15838.
3LÏESÏBSCPII DAGBLAB, Zaterdag* *7 Octofasr. Tweed© Blad,
Anno 1911.
Offieieele Kennisgeving.
Gemengd Nieuws.
Verbeeldingskracht.
K&NH9sgevb»G.
ZEK313iiETIE.
Burgemeester eu Wethouders van Leiden,
Gelet op art. 133 der Militiewet 1901;
Noodigcn de lotelingen dezer gemeente voor
de lichting van het volgende jaar, die voor
.[volledige oefening bij do militie te land
zouden moeten worden ingelijfd, zoomede
de lotelingen dezer gemeente voor de lich
ting van dit jaar, die ingevolge art. 99 van
voornoemde wet in h.^^^oi^^lG jaar moe
ten worden ingelij^fö^^g^der na te
melden beroepen tot een der
Ina to melden categortföëm^JCflfreerlingen of
btudenten aan een inrichting van onderwijs
behooren en verlangen bij de Z e e m i 1 i fc ie
te dienen, uit, zich daartoe aan te melden
of te doen opgeven vóór den lsten Nov. a.
e., op een werkdag, tusschen dee voormïd-
Idags tien en des namiddags drie uren, ter
Secretarie dezer gemeente (afd. Militaire
Zaken, kamer No. 9).
De door den Minister van Marine, over
eenkomstig de eerste zinsnede van art. 137
der wet, zooals dat art. is gewijzigd bij de
■wet van 5 December 1908, (Sts.bl. No.
347), aangewezen beroepen en categorieën
,van leerlingen en studenten aan een inrich
ting van onderwijs, zijn de navolgende:
Zeevarenden.
A. Stuurlieden, stuurmansleerlingen,
matrozen, lichtmatrozen en jongens op
koopvaardijschepen van de grooto en kleine
vaart en op zeesleepbooten.
Stuurlieden, schippers en verdere opva
tenden van loodsvaartuigen, tonnenleggers
en jachten.
Diepzeovisschers en Noordzeekust-vi®-
bchcra
Leerlingen van Zeevaartscholen.
B in n ensch i ppers.
B. Stuurlieden, schippers en schippers
knechts van Rijnschepen, aken, ojalken en
andere vaartuigen.
Stuurlieden, matrozen, schippers en
schippersknechts van passagiers- en sleep*
booten op binnenwateren.
Zuid srzeev isschers.
Visschers op Zeeuwsche wateren en op
fde groots rivieren.
Mossel- en oester visschers.
Schuitenvoerders, vletterlieden en veer
lieden.
Smedenstokers, machinisten en bank
werkers.
C. Machinisten en machinist-leerlingen
op schepen en vaartuigen bij spoor- of
tramwegen en op fabrieken en andere in
richtingen.
Stokers als boven.
Machinedrijvers. (Hieronder begrepen
drijvers van motorbooten en automobielen).
Smeden en smid-bankwerkeie.
Machine-bankwerkers en gewone bank
werkers (hieronder ook te verstaan rijwiel
herstellers).
Werktuigmakers.
Kolentremmers.
Metaalbewerkers (hieronder te Verstaan
koperslagers, ketelmakers, vijlenkapperg
en roorslagera).
Electriciena
Studenten in de werktuigkunde of in de
E lectr otech n iek.
Leerlingen van de Kweekschool voor Ma
chinisten te Amsterdam of van een cursus
van machinisten.
Overige ambachten.
D. Telegrafisten (hieronder ook te ver
staan radio-telegrafisten).
Soheepsbeschieters.
Scheepstimmerlieden (scheepmakers).
E. Koek-, brood- en banketbakkers of
knechts.
Koks en koksmaats, hetzij aan boord van
schepen of vaartuigen, hetzij aan de.t wal.
E. Koffiehuisr en hotelbedienden.
Hofmeesters en kellners op schepen of
booten.
G. Ziekenverplegers^
Barbiers.
Ap o thekersbedi en den.
Studenten in de Geneeskunde of in de Art
sen ij b ereidkunde.
H. Personeel van V Rijkswerven.
N. B. De personen, genoemd onder A, B
en D komen allereerst in aanmerking voor
inlijving als zee-milicien-matroos.
De personen, genoemd onder G bomen al
lereerst in aanmerking voor inlijving als
zeemilicien-stoker.
De personen, genoemd onder E komen
in aanmerking voor inlijving als zeemili-
cien-kok.
De personen, genoemd onder F komen
in aanmerking voor inlijving als zeemili-
cien-hofmeester.
De personen, gen<Jemd onder G komen
in aanmerking voor inlijving als zeemili-
cien-ziekenverpleger.
De personen, genoemd onder H komen
in aanmerking voor inlijving als zee-mili-
oien-matroos of stoker, al naarmate van
het beroep, dat zij uitoefenen.
In verband hiermede wordt aan de lote
lingen, die voornemens zijn zich overeen
komstig het bovenstaande voor den dienst
ter zee aan te melden of te doen opgeven
bekend gemaakt:
lo. dat het onderzoek naar hun geschikt
heid voor inlijving bij de zeemilitie zal
plaats nebbefi in het tijdvak van 1 tot 25
Jan. a.s., zullende de dag en het uur waar
op en de plaats waar het onderzoek zal ge
schieden; hun nader worden medegedeeld,
terwijl hun vóór hun aflevering zal worden
kennis gegeven, of zij voor de zeemilitie zijn
aangewezen o-n wanneer zij tot eerste oefe
ning in werkelijken diénst zullen worden ge
steld
2o. dat rij dadelijk zullen kunnen opge
ven, of zij in geval van aanwijzing voor de
zeemilitie wenschen te worden afgeleverd
en in werkelijken dienst gesteld in de
maand Maart van het volgende jaar,, dan
wel of zij er de voorkeur aas geven om,
zonder opkomst ter aflevering in die maand
in het genot van verlof te worden gesteld
tot in de eerste helft van Augustus daar
aanvolgend;
3o. dat- zooveel mogelijk met hun wen
schen rekening zal worden gehouden, doch
dat rij die na voor den zeedienst geschikt
te zijn bevonden, daartoe zijn aangewezen,
zich niet zullen kunnen terugtrekken, in
dien zij mochten worden bestemd voor in-
dienst-stelling op een ander tijdstip dan
waarvoor zij rich hebben opgegeven.
Ten slotte wordt de aandacht der lotelin
gen gevestigd op het voorschrift van art.
116 van bovengenoemde wet, luidende al
dus:
„De bij de militie te land ingelijfderi wor
den niet tot het aangaan van een verbindte-
nis voor de buitenlandsche zeevaart toe
gelaten, zonder schriftelijke toestemming
vanwege Onzen Minister van Oorlog..
Die toestemming wordt in gewone tijden
niet geweigerd aan de lotelingen, die reeds
vóór hun inlijving bij de militie hun beroep
van de buitenlandsche zeevaart maakten
en die zich overeenkomstig art. 138 voor
de zeemilitie hebben aangeboden, doch
"daarbij niet hebben kunnen worden aange
nomen."
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester.,
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 7 October 1911.
Hoe men zich vergissen kan.
Men schrijft aan het „Hdhl.": In het
Haagsche Bosch 6taat een groote beuk,
met een zwaren, loodkleurigen stam en een
breed© bruin, die dezen 'zomer werd opge-
teekend om te vallen, immers hij was slecht
en leverde gevaar op. De inspecteur komt
er bij te pas en ook zijn oordeel was: de
boom staat op het vallen, moet er uit. Men
meende echter, dat het beter was een com
missie te benoemen, en wanneer deze op
grond van onderzoek, constateeren kon,
dat de boom vallen moest, welnu, dan zou
het gebeuren. En de commissie kwam tot
die conclusie.
Intusschen kwam de storm het Haagsche*
bosch inspecteer en en smakt er honderden,
neen duizenden tegen den grond; ook de
beuk die docnr iedereen opgegeven was, werd
door elkaar geschud, maar viel niet. Ver
moedelijk zal men hem nu voorloopig wel
laten staan.
De sehade aan boomen en
plantsoen der gemeente 's-Gravenhage door
den jongsten storm toegebracht en de kos
ten tot herstel der beplantingen worden
geraamd op p.m. f 20,000.
UitBenne broek sohrijftmen
aan de „O. H. C.":
Zóo langzamerhand begint men zich hier
af te vTagen: „Zou de Hooge Regeering
ons kleine dorpje vergeten, wat betreft het
benoemen van een nieuwen burgemeester?
Niet, dat de zaken niet uitmuntend mar-
cheeren onder den looo-burgervader, doch
vreemd is het zeker, dat er bij zulk een
ruimen toevloed van sollicitanten in ruim
drie maanden tijds geen geschikt man
schijnt gevonden te worden, die het be
stuur van onze kleine gemeente op zich' ne
men kan. Of speelt de hoog© politiek ook
al mee in deze kleine historie?
Naar het „Cent r." verneemt,
levert de ombouw van de trambaan door
Velp nogal eenige bezwaren op.
De straatweg is, naar men weet, te smal
voor dubbelspoor en het zal noodig zijn
wil dubbel spoor aangelegd kunnen worden,
hetgeen voor geregeld verkeer- noodig is
de tuintjes voor de huizen aan de hoofd--
straat aan te koopen of te onteigenen.
Daarmee gaan natuurlijk groote uitgaven
gepaard, welke uitgaven wel voornamelijk,
zoo niet geheel, ten laste zullen komen van
het trambedrijf, ofschoon het aanzien van
die straat er niet weinig mee zal zijn ge
baat en het dus een groot belang voor Velp
is te noemen. Blijkens de gemeente-begroo
ting van Rheden, wordt er voor deze kos
ten niets uitgetrokken.
Overwogen zou worden, een lijn door een
der zijstraten af te leiden en den dienst
door Velp te onderhouden bij wijze van
ceintuurbaan.
Bloedvergiftiging. Te Ca-
pellen beging mej. S. de onvoorzichtigheid
een wondje open te krabben. Eenige oOgen-
blikken later kreeg zij vreeselijke pijnen en
zwol haar arm op. Spoedig ontboden ge
neeskundige hulp constateerde bloedvergif
tiging. Haar toestand is zorgwekkend.
Met vitriool geworpen. De
jongelingen E. Bruining en A. Lindeboom
te Opeinde (Fr.) wien vitriool in het gelaat
werd geworpen, zullen beiden vrij zeker
het gebruik van beide oogen missen. Zij
zijn naar Leeuwarden vervoerd, om zich
onder geneeskundige behandeling te stellen.
De dader W. v. d. N. is geverbaliseerd. Hij
«egt uti noodweer gehandeld te hebben.
De meeste melktappers té.
Sneek hebben met ingang van 1 October j.l.
den prijs der melk verhoogd tot 9 cent per
liter. Dat vele huismoeders daar slecht mee
ingenomen zijn, laat zich' denken. Velen
weigeren dan ook dien hoogen prijs te be
talen en maken bij trommelslag bekend,
welke straten en buurten zich hebben aan
gesloten, om voor dien verhoogden prijs
geen melk te koopen. Tevens noodigen zij
daarbij anderen uit hun voorbeeld te vol
gen.
Weer anderen nemen minder melk of ge
condenseerde in blik.
't Gevolg van een en ander is, dat som
mige slijters vrij wat melk overhouden.
Enkhuizer visschers hebben
gisteren in de haven te Enkhuizen binnen
gebracht een ijzeren tjalkschip, geladen met
mais, dat in de Zuiderzee nabij Pampus,
gezonken was, Dit is het vaartuig, waar
omtrent van de bemanning, bestaande uit
man vrouw, knecht en twee kinderen, be
richt is, dat ze overboord is geslagen. Ver
schillend kinderspeelgoed en een wieg
zijn reeds aangespoeld. Van lijken is in
het vaartuig nog niets ontdekt. De vracht
brief is wel gevonden. (Tel.)
Uit de stormdagen. De „M.
Ct." vertelt: Aan het Katsche veer lagen
eenige mosselschuiten uit Philipinne en
omstreken. Een daarvan, met een bejaard
schipper en twee zoons aan boord, raakte
driftig. De vader nam een kloek besluit;
hij bond zijn loeide zoons aan den mast,
zwom door de woedende golven naar den
wal, haalde van daar een touw, keerde
hiermee terug en redde een jongen. Dit
herhaalde hij en wist ook zijn tweeden zoon
op dezelfde wijze veilig aan wal te brengen.
Toen hij dit gedaan had, verloor hij van
uitputting en inspanniug zijn bewustzijn.
Na bijgebracht te zijn, werd de flinke man
gelukgewenscht met zijn kloeke daad.
Donderda g-n ami'ddag was
men bezig den steiger om den toren van
Watergang (N.-H.) af te breken en plan
ken en balken naar beneden te werpen.
Hoewel gewaarschuwd, kreeg de 14-jarige
zoon van de wed." Vehnik aldaar, een balk
op het hoofd, met gevolg, dat de dood on
middellijk intrad.
Omtrent een moord te Terlia-
gen (Limb.), 1.1. Zondag gepleegd, verneemt
de „L. K." de volgende nadere bijzonder
heden. Bij een twist ten huize van den
schoonzoon van de vermoorde 78-jarige
vrouw Hendrikx, kreeg J. F. een ernstige
snede met een mès over de hand, waarover
proces-verbaal werd opgemaakt tegen een
dochter uit het huis. De verslagene, die
vlak naast haar schoonzoon woonde, moet,
toen zij de ruiten hoorde vermelen, naar.
buiten zijn gekomen, waarop de dader haa-r
den slag heeft toegebracht. In het geheel
werden vier personen gearresteerd. Het
door de politie ingestelde onderzoek heeft
tot resultaat gehad, dat een der gearres
teerden, de 2o-jarige Ch. S., uit EJsloo, na
herhaalde malen door een brigadier ge
hoord te zijn, bekend heeft den slag met
een stuk .hout te hebben toegebracht; dit
stuk hout werd door de politie m beslag
genomen.
Donderdagvoormiddag had de lijkschouw
wing plaats door de doctoren Nijst en
Schmedding, uit Maastricht. Doodsoorzaak
is: verbrijzeling van de schedelbeenderen..
De verdachte werd in den namiddag naar
het huis van bewaring te Maastricht over*
gebracht.
De overige gearresteerden zijn in vrij*
heid gesteld.
Scheepsrampen. Volgens
Bureau „Veritas" zijn gedurende de maand
Augustus 43 zeilschepen vergaan, verdeeld
als volgt: 13 Amerikaansche, 1 Duitsch, 9
Engelsche, 6 Fransche, 2 Grieksch'e, 3 Ita-j
liaansche, 4 Noorsche, 2 Russische en 4
Zweedsche.
In hetzelfde tijdvak zijn 40 stoomschepen
vergaan, (hieronder is begrepen 1 schip,
waarvan nadere berichten ontbreken en dat
als vermist beschouwd wordt), verdeeld als
volgt: 2 Nederlandsche, 2 Amerikaansche, 1
Chileensch', 3 Deensche, 3 Duitsche, 14 En
gelsche, 6 Fransche, l Grieksch, 2 Italiaan-
sche, 1 Japansch, 2 Noorsche, 1 Russisch
en 2 Zweedsche.
De oorzaken waren voor de zeilschepen:
stranden 18, aanvaren 5, brand 5, zinken 4,
verlaten 2, gesloopt 9, en van de stoomsche
pen: stranden 9, aanvaren 5, brand 1, zin
ken 2, gesloopt 22 en 1 vermist.
Stakende arbeiders in brou-
werijen te Bremen hebben ongeregeldhe
den veroorzaakt en bierwagens geplunderd.
De politie moest charges uitvoeren.
Dreigende Algemeene ata-
kiug in de Engelsche kolenmijnen. Heb
congres van mijnwerkers te Southport heeft
gisteren een geheim besluit genomen om de
eischen van de mijnwerkers in Northumber
land desnoods dooi* een algemeene staking
in de kolenmijnen te steunen. De eischen
zijn een minimumloon van 30 procent boven
de loonen van 1879 en de afschaffing van
het drieploegénstelsel. Het is onzeker, of
dit besluit nog afhankelijk is van een na^
dere stemming onder de mijnwerkers, doch
het staat vast, dat de eigenaars der kolen-
mijnen weerstand zullen bieden aan de
eischen en liever de mijnen zullen sluiten.,
De meening heérscht, dab de algemeene
staking onvermijdelijk is. Een aanzienlijke
stijging van den prijs der kolen heeft zich'
reeds voorgedaan.
Ongeveer 300 leerlingen van
technische scholen, die door den Weenschen.
gemeenteraad waiseii gesloten,- omdat zij
niet aan de wet voldeden, waren mét hun
moeders onder aanvoering van Duitsche af
gevaardigden in de Doele-galerij versche*
nen. Daar hadden hevige tooneelen plaats.,
De vrouwen scholden de Duitsche afgevaar
digden uit en spuwden hen in het gezicht.-
Er vormden zich troepen van vechtenden
en slechts met moeite gelukte het de rust te
herstellen.
Terwijl het onderzoek naar
de oorzaak van. de ontploffing aan boord
der „Liberté" voortgezet wordt, wint meer
XXXXXXXXXXX*
„Mag ik binnenkomen vroeg ik, nadat
ïk had geklopt. „Ik zou je omtrent dit oude
geweer wat willen vragen."
„Kom binnen", werd er geantwoord, ak*
Idcor iemand, die verstrooid was.
Fcrster, de ontdekkingsreiziger, keek niet
bp, toen ik binnenkwam'. Hij werkte met
'een mes aan een huid, die een luchtje afgaf.
Dc begreep, waarom' de man de deur van
zijn laboratorium gesloten hield.
„Excuseer me een paar minuten", zei hij.
v.IIet komt er nu juist op aan. Als ik een
beetje te diep snijd, is de heele boel bedorven."
Ik zette mijn geweer in den hoek en ging
haar liet open venster; zoo ver mogelijk
van do tafel en de huid. Toen wierp ik
do tamme kraai, die altijd op het terras
rcndtrippelde en het den menschen zoo
lastig kon maken, een paar kruimels brood
toe en keek daarna rond in het vertrek
telechts zelden toch mocht ik dit betreden.
Gedurende de lange reizen van den natuur
onderzoeker was de kamer gesloten en geen
inensch mocht er in. De meubelen zagen
jer verwaarloosd uit.
Bij de deur stond een groote kist, die de
Vruchten zijner jongste reis, waarvan hij
1 juist was teruggekeerd, bevatte.
„Ah, ah!" zei hij eindelijk, diep-Sfulemha-
Icnd. „Nu is alles in ordé/'gelooÈ^ik. Als
ik het een paar dagen uitgespai^ii laat
'drogen, zal het een praehhst-uk zijn-.* Maar
wacht, ik moet de kist nog uitpakken. Voor
zichtig, jongen, pak dat niet aan, dat is
•een glazen pot. Een fameuze spin, kijk, daar
heb ik indertijd mijn bediende Williams
hevig mee verschrikt. Waar heb ik toch
den éénhoorn-kever gelaten. Ja, hij is nog
levend; daar, op jouw stoel, is hij."
Ik deed een groote sprong. Mr. Forster
lachte.
„Hij doet geen kwaad", zei hij kalm.
-„Waai*- is hij nu? Ah, hier. Zoo, ik zal
hem in een glas doen, waar hij niet meer
iuit kan komen,"
»Jk hen een lafaard," zei ik beschaamd,
„hiaax ik ben. bang voor alles, wat kruipt."
„Dat zijn meer menschen, die niet laf
zijn", zea de ontdekkingsreiziger. „Dat heb
ja van je móeder geërfd. Ik herinner me
nog eens
Hij hield plotseling op, zooaIs' meestal, als
hij van mijn moeder en van Vroegeir tijd
sprak. Ik bracht hem' óp andere gedachten.
„Wat id er óp 'dit glas?" vroeg ik, terwijl
ik op een glazen pot wees, die een paar
takjes scheen te bevatten.
De man lachte triomfeerend. „Dat", Zei hij,
„bevat het glansstuk van mijn verzameling.
Ik vond ze op den bodem: der Japuïa. Er
waren er daar drie in het slijk, doch ik
heb er maar twee gevangen. De derde ont
snapte, nadat zij drie van mijn menschen
had gedood,. Morgen ga ik naar directeur
Hollings van den Dierentuin en vraag hem
cf hij ze naar mij kan noemen. Voor zoover
ik weet, zijn ze iets heel nieuws voor onze
wetenschap. Ik heb nooit dergelijke in een
verzameling gezien."
„Kan zoo'n slang werkelijk drie mannen
dcoden?" vroeg ik, terwijl ik naaT de
diertjes keek, die dunner dan een vinger
en ongeveer zoo lang als twee vingers waren.
„Ja, ze zullen wel de vergiftigste van
alle vergiftige dieren zijn. Zij dooden in
twee of drie minuten. De menschen waren
OGgenblikkelijk verlamd en ik kon het niet
helpen. Maar het zou een groote triomf
veer mij zijn, als het een nieuwe soort
was."
„Akelige schepselszeide ik, en ik keek
nc-g steeds naar de dieren, die om den tak
geslingerd waren. „Laat je ze hier?"
„Ja, ik kan Hollinga eerst morgen spre
ken; dus vannacht moet ik ze wel hier
laten. Maar ze zijn buitengewoon traag en
in het glas heel veilig. Ik zal dit op den
schoorsteenmantel zetten."
Hij vertelde mij nu iets van zija reizen
en trekken, van zijn avonturen, van vreemde
volken en vreemde dieren, en ijc luisterde
met aandacht tce, totdat wij ten laatste
bijna in het duister zaten.
„Hoe kon je toestaan, dat ik je zoolang
iets voorbabbel, jongen?" riep hij uit. „En
ik heb Harris beloofd, met hem te eten.
Nu moet ik me haasten. Sluit het venster,
laat de gordijnen zakken en doe de deux
achter je in het slot."
De laatste woorden waïén nauwelijks ver
staanbaar door het toeslaan der deur. Ik
hoorde hem' de trap afspringen, twee of drie
treden te gelijk, en nu was ilc alleen in
de donkere kamer. Met groote voorzichtig
heid ging ik tastend naar het venstor, om!
niets omver te werpen van al de dingen,
die hier stonden, want zien kon ik. niets
Weer. Ik sloot juist de vensterluiken* toen
Jack om mijn hoofd vloog en een heeschen
schreeuw uitte. 1
„Kom, Jack!" riep ik.
De vogel vloog op den sohóorsleenmantel
en stapte daar heen en weer, een schor ge
kras latende hooren en de vleugels bewe
gende.
Plotseling viel er iets rinkelend op den
grond. Ik bleef staan, waar ik was, onbe
weeglijk, terwijl mijn haren te berge rezen
en een koude huivering mij langs den rug
voer. De vogel had liet glas met de slan
gen op den grond geworpen en de beide
kleine .dieren kropen nu over den vloer om
dood en verderf te verspreiden.
In het eerste oogenblik was ik niet in
staat te denken. Ik wist alleen, dat ik
in het donker alleen was met de nood
lottige kruipende dieren. Tot aan de deur
of het venster was het een verre weg, want
het vertrek was groot. De gering*ste be
weging zou -de dieren op mij opmerkzaam
kunnen maken en dan was het binnen twee
of drie minuten met mij gedaan. DooX het
lawaai verschrikt, had Jack slechts even
zacht gekrast en was nu gaan zitten op
den schoorsteenmantel, waar, kon ik niet
zien. Er bewoog zich iets over den vloer.
Gaarne zou ik licht hebben gemaakt, maar
dan zou ik de halve kamer hebben moeten
doorlcopen en dat durfde ik niet. Mijn dunne
tennisschoenen en mijn lichte sokken waren
een slechte bescherming tegen slangenbeten.
Ik hoorde weer het geruisch. Er kroop iets
over een stuk papier. Ik luisterde in ge
spannen aandacht. Kwam het nader? Dood-
sche stilte.
Ik gevoelde, dat ik in liet eene been,
dat ik in mijn angst zoo lang stijf had ge
houden, kramp kreeg. Ik bukte me voor
zichtig, ctm het te wrijven. Plotseling ecu
geritsel naast mijn voet! Ik wachtte met in
gehouden adem'.
Er was iets, dat mij aalnraakte. Zaoht, lang
zaam', bewoog zich iets latigs mijn heen
naar boven. Ik voelde een stekende pijn in
mijn enkel. Toon viel het iets op den vloer
en verwijderde zioh in een stil geruisoh.
Het koude zweet stond mij op het voor
hoofd. Ik voelde hoe het gif van het dier
dcor 'mijn bloed heendrong, door hot ge-
heele lichaam, overal stak en prikkelde, tot
dat het ook ïn mijn hoofd kwam en dit
zc'nderling, ,dof en zwaar maakte. Ik ver
roerde mij niet. Al had ik het ook ge
poogd, ik had geen stap kunnen doen. Ma&r
ik beproefde het ook niet. Ik stond als een
beeld in de duisternis en wachtte op den
dood, en vroeg mijzelf af, of hij smartelijk
zcu zijn.
En weer hoorde ik het lichte geruisch'.
Maar het deed mij niet verschrikken; ik
luisterde alleen verbaasd. De minuten wer
den als tot uren en onbeweeglijk stond ik
daar, huiverend alö van de koorts.
Alles om mij danste en draaide in het
rond. Een merkwaardige kalmte kwam over
mij, een gejoel alsof ik doof was gewor
den, maar heel in de verte hoorde ik lawaai
en gebruis, als het rollen der golven van
de .zee. En het kwam nader, nader, totdat
het als gedonder in mijn ooren klonk
En toen werd ik als het ware geheel wak
ker; ik hoorde naderende schreden; ik ver
nam, hoe iemand de hand legde aan den
deurknop. Ik slaakte een heeschen kreet.
De deur werd geopend.
„Voorzichtig!" zei ik. „Je slangen; ik
hen geheten!"
Ik hoorde eDn zachten uitroep van mr.
Fcrster; toen stak hij een lucifer aan. Ik
knipoogde tegen het licht. Het bruine ge
laat van den ontdekkingsreiziger was bleek,
zooals ik het nog nooit te voren had gezien.
„Orn 's Hemels wil, jongen...." zei hij
en ik slikte den brandewijn, dien hij me
in den mond goot. J - -
Zijn voet stiet tegen de glasscherven en'
hij keek op den vloer.
„Wees voorzichtig," zei ik, „ze kruipen'
hier rond."
Hij hukte zich, hij stond aan den anderen
kant van de tafel en ik kon niet zien, wat'
hij deed. j
„Wanneer hen jo geheten?" vroeg hij.
„Kort nadat je me licbt verlaten."
Hij viel op den dichtstbijzijndcn stoel, als-»
óf ,zijn becnen hun dienst weigerden.
„Wat Lheb je me doen schrikken," zei hij.
„Schrikken," antwoordde ik, „ik hen ver-j
giftigd. Ik kan me niet verroeren."
Hij kwam naar mij toe en gaf mij een,
lichten slag. „Beproef het", zei hij.
Ik beproefde het rechterbeen op te tillen;
het was zwaar als lood. Ik gehoorzaamde.;
Ik kon den anderen voet bewegen zondek
dat het mij bijzonder moeite kostte. Ilij
was alleen wat stijf.
„Beste .jongen," zei hij, „als je werkclijlc
twee uur geleden gebeten wa$, zou je nu]
al lang zoo dood zijn als een pier. Kijk
eens
Ik keek op. In het half verbrijzelde glad
lagen de slangen nog om het takje gekrin-<
geld.
„Zij moeten reeds dood zijn geweest, toen
ik zo uit de kist nam," zei hij. „Zij zijn op
zijn minst reeds een dag dood."
„Maar ik merkte toch, dat er een mij beet,"
stamelde ik. Ik voelde nu, hoe de koude
van mijn lichaam week voor een weldadige
warmte.
Voor .welken domkop moest de man mij
hcuden, aan wiens goede meening mij zooi
veel gelegen was. Hij nam iets van den;
vlc-ex op, en ik zag het groen glinsterendj
diertje .over de tafel loopen.
„Hij moet uit het glas gekomen zijn,"
zei .hij. i
„De eenhoorn-kever," zei ik. Daarna ging
ik zitten en sloeg de handen voor het go*
zicht. „Welk een lafaard ben ilcl"
Ilc voelde zijn hand op mijn schouder.
„Geen lafaard, jongen", zei de reiziger.
„Maar een te levendige verbeeldingskracht!"