15838. 3LÏESÏBSCPII DAGBLAB, Zaterdag* *7 Octofasr. Tweed© Blad, Anno 1911. Offieieele Kennisgeving. Gemengd Nieuws. Verbeeldingskracht. K&NH9sgevb»G. ZEK313iiETIE. Burgemeester eu Wethouders van Leiden, Gelet op art. 133 der Militiewet 1901; Noodigcn de lotelingen dezer gemeente voor de lichting van het volgende jaar, die voor .[volledige oefening bij do militie te land zouden moeten worden ingelijfd, zoomede de lotelingen dezer gemeente voor de lich ting van dit jaar, die ingevolge art. 99 van voornoemde wet in h.^^^oi^^lG jaar moe ten worden ingelij^fö^^g^der na te melden beroepen tot een der Ina to melden categortföëm^JCflfreerlingen of btudenten aan een inrichting van onderwijs behooren en verlangen bij de Z e e m i 1 i fc ie te dienen, uit, zich daartoe aan te melden of te doen opgeven vóór den lsten Nov. a. e., op een werkdag, tusschen dee voormïd- Idags tien en des namiddags drie uren, ter Secretarie dezer gemeente (afd. Militaire Zaken, kamer No. 9). De door den Minister van Marine, over eenkomstig de eerste zinsnede van art. 137 der wet, zooals dat art. is gewijzigd bij de ■wet van 5 December 1908, (Sts.bl. No. 347), aangewezen beroepen en categorieën ,van leerlingen en studenten aan een inrich ting van onderwijs, zijn de navolgende: Zeevarenden. A. Stuurlieden, stuurmansleerlingen, matrozen, lichtmatrozen en jongens op koopvaardijschepen van de grooto en kleine vaart en op zeesleepbooten. Stuurlieden, schippers en verdere opva tenden van loodsvaartuigen, tonnenleggers en jachten. Diepzeovisschers en Noordzeekust-vi®- bchcra Leerlingen van Zeevaartscholen. B in n ensch i ppers. B. Stuurlieden, schippers en schippers knechts van Rijnschepen, aken, ojalken en andere vaartuigen. Stuurlieden, matrozen, schippers en schippersknechts van passagiers- en sleep* booten op binnenwateren. Zuid srzeev isschers. Visschers op Zeeuwsche wateren en op fde groots rivieren. Mossel- en oester visschers. Schuitenvoerders, vletterlieden en veer lieden. Smedenstokers, machinisten en bank werkers. C. Machinisten en machinist-leerlingen op schepen en vaartuigen bij spoor- of tramwegen en op fabrieken en andere in richtingen. Stokers als boven. Machinedrijvers. (Hieronder begrepen drijvers van motorbooten en automobielen). Smeden en smid-bankwerkeie. Machine-bankwerkers en gewone bank werkers (hieronder ook te verstaan rijwiel herstellers). Werktuigmakers. Kolentremmers. Metaalbewerkers (hieronder te Verstaan koperslagers, ketelmakers, vijlenkapperg en roorslagera). Electriciena Studenten in de werktuigkunde of in de E lectr otech n iek. Leerlingen van de Kweekschool voor Ma chinisten te Amsterdam of van een cursus van machinisten. Overige ambachten. D. Telegrafisten (hieronder ook te ver staan radio-telegrafisten). Soheepsbeschieters. Scheepstimmerlieden (scheepmakers). E. Koek-, brood- en banketbakkers of knechts. Koks en koksmaats, hetzij aan boord van schepen of vaartuigen, hetzij aan de.t wal. E. Koffiehuisr en hotelbedienden. Hofmeesters en kellners op schepen of booten. G. Ziekenverplegers^ Barbiers. Ap o thekersbedi en den. Studenten in de Geneeskunde of in de Art sen ij b ereidkunde. H. Personeel van V Rijkswerven. N. B. De personen, genoemd onder A, B en D komen allereerst in aanmerking voor inlijving als zee-milicien-matroos. De personen, genoemd onder G bomen al lereerst in aanmerking voor inlijving als zeemilicien-stoker. De personen, genoemd onder E komen in aanmerking voor inlijving als zeemili- cien-kok. De personen, genoemd onder F komen in aanmerking voor inlijving als zeemili- cien-hofmeester. De personen, gen<Jemd onder G komen in aanmerking voor inlijving als zeemili- cien-ziekenverpleger. De personen, genoemd onder H komen in aanmerking voor inlijving als zee-mili- oien-matroos of stoker, al naarmate van het beroep, dat zij uitoefenen. In verband hiermede wordt aan de lote lingen, die voornemens zijn zich overeen komstig het bovenstaande voor den dienst ter zee aan te melden of te doen opgeven bekend gemaakt: lo. dat het onderzoek naar hun geschikt heid voor inlijving bij de zeemilitie zal plaats nebbefi in het tijdvak van 1 tot 25 Jan. a.s., zullende de dag en het uur waar op en de plaats waar het onderzoek zal ge schieden; hun nader worden medegedeeld, terwijl hun vóór hun aflevering zal worden kennis gegeven, of zij voor de zeemilitie zijn aangewezen o-n wanneer zij tot eerste oefe ning in werkelijken diénst zullen worden ge steld 2o. dat rij dadelijk zullen kunnen opge ven, of zij in geval van aanwijzing voor de zeemilitie wenschen te worden afgeleverd en in werkelijken dienst gesteld in de maand Maart van het volgende jaar,, dan wel of zij er de voorkeur aas geven om, zonder opkomst ter aflevering in die maand in het genot van verlof te worden gesteld tot in de eerste helft van Augustus daar aanvolgend; 3o. dat- zooveel mogelijk met hun wen schen rekening zal worden gehouden, doch dat rij die na voor den zeedienst geschikt te zijn bevonden, daartoe zijn aangewezen, zich niet zullen kunnen terugtrekken, in dien zij mochten worden bestemd voor in- dienst-stelling op een ander tijdstip dan waarvoor zij rich hebben opgegeven. Ten slotte wordt de aandacht der lotelin gen gevestigd op het voorschrift van art. 116 van bovengenoemde wet, luidende al dus: „De bij de militie te land ingelijfderi wor den niet tot het aangaan van een verbindte- nis voor de buitenlandsche zeevaart toe gelaten, zonder schriftelijke toestemming vanwege Onzen Minister van Oorlog.. Die toestemming wordt in gewone tijden niet geweigerd aan de lotelingen, die reeds vóór hun inlijving bij de militie hun beroep van de buitenlandsche zeevaart maakten en die zich overeenkomstig art. 138 voor de zeemilitie hebben aangeboden, doch "daarbij niet hebben kunnen worden aange nomen." Burgemeester en Wethouders voornoemd, N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester., VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 7 October 1911. Hoe men zich vergissen kan. Men schrijft aan het „Hdhl.": In het Haagsche Bosch 6taat een groote beuk, met een zwaren, loodkleurigen stam en een breed© bruin, die dezen 'zomer werd opge- teekend om te vallen, immers hij was slecht en leverde gevaar op. De inspecteur komt er bij te pas en ook zijn oordeel was: de boom staat op het vallen, moet er uit. Men meende echter, dat het beter was een com missie te benoemen, en wanneer deze op grond van onderzoek, constateeren kon, dat de boom vallen moest, welnu, dan zou het gebeuren. En de commissie kwam tot die conclusie. Intusschen kwam de storm het Haagsche* bosch inspecteer en en smakt er honderden, neen duizenden tegen den grond; ook de beuk die docnr iedereen opgegeven was, werd door elkaar geschud, maar viel niet. Ver moedelijk zal men hem nu voorloopig wel laten staan. De sehade aan boomen en plantsoen der gemeente 's-Gravenhage door den jongsten storm toegebracht en de kos ten tot herstel der beplantingen worden geraamd op p.m. f 20,000. UitBenne broek sohrijftmen aan de „O. H. C.": Zóo langzamerhand begint men zich hier af te vTagen: „Zou de Hooge Regeering ons kleine dorpje vergeten, wat betreft het benoemen van een nieuwen burgemeester? Niet, dat de zaken niet uitmuntend mar- cheeren onder den looo-burgervader, doch vreemd is het zeker, dat er bij zulk een ruimen toevloed van sollicitanten in ruim drie maanden tijds geen geschikt man schijnt gevonden te worden, die het be stuur van onze kleine gemeente op zich' ne men kan. Of speelt de hoog© politiek ook al mee in deze kleine historie? Naar het „Cent r." verneemt, levert de ombouw van de trambaan door Velp nogal eenige bezwaren op. De straatweg is, naar men weet, te smal voor dubbelspoor en het zal noodig zijn wil dubbel spoor aangelegd kunnen worden, hetgeen voor geregeld verkeer- noodig is de tuintjes voor de huizen aan de hoofd-- straat aan te koopen of te onteigenen. Daarmee gaan natuurlijk groote uitgaven gepaard, welke uitgaven wel voornamelijk, zoo niet geheel, ten laste zullen komen van het trambedrijf, ofschoon het aanzien van die straat er niet weinig mee zal zijn ge baat en het dus een groot belang voor Velp is te noemen. Blijkens de gemeente-begroo ting van Rheden, wordt er voor deze kos ten niets uitgetrokken. Overwogen zou worden, een lijn door een der zijstraten af te leiden en den dienst door Velp te onderhouden bij wijze van ceintuurbaan. Bloedvergiftiging. Te Ca- pellen beging mej. S. de onvoorzichtigheid een wondje open te krabben. Eenige oOgen- blikken later kreeg zij vreeselijke pijnen en zwol haar arm op. Spoedig ontboden ge neeskundige hulp constateerde bloedvergif tiging. Haar toestand is zorgwekkend. Met vitriool geworpen. De jongelingen E. Bruining en A. Lindeboom te Opeinde (Fr.) wien vitriool in het gelaat werd geworpen, zullen beiden vrij zeker het gebruik van beide oogen missen. Zij zijn naar Leeuwarden vervoerd, om zich onder geneeskundige behandeling te stellen. De dader W. v. d. N. is geverbaliseerd. Hij «egt uti noodweer gehandeld te hebben. De meeste melktappers té. Sneek hebben met ingang van 1 October j.l. den prijs der melk verhoogd tot 9 cent per liter. Dat vele huismoeders daar slecht mee ingenomen zijn, laat zich' denken. Velen weigeren dan ook dien hoogen prijs te be talen en maken bij trommelslag bekend, welke straten en buurten zich hebben aan gesloten, om voor dien verhoogden prijs geen melk te koopen. Tevens noodigen zij daarbij anderen uit hun voorbeeld te vol gen. Weer anderen nemen minder melk of ge condenseerde in blik. 't Gevolg van een en ander is, dat som mige slijters vrij wat melk overhouden. Enkhuizer visschers hebben gisteren in de haven te Enkhuizen binnen gebracht een ijzeren tjalkschip, geladen met mais, dat in de Zuiderzee nabij Pampus, gezonken was, Dit is het vaartuig, waar omtrent van de bemanning, bestaande uit man vrouw, knecht en twee kinderen, be richt is, dat ze overboord is geslagen. Ver schillend kinderspeelgoed en een wieg zijn reeds aangespoeld. Van lijken is in het vaartuig nog niets ontdekt. De vracht brief is wel gevonden. (Tel.) Uit de stormdagen. De „M. Ct." vertelt: Aan het Katsche veer lagen eenige mosselschuiten uit Philipinne en omstreken. Een daarvan, met een bejaard schipper en twee zoons aan boord, raakte driftig. De vader nam een kloek besluit; hij bond zijn loeide zoons aan den mast, zwom door de woedende golven naar den wal, haalde van daar een touw, keerde hiermee terug en redde een jongen. Dit herhaalde hij en wist ook zijn tweeden zoon op dezelfde wijze veilig aan wal te brengen. Toen hij dit gedaan had, verloor hij van uitputting en inspanniug zijn bewustzijn. Na bijgebracht te zijn, werd de flinke man gelukgewenscht met zijn kloeke daad. Donderda g-n ami'ddag was men bezig den steiger om den toren van Watergang (N.-H.) af te breken en plan ken en balken naar beneden te werpen. Hoewel gewaarschuwd, kreeg de 14-jarige zoon van de wed." Vehnik aldaar, een balk op het hoofd, met gevolg, dat de dood on middellijk intrad. Omtrent een moord te Terlia- gen (Limb.), 1.1. Zondag gepleegd, verneemt de „L. K." de volgende nadere bijzonder heden. Bij een twist ten huize van den schoonzoon van de vermoorde 78-jarige vrouw Hendrikx, kreeg J. F. een ernstige snede met een mès over de hand, waarover proces-verbaal werd opgemaakt tegen een dochter uit het huis. De verslagene, die vlak naast haar schoonzoon woonde, moet, toen zij de ruiten hoorde vermelen, naar. buiten zijn gekomen, waarop de dader haa-r den slag heeft toegebracht. In het geheel werden vier personen gearresteerd. Het door de politie ingestelde onderzoek heeft tot resultaat gehad, dat een der gearres teerden, de 2o-jarige Ch. S., uit EJsloo, na herhaalde malen door een brigadier ge hoord te zijn, bekend heeft den slag met een stuk .hout te hebben toegebracht; dit stuk hout werd door de politie m beslag genomen. Donderdagvoormiddag had de lijkschouw wing plaats door de doctoren Nijst en Schmedding, uit Maastricht. Doodsoorzaak is: verbrijzeling van de schedelbeenderen.. De verdachte werd in den namiddag naar het huis van bewaring te Maastricht over* gebracht. De overige gearresteerden zijn in vrij* heid gesteld. Scheepsrampen. Volgens Bureau „Veritas" zijn gedurende de maand Augustus 43 zeilschepen vergaan, verdeeld als volgt: 13 Amerikaansche, 1 Duitsch, 9 Engelsche, 6 Fransche, 2 Grieksch'e, 3 Ita-j liaansche, 4 Noorsche, 2 Russische en 4 Zweedsche. In hetzelfde tijdvak zijn 40 stoomschepen vergaan, (hieronder is begrepen 1 schip, waarvan nadere berichten ontbreken en dat als vermist beschouwd wordt), verdeeld als volgt: 2 Nederlandsche, 2 Amerikaansche, 1 Chileensch', 3 Deensche, 3 Duitsche, 14 En gelsche, 6 Fransche, l Grieksch, 2 Italiaan- sche, 1 Japansch, 2 Noorsche, 1 Russisch en 2 Zweedsche. De oorzaken waren voor de zeilschepen: stranden 18, aanvaren 5, brand 5, zinken 4, verlaten 2, gesloopt 9, en van de stoomsche pen: stranden 9, aanvaren 5, brand 1, zin ken 2, gesloopt 22 en 1 vermist. Stakende arbeiders in brou- werijen te Bremen hebben ongeregeldhe den veroorzaakt en bierwagens geplunderd. De politie moest charges uitvoeren. Dreigende Algemeene ata- kiug in de Engelsche kolenmijnen. Heb congres van mijnwerkers te Southport heeft gisteren een geheim besluit genomen om de eischen van de mijnwerkers in Northumber land desnoods dooi* een algemeene staking in de kolenmijnen te steunen. De eischen zijn een minimumloon van 30 procent boven de loonen van 1879 en de afschaffing van het drieploegénstelsel. Het is onzeker, of dit besluit nog afhankelijk is van een na^ dere stemming onder de mijnwerkers, doch het staat vast, dat de eigenaars der kolen- mijnen weerstand zullen bieden aan de eischen en liever de mijnen zullen sluiten., De meening heérscht, dab de algemeene staking onvermijdelijk is. Een aanzienlijke stijging van den prijs der kolen heeft zich' reeds voorgedaan. Ongeveer 300 leerlingen van technische scholen, die door den Weenschen. gemeenteraad waiseii gesloten,- omdat zij niet aan de wet voldeden, waren mét hun moeders onder aanvoering van Duitsche af gevaardigden in de Doele-galerij versche* nen. Daar hadden hevige tooneelen plaats., De vrouwen scholden de Duitsche afgevaar digden uit en spuwden hen in het gezicht.- Er vormden zich troepen van vechtenden en slechts met moeite gelukte het de rust te herstellen. Terwijl het onderzoek naar de oorzaak van. de ontploffing aan boord der „Liberté" voortgezet wordt, wint meer XXXXXXXXXXX* „Mag ik binnenkomen vroeg ik, nadat ïk had geklopt. „Ik zou je omtrent dit oude geweer wat willen vragen." „Kom binnen", werd er geantwoord, ak* Idcor iemand, die verstrooid was. Fcrster, de ontdekkingsreiziger, keek niet bp, toen ik binnenkwam'. Hij werkte met 'een mes aan een huid, die een luchtje afgaf. Dc begreep, waarom' de man de deur van zijn laboratorium gesloten hield. „Excuseer me een paar minuten", zei hij. v.IIet komt er nu juist op aan. Als ik een beetje te diep snijd, is de heele boel bedorven." Ik zette mijn geweer in den hoek en ging haar liet open venster; zoo ver mogelijk van do tafel en de huid. Toen wierp ik do tamme kraai, die altijd op het terras rcndtrippelde en het den menschen zoo lastig kon maken, een paar kruimels brood toe en keek daarna rond in het vertrek telechts zelden toch mocht ik dit betreden. Gedurende de lange reizen van den natuur onderzoeker was de kamer gesloten en geen inensch mocht er in. De meubelen zagen jer verwaarloosd uit. Bij de deur stond een groote kist, die de Vruchten zijner jongste reis, waarvan hij 1 juist was teruggekeerd, bevatte. „Ah, ah!" zei hij eindelijk, diep-Sfulemha- Icnd. „Nu is alles in ordé/'gelooÈ^ik. Als ik het een paar dagen uitgespai^ii laat 'drogen, zal het een praehhst-uk zijn-.* Maar wacht, ik moet de kist nog uitpakken. Voor zichtig, jongen, pak dat niet aan, dat is •een glazen pot. Een fameuze spin, kijk, daar heb ik indertijd mijn bediende Williams hevig mee verschrikt. Waar heb ik toch den éénhoorn-kever gelaten. Ja, hij is nog levend; daar, op jouw stoel, is hij." Ik deed een groote sprong. Mr. Forster lachte. „Hij doet geen kwaad", zei hij kalm. -„Waai*- is hij nu? Ah, hier. Zoo, ik zal hem in een glas doen, waar hij niet meer iuit kan komen," »Jk hen een lafaard," zei ik beschaamd, „hiaax ik ben. bang voor alles, wat kruipt." „Dat zijn meer menschen, die niet laf zijn", zea de ontdekkingsreiziger. „Dat heb ja van je móeder geërfd. Ik herinner me nog eens Hij hield plotseling op, zooaIs' meestal, als hij van mijn moeder en van Vroegeir tijd sprak. Ik bracht hem' óp andere gedachten. „Wat id er óp 'dit glas?" vroeg ik, terwijl ik op een glazen pot wees, die een paar takjes scheen te bevatten. De man lachte triomfeerend. „Dat", Zei hij, „bevat het glansstuk van mijn verzameling. Ik vond ze op den bodem: der Japuïa. Er waren er daar drie in het slijk, doch ik heb er maar twee gevangen. De derde ont snapte, nadat zij drie van mijn menschen had gedood,. Morgen ga ik naar directeur Hollings van den Dierentuin en vraag hem cf hij ze naar mij kan noemen. Voor zoover ik weet, zijn ze iets heel nieuws voor onze wetenschap. Ik heb nooit dergelijke in een verzameling gezien." „Kan zoo'n slang werkelijk drie mannen dcoden?" vroeg ik, terwijl ik naaT de diertjes keek, die dunner dan een vinger en ongeveer zoo lang als twee vingers waren. „Ja, ze zullen wel de vergiftigste van alle vergiftige dieren zijn. Zij dooden in twee of drie minuten. De menschen waren OGgenblikkelijk verlamd en ik kon het niet helpen. Maar het zou een groote triomf veer mij zijn, als het een nieuwe soort was." „Akelige schepselszeide ik, en ik keek nc-g steeds naar de dieren, die om den tak geslingerd waren. „Laat je ze hier?" „Ja, ik kan Hollinga eerst morgen spre ken; dus vannacht moet ik ze wel hier laten. Maar ze zijn buitengewoon traag en in het glas heel veilig. Ik zal dit op den schoorsteenmantel zetten." Hij vertelde mij nu iets van zija reizen en trekken, van zijn avonturen, van vreemde volken en vreemde dieren, en ijc luisterde met aandacht tce, totdat wij ten laatste bijna in het duister zaten. „Hoe kon je toestaan, dat ik je zoolang iets voorbabbel, jongen?" riep hij uit. „En ik heb Harris beloofd, met hem te eten. Nu moet ik me haasten. Sluit het venster, laat de gordijnen zakken en doe de deux achter je in het slot." De laatste woorden waïén nauwelijks ver staanbaar door het toeslaan der deur. Ik hoorde hem' de trap afspringen, twee of drie treden te gelijk, en nu was ilc alleen in de donkere kamer. Met groote voorzichtig heid ging ik tastend naar het venstor, om! niets omver te werpen van al de dingen, die hier stonden, want zien kon ik. niets Weer. Ik sloot juist de vensterluiken* toen Jack om mijn hoofd vloog en een heeschen schreeuw uitte. 1 „Kom, Jack!" riep ik. De vogel vloog op den sohóorsleenmantel en stapte daar heen en weer, een schor ge kras latende hooren en de vleugels bewe gende. Plotseling viel er iets rinkelend op den grond. Ik bleef staan, waar ik was, onbe weeglijk, terwijl mijn haren te berge rezen en een koude huivering mij langs den rug voer. De vogel had liet glas met de slan gen op den grond geworpen en de beide kleine .dieren kropen nu over den vloer om dood en verderf te verspreiden. In het eerste oogenblik was ik niet in staat te denken. Ik wist alleen, dat ik in het donker alleen was met de nood lottige kruipende dieren. Tot aan de deur of het venster was het een verre weg, want het vertrek was groot. De gering*ste be weging zou -de dieren op mij opmerkzaam kunnen maken en dan was het binnen twee of drie minuten met mij gedaan. DooX het lawaai verschrikt, had Jack slechts even zacht gekrast en was nu gaan zitten op den schoorsteenmantel, waar, kon ik niet zien. Er bewoog zich iets over den vloer. Gaarne zou ik licht hebben gemaakt, maar dan zou ik de halve kamer hebben moeten doorlcopen en dat durfde ik niet. Mijn dunne tennisschoenen en mijn lichte sokken waren een slechte bescherming tegen slangenbeten. Ik hoorde weer het geruisch. Er kroop iets over een stuk papier. Ik luisterde in ge spannen aandacht. Kwam het nader? Dood- sche stilte. Ik gevoelde, dat ik in liet eene been, dat ik in mijn angst zoo lang stijf had ge houden, kramp kreeg. Ik bukte me voor zichtig, ctm het te wrijven. Plotseling ecu geritsel naast mijn voet! Ik wachtte met in gehouden adem'. Er was iets, dat mij aalnraakte. Zaoht, lang zaam', bewoog zich iets latigs mijn heen naar boven. Ik voelde een stekende pijn in mijn enkel. Toon viel het iets op den vloer en verwijderde zioh in een stil geruisoh. Het koude zweet stond mij op het voor hoofd. Ik voelde hoe het gif van het dier dcor 'mijn bloed heendrong, door hot ge- heele lichaam, overal stak en prikkelde, tot dat het ook ïn mijn hoofd kwam en dit zc'nderling, ,dof en zwaar maakte. Ik ver roerde mij niet. Al had ik het ook ge poogd, ik had geen stap kunnen doen. Ma&r ik beproefde het ook niet. Ik stond als een beeld in de duisternis en wachtte op den dood, en vroeg mijzelf af, of hij smartelijk zcu zijn. En weer hoorde ik het lichte geruisch'. Maar het deed mij niet verschrikken; ik luisterde alleen verbaasd. De minuten wer den als tot uren en onbeweeglijk stond ik daar, huiverend alö van de koorts. Alles om mij danste en draaide in het rond. Een merkwaardige kalmte kwam over mij, een gejoel alsof ik doof was gewor den, maar heel in de verte hoorde ik lawaai en gebruis, als het rollen der golven van de .zee. En het kwam nader, nader, totdat het als gedonder in mijn ooren klonk En toen werd ik als het ware geheel wak ker; ik hoorde naderende schreden; ik ver nam, hoe iemand de hand legde aan den deurknop. Ik slaakte een heeschen kreet. De deur werd geopend. „Voorzichtig!" zei ik. „Je slangen; ik hen geheten!" Ik hoorde eDn zachten uitroep van mr. Fcrster; toen stak hij een lucifer aan. Ik knipoogde tegen het licht. Het bruine ge laat van den ontdekkingsreiziger was bleek, zooals ik het nog nooit te voren had gezien. „Orn 's Hemels wil, jongen...." zei hij en ik slikte den brandewijn, dien hij me in den mond goot. J - - Zijn voet stiet tegen de glasscherven en' hij keek op den vloer. „Wees voorzichtig," zei ik, „ze kruipen' hier rond." Hij hukte zich, hij stond aan den anderen kant van de tafel en ik kon niet zien, wat' hij deed. j „Wanneer hen jo geheten?" vroeg hij. „Kort nadat je me licbt verlaten." Hij viel op den dichtstbijzijndcn stoel, als-» óf ,zijn becnen hun dienst weigerden. „Wat Lheb je me doen schrikken," zei hij. „Schrikken," antwoordde ik, „ik hen ver-j giftigd. Ik kan me niet verroeren." Hij kwam naar mij toe en gaf mij een, lichten slag. „Beproef het", zei hij. Ik beproefde het rechterbeen op te tillen; het was zwaar als lood. Ik gehoorzaamde.; Ik kon den anderen voet bewegen zondek dat het mij bijzonder moeite kostte. Ilij was alleen wat stijf. „Beste .jongen," zei hij, „als je werkclijlc twee uur geleden gebeten wa$, zou je nu] al lang zoo dood zijn als een pier. Kijk eens Ik keek op. In het half verbrijzelde glad lagen de slangen nog om het takje gekrin-< geld. „Zij moeten reeds dood zijn geweest, toen ik zo uit de kist nam," zei hij. „Zij zijn op zijn minst reeds een dag dood." „Maar ik merkte toch, dat er een mij beet," stamelde ik. Ik voelde nu, hoe de koude van mijn lichaam week voor een weldadige warmte. Voor .welken domkop moest de man mij hcuden, aan wiens goede meening mij zooi veel gelegen was. Hij nam iets van den; vlc-ex op, en ik zag het groen glinsterendj diertje .over de tafel loopen. „Hij moet uit het glas gekomen zijn," zei .hij. i „De eenhoorn-kever," zei ik. Daarna ging ik zitten en sloeg de handen voor het go* zicht. „Welk een lafaard ben ilcl" Ilc voelde zijn hand op mijn schouder. „Geen lafaard, jongen", zei de reiziger. „Maar een te levendige verbeeldingskracht!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 9