De kool als offerspys. De Tien Geboden der Bemesting. eerste uit den aardappel, het tweede uit ta bak, het derde uit doodkruid (atropa bella donna) en uit don doornappel (datura stra monium), wat daarom niet wegneemt, dat de knol van den aardappel als voedsel, de tabak als genotmiddel, het bla^ van den doornappel als een verlichtend middel bij aanvallen van asthma gebruikt worden. Ook de tomaat is, zoolang zij niet goed rijp geworden is, niet volkomen giftvrij; maar het gebruik daarvan, zoodra de vrucht haar volkomen rijpheid bereikt heeft, is geheelonschadelijk. Een andere rea'en, waarom de tomaat nog zoo weinig in kleine tuinen wordt aangekweekt, moet gezocht worden in de tegenvallers, veroorzaakt, ofschoon dat minder bekend is, door dezelfde ziekte, die den aardappel" aantast (phytophthora in- testans). Ook bij de tomaat groeit dii schimmel door allé deelen der plant heen en brengt sporen voort, die door de huid mondjes der bladeren naar buiten treden en de ziekte van de aardappelplant op de to maat en van da eene tomaatplar.t op de andere overbrengen. Is de plant eenmaal aangetast, dan is van genezen nagenoeg geen sprake meen Men dient dus te zorgen, dat zij niet aan getast kan worden, en daarvoor heeft men ah voorbehoedmiddel een tijdige be sproeiing met Bordeleesche pap, waarmede men in het laatst van Mei een aanvang maakt en die, wanneer de planten buiten staan, van tijd tot tijd herhaald moet wor den. Bij de Bordeleesche pap (bouillie borde laise) zij gewaarschuwd tegen een te sterk 'gehalte van kopervitriool. De eerste maal is een gehalte van 1 en één vierde tot li IpCt. zeker sterk genoeg; voor latere be sproeiingen, die altijd aanbeveling verdie- !nen en herhaald moeten worden, wanneer ihefc kort na een besproeiing heeft geregend, •is een gehalte van 1 pCt. voldoende, j Bij het gebruik van deze pap, die thans ivoor zoovele doeleinden wordt aangewend, {verdient het aanbeveling, dat men, vóór ,'men met de besproeiing een aanvang maakt, even beproeft of de bladeren van 'die besproeiing niet lijden, wat zich na een getieele bevochtiging van het blad reeds zeer spoedig laat beslissen. Is de oplossing te rijk aan kopervitriool, dan zal het blad reeds den volgenden dag zwart zijn; het steTft dan af en aangezien het blad onmis baar is voor de plant, gaat dat afsterven met een kwijnen, vaak afsterven, *an de geheele plant gepaard. Daarbij doet zich nog bet geval voor, dat planten en boomen van dezelfde soort, maar van verschillende variëteiten, niet altijd even gevoelig zijn voor de inwerking van een zedfde gehalte aan kopervitriool. Dat overigens tomaten en aardappelen zeer na verwant zijn, blijkt wel daaruit, dat men tomaten kan enten op aardappelsta- len, zoodat men dan een plant bekomt, die in den grond aardappelen, in den top tomaten voortbrengt. Om nu over te gaan tot de cultuur van tomaten, zij in de eerste plaats medegedeeld dat men goed doet zich het zaad daarvan te verschaffen bij een vertrouwden zaad handelaar en dat men daarbij, niet te veel afgaande op mooie namen, bestelt het zaad van vroege -roode of karmijnkleurige. Men heeft ook gele en perzikbloemkleurige vruchten, zeer aardig in de cultuur, maar minder geschikt voor de keuken. Half Februari zaait men het zaad in een warme kas, in een warmen bak, of in een bakje in een verwarmd vertrek voor een zonnig venster. Zoodra de plantjes, die men vooral niet te dicht bij elkaaT mag laten staan, de grootte hebben van 2$ h 3 oM., vererpeent men ze in kleine potjes met vruchtbare blad aarde, voor de helft ge mengd met scherp zand en houdt ze op een warme plaats, bijv. ingedreven in een war men bak, die bij mooi weer op het midden van den dag gelucht wordt. Naarmate de warmte van het seizoen toeneemt, worden de planten meer aan de lucht gewend; bij mooie dagen in Mei neemt men 't glos ge heel weg, doch in den avond moeten de bakken weder gedekt worden. Daarna worden de ramen ook des nachts niet meer geheel gesloten en eindelijk worden de plan ten buiten gezet. Wanneer de planten zulks noodig maken, wat men kan zien, door ze even uit het potje te slaan, moeten zij in grootere p V ten, die met vruchtbare tuinaarde zijn aan gevuld, overgebracht worden. De beste plaats voor tomaten in de open lucht is voor een schutting of voor een muur op het zuiden, waar zij uitgeplant worden op een afstand van 50 c.M. Men houdt de plant gedurende haar ge- heelen groei liefst op één stengel door alle zijsoheuten weg te nemen, en plaatst bij iedere plant een tonkin- of bamboestokje van voldoende sterkte en lengte om de plant door geTegeld aanbinden recht te houden. Wanneer de vruchten, die aan bossen groeien, zich gezot hebben, doet men goed de twee of drie vruchtjes die zich het eerst vertoonen, Weg te nemen; men bevordert daardoor een meer gelijkmatigcn groei van de overige. De tomaten eischen een goeden, vrucht baren tuingrond; een herhaalde bemesting met een weinig Chili-salpeter, zonder dat men daarmede de planten raakt, verdient aanbeveling (ongeveer 4 lood per vierkanten M. iedere 14 dagen van Aug. tot Oct.) Wanneer men de planten voor een muur of schutting zóó plant, dat men deze in den nazomer en in den herfët kan afdekken met ramen, vooral wanneer het weder nat èn kil is, ikan men tot in October rijpe vruchten oogsten. In ibet groot worden zij aangekweekt in koude bakken met glazen zijwanden en gla zen daken. In zoo'n kouden bak komen zij meermalen voor als tweede vrucht na bloemkool. Men kan de tomaten geiniimen tijd bewa ren; wil men steeds over tomatensap be schikken, dan worden zij rein gewasschen, uitgeperst, gezuiverd van alle zaden en ver- volgens wordt dat sap op de gewone wijze gesteriliseerd. Aangaande het gebruik van tomaten, het zij gevuld1, hetzij als soep, hetzij als sauS, hetzij ,als salade, raadplege men een goed keukenboek, beter gezegd kookboek. De kool stamt uit he*t Oosten en kwam via Griekenland en Rome in de 6de eeuw naar DuitschlandL Gelijk met dit overbren gen werd ook de volksgewoonte overge bracht, om de kool te gebruiken als een geneesmiddel tegen een groot aantal kwa len. Men vindt bij Dioskorides, Hippokra- tes en Plindus, wat in de 13de eeuw ver haald wordt door den Deen Harpestraeng en later door de meeste kruidboeken, bijv. door onzen Dodonaeus. De kool was een primitieve offerspijs aan de huisgeesten en men bediende ziöh later van de eerstelingen der kool als een zoenoffer aan Apollo, aldus lezen Wij in „Vragen van den Dag." Hiermee strèefde men symbolisch naar reiniging en gene zing en het practisch en empirisch gebruik van kool hield gelijken tred met de ritueele aanwending. De kool was pharmakos bij de vereering van Apollo (god van ge zondheid en god der zon) en uit dit ge bruik ontwikkelde zich de aanwending der kool als pbarmakon door de Grieksche priester-artsen. Deze leer stond onder in vloeden uit het Oosten en werd door Pytha. goras en Hippokrates overgebracht aan de Romeinsche gemeesheeren en natuurbe- aohrijvers. Uit de werken dezer laatsten putten de Europeeeohe volkeren der mid deleeuwen hun kennis aangaande de kool als geneeskrachtige plant. Toen de Zuid-Duitschers de kool van de Romeinen als geneeskrachtige plant over namen, leerden zij te gelijk de kool gebrui ken als offer aan de huisgeesten. Als zoo danig heeft de kool zich tot op onze dagen gehandhaafd als ritueele spijs bij het be trekken van een nieuwe woning, bij de brui. loft en bij het bouwen van een huis. De aanwending der kool is een voorbeeLd, hoe de aloude volksgeneeskunde tot op onzen tijd voortleeft en hoe ook de volkszeden van onze dagen nog onder den invloed staan van de voorstellingen der oudheid. Evenals alle eetbare planten wordt ook de kool beschouwd als de woonplaats van een mensöbenziel. Indien men koolstronken verbrandt, zal de heer des huizes sterven, gelooft men in het Fransohe departement Deux Seures, en dit beteekent misschien, dat een huisgeest in de kool woont. Ëeö aantal schijnbaar* willekeurige, bijgelovige voorstellingen, die op de kool betrekking hebben, schijnt in verband te staan tot het gebruik der kool als offerjplant. Het orgaan der BadeilBche Laiidboüw- vereeïliging' geeft de volgende bemestiügs- voorschriften, welke ook oflze land- en tuin bouwers tot richtsnoer kunnen nemen. Wij geVen te in beknópteü Vorm wèêf, hier en daar gewijzigd volgens de nieuwere intfeh- ten. 1. Bemest uw akkers en weiden geregeld, Want door iedeixsn oogst worden voedings stoffen (stikstof, phosphorzflur, kali en kalk) aan den bodem onttrokken, en in geen enkelen bodem komen deze stoffen zoo overvloedig voor, dat aanvulling onnöo* dig zou zijn. 2. Bewaar uw stalmest zorgvuldig, door uw vaalt vochtig te houden en behoorlijk vast te trappen of door het vèe te doen' voettreden. Er mag noch in den grond nöoh in de lucht iets van beteekenis van verlo ren gaan. 3. Laat vooral geen gier in de sloot of op het erf wegloopen! Schatten zijn daardoor reeds verloren gegaan. Het bouwen van een giefkelder loont zich in hooge mate. 4. Leg een oomposthoop ukn, om daarop alle stoffen te verzamelen, welke anders verloren gaan. Jt Is een uitstekende spaar pot. 5. Gebruik, liëvens Uw stalmest, gier en compost: handelsmeststoffen l Met taelk, vleesch, graan wordt een goed deel der voedingsstoffen (stikstof, phosphorzüur kali en kalk) geregeld uit het bedrijf weg gevoerd; dat móet worden teruggegeven in den vorm van kunstmeststoffen: Thomas- slakkenmeel, kainiet, chili salpeter, enz. 6. Maak geen eenzijdig gebruik Van die kunstmeststoffen, althans niet op zand- en veengronden; nog nimmer is daardoor een boer rijk geworden, Stikstof, phosphor züur en kali moeten te zainen worden aan gewend; daarbij nog, ais ge uw grond kalk- bchoeftig weet: kalk. 7. Laat uw stalmest, als ge dien op het land gereden hebt, niet in h'oöpjes op den akker liggen, maar spreid dien zoodra mo gelijk uit; dan vervliegt er het minste (der dure stikstof) van. Eg den kunstmest flink in of ploeg dien ondiep onder; diep onder bouwen is verkeerd, Men boude echter re kening met de gesteldheid Van den akkèr. 8. Ook het grasland, vaak misdeeld, moet bemest wordenvan de lucht alleen kan h gras niet leven. Een kali- en een phosphor- zuur-bemesting zijn hier hoofdzaakhiermee kan men vaak volstaan. Evénwel, een be hoorlijke ontwatering, eggen en kalken; tot verwijdering van mos, ontzuring van den bodem, enz., moeten vooraf gaan, zal de kunstmest voldoende kunnen werken. 9. Bestel uw kunstmest tijdig, opdat de bemesting niet te laat in het na- en voor jaar geschiede 1 Vraag bij aankoop niet naar het goedkoopste; koop in vareeni- ging met anderen en op garantie van ge halte; laat het gekochte onderzoeken! 10. Oordeel over de werking der kunsb meststoffen niet te haastig: in één jaar komt niet alles in werking en deze is af hankelijk van verschillende omstandighe den. Een proef van één jaar is géén proef. Een doelmatige vruchtwisseling en een ver-, standi ge combinatie van stal- en kunstmeso kunnen de productiviteit van den bodem tot! een tot heden ongekende hoogte opvoeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 16