No. 15833.
M5BLAB, Zaterdag 30 September. Tweede Blad.
Anno 1911.
BEDOT.
Nogmaals liet verlof aan den
onderwijzer 35artia.
In de gemeenteraadszitting, van 21 Sep
tember j.I. werd naar aanleiding van het
verzoek van den heer H. Cr. Martin, on
derwijzer met verplichte hoofdakte aan de
openbare Jongensschool 1ste klasse alhier,
'om hem wegens zijn benoeming tot leeraar
in de Fransche taal en letterkunde "aan,
het Gymnasium to Doetinchem met ingang
van 1 October a.s. een verlof gedurende
den tijd van één jaar builen bezwaar der
gemeentekas toe te staan, öf bij niet inwil
liging van dat verzoek, hem met ingang
van genoemden datum een eervol ontslag
liit zijn tegenwoordige betrekking te ver-
leeneri, het volgende voorstel van den heer
Briët aangenomen.
„Do Raad besluit den heer Martin tegen
1 October 1912 eervol ontslag te verlcenen
en Burgemeester en "Wethouders uit te noo-
digen: lo. hem tot dien tijd verlof te ver.
leenen; 2o. cn een tijdelijk onderwijzer in
2ijn plaats te benoemen."
Vooralsnog bestaat er bij B. en Ws. be
zwaar aan die uitnoodiging, voorzooveel be
treft het verlcenen van verlof aan den on
derwijzer Martin, te voldoen en wel met
het oog op de gevolgen, die aan liet ver
lcenen van een dergelijk verlof verbonden
"zijn en die den Raad vermoedelijk niet voor
den geest hebben gestaan, toen het boven
aangehaalde besluit door hem werd genomen.
Ingevolge liet bepaalde bij artikel 17d der
Verordening van 12 Maart 1908 (Gemeente
blad No. 11), zooals deze gewijzigd is bij
Verordening van 16 December 1909 (Ge
meenteblad No. 25) toch wordt van de jaar
wedde van een onderwijzer, aan wien bui
ten de gevallen van ziekte of militieplicht,
Verlof is verleend voor langer dan 14 da
gen, ingehouden hetgeen ten behgeve
zijn plaatsvervanging als salaris,JJoor de
'gemeente moet worden uitbetaald. 'Indierf
derhalve aan den heer Martin mejj^jet pog*
'op zijn benoeming te Doetinchem, gedurende
den tijd van één jaar verlof wordt ver
leend, dan kan dit niet ge
schieden met stilstand van wedde, doch zal
[hem ingevclge bovengenoemde, door Gede
puteerde Staten goedgekeurde, verordening
het verschil tussehen zijn jaarwedde cn die
yan zijn plaatsvervanger moeten worden
Uitgekeerd. De grootte van dat verschil is
natuurlijk niet vooraf te zeggen, doch hangt
fcf van het traktement, dat den tijdelijken
jenderwijzer met het .oog op zijn dienstja-
ten en zijn akten ingevolge de verordening
pioot worden uitgekeerd. Waar de onder-
Wijzer Martin op 1 Januari 1912 een trak
tement geniet van f 1400 vermeerderd met
'f 75 als tegemoetkoming in do huishuur en
dö minimum-jaarwedde van een onderwijzer
f 550 bedraagt, is het geenszins onwaar
schijnlijk, dat hot verschil, cok al is de
tijdelijke ouderwijzer in het. bezit der hoofd-
)akte, f 500 a f 600 bedraagt.
Aangezien het nu vermoedelijk 's Raads
bedoeling is geweest, dat den onderwijzer"
Martin niet alleen verlof wordt verleend,
/doch hem ook hfei verschil tusscheu zijn
jaarwedde en die van zijn plaatsvervanger
yvcrdt uitgekeerd, hebben B. en Ws. ge
ineend een en ander onder de aandacht van
iden Raad te moeten brengen, temeer ook,
Waar de mogelijkheid volstrekt niet is uit
gesloten, dat wanneer eenmaal aan den on
derwijzer Martin een langdurig verlof bui
ten de gevallen van ziekte of militieplieht
is verleend, ook andere onderwijzers met
/een dergelijk verzoek tot hun College zul
len komen, aan wie dan moeilijk zal kunnen
worden geweigerd, wat den onderwijzer Mar
tin op 's Raads aandrang zou zijn toege
staan.
Zakelijk enderpand.
De heeren S.- A. Scheevers, J. Overduin,
F. N. van Brussel, B. II. Jansen en W.
F. Zuurdeeg, ambtenaren werkzaam aan de
Stads-Bank-van-Leening alhier, berichten
den Raad per adres:
dat zjj met teleurstelling hebben kennis
gencmen van het door B. en Ws. voorgestelde
in art. 10 van het reglement van de Ge
meentelijke Bank-van.Leening, wat betreft
dat zij in den vervolge niet meer zullen
kunnen volstaan met het stellen van per
seneden borgtocht, zöoals tot nu toe ten
genoegen van de gemeente is geschied, maar
dat zij nn óf zakelijk onderpand zullen
moeten geven, öf lid moeten worden van de
Vereeniging van tot zekerheidstelling ver
plichte Gemeente-Ambtenaren,
dat zij niet in staat zijn zakelijke, zeker
heid te stellen en het lidmaatschap van
genoemde Vereeniging voor hen een finan
cieel bezwaar is niet alleen, maar practisch
een korting op hun salaris is,
redenen, waarom die ambtenaren, welke
reeds onder de voorwaarde van personeelen
borgtocht werkzaam waren, beleefd verzoe
ken, dat de gemeente hen van bovenomschre
ven bezwaren ontheffë.
B. en Ws. deelen den Raad mede, dat Ge
deputeerde Staten hun goedkeuring hebben
verleend aan een oontinuatie der personeele
zekerheid voor genoemde beambten der Ge
meentelijke Bank-van.Leening.
In verband hiermede geven zij in over
weging bovenstaand request thans voor ken
nisgeving aan te nemen.
Wijziging; heffing Inkomsten-
belasting.
De Oominissie van Financiën deelt den
Raad mede, dat zij zich met de door B. en
Ws. ingediende concept-verordening, regelen-
do do heffing van een plaatselijke directe be
lasting te Leiden, over het algemeen zeer
goed kan vereenigen. Zij vindt het een ge-
lukkigo oplossing, dat, bij het beduidend
verlichten der lagere aanslagen, op do hoo-
gere geen te zwaren druk wordt gelegd, en
juicht het instellen eencr commissie van re
clame zeer toe. Zij adviseert dan ook de
voorgestelde verordening aan te nemeii.
Aanvulling Vernaeuvrirags- en Uit
breidingsfonds der Klectriciteits-
fabriek.
Iu liun in do Leeskamer voor de Raads
leden ter inzage liggend schrijven doelen
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit mede, dat iu den laat-
sten tijd verschillende belangrijke uitbrei
dingen van het kabelnet der elëctficiteilsfa-
briek - hebben plaats gehad, terwijl boven
dien voor verschillende contracten, die reeds
zijn afgesloten, en andere, die nog in voor
bereiding zijn, het net nog aanmerkelijk
zal moeten worden uitgebreid.
Zoo is ter voldoening aan de bepalingen
van de overeenkomst op 17 Februari 1910
met de gemeente Noord wijk aangegaan, een
vrij uitgestrekt laagspanningsnet voor par
ticuliere verbruikers in die gemeente gelegd.
Verder is als gevolg van de raadsbesluiten
van 24 Maart 1910 en 27 Juli 1911 een
hoogspanningskabel met transformatorstati
ons en laagspanningskabels naar de gestich
ten „Rhyngeest" en „Voorgeest" gelegd en
opgesteld.
In aansluiting aan het dcor den Raad op
23" Maart j.I. bekrachtigde contract voor
electriciteitslevering in Zoeicrwoude is in
overeenstemming met en onder garantie, door
die gemeente stellen, een overeenkomst
gesloten betreffende het leggen van do be-
noodigde kabels met toebehooren voor de
electriciteitsvoor zinking langs .den Hogen
Rijndijk in genoemde gemeente.
Met verschillende krachtverbruikers in
Leiden en naaste omgeving zijn in den laat-
sten tijd contracten voor stroomlevcring af
gesloten; voor vele dezer aansluitingen zijn
transformatorstations met transformatoren
aangebracht of nog aan te brengen, terwijl
andere transformatorstations en verdere uit
breidingen vermoedelijk binnenkort nog zul
len velgen.
Tengevolge van deze snelle uitbreidingen
is het, zoo deelen - Commissarissen verder
mede, niet mogelijk gebleken deze te be
kostigen uit de jaarlijksche stortingen in
het Vernieuwings- en Uitbreidingsfonds der
olectriciteitsfabriek, vooral ook doordat we
gens de voortdurende toeneming der kleinere
licht- en krachtaansluitingen de uigaven voor
kabels, meters en huiirleidingen eveneens be
langrijke verhoogingen hebben ondergaan.
Met het oog op een en ander stellen Com
missarissen een buitengewone aanvulling van
het fonds met een bedrag van f 97,000 voor.
Van dit bedrag is veVeischt f 23,000 voor
liet kabelnet Noordwijk, f 16,000 voor de
kabellegging langs den Hc-ogen ^Rijndijk,
f 18,000 voor de electriciteitsvoorziening van
het gestioht „Voorgeest", f 4000 voor de
electrioiteitsvoorziening; van het sanatorium
„Rhyugcest", f 1000 vopr dc aansluiting van
particulieren in de gemeente Oegstgeest,
f 19,000 voor uitbreiding van het, kabelnet
.vcor verschillende kxachtaansluitingen, waar
van de contracten zijn afgesloten, terwijl
vcor uitbreiding van het kabélnet voor ver
schillende kraohtaansluitingen, waarvan de
contracten vermoedelijk binnenkort zullen
werden afgesloten, dan nog een bedrag van
f 16,000 overblijft.
Bij B. en Ws. bestaat tegen de door
Commissarissen gevraagde aanvulling geen
bezwaar.
Voordracht leeraar gymnasium.
De Curatoren van het Gymnasium hebben
den Raad de stukken doen toekomen be
treffende de sollicitatiën voor de betrekking
van leeraar in de klassieke talen aan het
Gymnasium ter vervanging van dr. J. W.
Bierma, aan wien tegen 1 November a. s.
eervol ontslag is verleend.
Zij bevelen met vol vertrouwen in de eer
ste plaats ter benoetaing met ingang van
voorschreven datum aan Dr. P. J. Enk,
thans leeraar aan het Gymnasium te
Dordrecht, die blijkens verschillende berich
ten-èn als wetenschappelijk man ön als
leeraar zeer hoog staat, en in wien een
voortreffelijke kracht voor het Gymnasium
zou worden gewonnen.
Stond de wet hun dit toe, zij zouden ziob
bij de aanbeveling van dien eenen bepalen,
want uit de hun geworden inlichtingen mo
gen zij opmaken, dat geen der overig) so-
licitanten zich ook maar eenigermate met
hem kan meten en vooralsnog vollen waar
borg zou geven voor een riebtige vervul
ling van de taak, die hem hier zou wachten.
Onder deze komt intusschen heb meest
in aanmerking om ter voldoening aan de
wet na dr. Enk te worden genoemd dr. J.
C. P. Smits, leeraar aan het gymnasium te
Schiedam.
Onder intrekking vau hun schrijven van
24 Augustus 1911 berichten curatoren van
pet Gymnasium den Raad, dat behalve de
eerste klasse van het Gymnasium ook dc
tweede klasse zal moeten worden gesplitst.
Dit heeft ten gevolge dat de tijdelijke
leeraar, wiens aanstelling bij dat schrijven
werd in overweging gegeven, meer uren
zal krijgen dan de acht uren Latijn in de
eerste klasse en wel 22 uren voor en 19
na de Kerstvacantie.
Bij Curatoren bestaat tegen een tijdelijke
aanstelling op dien grondslag geen be
zwaar, terwijl ook de inspecteur der Gym
nasia zich met een dergelijke benoeming
vereenigen kan.
Curatoren stellen den Raad daarom voor
den heer Ch. J. Brijce, doctorandus in de
oude letteren alhier voor het tijdvak van
1 September 1911 tot 31 Augustus 1912 als
tijdelijk leeraar aan het Gymnasium aan te
stellen op een jaarwedde van f 1S00.
Voordracht ouderwijzend personeel.
Voordrachten voor de benoeming van een
onderwijzer met verplichte hoofdakte:
lo. aan de openbare school 3de (klasse No.
2, ter vervanging van den heer S. Broek
huizen, die werd benoemd tot onderwijzer
met verplichte hoofdakte aan Je openbare
school 2de klasse aan de Heerenstraat
2o. aan de openbare school 3de klasse No.
3, ter vervulling van de vacature ontstaan
door het ontslag, verleend aan den heer J.
A. Buijs, en voortdurende door het bedan
ken van den heer B. ten Wolde, die ais zoo
danig werd benoemd
3o. aan de openbare school 4dë kl. No. 2,
met het oog op de wenschelijkheid om, ter
vervanging van mej. H. Ritman, een onder
wijzer met verplichte hoofdakte aan te
stellen, ten einde het aantal dier onderwij
zers weder op vijf te brengen, zooals vóór
de overplaatsing, in 1907, van den heer J.
Heemstra naar de Jongensschool 1ste kl.
het geval was.
School 3de klasse No. 2: lo. J. Bolle, on
derwijzer aan de openb. school 3de kl. No.
5; 2o. M. van Zwieten de Blom, onderwij
zer aan de openh. school 3de kl. No. 7
3o. H. C. van Leeuwen, onderwijzer aan de
openb. school 4de kl. No. 2.
School 3de klasse No. 3lo. M. van Zwie
ten de Blom, 2o. H. C. van Leeuwen, 3o. J.
Bolle, allen voornoemd.
School 4de klasse No. 2: lo. H. C. van
Leeuwen, 2o. J. Bolle, 3o. M. van Zwieten
de Blom, allen voornoemd.
Handw erke n.
Voordrachten voor de benoeming van
twee derde onderwijzeressen in de handwer
ken aan de op. school 3de klasse No. 4 cn'
aan de openbareschool 3de klasse No. 5,
ter vervulling "van de vacatures, welke zijn
ontstaan ten gevolge van dc Ibenoeming van
de dames M. J. Choufour en J. II. Neute
boom tot tweede onderwijzeres, resp. aan
de openbare scholen 3de klasse No. 4 en
No. 8.
School 3de klasso No. 4: lo. I/Ie j. G. «T.
Konings, 4de onderwijzeres in de handwer
ken aan de openbare school 3de (klasse No.
4; 2o. mej. M. R. Driesens, 4de onderwij
zcres in de handwerken aan de openbare
school 3de klasse No. 5; 3o. mej. G M.
Wiersma, 4de onderwijzeres in de handwer
ken aan de openbare school 3de klasse
No. 1.
School 3de klasse No. 5: lo. Mej. M. R.
Driesens,2o. mej. G. J. Konings30. mej,,
G. M. Wiersma, allen voornoemd.
Beu paarden markt te Leiden.
Naar aanleiding van de door den heer
Vergouwen in de raadsvergadering van 26
Januari j.I. gestelde vraag, of het geen aan
beveling zou verdienen hier ter stede eens
of meermalen per jaar een paardenmarkt
te houdenwendden B. en Ws. zich tot do
afd. Leiden en Omstreken der Hollaud-
sch Maatschappij van Landbouw cn tot de
Kamer van Koophandel en Fabrieken al
hier met het verzoek hen wel te willen me-
dcdeelen, of een eventueele instelling van
een paardenmarkt naar haar oordeel in het
belang der gemeente zou zijn, en zoo ja, wel
ke tijdstippen van het jaar voor hut houden
van dio markt het gunstigst zouden zijn en
of het uitloven van premiën aan hen, dio
de meeste luxe- en en werkpaarden aan
voeren, en het niet heffen van marktgeld
gedurende de eerste twee of drie jaren, be
vorderlijk zou kunnen zijn voor het welsla
gen der markt.
Uit Je ingekomen antwoorden bleek, naar1
de Commissie voor het. Marktwezen, in
wier handen B. en Ws. de ontvangen mis
sives stelden opmeilkt, dat zoowel over do
kans van welslagen der markt, als over do
voorwaarden, waaronder een paardenmarkt
met de grootste kans op succes zou kunnen
worden ingesteld, als over den datum of do
data, waarop zij gehouden moest worden,;
de gevoelens verdeeld waren.
Met het oog hierop meende de C'mmissie
ook nog het oordeel te moeten vragen van
afdeelingen Oegstgeest en Omstreken en
Noordwijk en Omstreken van de Holland-
sche Maatschappij van Landbouw en van do
Boerenbonden te Hazerswoude, Zoeterwou-
de en Alkemade.
Nadat van de verschillende besturen, be
halve van dat van den Boerenbond te Alke
made, de antwoorden waren ingekomen,
adhtte de Commissie het oogenblik gekomen
haar rapport over de onderhavige aangelö*
genheid uit te brengen.
Achtereenvolgens worden daarin deze dria
vragen onder de oogen gezien
of Je instelling van een paardenmarkt
kans van slagen heeft'?
b. zoo ja, hoe de gemeente zich, speciaal
wat fimincieele zijde der kwestie aan
gaat, in dit geval tegenover de markt be
hoort te gedragen?
c. welke datum of welke data voor de in'
te stellen markt de meest geschikte is of
zijn
Ten opzichte van de eerste vraag wijst
de Commissie er op, dat haar gebleken is,
dat de drie afdeelingen der Holiandsche
Maatschappij van Landbouw, wier advies
weid ingewonnen, alsook de Boerenbond to
Zocterwoude^ met betrekking tot het wel
slagen der markt optimistisch gestemd
zijn, dat de Boerenbond te Hazerswouda
daaromtrent geen beslist oordeel uit
spreekt, terwijl de Kamer van Koophandel
en Fabrieken alhier weliswaar, evenals de
Algemeens Markt- en Havenmeester, het
succes zeer tw ijfelachtig acht, doch niette
min geen vrijheid vindt het instellen van
een paardenmarkt beslist te ontraden. De
Commissie is door deze over het algemeen
gunstig luidende adviezen, althans van de
mogelijkheid van het welslagen overtuigd
wwvwwvw
Voor hotel ,,Zum Anker", te Weenen,
hield een rijtuig stil, waaruit drie voorna-
me heeren stapten. De portier ontving hen
eerbiedig en vroeg wat zij verlangden.
„Drie kamers eerste étage," sprak de een
met een eemgszins vreemd accent en op be-
yelenden toon.
De drie kamers waren spoedig aa'Dgewe-
zen en de kamerkellner legde den heeren
het gastenboek voor, waarin zij zich als
ingenieurs inschreven, die zich in opdracht
van hun Regeering tijdens de tentoonstel
ling ten behoeve van hun studie eenige we
ken te Weenen zouden ophouden. Men be
moeide zich verder niet veel met de heeren,
maar wel trof èn den hoteleigenaar èn den
portier het royale leven, dat zij leidden.
Toen hun rekening zoowat dertig gulden
voor ieder beliep vond de eigenaar het ge-
wénscht hun die eens te presenteeren.
„Franz,'' zcide hij tot zijn ober, „schrijf
jij voor die drie vreemdelingen de rekening
eens uit. Wij zullen hun eens een kleinen
domper opzetten; ik ben benieuwd of zij be
talen zullen."
Zoo gezegd, zoo gedaan. De rekening
werd aangeboden en met een goede fooi
betaald.
Maar de beer Schauderl, de eigenaar,
vertrouwde toch de heeren nog niet volko
men. Hij stak het geld bij zich, ging daar
mee naar den bankier en informeerde of de
bankjes echt waren. Hij kreeg een volko
men bevredigende boodschap. De drie in
genieurs leidden intusschen hun vroolijk
leventje verder, dronken champagne en
aten oesters, reden met de mooiste rijtui
gen naar het Prater, kortom zij deden als
menschen van veel gold, die het leven weten
te genieten.
Op zekeren dag hoorde men in een van de
'drie kamers een luide woordenwisseling.
De verschillende kamerkellners en kamer
meisjes slopen naderbij luisterden. Zij
hoorden, dat een der heeren in slecht
Duitsch zeide: „Help hem toch met die
paar gulden! Hij geeft ze wel terug." Waar
op een ander antwoordde: „Ik bezit nog
maar een biljet van duizend francs. Ik kan
zelf ook in moeilijkheden komen en wat
dan? Zal dan mij een vreemde te
Weenen iemand helpen? Gooi niet zoo on
zinnig met geld om je heen, dan kom je
niet in moeilijkheden."
Het gesprek werd den hotelier precies
overgebracht en hij gaf order, dat de ka
merkellner en de portier van toen af de drie
vreemden nog scherper in liet oog zouden
houden dan tot dusverre. Dat gebeurde.
Den volgenden dag kwam een der drie
vreemden bij den hotelier en vroeg hem om
een biljet van duizend francs te wisselen.
„Aha," dacht Schauderl, „dan heeft hij
zich toch laten vermurwen." Zijn tweede
gedachte was evenwel, het bankje te laten
onderzoeken of het echt was, want hij ver
trouwde deze drie gasten nu eenmaal niet.
„Er is iets niet in den haak," zeide hij
tegen den ober; „let maar op, of ik geen
gelijk krijg. Ik ben een menschenkenner en
wij moeten op onze hoede wezen."
Geen halfuur nadat dit gesprek gevoerd
was, kwam de ober in de kamer van den
hotelier en deelde dezen mede, dat een
vreeme heer hem wenschte te spreken.
De heer Schauderl ging dadelijk naar het
kleine, wat sombere ontvangsalon en vond
daar een zeer corpulent man van ongeveer
veertig jaren met een brilletje op den neus
en naar zijn uiterlijk te oordeelen een
Franschman.
„Waarmee kan ik u van dienst zijn?"
vroeg Schauderl.
„Ik ben," antwoordde de vreemde in ge
broken Duitsch, „de commissaris van po
litie De la Roche uit Parijs. Hier is mijn
legitimatie-bewijs."
Met deze woorden toonde bij den verbaas
den hotelier een groot stuk papier, aan
liet ondereinde waarvan zich een zegel be
vond.
„En hier," vervolgde hij, „is de bevesti
ging van de Weener politie, dat ik inder
daad de •ommissaris De la Roche ben."
„Uitstekend," zei de hotelier. „Ik twijfel
geen oogenblik aan de juistheid van uw be
weringen. maar als ik vragen mag, waar
mee kan ik u van dienst zijn?"
„Ik ben drie misdadigers op het spoor,
die.ik geloof hier te Weenen gevonden te
hebben en die in uw hotel verblijf houden."
Met die woorden opende hij een porte
feuille en kreeg daaruit drie photogra-
phieën, de hij den hotelier liet zien.
„Kent n die gezichten?"
De hotelier had maar cén blik op de
foto's te slaan om uit te roepen: „Heb ik
het niet gedacht? Ja, mijnheer de commis
saris, die dne spitsboeven wonen hier en
leiden een leven van vroolijken Frans. Ik
heb," vervolgde hij, „mijn oberkellner al
meermalen gezegd, dat ik die drie heeren
niet vertrouw. Weet u, mijnheer de com
missaris, ik ben een menschenkenner en als
zoodanig in heel Weenen bekend. Als hote
lier mag men dat ook wel wezen; hoe zou
men zich anders tegenwoordig met zooveel
spitsboeven kunen redden Ik heb het zien
aankomen. Maar vertelt u mij eens: zijn
dio drie kerels valsche munters?"
„Niet dat ik weet," antwoordde de com
missaris.
„Ik dacht het. Ziet u, voor een halfuur
brengt een van die kerels mij een biljet van
duizend francs om te wisselen, wat ik ook
gedaan heb. Excuseer mij een oogenblik, ik
ben dadelijk terug."
Met die woorden ging hij de deur uit,
maar kwam een oogenblik later terug met
een bankbiljet in de handen, dat hij De
la Roche overhandigde met de woorden:
„Wilt u als 't u blieft eens onderzoeken
of dit biljet echt is?"
De commissaris bekeek het biljet van
alle kanten, draaide het links en rechts om,
nam een loupe uit zijn zak, om het water
merk en het nummer na te kijken en gaf
den hotelier het biljet terug met de woor-
denu:
„Dit biljet is echt. In dat opzi'cht be
hoeft u niet de minste zorg te hebben. Die
kerels hebben genoeg echt geld. Maar ik
zit hun achterna voor hun oplichterijen en
diefstal. Maar om nu tot de hoofdzaak te
komen: Hoe pakken wij ze?"
Schauderl haalde de schouders op.
„Ilc zal u een voorstel doen. Het eerste
is, dat u de kamers van die drie kerels
streng laat bewaken, opdat zij ons geen van
drieën ontsnappen; het tweede is, dat wij
zorgen, dat u hedenmorgen geen voet bui
ten het hotel zet, want uw aanwezigheid
is onder alle mogelijke omstandigheden
dringend noodzakelijk. Wanneer u er op
een oogenblik, dat wij moeten ingrijpen,
niet was, zou het geheele plan in de war
kunnen loopen; en het derde is, dat u nie
mand, ook uw vrouw, een enkel woord zegt
van wat wij op het spoor zijn en dat ik
in uw huis ben."
„Afgesproken",zei de hotelier.
„Dan laat u de heeren rustig aan de
table d'hote komen. Ik zal daar ook ver
schijnen en er mij van overtuigen of ik de
goeden voor mij heb. Bij het dessert onge
veer zal ik ze dan arresteeren. Ikzelf
blijf van nu af hier."
„Afgesproken", zeide Schauderl.
Het uur van de table d'höte naderde. En
kele haastigen namen hun plaatsen reeds
in en wachtten geduldig; daarna kwamen
er nog enkelen, emdelijk de groote massa
en toen de gong voor de tweede maal
weerklonk, kwamen ook de drie vrienden
binnen, spoedig gevolgd door den commissa
ris van politie.
Toen het dessert was opgedragen, stond
De la Roche van zijn stoel op, schraapte
cich de keel en zeide:
„In naam van de wet. Het spijt mij zeer,
de hooggeëerde aanwezigen te moeten mee-
deelen, dat zich in ons midden drie groote
misdagers bevinden, die ik in opdracht van
mijn Regeenng bij deze arresteer."
Nauw Koorden de drie ingenieurs deze
woorden, of zij sprongen van hun stoelen
op en renden, alles wat hun in den weg
kwam, omver loopende, naar de deur. Maar
daarvoor stonden alle kellners, huisknech
ten en koetsiers van het hotel die er wel
voor zorgden, dat er niemand door kwam.
In hun midden stond de hotelier Schauderl
en deelde met stentorstem zijn bevelen uit,
„Een wagen voor vier personen'", brulde
hij. „Breng de schurken naar boven,, opdat
zij hun goed inpakken, maar alleen onder
toezicht. De commissaris en ik wachten in
tusschen hier beneden."
Het rijtuig kwam voor.
Na een paar minuten kwamen ook de
drie boeven met arme zondaarsgezichten,
langzaam de trap af, vergezeld van een le
ger kellners en huisknechts.
„Instappen!" commandeerde De la Roche
„A propos, mijnheer, hebben de kerels hun
rekening al betaald?"
„Neen nog niet."
„Hoeveel zijn zij schuldig?"
Ongeveer zeshonderd gulden."
„Goed, ik zal hen op het politiebureel
laten onderzoeken en u laten betalen met
het geld, dat op hen gevonden wordt. Tob
weerziens. Voorwaarts, koetsier. Naar heb
politieposthuis Schakenring."
Het rijtuig reed weg en in het hotel keer
de de gewone rust weldra terug, maar nieb
voor lang.
Want nog op denzelfden dag moest heb
oude en solide huis Schauderl ervaren, dab
het het slachtoffer was geworden van een
zeer brutale oplichting.
De drie levenslustige vrienden waren, zoo
goed als de commissaris van politie, geraf
fineerde oplichters, die sedert lang door dö
politie gezocht werden, evenwel zonder
succes.
Het zegevierende lachje van den heer
Schauderl verdween langzamerhandtegen
zeven uren 's avonds was er angst op zijn'
gezicht te lezen en nog een uur later had
het de uitdrukking van iemand, die een
ramp heeft ondervonden. En toen het nacht
was geworden en hij zijn bed opzocht, begon
de twijfel hem te plagen en hield hem ge-
ruimen tijd uit den slaap.
Na een slechten nacht stond hij den vol
genden morgen vTocger op dan gewoonlijk.
Haastig kleedde hij zich aan en ging dade
lijk naar zijn bureau. Daar nam hij uit zijn
portefeuille een blauw papier en stak dat in
zijn zak. Toen ging hij naar een bankier,
deze nam het bankbiljet van hem aan en
onderzocht het. Hij draaide het rechts en
links, hij nam ook een loupe om het water
merk en het nummer te onderzoekenkort
om, hij deed precies zooals de heer De la
Roche, alleen met dit onderscheid, dat hij
tot een ander resultaat kwam dan de com
missaris, want hij gaf het den menschen
kenner terug met de woorden, dal- heb
bankbiljet niets waard was.