O
0
2
MB
ïl
CIGARETTES
II Cent.
DOET HET HAAR
Onder Doktoren.
AfüBATH TOBACCO Co
„Eerste Leidsohe Hulpbank
met Winstdeelmg".
a1
11
De volmaakt hygiënisch®
conditie, waaronder de
^SPLEIDO" Sigaretten
Jfo. 15814.
LEIDBöH DAGBLAB, ^atss-dag1 9 September. Thread© Blad.
Anno' 1911.
Gevestigd: HOOGEWOERD 154.
Verleent Voorschotten van af f 25.-
tot ten hoogste ƒ500.- tégen een rente van
5 pCt., op wekelijksche of maandelijksche
afbetaling onder borgstelling.
HET BEROEMDE ENBELSGHE HAARGROEI BEVORDERENDE MIDDEL
Een Smaakvolle Dracht.
Dames in alle landen
gebruiken "KOKO"
DE IDEALE
HAAR VERSTERKER.
WESSELWA» Wafelbakkorlj.
Feestterrein LUMAPAEE.
GELD VERKRIJGBAAR
Verkrijgbaar by GEER. CHRISTIAANSE,
Hoogewoerd 3, Leiden.
worden gefabriceerd^ zonder
toevoeging van wat dan ook,
en de buitengewone kwaliteit
der tabak, welke er voor ge
bruikt wordt, is een waarborg
voor bet gezondste roeken.
LiONDO JNT.
BEBAARD.
2879 10
fflA
V
KOKO DOET HET HAAR GROEIEN, VERHINDERT HET
UITVALLEN, ROEIT ROOS BESLIST UIT EN BRENGT
DIKKE, WEELDERIGE EN GLANZENDE LOKKEN VOORT.
HELDER ALS KRISTAL. BEVAT GEEN VERF, OLIE OF
VET. HEERLYK VERFRISSCHEND EN VERSTERKEND
VOOR DEN SCHEDEL.
KOKO wordt gebruikt door ieder Konlnklyke Hofhouding
ia Europa en is het eenigste Haarmiddel dat met geteekende
attesten van Konlnklyko personen vereerd is.
GOLVEND HAAR.Koko versterkten voedt het haar en
aanhoudend gebruikt d:elt het aan het kapsel de bekoorlyke
Goving mede welke zoo bewonderd wordt
Te verkrygen by alle Apothekers, Drogisten.
Prys n.0.75, f 1.1.60 en f 1.3.00 per flacon.
VOOR NEDERLAND:—
HENRY SANDERS, Apotheker,
ROKIN 8, AMSTERDAM.
Getrabicoerd door
Koko-Maricopas Co., Limited, London.
(OPGERICHT 1811).
Van at Maandag II September worden bestellingen in de stad
uitgevoerd. Bestellingen psr briefkaart gemakkelijk en zeker.
TEIiEFOONN. 1131. 3887 IS TELEFOOHH. 1131.
op billijke voorwaarden. Adres: Leidsche '(/oorschot.
bank,'Langebrug 44, hoek Wolsteeg. Opgericht 19J4. Dage
lijks van 10 tot I uur. Zonder Levensverzekering. Geen
kosten vooruit.
6253 12:
SPLENDO
2871 210
2886 96
FABRIKANTEN
't
XXXXXXXXXXKX
„Zondag, lieveling, op dit uuï, zullen wij
in Frankrijk zijn."
De passagier van de „Vlaanderen,"- die
aldus sprak, een slanke, ferme jonge man
van 't zuiverste Noordamerikaanache type,
richtte zich tot een jonge vrouw, die naast
hem in een gemokkelijken stoei lag.
„Ben je gelukkig, Louise?"
„O, Willi Hoe kun je me dat nu vra
gen?"
De jonge vrouw zag hem lief en teeder
aan en gelijk een zonnestraal zich door een
voorjaarsbui boort, trof hem haar geluk
uit heur heldere oogen, waarin een traan
van dankbaarheid parelde.
Zoo zaten, sinds hun veftrek uit New-
York, William Doyston en zijn jonge vrouw
eiken dag samen op het dek van de „Vlaan
deren" en droomden over hun beider geluk.
De uren vliegen heen met de beschouwing
,van den horizon, die steeds meer en meer
vervaagt. Enkele handdrukken, een teedere
blik, enkele woorden, fluisterend gespro
ken, onderbreken sleohts hun stille droo-
merij.
Een anikheete zomerdag is ten einde.
De zon gaat in de verte onder en grau
we onweerswolken klimmen langs den he
mel omhoog. Een warm briesje steekt op
en werpt den passagiers een fijne stofre
gen in het gezicht. Langzamerhand wordt
het dek ledig. De jonge reizigers zijn er
bijna adleen overgebleven.
Zij peinzen: William over de toekomst
en Louise over het verleden.
Ginds, op eenige mijlen afstands, ligt
Frankrijk; Frankrijk, welks naam over de
heele wereld klinkt. Het is Parijs, dat in
zijn verbeelding de feeërieke stad uit de
„Duizend-en-één-Nacht" is:
En hij, William Doyston; hij, de zoon
van den eenvoudigen „gamburino" van Ari
zona, hij gaat nu die merkwaardige stad
zien, haar weelde meeleven, haar genietin
gen mee genieten.
De jonge vrouw daarentegen werpt in
den geest een terugblik over de verioopen
jaren.
Vijf jaar geleden, toen zij nog maar een
arm onderwijzeresje was, met een ledige
beurs en een hart vol smart, had zij in de
deTde klasse deze reis, die zij nu opnieuw
maakte, óók gemaakt, maar ditmaal in om
gekeerde richting en eerste klasse.
Haar ouders, een paar brave dorpsbewo
ners in Picardië, die het zwaTe veldwerk
moesten verrichten om hiln vijf kinderen
groot te brengen, hadden op haar, de oud
ste, al hun hoop gesteld. Zij moest de ge
leerdste worden.
„Dat is onze „juffrouw," zei de moeder
altijd, als zij met trots over haar sprak.
Eens zal zij rijk zijn, als het God belieft,
want er zijn niet veel meisjes op het land,
die zoo lief en zoo wèl opgevoed zijn als zij.'1
Maar, toen haar studiën geëindigd wa
ren, kwam men tot de ervaring, dat de toe
komst van een jong meisje niet altijd af
hangt van haar kennis en haar schoonheid;
en Louise, die voor het onderwijs was be
stemd en niet meer de haren tot last wilde
zijn, moest èr in toestemmen naar Amerika
te gaan, waar Fransche onderwijzeressen
gevraagd werden. Van het reeds zoo ma
ger erf verkocht men een klein stuk, cm
den overtocht te kunnen betalen; en de
oudjes begrepen maar niet, dat een meisje,
dat zóóveel kende, over de zee moest gaan
om in haar ondeThoud te voorzien. En zij
weenden, minder misschien om het ver
trek, dan om het ineenstorten van al hun
luchtkaateelen.
In New-York kon men Louise slechts een
betrekking bezorgen in zeer afgelegen
plaatsen. Weigeren van haar kant, was
zich overgeven aan bittere ellende. Het
jonge meisje stemde toe. Na vier dagen en
vier naohten reizen, leverde dé South-
Pacific-Railway haar af in het station van
Tucson, in Arizona,
Hoe pijnlijk was voor de jonge onderwij
zeres de eerste tijd in deze dorre streken 1
Welk een droevigen aanblik boden deze
steenachtige vlakten, waar de reusachtige
cactussen en de doornige yucas den eeni-
•gen plantengroei vormdenO, Frankrijk 1
Wat was het ver, haar sohoon Picardië,
met zijn groene weiden en de rose bloesems
der appelboomen!
Toch vond zij er vriendelijke meesters en
op zekeren dag maakte zij er kennis met
William.
De man, wiens kinderen zij onderricht
gaf, was een mijneigenaar; maar daar hij
over zijn geheele exploitatie niet zelf het
toezicht kon houden, had hij William
Doyston als zijn vertrouweling gekozen.
En William, een Arizoniër van geboorte, nu
eens mijnwerker, dan weer cow-boy, had
met alle toewijding zijn taak aanvaard.
Altijd te paard gezeten, ging hij' de ruwe
streek af, bezocht de in exploitatie zijnde
mijnen en onderzocht de wanden der ge*
heimzinnige heuvels, welke zooveel schat
ten omsloten.
Toen William voor de eerste maal aan de
tafel van zijn meester de gouvernante ont
moette, was hij door haar verblind. Van af
dit oogenblik zag hij in zijn vurige droomea
dikwijls een meJanoholiek- gelaat met blau
we, peinzende oogen, omgolfd door goud
blonde haren, zich oveT hem buigen: dat
van Louise.
Hij kwam nu vaker te Tucson dan vroe
ger, maar vele dagen verliepen eer hij
durfde spreken. En Louise had al den tijd
om deze oprechte en eerlijke ziel te béooT-
deelen en haar geheim te doorgronden.
„Ik vraag u twee jaren," zei hij op ze
keren dag, „twee jaren, om u een fortuin
te brengen en van u het geluk te vragen.
Zult ge op mij wachten?"
En Louise antwoordde, terwijl zij hem
de hand reikte: „Ik zal op je wachten,
Will.
Eenigen tijd daarna verbreidde zich het
gerucht van Nieuw-Orleans tot San-Fran-
cisoo, dat een koene mijndelver op de gren
zen van Sonora belangrijke zilvervelden
had ontdekt.
William was het, die zyn belofte had ge
houden.
Toen de twee jaren verloopen waren,
kwam hij van Louise de vervulling van de
hare verzoeken. Zij trouwden in de oude
kathedraal van St.-Ignatius en den volgen
den dag vertrokken zij op hun huwelijksreis
naar Frankrijk.
Thans waren zij nog slechte eenige mijlen
van het land hunner droomen. En terwijl
William dacht aan Parijs, de stad des
lichts, liet Louise haar gedachten gaan
naar het nederige ouderlijke huis, waar
haar terugkeer eindelijk onbezorgdheid en
geluk zou brengen.
De nacht is aangebroken; een stormach
tige nacht, waarin zware wolken over de
zee hangen. Het dek is verlaten. Ook het
jonge echtpaar heeft zijn hut opgezocht.
Alles rust thans aan boord van den trans-
atlantischen stoomer; en het schip, welks
lichten nauwelijks de dikke duisternis door
boren, vervolgt zijn weg, nu en dan dé
stilte door het lugubere geschreeuw van
zijn sirene verbrekend.
Plotseling schokt een geweldige stoot het
schip van het diepste van de kiel tot den
top der masten. Dan gingen al zijn lichten
te gelijk uit, als had een machtige wind
vlaag ze uitgeblazen. En de „"Vlaanderen"
slingert, helt over naar één zijde als een
gewond monster, dat zich neerlegt om te
sterven.
Het dreigend gevaar heeft ieder naar het
dek gejaagd; men praat, men schreewt,
men is als krankzinnig; de nacht verhoogt
nog den angst. Sommige passagiers verze
keren, dat zij een groot schip hebben ge
zien, dat hen heeft aangevaren en dat
daarop koers heeft gezet naar het noorden*
onverschillig, meedoogenloos, En de vuisten
ballen zich; wraakzuchtige uitroepen doen
zich hooren.
Het water heeft de machinekamer over
stroomd, de vuren gedoofd en de, trans
atlantische boot kan niet verder. De elec-
trische kabels zijn gebroken en bij het
schijnsel van bleeke lantaarns en walmende
toortsen staan de matrozen aan. de pompen,
maar hun poginen zijn te vergeefsch en in
alle Kaast worden de sloepen neergelaten.
„Willi... Will! help!... ot..."
Louise, door het gedrang van haar man
gescheiden, wordt door een matroos in de
stevige armen genomen en naar de sloepen
gedragen, waaruit wanhoopskreten omhoog
klinken.
„De vrouwen en kinderen eerst!" heeft
de commandant tot zijn matrozen gezegd.
En de nietige bootjes worden gevuld met
arme schepsels, die in wanhoop smeeken
om een vader, een kind, een echtgenoot.
Eenige maken wanhopige bewegingen;
anderen, door hun smart verstomd, weenen
in stilte. Kinderen, van hun moeders ge
scheiden, stooten hartverscheurende kre
ten uit. Aan de voeten van Louise ligt een
meisje, dat een matroos op het dek heeft
gevonden, vertrapt door de menigte. Heb
wicht schijnt te slapen.
„Will!... Will!..."
De jonge vrouw gilt het in haar angst
bevende uit.
William heeft het eindelijk gehoord. 3ij
het flauwe toortslicht ziet zij hem over de
leuning van het sohip gebogen. Met zijn
scherpen blik, die gewond is aan de som
bere mijngangen, tracht hij het bootje op
den donkeren oceaan te ontdekken.
„Louise!... moed!... hier ben ik!..."
En Louise ziet hem naar beneden glijden
als een snelle schaduw. William heeft zich
in zee geworpen om haar te bereiken.
Maar het bootje verwijdert zich van het
zinkende schip. Al haar bidden, haar ge
smeek kan niet baten om de matrozen te
doen besluiten terug te keeren om hem te
redden. Eén passagier meer zou het bootje
doen zinken. En de „Vlaanderen" -zinkt
weg in de diepte.
Nu begrijpt de jonge vrouw, dat het on
herstelbare is geschied, dfCF niets meer
haar William aan den dood kan ontrukken.
En nu zij haar man niet heeft kunnen red
den, wil zij hem ook niet overleven.
Een ontzettend besluit heeft zij geno
men. Vóór in de boot staande, wil zij zich
in de diepe zee storten, als een geheimzin
nige hand haar kleeren vasthoudt en haar
belet haar vreeselijke daad te volvoeren-
Tegelijkertijd hoort zij vlak bij haar een
zacht, smeekend stemmetje, hét stemmetje
van een ontwaakten engel.
„Mamal... MamaL."
Louise buigt zich voorover. Zij néémt het
kleine meisje in de armen, dab aan haar
voeten rustte. Zij streelt het, bedekt het
met tranen en kussen. En het moederlijk
instinct, dat in de diepte van haar vrouwe
lijke ziel slaapt, doet haar het afschuw*»
lijk plan vergeten.
„Mama I"
Het kindergeschrei had de jonge vrouw,
tot de plichten van het leven teruggeroe
pen.
Den volgenden dag, toen de schipbreuke
lingen van de „Vlaanderen,'' door een:
stoomboot aan boord genomen, te Havre
aankwamen, ging Louise, door smart ge
broken, aan land. Zij hield tegen de borst
gedrukt het Jrind, dat haar aan den dood
ontrukt had.
Nauwelijks had zij eenige passen op de
kade gedaan, óf een man, wiens kleeren
hem in flarden langs het lijf hingen, drong
zich tusschen de menigte door snelde,
op haar toe:
„Louise
„William
Het was WiUiam werkelijk, gered door
zijn manlijke kracht en zijn ontembare
energie.
Den geheelen nacht, wanhopig vast
geklampt aan een wrakhout, had hij den
strijd met de golven volgehouden. In den
morgen had een klein havenvaartuig hem
opgemerkt. En hier op de kade had hij,
uitgeput door honger en vermoeienis, ge
wacht, in de hoop zijn lieveling terug te.
zien.
Thans waren zij kereenigd.
Louise toonde haar man het wichtje, dat
aan haar borst sluimerde, en vertelde hem.
den ontzettenden strijd, dien zij met zich
zelf gevoerd had, van haar' verlangen om
óók te sterven, en hoe één woordje, het
teederste en zoetste van alle woorden, het
woord der Voorzienigheid, door een kin
dermond gesproken, haar had gered.
„Deze arme kleine is thans een wees,"'
zeide ze. „God, die zich van haar bediend
heeft, ora ons voor elkander te bewaren*
beveelt ons haar niet meer te verlaten*
Wilt ge, dat het voortaan onzo dochter
rij, Will?"
En de goede jongen, die als anwoord het
kind in zijn armen had genomen, dTukUi
haar een vurigen kus op het voorhoofd.