De Indiaan en zijn paard.
Een aangename wijze van wekken.
Toen de Indianen voor het eerst een
paard zagen, waren zij er bang voor; het
wae in het jaar 1521, toen Ferdinand Cor
tes de Spanjaard, uittoog om Mexico te
veroveren aan het hoofd van 300 soldaten.
Een 16-tal warca ruiters en evenals Colum
bus dte eerste blanke was, dien. zij aan
schouwden, zoo waren déze paarden de
eerste die op hefc groote vasteland versche
nen. De inboorlingen van Mexico, hoewel
allesbehalve bange menschen, keken met
vrees en verbazing naar hetgeen voor hen
een nieuwe schepping in Ibefc dierenrijk was.
Zij naderden schoorvoetend; zij bespied
den de Spaansche ruiters met stomme ver
bazing, wanneer die opstegen en wegreden,
maar wanneer het kleinte troepje zwenkte
én op hen aanrende, dan stoven zij uiteen
én vluchtten schreeuwend van angst. Tooh
jaagden zij op buffels en beren en vervolg
den deze Vilde beesten in de prairieën en
bosschén, zonder andere wapens dan pijl
en boog en zonder andere hulpmiddelen
om te ontsnappen dan hun eigen vlugge
\éden.
In latere jaren werden de paarden, die
de Spanjaarden geholpen hadden ben te
overwinnen en te onderdrukken, tot groot
nut voor de Indianen in hun strijd tegen
buffels en beren, want den schrik voor het
onbekende dier kwamen zij spoedig te bo
ven.
Al spoedig vermeerderden zij zich in de
onmetelijke prairieën zoodanig, dat zij in
groote kudden rondzwierven van Noord
naar Zuid en van Oost naar West. Dan
ging de Indiaan er met zijn lasso op af.
Door allerlei listen wist hij dan de kudde
naar een plaats op te jagen, waaruit het
moeilijk was té ontsnappen en dén stnk
zoo behendig over het hoofd te Werpen van
liet dier dat hij uitgekozen had, dat al
spoedig de buit spartelend aan zijn voeten
lag.
Vooral bij dé buffeljacht was het paard
van groot nut en aangezien de buffel in
zooveel artikelen van levensonderhoud
voorziet, beduidde een gemakkelijker en
zekerder vangst, vermeerdering van weel
de. Gewapend met pijl en boog of enkel
met een 9peer reed hij van zijn wigwam
naar de eindelooze vlakte. Door zijn seherp
gezicht ondekte hij spoedig een zwervende
kudde, al geleken de dieren door den ver
ren afstand ook niet grooter dan mieren.
Dan reed hij snel in een grooten cirkel er
om heen om een Zoodanige positié in te
nemen, dat de wind van de kudde naar
hem toe woei. Hierdoor bestond minder
kans dat de dieren hein door hün scherpen
reuk zouden ruiken. EenigsZins naderbij
Dié toon duldde geen tegenspraak en zelfs
ie driftige, opgewonden Abraham moest
wel gehoorzamen, durfde geen woord
meer tegenspreken en wierp alleen, ten af
scheid nog een woedenden blik op den klei
nen Samuel,die over stuur was van dit
heele voorval.
„Hij is \Voedend over het verlies van den
ring," zei Samuel, toen de onwelkome gast
eindelijk vertrokken was, „en ik zal heusch
niet veilig zijn hier in. het bosêh 1 Wat moet
ik dan toob doen, vadertje Philips?"
..Hoor eens hier jongen: Het ijs is toch
il begonnen te smelten op de rivier en het
zal niet lang meer duren of ons vlot No I,
„de Zwaan" zal de rivier afloopen. Dan
kan jij mee, als koksmaat, wat denk je
daar van Sam?"
j,Nu, ik kan 't niet anders dan heerlijk vin
den en U wel bedanken vadertje, hoezeer
het mij ook spijt, dat ik U en moeder
Ciistina dan moet verlaten.
Maar hier zou ik geen veilig oogenblik
meer hebben, na die bedreigingen van oom
Abraham. Want al hebt U hem nu ook zijn
^tslag gegeven, ik ben zeker, dat hij hier
of daar op den loer ligt naar mij. Daarom
dus, hoe eerder hoe beter
„Ja, als je anders liever nog een tijdje
hier onder onze bescherming wilt blijven,
gekomen steeg hij af en naast zijn paard
voortsluipende, trachtte bij de dieren bin
nen h'oogschotafstand te brengen, waarop
hij weer snel in den zadel sprong en de
eigenlijke jacht begon Zij waren weldra
zulke bekwame ruiters, dat zij hun pijlen
in vollen galop het doel wisten te doen tref
fen.
Natuurlijk was het gevaar, dat zij lie
pen, ook zeer groota maar. de nood was
vaak hoog en menig dorp, waar hongers
nood heerschte, is gered door een of andere
moedige jachtpartij, waarin de deelnemers
hun leven waacden in de jacht op buffels»
Zooals wij reeds zeiden dankt de Indiaan
hun de voorziening in de meeste zijner be
hoeften. De muren van zijn „huis" zijn
mantel, zijn zadel, ja zelfs zijn haartooi
wordt gemaakt van buffelhuid. Deze laat
ste bestaat enkel uit een nauwen band,
aan de binnenzijde zoodanig voorzien van
'n rij arendsveeren, dat door het meer of
minder sterk aandrukken van den band
om het hoofd' de veeren een rechtstandige
positie of welken ook gewenschten stand
aannemen. Zelf een bewoner der wildernis
zijnde, heeft hij zijn tooi dus te danken aan
de dieren der prairie en der lucht.
Een lastige naam.
Op zekeren dag kwam in Koning George
III van Engeland het plan op, een oorlogs
schip by Portsmouth te bezoeken. De kapi
tein van het schip, wien dit bezoek vooruit-
was aangekondigd, stond den grootst mo
gelijken angst uit, dat een van zijn officie
ren of een lid van zijn bemanning den vorst
niet den verschuldigden eerbied zou bewij
zen. Vooral de bootsman was voor den ka
pitein een bron van angst en daar het een
gewoonte van George III was, met alle
'leden van de bemanning een praatje te
maken, liet de kapitein den bootsman bij
zich komen, ten einde hem op het hart
te drukken, vooral beleefd te zijn, en den
Koning aan te spreken met „Uw Majes
teit."
De bootsman luisterde aandachtig, trt
groot genoegen van den kapitein.
De Koning kwam, en ook de bootsman
werd toegesproken. Maar hoewel de zee
man gewoonlijk niet om woorden verlegen
was, stond hij thans te stotteren en aan
zijn das te trekktn, dat hot een aard had.
Eindelijk wendde hij zich in doodelijke
verlegenheid tot den bevelhebber van het
schip, en de somberste voorgevoelens van
den kapitein werden bewaarheid, toen hij
zijn bootsman hoorde roepen:
„Daar ben ik nu toch heelemaal verge
ten, kapitein, hoe u gezegd hebt, dat ik
dien ouden grappenmaker moest noemen."
dan zou ik zeggen: ga dan mee op „de Wil
de Gans" die vertrekt wat later."
„Neen, dank U Vadertje, ik geloof
maar, dat het 't verstandigst is, om zoo
gauw mogelijk heen te gaan. Maar vertelt
U mij eensdragen alle vlotten van het jaar
den naam van vogels?"
„Ja; we hebben: „de Zwaan" „de
Wilde Gans" „de Eend" „den Zee-
Arend" enz. Verleden jaar hadden we
namen van bloemen als: „Waterlelie"
„Zonnebloem" en andere. De bemanning
krijgt haar Vlot ten slotte hef en ik heb
wel stoere, flinke zeelui gezien, die tranen
stortten als ze de laatste haven bereikten,
waar het vlot uit elkaar zou worden geno
men voor timmerhout."
„Misschien ga ik „den Zwaan" ook wel
lief krijgen", viel Samuel in, „al zal
ik mij ook erg eenzaam gevoelen zonder U
beiden."
„In drie van de plaatsen, waar je voorbij
komt, heb ik kennissen wonen en ik zal
je aanbevelingsbrieven voor hen meegeven,
voor het seval je eens ziek mocht zijn, of
in de een of andere verlegenheid, dat je
hulp noodig mocht hebben. Overigens is de
schipper op „den Zwaan" een eerlijk recht
schapen mensch en zijn drie zoons zijn ook
flinke jongens, die je liefderijk ln hun mid
den zullen opnemen. Wat een paspoort
Op de valkenjacht.
In den ouden tijd was dit een geliefkoos
de sport. Tegenwoordig echter wordt de
valkenjacht nog slechts gedreven in Perzië
en in enkele steden in Indie.
In het jaar 1290 bezocht een beroemde
Venetiaansche ontdekkingsreiziger op één
van 2ijn tochten den Chineeachen Keizer
Kublai Khan en die bezat niet meer of min*
der dan 10000 tamme, valken
In de 17de eeuw meet ook een van Per
zië' 8 vorsten 800 afgerichte valken hebben
bezeten die antilopen aanvielen en dan-
allereerst altijd zorgden, dat ze hun prooi'
de oogen uitpikten
De IJslandsche valk is heelem&al wit en
huist op IJsland en in Noordelijk Europa
en Amerika. Pas in de 9de eeuw werd
sport in Europa ingevoerd, terwijl ze ia
China al bij het begin onzer jaartelling
schijnt bekend te zyn geweest.
Roeiende naïveteit.
Onlangs ontmoette een elegant gekleed
heer een smidsjongen, die verschrikkelijk
te huilen stond en M maar rondkeek op
den grond.
„Wat scheelt er aan, ventje?"
„Och mijnheer, mijn baas had mij twee
kwartjes gegeven om er een boodschap mee
te doen, maar ze zijn me ontglipt I Ik heb
ze hier laten rollen, dat weet ik zeker,
en toch kan ik 2e maar niet vinden!''
De heer greep even in zijn vestjeszakje
en wilde den jongen het verlorene geven.
Die was echter oprecht beleedigd en
sprak: „Neen, dank u- wel, mijnheer; ik
wil niet bedelenMaar als u mij misschien
even wilt helpen zoeken.....?"
De heer bedacht zich niet lang, ging een
voudig gebukt op den grond liggen en waar
lijk.... mocht dan ook de kwartjes vinden!
Hij kreeg nu een stuiver fooi!
Koning Fredenk Willem III was eens op
reis naar St.-Petersburg, vergezeld vaü
zijn adjudant, den overste Witzleben.
Onderweg werd de adjudant zoodanig
overmand door den slaap, dat hij onder zeil
ging met het hoofd tegen den keizer aan ge
leund. Een tijdlang verdroeg de vorst dit
goedmoedig, toen werd zijn houding hem
toch' te geforceerd en om den overste niet
te zeer te ontstellen riep de koning op een
maal luid: „Wordt wakker, Witzleben je
bent gepromoveerd tot generaal."
Dit middel hielp en ik weet niet welk ge
voelen sterker sprak bij Witzleben, de blijd
schap over zijn bevordering, of de schaamt»
over zijn onachtzaamheid.
betreft, daar heb je je niet over te bekom
meren, want de Graaf, mijn onmiddellijke
chef, betaalt per jaar een bepaalde belas
ting, waardoor al zijn schippers vrije vaart
hebben. Bovendien heeft Ivan zijn getuig
schrift van een bekwaam vlotvoerder, die
op de hoogte is van alle stroomingen, ver-,
snellingen, banken, ondiepten, enz. De reig
zal wel den geheelen zomer duren en dan
kan je terugkomen met de stoomboot die je
dan hier dichtbij ergens af zal zetten."
Dienzelfden middag nog gingen Yadei
Philips en Samuel naar Abraham's woning
om er het eigendom van den jongen te ha
len, zooals afspraak was. Oom Abraham
was zelf bezig, zijn dingen bij elkaar te
pakken en zijn gezicht zag er allesbehal
ve vriendelijk uit, toen hij de onwelkome
gasten voor zich zag.
„Ik hoop, dat we je niet te zeer storen,"
begon Strogoff, „maar Samuel mag zeker
wel even zijn boeltje bij elkaar pakken?"
„Welzeker, als hij maar vlug voortmaakt,
nou, ik ben blij, dat ik zelf morgen ook
van hier'weg zal zijn. Zoo'n houthakkers
leven is mij toch wat te saai op den duur
en ik heb vrienden die mij in de gelegen
heid stellen op een enkelen avond meer te
verdienen dan met mijn bijl, in een jaar.
Wat zeg je daarvan, opzichter Strogoff?"
tWordt vervolgd;.