Hoe Christiaan zijn vader groote schade toebracht. FEUILLETON. Aan den oever der rivier. Uit de Dierenwereld. Chriétiaan stond voor de deur en keek mistroostig naar den gloeiendheeten strak blauwen najaarshemel. Hij was niet bijzon der in zijn humeur, want vader en moeder zouden uitgaan, naar een familie een paar uur verder op het land, die ook een heer lijken tuin hadden, waar je zoo verrukke lijk in kon spelen* vooral met het najaar, als er kastanjes lagen bij de vleet; je hadt re maar voor het grijpen. Maar jawel! Chris mocht niet mee en daar kwam Jochem nu al aangereden met den dogcart om vader en moeder weg^fce brengen en arme Chris bleef dus alleen. Nu, hij had nergens lust in want daar kwam nog bija dat hij van middag schild padsoep had gegeten; „namaak" dan na tuurlijk, en daar moest hij niets van hebben Tot overmaat van ramp had hij den naam nog niet goed uitgesproken en daar had 'rijn vader hem erg om uitgelachen, zoodat ons jongmensch zich echt beleedigd gevoel de. Daar tegenover woonde Peter, maar dat Was nu juist niet het gewenschte gezelschap ▼oor Chris, zoodat zijn moeder hem al me nigmaal verzocht had liever niet met Peter mee te gaan. Toch scheen Chris op eenmaal moeders waarschuwing vergeten te hebben en onmiddellijk was hij bereid gevolg te ge ven aan Peter's uitnoodiging om mee te gaan naar vaders hooiland, waar zij dan „Indiaantje" zouden spelen tusschen het hooge gras; en dit in tusschen braaf ver trapten. Nog even maakte i_hris een enkele bedenking, maar Peter had dit bezwaar da delijk uit a'en weg geruimd door dat hij lei, dat ze maar op een klein eindje speel den. Een dolle pret hadden de jongens, ypfya-r wel werden ze er bar moe en warm van en Chris had ook eindelijk een honger als een paard, omdat hij dien middag toch al zoo weinig gegeten had. Aaltje; die Wij was, dat de booze jongenheer zich weer roo goed had weten bezag te houden, was nu dadelijk bereid, hem eens lekker te trakteeren op nog wat restjes van het mid dagmaal, waar Chris juist veel van hield, vooral nu hij zoo n honger hadbovendien bakte Aaltje in de gauwigheid nog een paar appelbeignetsaan dit doseert nam Peter ook met graagte deel. Na liet eten ging die vriend naar huis •n Chris legde aioh ook doodmoe te slapen 1 Den volgenden ochtend was vader al weer vroeg bij de hander zou gehooin worden 1 Maar stel jullie voor zijn schrik, toen hij daar alles plat getrapt vondJa, HOOFDSTUK II. Strogof f s plan. Toen de opzichter den volgenden ochtend ooet zijn vrouw en kleine Samuel aan tafel zat, en ze op echt Russische wij-o hun thee uit bekers dronken, werd op eens de deur wijd opengeduwd en kwam Abram Kapoos- tdn bannen, met een gezicht vuurrood van ingehouden toorn en drift. „Wat beteekent dat?" zei hij, op ruwen toon. „Ik heb die kwajongen het heele bosch door loop en zoeken en nu vind ik hem waarachtig hier. Waar dient dat voor Phi lips Strogoff, dat je mijn neefje weg hebt gehaald van zijn oom en voogd?" „Hij heeft mij niet weggehaald," begon Samuel. Maar met een veelzeggend gebaar legde de opzichter den kleinen jongen het zwij gen op en nam zelf het woord. „Van weghalen is geen kwestie, Abram. Maar de jongen gevoelde zich ongelukkig en verwaarloosd en dus is hot niet meer dan dat moest Chris gedaan hebben; dat leed geen twijfel. Vader was ziedend driftig en kwam dadelijk aan bed bij zijn zoontje, die ook zoo gul bekende, dat hij en Peter daar samen gespeeld hadden, dat vader dan ook duidelijk merkte, dat Chris nog niet genoegzaam begreep, hoe ontzettend schade hij zijn vader had toegebracht, maar van dit sameszijn wilde vader toch nog wel een nadere verklaring hebben, waarna Ohris onmiddellijk vertelde van het heer lijke „Indiaantje" spelen en de dolle pret die ze samen hadden gehad. Onmiddellijk ging vader toen naar zijn buurman en riep daar Peter, die toch in ieder geval ejf was, dus bijna dubbel zoo oud, tear verantwoording. Voor dien spande het nu meer, maar die les deed! den jongen goed! Zijn ouders dwongen hun Peter ex- ouus te gaan vragen bij Christiaan's oudera en van dien tijd af werd de roekelooze wil debras veel bedachtzamer en d'us ook veel beter gezelschap voor Christiaan, die met zijn open eerlijk karakter, den eenigszins onop rechten Peter nog veel goed deedl En weet je, hoe die het volgend jaar met oogsten de door hem toegebrachte schade weer eenigszins zocht goed te maken? Hij bood zichzelve aan om mee te werken op het veld voor Diks natuurlijk; en Christi aan's vadier nam dit aanbod ook opzettelijk aan. En de jongen hield zich taai, want het is vermoeiend werkje, zoo den heelen dag ge bogen te staan. Maar op die manier voel de hij zijn schuld' beter afgedaan en dat „Indiaantje" spelen heeft hem voor heel het vervolg van zijn leven bedachtzamer en voorzichtiger gemaakt. Van knappe honden, of knappe paarden heb je zeker zooveel voorbeelden gehoord, dat ik je nu eens ga vertellen van een knap pe koe; een geschiedenis, die ik zoo recht streeks heb van den herdersjongen, die het beest altijd opgepast heeft. Hilda, zoo heette de koe, hield er dol veel van, zich uit te strekken in het zachte koren, als ze het dus maar eenigszins gedaan kon krij gen stapte ze binnen in het veld enplomp 1 plomptrapte ze met haar groote pooten alles fijn! We hadden het haar al op alle moge lijke wijzen trachten te beletten, maar tel kens verviel ze weer in dezelfde fout zoodat de boer ten slotte een ijzeren hek liet ma ken in plaats van het houten, dat het veld van den weg afsloot. Maar jawel, Hilda draaide met den snuit den knop om en stapte nu tóch bin- natuurlijk, dat hij bij ons zijn bescherming zocht. En die zal hij hier vinden, dat verze ker ik je Oom Abraham durfde er geen woord: meer tegen In te brengen, wel keek '1 ;j met drei genden blik zijn neefje aan, van onder de zwarte wenkbrauwen. de opzichter ging door „Ik heb je den laatsten keer al gezegd, Abraham, dat dit zoo niet langer ging, dat voortdurend verzuimen van je werk en i»ls het nu nog eens voorkwam, zou ik genood zaakt zijn, je je ontslag te geven, herinner je je wel?" „Mij mijn ontslag geven? Mij...den besten houthakker in het bosch?" „Jawel, dat kun je tenminste zijn, als je wilt; maar heel dikwijls gebruilk of liever misbruik je je krachten op andere manier en neem vrij af van je werk. Bovendien breng je veel to veel bezoeken in de dorps herberg en bederft daardoor niet alleen je zelf, naar lichaam en ziel, maar geeft den jongeren op het werk een allerslechtst voor beeld en je verwaarloost de opvoeding van je neefje, dat kind, dat je nog al tot je hebt genomen om Vader en Moeder beiden voor hem te zijn op meer dan schroomelijke wijze! Hoe kan je dit alles verantwoorden voor mij en voor je eigen geweten?" Neen, geen woord te zijner yerontschuldi- nen en zóó slim was ze welt dat ze dit niet deed, waar de boer of de knechts bij waren Maar niet zoodra was ze alleen, of wacht: cüaa-r brak ze weer in! Ook wist ze allerliefst haar boterham te gaan vragen bij de vrouw in de keuken. Ze klopte dan eenvoudig aan met de horens tegen de deur en ging niet eerder weg, voor 2e de verlangde lekkernij gekregen had. Zoo werd er op een goeden dag ook alweer aan de ke^end'eur geklopt en het was na den eten, dus in het heete middaguur, dat allen hun slaapje plachten te doen op de boerderij. „Rikketikketik „Jawel, jou alokkeid! Houd je nog maar even kalm, de vrouw rust wat."* 'Pas was ze weer even ingedommeld, of daar ging het weer „Rikke „Ach maar! vervelende lomperd! Kan je dan niet even wachten? Je hebt toch al den tiji zou ik meenen!" „Rikketikke...." Nu werd het toch al te erg; de vrouw deed open en stond tegenover.... den dok ter, die altijd geregeld eens in de maand eens aankwam op de boerderij om te zien of er ook zieken waren en die nu al dien tijd voor den deur had staan kloppen. De vrouw zat er zeer mee in, dat zij den „meester" zoo lang had laten wachten en bovenal: d'at zij hem zoo uitgescholden had. Enfin, het was nu eenmaal gebeurd en gelukkig was het nog al duidelijk, dat vrouw Mols tot de koe gesproken had. Hilda werd nu echter ook ter verant woording geroepen: zij vertoonde nu weer haar kunst met het kloppen aan de deur en de dokter vond haar na al wat hij hoor de zoo bijzonder slom en aardig, dat hij beloofde, haar ook wel tot zijn patiënt te willen hebben als zij toevallig eens ziek mocht worden I Een eigenaardige letterspeling. Het is nu ongeveer twintig jaar geleden dat in Denemarken een man stierf, die zoo als een groot musicus van zijn tijd tot hem sprak, door „zijn naam reeds tot violist was bestemd!" En mijn vioolspelende vriendjes en vriendinnetjes heb ik nu niets verder te zeggen, want de vier letters van den naam, duiden in zelfde volgorde de vier vioolsnaren met dien verstande, dat de beide middelste anders om staan. Nu, gij weet het zeker al: Niets W. Gade bedoel ik, de man, die in 1865 te Kopenha gen het conservatorium van muziek op richtte en dit tot grooten bloei bracht^ zoo dat zijn vaderland trotseh op hem was, maar hem ook niet minder dankbaar. ging wist Kapoostin in het midden te bren gen. Strogof f ging dus voort: „Ik heb je nu al meer dan eens gewaar schuwd, maar je hebt er heelemaal geen acht op geslagen. Nou is mijn gediuld ook ten einde. Waarsohuwen helpt niet meer, dus geef ik je je ontslag. Hier ia je loon en maak dat je wegkomt! Je hut moet mor gen schoongemaakt en ontruimd zijn, want een beter man zal je plaats innemen. Van midkiag zullen Samuel en ik het boeltje komen halen, dat den jongen toebehoort want hij keert niet meer bij je terug. Nu, tot van middag dus!" Dreigend richtte Abraham's blik zich op Strogoff toen hij zoo streng werd toe gesproken door dezen. „Dat is allemaal zclker jouw werk, jou ondankbare hond", brulde hij letterlijk tegen zijn neefje. „Maar mij wel, dan beu ik meteen met goed fatsoen van je af. Het vergeten zal ik echter nooit; en bet verge ven nog minder. Jij hebt geen oogenblik medelijden met mij gehad, ik zal het ook niet met jou hebben, dat verzeker iik je." „Nu, genoeg daarvan," commandeerde de opzichter. „Ik zal je in handen geven van de Bosoh-politië èn vooruit: hier de deur uit, of het kon je nog wel eens slechri vergaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 12