No. 15835. IiBZDSCH DAGBEaAD, Woensdag1 October. Tweed© Blad, Anno 1911, Buitenlandseh Overzicht. PERSOVERZICHT. Eerste Kamer. FEUILLETON. Vergiffenis aan alien. Onze taak is voor heden een zeer ondank bare. Wij zouden moeten vertellen van de Maroikkaanschekwestie. Maar om twee redenen doen wij dat niet. Ten eerste omdat niemand êr meer naar luistert en ten tweede omdat er geen nieuws van eenig belang is. Ons dunkt, die redenen zijn afdoende. Zeggen wij alleen dat de kwestie nog altijd hangende is en dat -thans het denkbeeld opduikt de overschietende détails voor het Hof van Arbitrage te brengen. Een voorstel in dezen geest is nog wel niet gedaan, maar het denkbeeld is door de Franscho regeering uitgesproken en goedkeuring door Duitschland zou Frank rijk welkom zijn. Frankrijk wil door deze bereidwilligheid toonen, hoezeer het naar vrede haakt. Het gewicht van dit voorstel ligt niet in de practisehe gevolgen, dock in het feit, dat juist Frankrijk en Duitschland in een oud geschil het scheidsgerecht er kennen. Men wil blijkbaar het Hof van Arbitrage eenig werk verschaffen, nu er in het con.- flict tusschen Italië en Turkije zoo weinig voor het Hof te doen valt. Een ander punt dat wij zouden moeten vermelden is de toestand in Portugal. Maar ook hier zien wij er tegen op nieuwe gezichtspunten te openen Want hier spreekt de eene dag den anderen systema tisch tegen. Revolutionnairen en royalisten stoken voortdurend en met afwisselend fiasco. De Kepublikeinsche reg-eering toont hoe langer hoe meer haar zadelvastheid. Maar zij zal zich moeten verzoenen met de vooreerst nog wel durende woelingen. De Portugeezen zijn een roerig volkje, maar ze meenen het zoo kwaad niet. Schakelt men het zuidelijk bloed uit dan zijn het heel kalme menschen. Overigens trekt alles zich samen om cfen oorlog tusschen Italië en Tur- k ij e. Als droevig slot van dit Overzicht moeten wij melding maken van de begrafenis vande slachtoffers van de ,,L i. bert het Fransche oorlogsschip, dat dezer dagen in de lucht vloog. Gisteren, toen onze stad in volle feest- vreugde de herdenking van het ontzet vier de, had het droevig ge-beuren te Toulon plaats. President Fallières was aanwezig. In een toespraak bracht de president roerende hul de aan de dooden en bracht hij den slacht offers den afscheidsgroet van het rouwende vaderland. De president zeide verder, dat de treffende bewijzen van deelner \.g uit den vreemde ontvangen, tot het hart der zeelie den zouden spreken. Terwijl de lijkstaatsie voorbijtrok, ontstond een paniek onder den-st-oet-, doordat een ladder, waarop zich toeschouwers bevonden, was omgevallen. Een aantal personen liepen kneuzingen op. Fallières en de presiden ten van de Kamer werden gescheiden en de stoet geraakte een oogenblik in de war. De paniek was van dien aard, dat-de ministers president Fallières overhaalden het trottoir op te loopon en achter een lantaarnpaal te gaaü staan. De president heeft in een telegram den koning van Engeland zijn dank en dien van de regeering betuigd voor de deelneming "der Engelsche zeelieden aan de begrafenis. De rouw is in heel het land. De Parijsche schouwburgen waren gesloten. De „Figaro" merkt op dat het leger geen rouw aan neemt. Toen minister Berteaux als gewoon bezoeker van een vliegdemonstratie den dood vond, werd algemeene rcuw voorge schreven. Nu 300 zeelieden den dood vinden in dienst van het vaderland vindt men zulks niet noodig. „De Rotterdammer" schreef over de bezwaren, welke tegen de - w i- n k e 1 s 1 u i- t i ng in Amsterdam bestaan, en opperde het denkbeeld, -dat de kwestie beter zou behan deld zijn, indien wij een goede bedrijfsorga nisatie hadden bezeten en deze,, doch niet de Overheid, den sluitingsmaatrcgel zou heb ben afgekondigd. Die opmerking gaf aan de „D e Neder lander" .aanleiding om het volgende te schrijven In „De (a.-r. Rotterdammer" wordt getoornd over de relletjes", die in Am sterdam voorvielen naar aanleiding van do gedwongen winkelsluiting, en die wij na tuurlijk niet verdedigen zullen, al houdt het blad ons wellicht ten onrechte voor „ridders van de ongebonden vrijheid." Eén ding begrijpen wij echter niet-. .Zulke moeilijkheden zouden niet voorgekomen zijn hjj een bedrijfsorganisatie, zegt liet blad, wanneer niet de Overheid, maar de meederheid in het bedrijf de min derheid gedwongen had. Bij ons rijst de vraag, of het voor die minderheid wel veel verschil maakt, wie ze verhindert op de wijze, die zij goed acht, haar brood te verdienen. Ons schijnt het al even onaangenaam door de kat als door den kater gebeten te wor den 1 Het Rotterdamse lie blad antwoordt daarop: Hier schuilt hij - ,,D e Ned er lande r", naar ons wil voorkomen, eenig misverstand. Gaat toch zulk een verordening van de Ovórheid uit, dan heeft het rechtsbewustzijn in den betrokken kring het gevoel, dat een vreemde, buiten liet bedrijf staande, niet - deskundige macht van buitenaf in en aan het bedrijf de wet komt stellen. Bestond daarentegen een ordelijke bedrijfs organisatie, dan werd een vergadering saam- geroepen, met macht bekleed, waar elk be langhebbende vrijelijk zijn stem kon doen hooren en mede stem in het kapittel had. Beslist dan na gehouden vrij debat tusschen mannenwan het bedrijf een meerderheid van dri9 vierde, dat het welzijn van den winke lier vórdert, dat de winkeldag om negen uren eindigt, dan mag men de zaak allicht even onaangenaam vinden, maar het rechts bewustzijn blijft ongekrenkt, tenzij men liet starre individualisme huldigt en het bedrijf eenvoudig als een zuiver particuliere zaak beschouwteen beschouwing, die voor de Franscho revolutie nooit is gehuldigd, in theorie noch practijk, maar die niet meer is dan een der uitwassen van het echte oude liberalisme, dit woord nu niet politiek, maar staatsrechtelijk genomen. Als „De Nederlander" geen aanhan ger van het individualisme is, moet hij, meent „DeRotter dam me r" het verschil erkennen. „De Nederlander" antwoordt weer Naar onze bescheiden meening is het te gendeel waar. Indien de Overheid beslist, dan worden de dissentieerende winkeliers- ten minste onderworpen aan het gezag van een autoriteit, die er geen persoonlijk belang bij heeft een beslissing in ecu of anderen zi.n te nemen.. Indien daaren- - tegen. de. yalcgenoaten waarom juist drie vierden? heslissen, wordt de minderheid onderworpen aan het goedvinden van liaar concurremten, die er wel persoonlijk belang hij hebben, althans kunnen heb ben," ïn een of anderen zin te beslissen. Het rechtsgevoel van de minderheid wordt dus in dat geval eerder gekrenkt, dan wan neer de onzijdige Overheid uitspraak doet. Men verduistert dat feit, door een „bc- drijfsgemeenschap" to veronderst-ellen. Van dergelijke gemeenschap bleek tot heden wei nig, tenzij, waar het optreden tegenover derden gold. Maar zoodra kwesties van organisatie van liet bedrijf aan de prde komen, doet zich de prikkel der concurren tie in alle scherpte gevoelen. De geschiede nis van do Bakkersraden een gewijzigde uitwerking van hetzelfde denkbeeld als ,,D e R ott e r.'d a m m er" propageert is daar om het ie bewijzen. Van alle kanten uit don kring van het bedrijf zelf kwam verzet tegen die instituten, omdat men voor onbillijke beslissingen vreesde. Niét ten onrechte, naar onze meening, beweerde de heer Van Idsinga hij zijn be spreking van de Bakkerswet: „Indien men een burger plaatste onder het gezag van de vertegenwoordiging (lees in Id it verbandde meerderheid, Red.) van. zijn bedrijf- of vakgenooten, levert men hem over aan de ergerlijkste tyrannie, die ik mij denken kan, een maatschappelijke tyrannie, die reeds uit zichzelf in onze dagen, in plaats van te verzwakken, eer aan het toenemen is." Om op ons eigen gebied te komen. Men stelle zich een „ordelijke bedrijfsorganisa tie" van journalisten voor. Bij do journalisten van de lclcine pers wij veronderstellen ditmaal meer dan 3/i van liet geheel uitmakende, dringt op een goeden dag het besef door, dat jour- nalistische nachtarbeid een „misstand" is. Alzix> wordt -, die nachtarbeid afgeschaft tot groot-e vreugde van bladen als „D o Rot to r da mme r"t „D e N ed er 1 ander" en tutti. quanti, die zich.niet in het bezit van een ochtend-editie kunnen verheugen, maar tot groot ongerief van-de irNieuwe Rotterdamsche Courant" cn de an dere groöbe organen. Denkt men,dat liet rechtsgevoel van de betrokken redacties "b.ev vredigd zal zijn, omdat hun bedrijf niet dcor de overheid, maar door haar concurren ten is belemmerd? .Wij wagen het, dit te betwijfeleu. Maar wat dan? De Overheid kan het vol gens ,,D e Rotterdammer" ook niet doen omdat zij de daarvoor noodige kennis mist. Wij verklaren het niet te wéten! Manie de oplossing, in „De Rotterdammer" wil ons niet toelachen. En wij vinden hetrwel wat hard, dat ons geen andere uitweg wordt opengelaten dan óf dwang doot. de Overheid, óf dwang door de concurrenten Voor te staan, óf „het starre individualisme" te huldigen!" En dat, terwijl nog niemand ten onzent een draaglijke oplossing aan de lmnd deed; terwijl men algemeen niet verder kwam dan het „uitstippelen van groote lijnen'"; en terwijl slechts enkelen ronduit erkenden, de kwestie althans vooralsnog, onoplosbaar te achten. - „D e S t a n d'a a r d" b-vatte een hoofd artikel, waarin wordt betoogd, dat de r e c lit er z ij d e in wezen gelijk had, toen zij de poging van de. sociaal-democraten om de troonrede met een adres te beantwoor den afwees. De vorm, waarin dit is ge schied, heeft échter instemming van het blad niet. Het schreef: Reeds nu zou Rechts, hier zijn we zeker van, zoo harden vorm van verzet niet meer kiezen. Men mag hier de Rechterzijde op dit oogenblik niet hard vallen. In zulk een moment van plotselinge beslissing heeft men voor schakeering van tinten geen o0g,' en is men op niets bedacht dan om zijn doel te bereiken. De gekozen vorm was, gelijk het in.zulke oogenblikken meer gaat, niet gelukkig ge grepen. De parlementaire vorm vraagt hoo- ge beleefdheid, onberispelijke kieschheid, vormen van .adellijke tint. In Engeland,- waar heb Parlementaire leven opkwam, is dit steeds gevoeld. Het spreken van „het geachte lid", liefst, van dit of dat district, zonder namen te noemen, hangt hiermee saam. In eon Parlement staan de partijen,, die op meeting, en in de pers elkaar tel kens met voetzoekers nazitten, persoonlijk tegenover elkaar. Verzaakt me.i den fijnen vorm ook maar een oogenblik, zoo kan dit tot kabaal leiden. En juist waar men to doen had met een fractie, die Lier niets van verstaat en soms zelfs in scheldwoor den ingebeelde kracht zoekt, dient in dub bele mate hierop gelet. Vandaar dab 1 a mort s a n s P h V a.s e, die nu in der haast werd toegepast, oritiek ocik in de pers van Rechts uitlokte. Het ware beter geweest dit te mijden. Er zou hiermee niets verloren zijn. Ware het voorstel van den voorzitter aangenomen; had me i de stuk ken te landsdrukkerij- gezonden, van waar ze in drie uren tijds in de Kamer terug konden zijn en ware daarop de vraag aan de orde gesteld, wanneer het. ingediende voor stel aan de orde zou komen, dan had men den zachten vorm van het „sine die" kun nen kiezen en besluiten om heb in behan deling te nemen op een- nader te bepalen dag, wat in parlementaire taal met afstem ming gelijk staat, maar juist door het meer parlementaire van den vorm minder zou ge prikkeld hébben. „D e Beukelaar" bespreekt het wetsontwerp van minister Kolkman tot 1 heffing eener inkomstenbelas ting. Hulde wordt gebracht aan het voor stel, waar dit voor ieder minderjarig kind het zuiver, belastbaar inkomen met f 50 vermindert. „Dit is,'.zegt het blad, „althans eenig gaan in cle lijn van belastingmindering naar kindertal, doch op zichzelf kan deze aftrek van 50 per kind nog niet van veel beteeko nis worden geacht. Zoo, behave deze aftrek van f-50, bij meer dan één kind, voor ieder kind boven dit eene, stel minstens 12* pCt. belastingvermindering werd geschonken, zou het anders staan. Dan werd het groote gezin aldus inderdaad gesteund en ge- eerd. Bij zoodanige belastingvermindering ware zeer wel bij minister Kolkman's nieu we regeling de te betalen som voor verre -het grootste deel der inkomens tot op het dubbele te verboogen. Door de belasting vermindering zou aan vermeerdering van baten veel gewonnen worden. De nieuwe inkomstenbelasting zal met de nieuwe ver mogensbelasting 21 millioen opbrengen; bij een dergelijke verhooging ware in ieder ge val een bate van meer dan 8 millioen te er langen." Het feit-, dat ook de landbouwer door dit- ontwerp wordt getroffen, geeft „De B e u- k e 1 a a r" aanleiding tot critiek. Dit betrekken van den landbouw onder de. nieuwe inkomstenbelasting geeft uiter aard reeds vermeerdering van baten. Daar naast is dan echter de belasting zelf ver hoogd. En nu afgezien van het stelsel zelf is in de regeling van het onUyerp-'Kolkman deze verhooging zoo zonderling, dat hier om alleen het wetsontwerp ernstig moet ge- critiseerd. Men ga slechts becijferen. W ie enkel uit ambt of bedrijf, zonder een belastbaar ver mogen te bezitten, een inkomen van f 4000 bezit-, betaalt thans f 64, zal móeten beta len f 85, dus een verhooging van plm. 3-, pCt. Wie aldus f 5000 inkomen bezit, be taalt thans f 84, gaat bétalen f 115, dus een verhooging van plm. 37 pCt bij een zoo danig inkomen van f 60CX) moet thans be taald f 104, dit zou worden f 145, dus een verhooging van plm. 42 pCt. bij inkomen van f 8000 is de belastingsom thans f 144, deze wordt f 205, dus een verhooging met pl.m. 42 pCt. Bij een dergelijk inkomen van f 20,000 (zonder belastbaar vermogen) bedraagt de belastingsom thans f 525.50, deze wordt f 665, dus een verhoo ging met slechts plm. 26 pCt. Voor een in komen van f 5030 wordt de belasting dus met 37 pCt., voor een inkomen van f 20,000 met 25 pCt. verhoogd. Dit moet reeds zon derling gekeeten. Bij het inkomen uit vermogen is de be- lastingverhooging echter nog veel willekeu riger. Zoo komt men inzake- inkomen uit ver mogen tot de volgende eigenaardige re geling: Vermogen f 125,000, inkomen f 5000, verhooging 23 pCt. Yerraogeii f 150,G00 inkomen f 6000, verhooging !26 pCt. Vermogen f 500,000, inkomen f 20,000, verhooging 9 pCt. Vermogen f 750,000, inkomen 30,000, verhooging 15 pCt. Vermogen f 2,000,000, inkomen f 80,000, verbooging 21 -pCt. Voor een dergelijk verschil in percen tage van verhooging is geen aanneembare rede te vinden. En zoo moet. schier gecon cludeerd, dat dit'alles op willekeur berust. Wie uit ambt of bedrijf een inkomen heeft van f 6000, ziet zijn belasting met 39 pCt. verhoogd, vóór wie f 20,000 inkomen hee*t uit een vermogen van f 500,000, bedraagt dezè verhooging slechts 9 pCt. Dergelijke verschillen bewijzen vrij wel, dat de tarieven der belasting m het ont- wèrp-Kolkman een misrekening zijn. „De Residentiebode" schreef: Een wetsontwerp-Talma verzekert, naar men weet, den arbeider tegen i n v a 1 i d i- tèit'en ouder do m. Het invaliditeitspensioen wordt uitge- kéérd, als de werkman invalide wordt, dus niet meer werken kan. Héb ouderdomspensioen op zeventigjari ge n leeftijd. Door socialisten wordt graag de voorstel ling verspreid, alsof het ontwerp-Talma en kel een ouderdomspensioen biedt. Van in- validiteitsrente wordt dan geen gewag ge* maakt. Zoo varieerde onlangs de heer Duya het beruchte gezegde van den heer Roodhuy- zen over een vroeger wetsontwerp-Kuyper „een fooi aan een dooie" als volgt: „pen sioen voor het kerkhof". De misleiding is grof, wat eigenlijk niet nader behoeft aangeduid. Intussohen vestigt het „D agblad van Noordbrabant" de aandacht op een nieuw feit. Een commissie uit den Vrijz.- democratischen Bond heeft zich n.l. uitge sproken vóór de samenkoppeling van ouderdoms. en invaliditeitspensioenen en 't gedaan, op grond van eenigo cijfers,* die meerdere verspreiding verdienen. In 1908 zijn in Duitschland toegekend 117,124 duurzame invaliditeitsrenten tegen slechts 11,006 ouderdomsrenten. Van de in validen waren 70 jaar ouder 10.97 pCt., 65 en ouder 29,27 pCt-., 60 jaar of ouder 48 pCt. Er liepen eind 1909 m Duitschland 893,116 in-validenrenten, 102,362 ouderdomsrenten. De eersten omvatten dus bijna 9-maal zoo veel personen als de tweede groep. Wat zeggen deze cijfers? vraagt het blad. Dat.de arbeiders veel meer hebben aan. een invalidit-eits- dan aan een ouderdoms- verzekering. Dat de helft der arbeiders invalide is met het zestigste jaar en men dus deze helft zou laten hongeren, zoo men in plaats der invaliditeits- en ouderdomsverzekering en kel de laatste invoerde, ook al liet men de ouderdomsverzekering ingaan op l.efr 65sto in plaats van op het 70ste jaar. Dat zeggen bovenstaande cijf>s zeer dui delijk en beslist." Vergadering van Dinsdag 3 October 's avonds te halfnegen. Voorzitter: J. E. N. baron Schimmel- penninck van der Oye. Installatie d r. J. Kraus. Het nieuwe lid voor Noord-Holland (va cature mr. Van Leeuwen) prof. dr. J. Kraus wordt, nadat tot diens toelating is besloten, na de vereischte eeden te hebben afgelegd door den voorzitter geïnstalleerd. Regeling der werkzaamheden. Besloten wordt Woensdagochtend om elf' uren in openbare vergadering bij^n t-e ko men. Aan de orde is dan liet wetsontwerp betreffende een overeenkomst 1 do Maatschappij tot Expl. van Staatsspoorwe gen inza/ke de exploitatie van de lijn Gou- dar-Schoonhoven, vervolgens de Arbeidswet èn de Steenhouwerswet. Niets meer aan de orde zijnde wordt de vergadering gesloten. KÉ5>omschepc5i. Vertrokken. Swakopmund, uitreis, 2 Oct. v. Na pels; Vondel, thuisreis, 2 Oct. v. Genua; R i n d j a n i, thuisreis, 3 Oct. v. Port- Said; P i s a 1 Oct. v. Montreal n. Rott. en Hamburg; Fris 1 a, uitreis, 2 Oct. v. Lis sabon W i n d h u k, uitreis, 1 Oct. v. Zan zibar Rembrandt, uitreis, 3 Oct. van Southampton. Gepasseerd. K i n t u c k, v. Java n. Arnst,, 3 Oct. SuezRotterdam, v,.jiRott. n. New- oY rk, 3 Oct. Li zardP r i n 9 W i 11 e m V, thuisreis, 2 Oct. de Azorische eilanden; KielenRendsburg v. Java n. Amst-, 1 Oct. Perim. Gearriveerd. N o 0 rd a m, 3 Oct. v. Rott. te New-YVc.> Lombok, thuisreis, 2 Oct. te Genua; O r a n j e, uitreis, 3 Oct. te Port-Said Prinses Juliana, uitreis, 3 Oct. t-e Sabang; R ij nl an d, 3 Oct. v. Buenos- Ay res en Brazilië to Rott.Prins W i lom III, 1 Oct. v. W.-Indie te New-York; Prins Maurits, 2 Oct. v. Amst. te Paramaribo. 83) Later zei zl) tot zichzelf, dat Michael niet werkelijk: onveischillig was geweest; dat hy zich wel met de zaak zou bemooien en dat zü niet tove geefs zyn hulp had ingeroepen. Intusschen kon zy nog niet bemerken, dat de toestand veranderd was; by schoen eer verergerd. Yannik zag er bleek ea slecht uit; zij onlwet-k Tóphany en me 11 bad haar den laatsten tyd op de kade geen praatje meer zien maken met Lóón. Michael stelde zich aan hot roor, terwijl Léon cn de jongen bezig waren met de bruine zeilen. Tópbany zat naast Michael. Plotseling Zei hij: „Ik heb gedaan wat je me gevraagd hebt. Ik heb met Vader Niucisse gesproken. Hy gaf toe, dut Yannik niet goed behandeld 13; maar, zooals ik wel voorzien had, hy kan niet tusschenbeiden komen. Het spyt my, dat ik niet beter geslaagd ben." „ïk dank je wel," zei Téphany, hem met een dankbaren blik aankykend. Maar Michael merkte haar blik niet op. Hy keek-naar dan verren horizon, waar de booten van de visscheisvloot onduidoiyk zichtbaar waren. Lóón stond op den voorsleven en koek in dezelfde richting. Téphany, die den blik van den een naar den ander Jiet gaan, was getrcffon door oen eigenaardige overeen komst, niet van do trekken, maar van de uitdrukking van beider gelaa'. Zy waren beiden mannen van de buitenlucht, zoons van den wind en van do zee; beiden waren zy steik en krachtig als het element, dat zy beiden liefhadden. En wind en zee, zon en regen haddon op beidon hun onmiskenbaar merk- teeken gedrukt. „Houdt je van varen, Michael?" vroeg ze. „Ja," antwoordde hy. Toen zy do rivier alvoeren, begon hot land schap van karakter te veranderen. De zee was hier heerscheressi over het land en Tóphany voelde liet kloppen van haar hart, den golfslag van het vallende geiy. Zy passeerden een chalet, dat gebouwd was op een vooruitstekende rotspunt te midden van een pynboschje, tusschen Port-Manech en den oceaan. Het chalet had het uitzicht op den mond van de nvier en aan den voet van de rots, juist onder het pynboschje, had de Natuur, als wilde zy toonen, hoozeer zy zin had voor contrasten, in het ruwe gesteente eon schilderachtige kleine baai govormd. Het friss che gras van ean weide, waarop zich hier on daar oikeboomen en varens verhieven, gtensdo aan een breede strook van fijn, wit zand, dat zich uitstrekte langs het heldere, blauwe water van de baal. Michael keek naar het chalet. Tópbany volgde zijn blik. „Een tooverlandl" riep z'J uit. „Ja," zei Michael; toen voegde hy er op zachteren toon by; „Aan deze baai heb ik die studie geschildord; die met do gebroken masten en don doodan matroos." Tóphany wen 1de haar blik af. Om het gesprek op een ander onderwerp te brengen, zei zy „En hoe is het met dat woest uitziende model, dat je nu onder handen hebt?" „0, Furie?" Zyn steni kreeg dadeiyk een opgewekter klank. Hy begon nu weer te spreken als de oude Michael. „Nu, die vorwenschte kerel heeft me in den steek gelaten. Hy is verdwenen tot het doen van een of anderen göhe:mzinnigen pelgrims tocht. 0 ja, dat is waar ook, ik heb een heoleboel meer gehoord van Bugul Ncz; dat is, zooals je weet, de naam, dien ze hier geven aan den geest van een onbegraven doode. En nu ben ik bezig aan een schilder stuk, voorstellende een Breton, die door zoo'n spook achtervolgd wordt. Je moet het zien, Tóphany." „Ja, ik wil hot heel graag zien. "Wil jo het exposeeren, Michael?" Plotseling was alle glans uit zyn oogen en gelaat verdwenen. „Noen, z-iker niet," zei hy kortaf. Zy voeren nu de kreek uit en voorby de steile rotsen van Port-Manech. Rechts, zich uitstiekkend tot in het Noorden, lag dekast van Finislère, op welker granieten rotsen reeds menige visscherssehuit te plettor was geslagen. Maar nu, op dozen Julidag, scheen de zee ze te streelen met zacht, liefkoozend geruisch Lóón Bourhis wees naar de Qlónans- Eilanden, die als rooskleurige visioenen op doemden in de nevelen van den horizon en waar Yanniks vader en ooms het leven had den verloren. Toen sprak h(j op sombbren toon van de Pointe du Raz en de Doodenbaai. De jongen, die neergehurkt zat aan den voet van don mast, vestigde zyn donkere oogen op het gelaat van den spreker. „En verder op," zei Bourhis, „zyn de Eilanden van den Dood." „Waarom nosmt men die zoo?" vroeg TóphaDy. „Mademoiselle schynt de legenda vergeten te hebben. De zielen van de dooden wonen op die eilanden. Vraag dat maar aan de vis- sohers. Meer dan óéa is midden in den nacht opgeroepen om de dooden over te varen en heeft het gewicht in de boot gevoold; maar nauwoiyks had de kiel het eiland aangeraakt, of de boot werd licht, oin iat de dooden aan wal waren gestapt." De jongen maakte het teeken dos kruisea. Bourhis vorlelde verder van Koning Gradlon en zyn dochter, van haar lot en van de verdorven stad Ys, die, tot straf voor de zonden harer bewoners, verzwolgen werd door de zee. „Geloof je dit alles, Lóón?" vroeg ze. BJ& zeker, mademoiselle Er zyn menschen, dio do torens van de stad gezien hebben en de klokken hebben hooron luiden, als het een kalme zee en volle maan was." Terwyl de man dit zei, hoorde men toe vallig juist het geklop van de klok. Het was de klok van Nivez; maar het geluid klonk zoo verwyderd, dat het Tóphany werkolyk toescheen ala kwam het uit een of andore betoorerde stad op den bodem van de zoo En de kust, die langzaam vervaagde in de nevelen, word nu als een ver verwyderd, onwezenlyk schimmenland. Alloen do booten het water, waarover het vaartuig vlug als een vogel voortschoot, scheen werkeiykheld te zyn. Uit de stilte, die volgde op het zil verige klokgelui, klonk plotseling Michaols stem „Yoor deze eenvoudige zielen hy zei het in het Engelsch, heeft het mysterie van het ongezione evenveel bekoring als de klank van die klok." De vi8schersvloot was nu vlak by en Bourhis en de jongen lachten beiden vroolyk. „Daar is de vloot," juffrouw. Tóphany knikte. De stilteen de handigheid waarmee de mannen de netten uitwierpen het glinsterende water, waarin men de visch- jes zag flikkeren als zilver, het vormde alles een schilderachtig schouwspel, dat een diepen indruk op Tóphany maakte. „Het is mooi vischweer," zei Michael. Zy voeren nu langs andere boolen. Een van de booten was Teeds klaar mot haar vangst en ging naar Concarneau. „Laten we met haar moegaan," zei Michael. In gezelschap van eenige andore booten zeilden zy noordwaarts achtor de eerste boot aan. Weldra boroikten z'y nu het havenhoofd tegonover do riffen, waarop Henri Lane was omgekomen. Sinds den dag van den storm had Tóphany de plek reeds dikwyis gezien, en toch vuldon xich haar oogen met tranen. Michaels ban 1 drukte de hare met warmte on met ontroerde stem fluisterde hy: „Arme Tóphany!" Hun oogen on*moe!ton elkaar. Tóphany trok haar hand terug, terwijl eon lichte blos haar wangen kleurde. Sinds Michael dien af- schuwelyken baard had afgeschoien, viel het haar moeiiyk te golooven, dat er tien jat en lagen tusschen het tegenwoordige en don dag, dat z'y haar armen om zyn hals had geslagen en hem gekust had. Zij gingen nu aan wal. Men kon het den bewoners van Concirneau aanzien, dat het dorp slechte tyden gekend had. Armoede, kommer en ellende hadden hun stempel ge drukt op de gozichtain Maar die tyd was nu voorby; do zon van betere tijden begon te schgnen voor de visschers. en de prys van de visc'n was steed3 s'.ygende. „Ik bob vreeseiykon honger," zei Tóphany. „We kunnen in het hotel gaan oleii," zei Michael. ("Wordt vervolgd).;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5