VOOR DEJEUGD f IftlDSCH DAGBIAD >5 No. 15835. Woensdags 4 October. Anno 1911. ':;iii;:;iii;:iiiii:iiiii:ii 5.^7. U.* "A.* 9 «A.* i «A»«A? a *A i >A> 9 'X« i «x? Iu* t tx' i tx* 9 u* a <x« i «X' «x» i 'X' Iets oit de jeugd van een groot man. Spreken is zilver, zwijgen is goud. 6>—«vD Volgens mijn belofte, zal ik jullie nog jens wat vertellen van een man van be- teekenis; den grooten, Franschen sterre- kundige Arago, die een der beroemste man nen was uit de eerste helft van de negen tiende eeuw. Hij was een peuter van een jaar of zeven, toen zijn vaderland het op nam tegen bijna alle Europeesche vorsten; je weet wel: het bewuste jaar 1793, toen Frankrijk in oorlog was met niet minder dan veertien souvereinen. Nu woonde de kleine Frans Arago in het dorpje Estagel, in de.Oost-Pyreneën en het Fransch© leger tegen Spanje in het veld gezonden^ moest daar passeeren. Fransje k;ende geen grooter genoegen. Jan met de soldaten mee te tiekken en reads menigmaal had zijn vader hein terug .moeten halen, als hij zich wat te ver ge waagd had en men den zevenjarigen vrijwil liger toch niet gebruiken kon. 's Morgens vroeg ging hij altijd in den omtrek op verkenning uit en het moet je niets verwonderen, dat de kleine jongen zoo alleen kon ontsnapppen, want hij had een heele schaar van broertjes en zusjes en zijn moeder had dus de handen vol met haar huishouden, terwijl vader zorg moest dragen voor zijn wijngaarden. Op een goeden ochtend, daar kwam Fransje heelemaal ontsteld het dorp bin nendringen en riep de vijand de vijand 1 de Spanjaarden komen daar aan Nu was het heele plaatsje in minder dan geen tijd in opstand: allen grepen naar de wapens, hooivorken, vlegels, messen, wat er maar voor de hand kwam en het heele dorp maakte zich dus gereed om den vijand te ontvangen. Fransje's vader plaat ste zich aan het hoofd van een troepje dapperen want de Spanjaarden waren wel ,in de minderheid, maar ze waren veel beter gewapend. Juist kwam het tot handtaste lijkheden tusschen vader en een Spanjaard toen die in eens zijn hand voelde ver lammen, want een vlijmende wonde werd hem toegebracht: hij was in de rugzijde aangevallen en door wien denk je well Door° den kleinen Frans, die van de al gemeen©- drukte gebruik had gemaakt oiri een oud verroest slagzwaard van den muur te halenen daarmee had hij nu den Span jaard een houw gegeven, die raak was De man zelf rarest den moed van het kleine baasje erkennen en Frans bleef zich altijd onderscheiden door een groote durf en gelijik door een zucht naar geleerd heid, die hij meesterlijk botvierde, zoodat zijn landgenooten met reoht trotsch werden op hun groote sterrekundige en vooral ook op wat hij als kind reeds durfde. Zooals je ziet, was Frans alweer uit een groot huishouden afkomstig; we hebben immers al meer opgemerkt, dat dit heel dikwijls het geval is en dat groote mannen niet zelden uit de geringste standen der maatschappij voortkomen. Dus: vooreen ieder staat de weg naar grootheid open en al kan je het nu ook niet zoo ver brengen, dan kun. je toch ieder geval een goed en nuttig lid der maatschappij worden. Er was eens een weduwe, die bij den dcod van haar man met haar beide zoon tjes in behoeftige omstandigheden werd achtergelaten. Toen zij ten laatste dan ook niets meer te eten hadden, zond de moe der haar jongens de wijde wereld in, in. do hoop dat zij wat zouden verdienen, maar met de vaste belofte, dat zij in acht dagen terug zouden zijn. Zoo trokken zij ieder zijns weegs. De jonge ontmoette al heel gauw een vccmaam lieer, die hem den weg vroeg en die hij zoo beleefd en duidelijk terecht wees, dat de rijke man hem een zilverstuk in de hand had gedrukt. Zeer in zijn schik, zette hij zijn tocht veert en kwam aan een klein plaatsje, waar een scharenslijpersvreuw zat te weeklagen, dat haar man pas gestorven was en dat zij nu totaal geen inkomsten had, want dat heit haarzelve aan de noodige kracht entbrak, om zoo hard te schreeuwen, als het ncodig was om klanten te krijgen. On- middvöllijk bood onze i jongen nu ziju hulp aan; oen gretig gebruik werd daarvan ge maakt -en zoo luide als hij kon riep hij dus: Scharensliep, scharensliep, wie heeft er scharen of messen te slijpen Zoo maakte hij zich ©enigen tijd verdienstelijk, tot de vrouw een andere hulp kreeg; en als loon had hij alweer eenig zilvergeld verdiend. Toen klopte hij aan bij een boer en die had wel geen werk voor hem op de hof stede, maar kon -hem toch wel gebruiken als loopjongen: hij moest n.l. overal in den omtrek gaan rondzeggen, dat de doch ter van den hoer trouwde, iets waarmee hij alweer een paar zilvermunten verdiende en bovendien nog een nacht logies kreeg en den kost, waarna het zijn tijd was om weer terug te keeren naar huis! De oudste broer was het bosch ingegaan en toen hij daar midden in het dichtste ge deelte was gekomen, zag hij opeens een oud mannetje, dat daar uit een armoedig hutje te voorschijn trad. Beide schenen zij even zeer verrast door die ontmoeting, maar toen nam de oude het woord en sprak: Jonge vriend, ik hen een oude, eenzame man en verlang niets andei's van de men- schen, dan dat ze mij stil met rust laten. Beloof mij dus, dat je geheel zwijgen zult ever je ontmoeting en ter belooning krijg je dan deze goudstukken, waar ik toch niets aan heb, omdat ik hier natuurlijk toch geen verteringen of andere uitgaven kan maken.1' Onze jongen beloofde dit en kreeg daarmee een hand vol goudetukken, waarmee hij ook niet weinig in zijn schik was, gelijk te be grijpen valt Iets verder kwam hij voorbij een rivier, waar een menigte menschen zaten te vis- schen, hij ging ook bij hen zitten, maar ving eerst niet veel want het was een ge. roep en gepraat en geschreeuw, van over de rivier dat de visschen zeker veel te veel ontsteld waren en volstrekt niet hijten wilden. Hij ging dus een eind ver-' der alleen en daar ving hij visschen bij tientallen, zoodat hij dan ook weer een aar dig goudstukje verdiende, toen hij de visch in do stad verkocht bij den vischhandelaax.' Teen trok hij diezelfde stad eens wat ver der binnen en kwam daar bij een panopticum,; waar in eens een mijnheer op hem af kwam1 schieten, met de vraag of hij soms ook wat wilde verdienen. „Nu, wat graag natuurlijk," was zijn' antwoord, en zoo fungeerde hij als schild-t wacht, wat anders nog zoo makkelijk niet; was, want doodstil moest hij zich houden 1 Er was n.l. iets beschadigd aan de figuur, dio-schildwacht stond in een volkstooneeltje, dat zonder dien militair er bij alle aardig, beid zou verloren hebben. Maar onze jongen deed het uitstekend en verdiende in drie dagen tijds twee goud. stukken. Op den afgesproken tjjd kwamen beide z.cnen thuis en ieder had op zijn manier zijn weg gevonden: d® jongst© had zilver verdiend met spreken; de oudste goud met zwijgen. Hoe Bebbie voor het eerst in zee leerde floepen. Bebbie had nog nooit de zee gezien, dus je kunt begrijpen met wat een verrukking zij de invitatie ontving \an Taace Lucie, om bij haar op de badplaats de vacantie te komen doorbrengen. Wel was Beb nog heei jong^ om alleen uit logeeren te gaan en kon haar Moeke haar ook eigenlijk slecht missen, maar het zou zoo goed zijn voor de kleine meid; dat begreep Moeder heel goed en dankbaar moest ze dus eigenlijk de gelegenheid aangrijpen, om Bebbie zoo lang te laten profiteeren van de zeelucht. Ons meisje had n.l. kinkhoest gehad en nu schijnt er niets beter te zijn yoor kinde ren, die daar aan gesukkeld hebben, dan een verblijf aan zee! Oom en Tante en neef Reinout kwamen haar van het station halen en toen lieten ze Bebbie rechtstreeks en zonder eenige voorbereiding op de zee afloopen. Ons meisje wist niet wat zij zag, zóózeei was ze getroffen door het grootsche van dit geval en ze was er niet van weg te slaan, waarom Tante met de kinderen dus maar. heel lang bleef. Ze maakten kasteelen en forten aan zet en eindelijk leerde Reinout haa; in zee' stappen. Bebbie was een moedig ding dat dadelijk durfde en dolle pret had ook! Ze vond het water in het eerst wel een beetje koud, maar dat wende wel. En Reinout had' pleizier in zijn kleine niohtBebbie werd zoo bruin als een koffie boon en sterkte heel wat aan Ze ging dan ook weer met moed kan het werk, na afloop van de vacantie, en had Oom en Tante moeten beloven, dat zij bet volgend jaar weer kwam. Nu, aan baar zou het niet liggen. Zij deed het graag genoeg!-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 11