No. 15844.
LËIDSCH DAGBLAD, Zaterdag 14 October. Eerste Blad.
Anno 1911,
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Vergiffenis aan allen.
r Mr. Troelstra schreef een artikel in„H e t
Vol k",- waarin hij de Woensdag door de
;Kam>er genomen beslissing inzake 't zenden
yan een adres aan de Koningin be
spreekt. Hij besluit zijn artikel aldus:
Het thans verkregene kan door onze par
ly, als een volledige overwinning worden
geboekt. Een overwinning allereerst op
'den geest, die sprak uit de woorden van
jLohman op 21 September.
7,Laten wij dat voorstel van den heer
iTroelstra niet aannemen, want het is noo-
jdeloos tijdverlies om er over te praten nu
jvij van te voren weten, dat wij het toch
iniet zullen aannemen."
En verder: „Ik houd vol, dat de Kamer
het recht heeft niet in behandeling te ne
men een voorstel, dat naar haar meening
geen effect kan hebben."
Hiertegenover staat het thans genomen
besluit, waarbij de rechterzijde zelve medei
den dag vaststelde, nog vóór de begrootin
gen, voor een afzonderlijke behandeling
van ons voorstel, zeker, om het tijdstip,-
waaróp het nu werd ingediend, gewijzigd
in den vorm, maar in wezen hetzelfde en
dat dan ook evenmin zal worden aangeno
men, even weinig „effect kan hebben,"
als dat eerste.
Het is deze geest, de duivel van hoog
moed en eigengerechtigdheid, van machts-
fanatism© en gebrek aan eerbied voor
minderheden, die door ons getuchtigd, ja
overwonnen is.
Daarom is onze overwinning niet slechts
!eene van één partij, daarom is zij zelfs
tnog meer dan een erkenning van het
recht en de beteekenis der massar dié in
den kiesrechtstrijd staat achter die partij.
Zij komt elke minderheid ten goede, zoo-
'als de strijd, door ons gevoerd, er een
was voor het recht der minderheden in
het algemeen.
Er was in dezen onzen strijd een -mooi
stuk ethiek, die hem zoo sympathiek
maakte in breede kringen. Een kleine
groep, vechtend tegen zoo groote over
macht, met wapenen, aan haar geregle
menteerd recht ontleend, voor een eerr
Jijke zaak, voor de vrijheid van het woord,
Lvoor de handhaving van haar recht. Man
nen, verplicht te toonen, dat zij karakter
bezitten, en die daardoor eens een enkele
maal van dat parlement, tooneel van zoo
veel karakterloosheid, de bezieling van het
goede voorbeeld doen uitgaan.
Met vroolijke opgewektheid, met hef
blijde gevoel, dat een gewonnen strijd
geeft,* gaan wij thans verder ons voor
bereidend voor het kiesrechtdebat, dat nu
toch gehouden zal worden, op ons Paasch-
congres vastgesteld voor den Rooden Dins
dag en wat daaraan vastzit.
De rechterzijde heeft zeker wel het hare
gedaan, om tijdig van te voren de aan
dacht des volks op dat debat te vestigen
én de beteekenis er van te verhoogenl
Dr. Kuyper schrijft in een ;,De S tan-
'jd a a r d"-driestar o.a.
Zeer wijselijk werd over de excessen van
20 len 21 September geen woord uitgelaten.
Alles bepaalde zich tot deze twee vragen:
lo. of mr. Troelstra genegen was thans
inogmaals een afzonderlijk voorstel te doen,
maar dan er uit weg te laten, wat de rech
terzijde tot verzet genoopt had; en 2o. of
de rechterzijde, kwam het hiertoe, bereid
;was de behandeling van zulk een voorstel
ongestoord te laten doorgaan.
Natuurlijk kon het antwoord van rechts
hierop niet anders dan onvoorwaardelijk
toestemmend zijn. Het verzet der rechter
zijde had zich uitsluitend gericht tegen een
iadres-antwoord op de openingsrede. Tegen
niets anders. Van verzet tegen een adres
ter zake van het kiesrecht, geheel los van
de openingsrede, was door de sprekers van
!rechts geen boe of ba gezegd. Veeleer had
den de organen der pers van rechts duide
lijk uitgesproken, dat er niet aan gedacht
kou worden, hiertegen oppositie te voeren.
Toen derhalve de sociaal-democratische
fractie op dit allesbeheerschende punt toe
gaf, viel vanzelf elke onzekerheid weg. Nie
mand zou er thans aan denken, aan deze
fractie "het recht te betwisten, om van art.
119 der Grondwet gebruik te maken, en
zoo viel er op te rekenen, daf de geheel©
Kamer in ide behandeling vqA zoodanig
voorstel zou bewilligen.
Had de sociaal-democratische fractie van
meet af dien vorm aan haar voorstel gege-:
ven waarin het nu aan de orde komt, er
zou op 20 September geen kabaal zijn op-:
gekomen, van obstructie ware geen sprake
geweest, en de goede gang van zaken zou,
geen oogenblik zijn gestoord,
7,D ei Nederlander" schrijft
„Wanneer de soc.-democraten op 20 Sep
tember terstond hetzelfde voorstël hadden
ingediend als nu, dan zou het geheele im
cident niet zijn voorgekomen.
Wanneer zij wat minder doordrenkt wa-:
ren van wantrouwen in de motieven hun
ner tegenstanders, dan zou ook de indien
ning en de buiten-behandeling-stelling van
hun vitieuze voorstel van 20 September het
incident niet in het leven geroepen hebben,
maar zouden zij terstond na dat hun on
welgevallig votum,- eerbiedigend de motie
ven van hen, die liet uitbrachten, een bete
ren weg dan den nu gevolgden gezocht
hebben.-
7,De Maasbode" laat zicli aLdus uit:
Feitelijk lijden de socialisten de neder
laag; want zij krijgen niets van wat zij
geëïscht hebben en moeten zich integen-,
deeL schikken naar wat, onder aanvoe
ring van den heer Lohman van hen is
gevergd. N.I.: dat zij hun kiesrechtactie
losmaken van de troonrede en daarover
zich in een afzonderlijk adres tot de Ka-
mjer richten.
Maar, de inSruk, dien het nu gebeur-:
de naar bulten maken zal, op de groo
te massadie indruk is geheel anders.
Men zal de gedachte niet van zich kunnen
afzetten, dat de rechterzijde voor de ze
ven socialisten heeft bakzeil gehaald. Dat
de rechterzijde, bang voor het kabaal der
zeven schreeuwers, én vreezend, dat de
zaken verkeerd zouden loopen, door den
geweldigen achterstand, die dreigde te ont
staan, het niet beeft aangedurfd .om de-
obstructie tot het uiterste toe te weerstaan.
Feitelijk: dit geven we toe, heeft de
rechterzijde gewonnen. Maar de uiterlijke
indruk is tegen haar en die indruk zal
nu wel terdege worden uitgebuit.
„D© Tijd" zegt, dat de obstructie ein
digt door, de> tegemoetkomende houding
van de rechterzijde, welke houding door
.■dit orgaan zeer geprezen wordt.
Dr. Nolens heeft, zegt het blad, en met
hem de geheele rechterzijde, gemeend, dat
,de prijs de behandeling van het voor-,
stel, betreffende de beantwoording der ope
ningsrede waarvoor een verdere gere
gelde gang" van werkzaamheden kon ge
kocht worden, in het gegeven geval niet te
hoog was.
Doch dan zegt het blad:
Verder dan thans gegaan is, waf wel
willende tegemoetkoming, wat toegevend
heid betreft, ten opzichte der socialisten,
mag niet gegaan worden. Nu niet, hooit en
niet later. Ook al zou nog opnieuw, al zou
nog honjdierdmalen bij eenig wetsontwerp
of eenig voorstel de bedreiging met ob
structie door de socialisten worden geuit:
in geen geval, meenen wij, heeft Verder de
rechterzijde met zoodanige bedreiging re
kenschap te houden.
Er mag dan van komën, wat wil I
Blijkt het dan, dat de socialistische af
gevaardigden in de Tweede Kamer, een
behoorlijke behandeling: en afdoening van
's lands zaken onmogelijk maken, dan zal
Ziet op den weg liggen van de Regeering
en van een welgezinde meerderheid, om
naar middelen tot afdoende bestrijding van
het nationaal gevaar pm te zien.
Hetzij door een beroep op de kiiezërs
hetzij door verscherping van het regie-:
ment van Orde der Kamer of welke andero
wijze ookj
7,H e f Huisgezin" bevatte het vol-,
gende
Aan het kiesrechtdebaf, hoe overbodig
thans ook,- viiel, nu de socialisten daarop
leenmaal hun zinnen gezet hadden, niet te
.ontkomen.
Het bleef dus, practiscK, volkomen lief-:
zélfde, of dk debat gevoerd zou worden'
bij de algemeen© beschouwingen over, de
.Staatsbegrootmg, of apart.
Indien met dit laatste de vrede in dé
Kamer en de rustige afdoening van zaken
ware te koopen, dan zou het onverstan
dig zijn geweest,deze concessie, die feite
lijk geen concessie is, niet te doen.
^Velnu, de Kamer heeft aan de sodalis-;
ten in zooverre hun zin gegeven, dat zij een
afzonderlijk kiesrechtdebat krijgen vóór de
behandeling der begrootingen.
En de socialisten, blij dat zij mef goed
fatsoen van hun obstructieplicht afkwamen,
sloegen dadelijk toe en herstelden den
vréde.
Deze twee dingen staan wel vasf'daf de
rechterzijde, zij het in den zachtst mogelij-:
ken vorm, den heer Lohman afviel, en
,dat de. sociaal-democraten niet verlangend
waren naar een herbeginnen van hun ob;
structie-taktiek.
Vandaar de toeschietelijkheid van beiden
.om den vrede te sluiten.
Met het oog op 's lands belang, dat wer
ken en afdoen vraagt, kunnen wij ons
over de beëindiging van het incide.nt
slechts verheugen.;
De „Nieuwe Rotte rdamscRe
Courant" hoopt, dat de rechterzijde
uit dit geval de les moge putten, dat men
met belanglooz© "rechtvaardigheid dikwijls
verder komt dan met opportunistische re
devoeringen, gelijk op 29 September j.l.
van dien kant vernomen werden.
De sociaal-democraten, zoo merkt het blad
voorts op, kunnen over 't genomen besluit
in alle opzichten tevreden zijn; wij hopen
echter van harte, dat1 zij nimmer meer het
tweesnijdend wapen dêr obstructie zullen
hanteeren. (Dit hangt voor een goed deel
ook van de rechterzijde af). De vrijzinni
gen eindelijk zijn gedurende het gansche
verloop van dezen weerzinwekkenden strijd
tactvol opgetreden. Mede aan 's keeren
Druckers bemiddeling is het te danken,
dat thans weder met kracht en goeden wil
aan den parlementairen arbeid zal worden
getogen. Intussch'en zijn wij er allerminst
zeker van, dat de propagandisten van de
rechterzijde zich in 1913 deze goede daad
van hun politieke tegenstanders zullen
herinneren; integendeel, wij liooren hen in
gedachten al jammeren, dat het wetgevend
onvermogen van t 'tegenwoordige Kabinet,
vooral te wijten is aan de omstandigheid,
dat de minderheid telkens een spaak in het
wiel stak.
„De Nieuwe Courant" zegt:
Voor de rechterzijde is heb een onaange
naam kwartier geweest, maar do erkenning
mag haar niet onthouden worden, dat zij
een onbekookt besluit na beraad op fatsoen
lijk wijze heeft hersteld.
Met de obstructie is het uit en de werk
zaamheden worden op de gewone wijze her
vat. Het gevoel blijft bij ons achter, dat
zoowel de rechterzijde als do sociaal-demo
craten met vuur gespeeld hebben, maar dat
er tijdig geblusdht is. Wij verheugen er ons
over, dat men daartoe niet gegrepen heeft
naar een verscherping van het Reglement
van Orde. Dat is een slecht blusch-apparaat,
dat de vlammen nog wel eens veel feller zou
kunnen doen uitslaan.
„Het Vaderland":
De rechterzijde moge dan in het geheel
geen amende honorable hebben gedaan, haar
capitulatie zal wel niet tot haar aange
naamste herinneringen behooren: zij heeft
gebukt voor de macht eener kleine minder
heid, blijikbaar begrijpende, dat zelfs een
partijverhouding van 5941 niet voldoende
is om machtsmisbruik straffeloos te maken.
De groote beteekenis van het besloten in
cident is dan ook hierin gelegen, dat het
een idee heeft gegeven van de parlemen
taire macht der minderheden, dat het in de
toekomst als een ernstige waarschuwing
voor meerderheidsoveimoed dienst zal doen.
En wil de coalitie niet wederom gedwongen
zijn om, laat ons het F rans «ie woord
„s'aplatir" bezigen, dan zal zij wat meer
égards voor de overzijde hebben te toonen.
,,D e Nederlander" verzet zidb te
gen den wensch van „D e Standaar d",
dat, de christelij k-li istorisoho
p a r tij zdch aan handen en voeten
zal laten binden door het Kabinet.
Het blad zegt:
Trouw en eerlijk hebben wij het Kabinet
gesteund als Christelijk Kabinet, en er zijn
momenten geweest, waarin liet Kabinet;
meer genoegen beleefd heeft van de Chris-
telijk-Historischen dan wel van de Anti-Re-
volut-ionnairen.
En ook nu nog hopen wij in dien weg te
kunnen doorgaan. Wij kiezen ni_t, gelijk de
Roomsch-Katholieken in 1891, tegen het Ka
binet partij, omdat het een zaak wil invoe
ren, waartegen wij bezwaar hebben.
Maar men verge niet, dat wij ter wille
van het Kabinet ook datgene goedkeuren,
wat ons voor het land schadelijk toeschijnt.
Het geldt bij den verzekeringsdwang be
ginselen van groot belang. De vraag is bijv.
of wij niet geraken op den weg van het
staatssocialisme; of op den duur wet en
overheid het loon zullen hebben vast te stel
len odk van ben, die arbeiden in particu
lieren dienst; of het rechtvaardig is een deel
der maatschappij geldelijk te bevoordeelen
boven een ander deel; of het geraden ïs,
het volk te dwingen zich te verzekeren, in
plaats van het daartoe slechts aan te moe
digen; of het aangaat den arbeiders spaar-
dwang op te leggen, ten einde den Staat
te ontheffen van den last, dien oude en
invalide arbeiders liern veroorzaken; of bet
raadzaam is regelingen in te voeren, die
noodeloos zeer zware kosten veroorzaken;
of niet het leunen op de schatkist tot nog
meer zorgeloosheid dan thans, en tot onge
oorloofd rentebejag zal leiden. Over al die
en soortgelijke vragen kan verschillend wor
den gedacht. Maar welk antwoord een ieder
op die vragen moge geven, nimmer luide
het: Wij moeten het Kabinet steunen, en
dus...
„De Standaard" moge ons deswege
scherp veroordeelen, wij hopen, dat de
Christelijk-Historische Kamerleden gedach
tig zullen zijn aan de spreuk van Groen:
Onze kracht ligt in ons isolement.
Prof. mr. M. W. F. Treub besluit een
reelks artikelen in „De. Telegraaf"
over Spoor weghele id aldus
Zelfs al waren de financieele verwachtin
gen, die van exploitatie onzer spoorwegen
te koesteren zijn, gunstiger dan bet geval
is, dan nog zou het zoeken naar den steen
der wijzen moeten heeten één of twee nieu
we spoorwegovereenkomsten te ontwerpen,
waarbij de fouten der bestaande oontracten
werden vermeden, de financieele Staats- en
de algemeene volksbelangen onder alle om
standigheden voldoende werden gewaar
borgd en toch aan den ooncessionnaris vol
doende ruimte werd gelaten om eigen
maolit bij de exploitatie te doen gelden en
voldoende uitzicht werd geboden op nor
male winstkansen.
Nu de financieele toestand is, dat
geen enkel concessiónnaris de vereisohte
afschrijvingen op zich nemen kan, zonder
door den Staat te worden gesubsidieerd, is
het zoeken naar de oplossing van ons spoor
weg-probleem langs den weg van nieuwo
spoorwegovereenkomsten van meet af tot
onvruchtbaarheid gedoemd.
De bestaande spoorwegovereenkomsten
zijn onhoudbaar en 'het laten doorloopen
daarvan zou onverantwoordelijk zijn; die
overeenkomsten te vervangen door betere
en aan baar doel beantwoordende oontrac
ten, is onbegonnen werk. Onze spoorwegen
zullen in beheer bij den Staat komen, ten
spijt van conservatief denkenden zoowel als
van particuliere belanghebbenden. Uitstel
is, hoewel hoogst bedenkelijk, toch moge
lijk; afstel niet.
„D e Standaard" driestart over de
duurte:
De heete zomer, olie achter ons ligt, li-t
naweeën. Niet weinig is nu reeds duurder,
en veel za-1 nog duurder worden.
Hitte brengt droogte, en droogte min
dert het product van weiland' en akker.
Vleesch,, melk, boter, kaas, hooi, en wat-
meer van liet weiland komt, en zoo ook
tarwe, rogge, gerst en wat bovendien de
akker oplevert, staat hiordoor scliaarscher
te worden. De droogte grijpt ditmaal diep
in, te meer, nu er mond'- en klauwzeer on
der het rundvee bijkomt.
Leed hier nu alleen ons eigen land onder*
zoo zou invoer het ontbrekende kunnen
aanvullen, maar nu eenzelfde plaag de
meeste landen trof, zal de invoer, in&teó
van toe te nemen, eer milderen.
Gevolg hiervan is dan weer, dat rijkere
landen, zooals Amerika, Engeland en
Frankrijk, hooger bod zullen doen, om zicli
van den beschikbaren voorraad meester te
maken, zoodat wij gevaar loopen, uat lo.,
de akker minder oplevert, 2o. de invoer af
neemt, en 3o. de uitvoer toeneemt. Op
drieërlei wijze zou zoodoende de beschikba
re voorraad op onze markten dalen. Dit
maakt dan weer, dat wie in het eigen land
dubbel betalen kan, extra voorraad opdoet
om voorzien te zijn. En zoo staat het met
terdaad te wachten, dat er èn gebrek van
voorraad zou kunnen ontstaan, èn dat de
prijs, der levensmiddelen merkelijk stij^
gen kon.
En dit zoo zijnde, staat men bovendien
aan het gevaar bloot, dat speculatie van
zulk een toestand misbruik zoekt te ma
ken. Het is een oude zonde, dat wie dan
kan, opkoopt, de markt leeg haalt, en la
ter tegen hooger prijs, als de nood ïan
den man komt, afzet.
Vanzelf dringt 'hierdoor de vraag op, hos
dit dreigend gevaar van minder voorraad
bij hooger prijs te ondervangen zal zijn.
In meer dan één land maakte die vraag
de bevolking reeds onrustig, en sloeg de
angst voor gebrek in oproer over, gelijk dit
bij onderstelling van opkoop ook in vroe
ger eeuwen herhaaldelijk voortkwam.
Ook onze Regeering zal zich deze aange
legenheid hebben aan .te trekken, al is het
nog verre van duidelijk, wat zij er tegen
zal kunnen doen. Uitvoer stuiten is .bet
meest voor de hand liggend middel; een
middel, dat, zoo gebrek dreigt, vanzelf ge
boden hst Bevordering van ir.v i'-wr
het tarief te laten glippen, zal weinig ba
ten, waar wij op eerste levensmiddelen
bijna geen rechten heffen. Dat niet de
ééne klasse te veel naar zich toe trekt, om
de andere honger te laten lijden, ware
billijk, maar is moeilijk te regelen. Opkoop
kan tegengegaan. En ook kan gewaakt, dat
grondstof voor voedsel niet gebruikt worde
voor de bereiding yan dranken, enz., die
men desnoods missen kan. Maar het pro
bleem is en blijft uiterst moeilijk, en het
nader onderzoek mag wel tijdig beginnen,
opdat-, als de nood benauwen gaat, de hulpe
niet te laat komt.
liïoionadekioskein en volksköffie-
hitizeit.
Een goed deel van het jaarverslag '"er
afdeeling 's-Gravenhage van den Volksbond
tegen drankmisbruik is gewijd' aan de ex
ploitatie der kiosken in de stad. In den eer
sten tijd had het bestuur vele moeilijkheden
te overwinnen, vooral van financieelen
aard. Een leening werd gesloten om daar
uit de kosten van de noodzakelijke vernieu
wing en herstelling van de kiosken te be-,
strijden. Zij verkeeren thans alle in besten
staat. Van het bedrijf mag geconstateerd
worden, dat bet ook in 't afgeloopen jaar
groote levensvatbaarheid heeft getoond.
In de 30 kiosken werden toch tezamen
verkocht niet minder dan 203,693 flesschen
limonade van verschillende soorten en
47,364 flesschen spuitwater; dat de zomer
maanden voor een bedrijf als dit niet alleen
de overwegende, maar feitelijk de eenige
maanden zijn, waarin van verdienste spra
ke kan wezen, moge blijken uit het feit,
dat van dit totaal, in de drie maanden
van Juni tot en met Aug. niet minder dan
123,324 flesschen limonade en 28,719 fles
schen spuitwater werden verkocht. Meer
dan lange beschouwingen tc.onen deze eij i
fers aan, hoezeer de Haagsche en ook van
uit andere steden komende bezoekers van
deze kiosken een dankbaar gebruik maken.,
Met dankbaarheid mag bet bestuur «-r
aan herinneren, dat in het nieuwe jaar
B. en Ws. aan den Raad het voorstel is ge
daan om voorloopig voor één jaar een sub
sidie ad f 1500 toe te staan.
43)
Hij bleef haar aankijken; toen zei h|j op
zonderling verwarden toon, maar toch met een
klank van erkentelijkheid in zijn stem:
pik heb sedert jaren gesn vrouw geschil
derd. Ik geloof niet, dat ikdat ik 't zou
kunnen."
„Wil je het niet eens probeeren?"
„Ik zou 't niet kunnen; het zou mij onmo
gelijk zijn. Maar ik neem hoel graag je uit-
noodiging aan om te komen koffiedrinken."
Stilzwijgend gingen zij de trap af en reden
zij naast elkaar voort. Aan het einde van den
weg was e9n herberg en buiten op de stoep
stond, in lompen gekleed, met vurige, met
bloed beloopen oogen en alle voorbijgangers
opnemend, Furie. Zijn gezicht kroeg oen woeste
uitdrukking, toeu Michael hem zei, dat hy
•orst den volgenden dag bohoefde te posaeren.
„Ik ben bang voor dien man," zei Téphany.
„Hy is het type van den eohten Breton,"
zei Michael zorgeloos.
Toen vervolgde hij:
„Je zult misschien verwonderd zijn te
hooren, dat Furie een bedevaart heeft gedaan
in het noorden van Bretagno. Daarom is hy
uit Font-Avon verdwenen. Hy kwam half dood
van gebrek terug. Het geld, dat hy by mij
met poseeren verdiende, heeft hy besteed aan
een retourbiljet; naar Tréguier."
„Naar Tréguier? Waarom naar Tréguier?"
„Ja, met recht: waarom naar Tréguier?
Daar ia iets geheimzinnigs in. Want de man
komt van Morbihan. Hy heelt ook geen plan
naar IJsland te gaan, en daarenboven is het
nu niet de tjjd van bedevaarten. Ik begryp
dien Furie niet. Maar uit wat hy my zy, kon
ik opmaken, dat hy een gelofte heeft afgelegd
aan Saint-Yves, zyn patroon."
„Ik ben heuich bang voor hem", herhaalde
Téphany.
Zy gingen de brug over. Op ditzelfde oogen
blik kwam Carne aan uit de richting van
Trimour. De Californiër zag Tóphanie en Michael
in levendig gesprek met elkaar, zonder te kun
nen verstaan wat zy zelden, en toch giste hy
gedeeltelijk de waarheid. Hy verschool zich
in oen der smallo laantjes, die naar den Aven
leiden, en wachtte tot zy hun rywielen weer
bestegen hadden en by de kromming van den
weg uit het gezicht verdwenen waren. Toeu
ging hy, in een aanval van blinde jaloezie,
naar zyn kamer, om er heb bitterste uur van
zyn leven door te maken. Hy haatte Michael;
er kwam een onbedwingbaar verlangen in hem
op, hem te beleedigen, hem te laten ïyden
zooals hy zelf geleden had. Téphany's woord
vervulde hem met woede, dat met nadruk
uitgesproken, minachtende „n ooi tl"
XV.
Gedurende de twee dagen die nu volgden,
was Carne het niet met zichzelf eens of hy
dat „nooit" letteriyk zou opvatten of niet. In
zyn wanhoop nam hy Mary en Keati in ver
trouwen, Dezen legden zóóveel balsem op de
wonde en verzekerden met zóóveel overtuiging,
dat hy te overyid te werk was gegaan, dat
Carne in meej hoopvolle stemming huiswaarts
keerde. Ja, hy was te hard van stapel geloopen,
zei hy tot zichzelf, en Téphany was geen meisje,
dat zoo gemakkelyk te krygen was.
Carne droeg zyn teleurstelling dus met
ïydzaamheid en zoo hy al leed onder zyn
nederlaag, dan verborg hy dit onder glimlachjes
en opgewekte manieren. M*ry zei tot haar
Johnnie
„Die arme Carne l H|j houdt er zich zoo
flink onder."
Waarop haar aangebedene antwoordde: „Dat
kan zyn, Molly; maar met dat al geloof ik,
dat hy er heel naar van is." Toen voegde hy
er een beetje gejaagd by: „Het moet een
ellendig gevoel zyn, om een blauwtje te loopen
by iemand, van wie men ve9l houdt. Daar
weet jy natuurlyk niets van."
Mary antwoordde zenuwachtig:
„Ik veronderstel, dat het voor een vrouw
een oven ellendig gevoel is, wanneer de man,
van wlen zy houdt, haar geen gelegenheid
geeft hem een blauwtje te laten loopen."
„Ik geloof niet, dat zoo'n geval dikwyls
voorkomt, liefste."
„Meer dan je misschien denkt."
„Wat een romantisch schepseltje bon je
tochl"
Het romantische schepseltje erkende dit
door licht te blozen.
„Ik ben net eender," zei Kaets zacht. „Ik
zie er heelemaal niet romantisch uit, maar
ik Yoel my soms als een Romeo."
Juist de romantische aard van het tweetal
bracht hen op een dwaalspoor. Mary hield
lange redevoeringen met Téphany. Keats
spoorde zyn vriend en held aan tot volharding
en hernieuwing zyner pogingen.
„Ben je er wel zeker van, dat je je eigen
hart kent?" vroeg Mary, toen xy na het
eten samen onder de boomen voor het huis
zaten.
„Neen, daar ben ik ook niet zeker van,"
zei Téphany.
Maar haar gedachten waren by Michael en
niet by den Californiór.
„Je hebt hem aangemoedigd; dat weet j9
zelf ook wel."
„Spreek je van Carne?"
„Natuurlyk. Van wien andera zou ik spreken?
De belangstelling, die je altyd hebt getoond
in zyn werk; in alles, wat hy je vertelde, in
zyn familie
„Dat was eenvoudig een eisch van beleefd
heid. Hoe dikwyls heb ik jou ook niet ge
vraagd naar je tante, die zoo ïydt aan aan-
gezichtspyn I"
„Als je je gedrag tegenover je geweten
kunt verantwoorden, dan heb ik niets meer
te zeggen" Mary klemde de lippen sty f opeen
en bleef minstens twee minuten zwygen toen
zei zy, als tot zichzelf sprekend:
„Het i3 zoo vreeseiyk voor hem, dat zoo
iets hem moet overkomen, terwyi hy zeven
duizend mylen van zyn land af is."
Byna op hetzelfde oogenblik zat Johnnie
Keats, onder het rooken van een sigaar, in
den tuin achter het bygebouw, geduld en vol
harding aan fee pryzen als de voornaamste
deugden.
„Zy zal wel eindigen met „ja" te zeggen,
oude jongen."
„Ja, maar tot een ander," antwoordde Carne
somber. Voor zyn vriend droeg hij geen mas
ker. „Maar als zy dat doet..."
„Nu, als zy dat doet?" herhaalde Keats.
„Dan schilder ik Yannik ook," viel Carne
heftig uit.
De satelliet stak een tweede sigaar aan en
keek tersluiks naar zyn zon, die hem nu niet
meer zoo stralend toeleef als vroeger. Maar
na een paar trekjes aan zyn sigaar, fluis
terde hy:
vHeb zal alles weer terechtkomen, dat zul jo
zien. Je hebt je te gauw lateu ontmoedigen."
„Ik wou, dat ik dat kon gelooven, Johnnie."
„Je zult het ook gelooven en de volgende
week zal je er om lachen."
In den loop van die week wandelde Carnr
tweemaal naar Ros Braz, in de hoop Téphany
to zien, en dank zy Mary Machin, zag hij haar
ook. Na de eerste ontmoeting, terwyi Carne
trachtte zich zoo opgewekt mogeiyk voor te
doen, werden de oude gewoonten weer gevolgd.
Carne en Keats dronken weer thee by de twee
meisjes, en Téphany was ónmenschkundig ge
noeg, om zich te troosten met de gedachte,
dat, als zy ©en aanbidder verloren had, zy or,
een vriend voor in de plaats had gekregen.
„We moeten hem maar stil zyn gang laten
gaan," fluisterde Keats. „Nu spelen ze broertje
en znsjo. We weten, wat dat boteekent
„Ja," zei Mary, dis zich oen beet jo schuldig
voelde, zonder eigeniyk te weten waarom.
„Is 't niet grappig, om dat spelletje to
volgen?"
„Ja, heel grappig."
„Wanneer zy ziet, dat hy er niet meer aan
denkt haar het hof te maken, dan zal zy juist
haar best doen hem weer tot zich te trekken."
„Je kent ons vrouwen door en door, Johnnie."
„Ik heb een stadie gemaakt van je sekse,
maar ik heb het gedaan op een afstand, want
op een afstand ziet men het be3t. Wanneer
ik ln gezelschap van lieve, bemlnneiyko
vrouwen ben, bon ik verblind ©n verward*
daar kom ik rond voor uit."
„Werkeiyk?"
BJa, dat is zoo."
(Wordt vervolgd).