccht
hij altijd zijn eigen koffie. Hij haalde
haar altijd in drie winkels, die hem na lang
probeeren de beste waren gebleken. Hij had(
drie verschillende winkels noodig, omdat
liij altijd drie soorten door elkaar dronk,
n.l. Bourbonkoffier, Martinique-koffi'e en
Mokka. Natuurlijk bereidde hij uit dit
mengsel zelf weer den drank, volgens be
paalde voorschriften, waarop hij zeer
trotsch was.
Minder bekend dan Balzac de koffiedrin
ker was Balzac de theedrinker. Balzacs
thee is bijna nog merkwaardiger dan zijn
koffie.
Volgens dr. Cabanès, beroemde Bal«ao
zich er op, dat hij een theetje had, dat an
ders alleen door den zoon des hemels gesa
voureerd werd. Het was n.l. een theesoort,
die alleen in een zekere Chineesche provin
cie en daar dan nog maar zeer schaarscti
voorkwam; een theesoort, die uitsluitend
bestemd was voor den keizer van China.
Langs onbekende en zich zeer kronkelende
omwegen slaagde Balzac er in, om uit de
handen van den Tsaar een pakje van die
thee te krijgen. Balzac duidde in eenigszins
vage bewoordingen aan, welke gezant en
welke afgevaardigde hem bij de verkrijging
van dit kostbaar materiaal geholpen had
den. Alleen gasten, die hij zeer hoog waar
deerde, genoten de eer, om zulk een kopje
te worden aangeboden, en nooit werden zij
geanimeerd voor nog een kopje. Gewoonlijk
deed Balzac dan het volgende verhaal: „Wie
tweemaal 'van de thee drinkt, verliest een
oog; wie driemaal er van drinkt, wordt