.No. 15799. LEIDSCH DAGBLAD, Woensdag1 23 Augustus. Tweede Blad.
Buitenlandseh Overzicht
PERSOVERZICHT.
Anno 19iïi
FEUILLETON.
Gevolg1 van een proces.
id
Het gaat niet wel aan met iets anders
dan Marokko in een buitenlandseh
overzicht te beginnen. Ofschoon er groote
kans bestaat dat ook thans Marokko wel de
twistappel blijven, doch geen aanleiding
tot een oorlog tusschen Frankrijk en
Duitsohland worden zal, duiken toch dage
lijks dan hier, dan daar, alarmeerende be
richten van een onvermijdelijkcn oorlog op.
Wel vinden die onmiddellijk tegenspraak,
dbch het bewijst hoe Marokko niemand los
laat.
De Matin" constateert, dat met de te
rugkomst van den Franschen gezant uit
Berlijn, thans de drie voornaamste gezan
ten van Frankrijk, Jules Cambon (Berlijn),
'Paul Cambon (Londen) en Barrère (Rome)
te Parijs aanwezig zijn. Alle dTie hebben in
den loop der beide laatste dagen met den
Minister van Buitenlandsohe Zaken gecon
fereerd. De Ma-tin" grijpt deze omstan
digheid aan om een kort maar krachtig
woord te doen hooren. Wij spreken, schrijft
het blad, met volkomen kennis \au zaken.
Welnu, ons leger is nimmer in beteren staat
geweest dan thans; onze marine, dank zij
Delca-ssé's bewonderenswaardig 6treven,
heeft reusachtig© vorderingen gemaakt; ook
de stemming onder het Fransche volk is
uitnemend. Onder voorzitterschap van Cail-
laux hebben de drie thans te Parijs vertoe
vende gezanten, met De Selves beraad
slaagd. Hun verlangen gaat geheel samen
met de openbare meening in Frankrijk: te
komen tot een eervolle, redelijke schikking
met Duitschland. Dooh zoo Frankrijk be
reid gevonden wordt, dan is het slechts
op deze eene voorwaarde, dat de onzeker
heid, waarin het land nu zes jaar lang ver
keerd heeft, voor goed een einde neme. In
de overeenkomst, welke wij met Duitsch-
land sluiten zullen, moet zoo duidelijk mo
gelijk worden gezegd, dat wij in Marokko
de handen vrij zullen hebben. Het is maar
wat men onder „de vrije hand hebben" ver
staat. Na de overeenkomst van 1909 meen
den wij die vrijheid te hebben. Maar
Duitsohland heeft met Agadir bewezen, dat
de formule niet duidelijk omschreven was.
Daarom zijn wij thans verplioht eeQ volle
dige, afdoende, absolute duidelijkheid te
'eischen. En daarom moet Duitschland dit
maal, zonder omwegen, zonder eenig voor
behoud of achterhouding verklaren, dat
Frankrijk met Marokko zal mogen doen, al
wat het goed dunkt te doen, dat het Ma
rokko bezetten kan, en er zi.jm protectoraat
kan vestigen als het dat wil, zonTler dat
Duitschland voortaan daarover ook maar
de schaduw van een geschil zal opwerpen.
Want zonder dat, zal noch de Fransche
openbare meening, noch de Europeesche
begrijpen, waarom Frankrijk aan Duitsch-
hind concessies zou doen.
_.Wat hier het blad zegt, laat aan duide
lijkheid niet te wensohen over. Ondertus-
schen heeft de heer Jules Cambon, van
wiens aankomst in Parijs wij gisteren meld.
den, een onderhoud van ongeveer een, uur
gehad met den minister van Buitenlandsohe
Zaken, De Selves en met Caillaux, den
voorzitter van den ministerraad, aan het de
partement aan den Quai d'Orsay.
Na afloop van deze eerste conferentie
verlieten beide ministers, vergezeld van
den gezant, het ministerie en reden per
auto naar de particuliere woning van den
heer Caillaux, in de Rue de la Boetie, waar
kort na hun aankomst en met korte tus-
scbenpoozen, de volgende personages arri
veerden: Messimi, minister van oorlog; Del-
cassé, minister van marine; Cruppi, minis
ter van justitie, die gedurende het korte
bestaan van het kabinet-Monis, de titularis
van het departement van Buitenlandsehe
Zaken was; Paul Cambon, gezant van
Frankrijk te Londen, en Barrère, gezant
te Rome. Een tweede beraadslaging, die
van 10 uren tot ruim 12 uren duurde, volg
de, na afloop waarvan de heer De Selves,
de gebroeders Cambon en de heer Barrère
bij den heer Caillaux bleven déjeuneeren.
Natuurlijk lekte e'r niets uit van de gevoer
de besprekingen, waarvan een Havas-nota
alleen mededeelt, dat zij plaats hadden.
De toon der bladen blijft onveranderd
in overeenstemming met de openbare stem
ming, dat wit zeggen kalm en beslist- Door
een groot aantal algemeene raden, die
Maandag hun jaarlijksche zittingen open
den, werd met algemeene stemmen een
motie van vertrouwen in de regeering aan
genomen en deze aangemoedigd Frank-
rijk's belangen te verdedigen overeenkom
stig de nationale waardigheid. In enkele
woorden samengevat, is de algemeene leuze
deze:
Vertrouwen in de regeering; vertrouwen
in do nationale Weerkracht; ernstig ver
ia-ogen naar een vreedzame en definitieve
oplossing van het'geschil, maar vaste wil
om geen inbreuk op de nationale waardig
heid te dulden en aan geen „chantage"
toe te geven.
Uit een eigen telegram van „De Tel."
vernemen wij dat, volgens de laatste sta
tistiek der D u i t s ch e So c.-D e m.
Part ïj, de partij thans 836.560 leden telt.
In 1911 vermeerderde het aantal leden
met Hl.000. Het soc.-dem. orgaan, de
„Vorwarts" maakte in het afgeloopen boek
jaar een winst van 166.000 Mk. Het blad
heeft thans 157.000 abonnés, tegen 122-000
in het voorjaar.
De jonge republiek Portugal beleeft
een hevig bewogen tijd. Thans staat de pre
sidentsverkiezing voor de deur: de verkie
zing van den eersten constitutioneelen Por-
tugeeschen president.
Over monarchistische komplotten in Por
tugal en zoogenaamde pogingen om koning
Manuel weer op den troon te zetten, doen
ondertuschen voortdurend allerlei roman
tische berichten de ronde. Aan de „Kölni-
sche Zeitung" wordt uit Lissabon geseind,
dat de kleine Portugeesche kruiser „Ada-
mastor" eenige weken geleden een onbe
kend oorlogsschip heeft nagezet, dat in de
buurt van Oporto kruiste. Eenige dagen
later kwam de „Adamostor" terug met
doorschoten verschansing en schoorsteen.
De zaak wordt zooveel mogelijk geheim
gehouden en van de avonturen van den
kruiser is nog niets uitgelekt.
„V ox Medicoru m", sprekende over
geneeskundige hul id ten plat
te 1 a n d e, brengt in herinnering een
mededeeling uit het verslag der vergade
ring van voorzitters van gezondheidscom-
missiën in Noord-Brabant betreffende het
groot aantal personen, die in die provincie
zonder geneeskundige behandeling sterven.
Dan zegt de „V o x"
Dit getal is inderdaad schrikbarend
groot; in enkele gemeenten meer dan 50
pCt. van het totaal sterfgevallen en dan
nog wel in gemeenten, waar volgens den
hoofdinspecteur der Volksgezondheid vol
doende geneeskundige hulp aanwezig is.
Daartegen kwam een der voorzitters op
met de juiste opmerking, dat het geves
tigd zijn van een geneesheer in een ge
meente met een betrekkelijk laag aantal
inwoners, nog niet altijd medebrengt, dat
in die gemeente voldoende geneeskundige
hulp aanwezig is, zoodat men wel degelijk
zou kunnen afleiden uit het groote aantal
izonder-behandeling-gestorvenen, dat in die
plaatsen niet voldoende voorzien wordt in
de behoefte aan geneeskundige hulp.
Wel is waar zocht een ander de oorzaak
elders, n.l. in nonchalance en fatalisme
der inwoners, en zonder twijfel zal men dit
ook als een gewichtigen factor moeten be
schouwen, maar dat men aan deze eigen
schappen der Noordbrabantsche platte
landsbevolking een overwegenden invloed
zou moeten toekennen, dat wil er hij ons
toch niet in. Ja-, wij zouden dan nog eer de
vraag willen stellen, of die nonchalance en
dat fatalisme niet voor een groot deel juist
"^ontstaan zijn uit het gebrek aan genees
kundige hulp, waarin die bevolking tijden
achtereen geleefd heeft. Natuurlijk zal
iemand, die in de vaste overtuiging leeft,
dat niemand dood gaat vóór zijn tijd, niet
zoo spoedig een dokter halen bij ziekte;
maar omgekeerd zal hij, die slechts met
geweldig veel moeite doktershulp kan krij
gen, er gemakkelijk toe komen om in deze
opzichten fatalist te worden. Zeker is het
in ieder geval, dat men al een verstokte
fatalist moet wezen, als men, in de buurt
van een dokter wonende, deze niet eventjes
te hulp roept bij ziekte of ongeval. Wij
gelooven dan ook vast, dat, wanneer men
de proef eens wilde nemen en het platte
land beter van medisohe hulp kon voorzien,
binnen korten tijd het aantal sterfgevallen
zonder geneeskundige behandeling in
Noord-Brabant belangrijk zou dalen, trots
fatalisme en nonchalance.
Het behoeft, meent de „Yox", niet na
der bewezen te worden, dat er ten platte-
lande behoefte is aan geneeskundige hulp.
Dat bewijs ia genoeg geleverd en in de
Tweede Kamer is het officieel geconsta
teerd.
Et zijn verschillende omstandigheden, die
het al of niet-voldoende in een zekere ge
meente bepalen; maar de voornaamste is
wel de uitgestrektheid van het gebied,
waarover de werkzaamheden van den ge
neeskundige zich moeten uitstrekken in ver
band met de verkeerswegen daarin. Hoe
dichter de bevolking bijeenwoont, des te.
grooter kan het aantal personen zijn, wier
geneeskundige belangen aan één dokter
kunnen worden toevertrouwd; maar voor
degenen, die verspreid wonen, moot ook
zoo gezorgd worden, dat zij in tijden van
nood een dokter kunnen bereiken en voor
hem bereikbaar zijn. Het is dus maar niet
zoo in het algemeen uit te maken, waar
wel en waar niet op-voldoende wijze voor
de geneeskundige hulp gezorgd is, maar
voor iedere gemeente zou dit door de
plaatselijke autoriteiten uitgemaakt kun
nen worden. Wij hebben tegenwoordig
overal onze gezondheidscommissies; zouden
die niet gezamenlijk een waar beeld kun
nen ontwerpen van den geneeskundigen
toestand van ons land?
Yanzelf sprekend acht het blad verder,
dat de minister, die het tekort constateer
de, zich gedrongen zal gevoelen om maatre
gelen te nemen, ten einde het gemis aan te
vullen. Wel echter is noodig een volledig
overzicht te hebben over den omvang der
behoefte aan geneeskundige hulp.
Dan vervolgt bet orgaan der medici:
Het zal niet gemakkelijk zijn om werke
lijk afdoende maatregelen te nemen, want
de medici hebben blijkbaar een sterke nei
ging, om zich,juist dadr te vestigen, waar
zij liet minst noodig ?ijn. Zij concentreeren
zich in de.steden, waar de bevolking opeen
gehoopt woont en waar telephoon en eleo-
trische tram de afstanden doen verdwijnen;
maar juist dadr, waar het gebrek aan me
dische hulp zioh het 'sterkst doet gevoelen,
in afgelegen streken met hier en daar op
uren afstand van. elkander gelegen wonin
gen komt er geen.
De reden hiervan is betrekkelijk eenvou
dig: op die- afgelegen posten is geen be
staan te vinden en zelfs het feit, dat ook
in de groote steden de mogelijkheid van
een behoorlijke positie door het toenemend
aantal geneesheeren kleiner en kleiner
wordt, zal den stroom niet in de goede
richting kunnen leiden. In de steden toch
bestaat de kans, om zich er boven op te
werken, ten koste wellicht van minder ge
lukkige collega's maar op de buitenplaatsen
is dit onmogelijk
Daarom ligt de weg tot verbetering
alleen in het verbeteren van de positie der
geneesheeren op de hulpbehoevende plaat
sen. Wanneer het mogelijk zal zijn, ergens
een bestaan te vinden, waar dan ook, dan
<zal men ongetwijfeld wel artsen vinden,
die zich het plattelandsleven zullen laten
welgevallen. Hoe die positieverbetering
kan plaats vinden is van minder beteeke-
nis: waar' een wil is, zijn verschillende
wegen
Dat kunnen wij voorloopig aan de hoo-
gere machten overlaten; de Regeering
weet, dat er gebrek is aan geneeskundige
hulp ten plattelande, ongetwijfeld zal zij
nu reeds becig lijn met zich volkomen op
de hoogte te stellen van de uitgebreidheid
van dezen misstand, misschien overweegt
zij Teeds, wat zij doen kan, om hulp te ge
ven, waar die noodig is en met gerustheid
wachten wij dus af, wat de Regeering doen
zal. Overtuigd, dat binnen korten tijd de
behoefte aan geneeskundige hulp overal
in ons land zal verdwenen zijn, geven wij
alleen uiting aan onze belangstellende
nieuwsgierigheid naar de wijze, waarop
deze hoogst belangrijke zaak geregeld zal
worden.
Het Kamerlid Kooien besprak in ,,H e t
Centrum" de reeks Kon. Besluiten om
trent het vaststellen van R ij k s s u b s i-
d i e voor b ij zonde re lagere sclio-
I e n, waarvan ki de jongste zitting van ('en
Raad van State (Afd'eeling van de geschil
len van Bestuur), gehouden op 16 Augus
tus j.l. voorlezing gedaan werd. en wel met
name die beslissingen, waarbij werd uitge
maakt, dat bijzondere lagere scholen met
uitgebreid leerplan, waarvan
werd aangetoond, ö'at reeds vóór 1 Janu
ari 1910 tot haar oprichting of organisatie
was besloten, en die in den loop van 1910
aan de gestelde eisoben voor M u.
L. O.-scholen kwamen te voldoen,
toch geen deel hebben aan het hooger sub
sidie over 1910, wanneer in dat jaar niet
in de drie hoogste klassen feitelijk onó'er-
wijs werd gegeven
Deze beslissingen geven een uitlegging
aan art. II van de wet van 11 Juli 1910
„Staatsblad" 202, waarmee mr. Koo
ien zegt zich geenszins te kunnen vereeni
gen. Hij betoogt aan de hand van de over
bedoelde wetswijziging gevoerde schrifte
lijke en mondelinge beraadslaging, dat de
kennelijke bedoeling van den wetgever de
volgende is geweest:
„Een schoolbestuur heeft sedert jaren
plan gehad zijn schooi ui1-, te breiden, maar
de kosten weerhielden het. Als heb nu maar
in het jaar 1910 aan de nieuwe eischen
komt te voldoen, dan wordt zijn school ge
lijkgesteld met de op 15 Jan. 1910 bestaande
M. U. L. O.-scholen.
De wetgever stelt die scholen gelijk met
die, in lid 1 genoemd. Hij wil dus, dat zij
vallen, onder dezelfde gunstige subsidie-
bepalingen.
En wel dadelijk. Immers, indien hij ge
wild had, dat die gelijkstelling eerst zou
intreden, wanneer aan alle voorwaarden
voldaan wasA dan zou hij het gezegd heb
ben.
Sterker nog. Hij heeft voorzien, dat een
school, die in 1910 uitgroeit, niet in alle
maanden van 1910 een negeneïe klasse heeft
met leerlingen.
Yandiaar het derde lid, dat bepaalt, dat
de eisoh, dat in de drie hoogste ldassen fei
telijk onderwijs wordt 'gegeven, voor de
toepassing van het eerste lid, gedurende do
eerste twee jaren na het in-werking-treden
dezer wet, niet wordt gesteld.
Al ontbreekt een en ander, het eerste
lid wordt toegepast, het hooger subsidie
wordt toch gegeven."
Daartegenover geeft de Regeering aan
genoemd artikel een heel andere uitlegging
en wel deze: „dat het derde lid van art.
II der wet van 14 Juli 1910 van den eisch
van het feitelijk onderwijs-geven vrijstelt
voor de toepassing van hot eerste lid van
dat artikel, m. a. w. alleen behandelt de
vraag of een school in de toekomst, mits
overigens voldoende aan de gestelde
eischen, nog in aanmerking kan komen
voor de M. U. L. O.-bijdrage."
Vaststel li ngvanoverl ij den.
Het overlijden van den heer De Marez
Oyens gaf „De Vaderlander" aan
leiding tot d'e volgende opmerkingen:
„Het had kunnen zijn, dat dit stoffelijk
overschot nimmer ware gevonden en dat d'e
vraag, of hij overleden was, in wettelijken
zin jaren lang een vraag ware gebleven.
Net zoolang totdat de rechter zou hebben
verklaard, dat er rechtsgrond van overlij
den bestaat. Wij meenen, dat deze proce
dure eerst vijf jaren na het verdwijnen kan
worden aangevangen; dat tusschen dat
verdwijnen en de verklaring van do
rechtbank bijna zes jaren verloopen
Wij hebben ons afgevraagd, of in dat onver
hoopte geval d'e zetel, dien de overledene
—aie—dBEaraswasCTt
in de Eerste Kamer bekleedde, onvervuld
zou zijn gebleven.
En wij meenen op die vraag niet ander®
dan bevestigend te kunnen antwoorden.,
Welnu, heb wil one voorkomen, dat tegetf
een dergelijke eventualiteit moet worded
gewaakt.
Het moet toch niet kunnen plants heb*
ben, dat een ongeval, aan een lid van delj
Staten-Generaal overkomen, verstrekkende'
politieke gevolgen zou hebben. Daarvan had'
nu wel in het onderhavige geval nimmer*
sprake kunnen zijn, maar het gevnl is
denkbaar, vooral als het een lid \i:r; de
Tweede Kamer geldt. Een zoo gewichtige
wet toch als de Leerplichtwet is in onze
Tweede Kamer met de meerderheid van één
stem aangenomen.
Het zou ons dus goed lijken, dat bij even-»
tueele Grondwetsherziening ook met do
gebeurlijkheid, waarvoor wij in da laiitstö
dagen, zij het dan gelukHg zonder reden,
gevreesd hebben, moet gerekend worden.
En wij vragen, of de eenvoudige bepaling,
dat een lid der volksvertegenwoordiging,
dat zonder kennisgeving een bepaalde span
ne tijds zittingen niet bijwooDb, ac- ipa<3
van zijn lidmaatschap vervallen ons nie4
wapenen zou tegen deze en andere gebeur#
lijkheden."
Langs eigen weg plaatst „D e N
d e 'r 1 a n d e r" boven het volgende
In het Maandblad van den Ned. Boud
van (Jhr. Prot. Post- en Telegrfutibeamb-
ten„D oor Plicht tot B o bt t,"
maakt Veritas melding van een petition
nement om algemeene looiuverhoogings;
uitgaande van den Ned. Bond van .Post
en Telegraaf beambten „De PostrHet blad
zegt aan zulk een algemeen petitionnement
nooit mede te zullen doen, en evenmin kan
het instemmen met do bewoordingen van
het adres, die in strijd zijn met de werke
lijkheid. Het blad toont aan, dat inderdaad
in 1905 loonsverbeteringen „onder het zon
gehate Ministerie-Kuyper" rijn verkregen.
Maar ofschoon de Prot. Vakbond dus
niet medewerkt, heeft de liotterdamacho
afdeeling van den socialistisch en Vakbond,
die het adres propageert, alvast op de me
dewerking van den Cbr. Vakbond gerekend
en schrijft rij:
„Wij vestigen er uw aandacht op, dat,
komt de samenwerking tot stand dt peti
tionnement w a a r s c li ij n 1 ij V 1 uit
gaan van de samenwerkende Bonden en
dus w e 11 i o h' t ook namens uwen
Bond.
Het is daarom, dat wij u verzoeken bij
uw 'leden het tedkenen van dit petitionne
ment aan te bevelen."
Veritas protesteert hiertegen en raadt
het teekenen van het petitionnement ten
zeerste af. „Niet," zegt hij, „omdat we
geen verhooging zouden verlangen, maar
omdat wij1 wat wij begeeren evengoed aan
onze superieuren langs een anderen weg
kunnen doen weten. Wij mogen en wen-
scben als Christenen niet aan het stelsel
matig ontevredenheid-wekken mee te doen.
Wij zullen het onzen superieuren doen
weten wat wij wenschen, al zal de toon.
misschien in een anderen toonaard gezet
zijn, waar de ondank minder hoog spel
speelt dan thans geschiedt."
Wij hebben in de Chr. Vakbeweging wel
eens andere tonen gehoord en verblijden
ons daarom in dit kloeke gaan op eigen
weg. Het dragen van den Christen-naam,
ook in de vakbeweging, legt verplichtingen
op, waaraan men niet, zonder de bcteeke-
nis van dien naam los te laten, ontkomen
kan.
Mej. Henriëtte van der Mey geeft in het
„W eekblad van den Diamant-
b e w e r k e ts b o n d" een overzicht van
het door de Soc.-Dem. Kamerfractie inge
diende wetsontwerp op den a r*>
b e i d 8 d u u r. Zij besluit aldus
In het leger van de tegenpartij blijkt
men allerminst aangenaam verrast over de
indiening van de sociaal-democratische
wetsvoordracht. Men doet het immers daar
voorkomen, en vooral is dit tegenwoor
dig een geliefd spelletje in deh rechtschen
En eindeljjk waarom zy zoo trolseerend had
gekeken, loen z\j den laatsten brief, dien zy
had ontvangen, in snippers had gescheurd,
welke zjj daarop in de koude winterlucht had
laten fladderen. 0, zy zou er wel achter
komen, maar voor het oogenblik was deze
Marie een raadsel voor haar.
Niet minder verwonderd was de oude me
vrouw Rudorf over den toestand van haar
loon. Tosn hy haar den slechten afloop van
zfjn bezoek meedeelde, welde er onwillekeurig
een gevoel van spot by haar op, dat ook hem
eens een avontuur kon mislukken. Hy zou het
immers spoedig vergeten en een nieuw vin
den En daarom vond zy er ook niet'het
minste bezwaar in, hem eens flink te plagen,
dat het hem, don onweerstaanbare, niet gelukt
was, het schilderij machtig te worden. „Dat
is my een mooie held: belooft een geschenk
©n in plaats, dat ik het kr\jg, kan ïk het
nak\jken.'
Toen zij echter merkte, dat hy, in plaats
van op haar schertsenden toon in te gaan,
ernstig werd en de zaak van den gevoeligen
kant opnam, begon zy opmerkzaam to worden
en zag met verbazing, welke verandering er
in z(jn weien had plaats gegrepen.
Tot dusverre had zy gemeend, dat hy zich
van het geheele voorval niet veel had aange
trokken. Maar telkens weer moest zy tot het
inzicht komen, dat zy zich vergist had, en
dat met eiken dag de indruk, di6n de weduwe
met haar kinderiyk gemoed op hom had ge
maakt, dieper werd in plaats van te ver
flauwen.
Hij had tweemaal geschreven en zijn han
delwijze trachten te rechtvaardigen. Hij
had om de toestemmng verzocht, deze ver
ontschuldiging mondeling te mogen herha
len, en in den tweeden brief nog met na
druk gezegd, wat hij in den eersten had
geschreven: er was geen antwoord geko
men. Hij had het voor de derde maal gepro
beerd en de brief werd hem door de post
weer ter hand gesteld; de adressante had
geweigerd hem aan te nemen.
Hij moest dus alle hoop opgeven en toch
kon hij die vrouw niet vergeten! Z n ver
drietige stemming nam bedenkelijk toe en
uitte zich in de heftigste uitvallen tegen
zijn beroep, hetwelk de schuld van alles
was, dat afschuwelijke, verachtelijke vak 1
In allen ernst sprak hij eens met zijn moe
der over zijn voornemen om zijn ontslag te
nemen, ten einde dan wellicht eer gehoor bij
Marie te vinden. Ofschoon de oude vrouw
niet geloofde, dat dit zou uitgevoerd wor
den, kwam haar toch reeds het uitspreken
van zulk een gedachte als een ernstig tee-
ken voor.
„Wat helpt het?" zeide zij, „wij moeten
ons beiden zien te troosten; gij hebt een
teleurstelling ondervonden en ik heb geen
Kerstgeschenk gekregen. Ik hoop, dat gij
reeds iets andiers hebt gevonden, want ik
ben volstrekt niet van plan, je zoo maar
los te laten. Volgens de letter der wet zou
ik zelfs..."
„Om 's hemels wil," viel haar zoon haar
in de rede, „spreek mij niet over die ramp
zalige letter der wet; die is aan het geheele
ongeluk schuld.
„Nu, goed; ik laat het dus aan je eer
gevoel over hoe gij je oude moeder wilt
schadeloos stellen. Ikzelve doe morgen mijn
inkoopen en zal mij als altijd grootmoedig
betoonen. Dus, Frits, gij zijt mij ditmaal
een bijzondere revanche schuldig als ver
goeding."
„Ja, als het maar te vergoeden ware,"
zeide de rechter met een zucht en drukte
haar bij het weggaan de hand.
„Die tegenwoordige jongeluidacht
mevrouw Rudorf. „Zij laten dadelijk den
moed zakken. In mijn tijd was men taaier."
Den volgenden dag reed zij uit en deed
als elk jaar in dezelfde winkels haar inkoo
pen voor Kerstmis. Zoo ook ditmaal. De
koetsier wist, zonder dat zij het hem be
hoefde te zegen, waarheen hij moest rijden.
Hij was dus niet weinig verbaasd, toen zij
hem, na-dat de gewone route was volbracht,
een adres toeriep, dat hij nog niet kende.
Hoofdschuddend dreef hij zijn paarden
aan en een gevoel van neerslachtigheid bij
de gedachte aan een laat middagmaal over
viel hem.
Zoo het in het hart van den heer Rudorf
maar half zoo helder gestraald had als van
den Kerstboom bij zijn moeder thuis, dan
zou hij een gelukkig man zijn geweest. De
groene takken bogen zich onder den last
der lichten en versieringen. Groen, vo
geltjes en bloemen vormden een mooi ge
heel en vooral maakten de groote, gele
zonnebloemen een pkantastisch effect tus
schen de groene dennenaalden. Geen wan
smaak van confetti of guirlandes van pa
pier ditmaalbloemen, vogels en licht, de
symbolen van geur, zang en licht; dat was
alles.
Maar achZelfs de zon schijnt slechts
voor de gelukkigen, de vogels zingen slechts
voor de blij moedigen, de bloemen versprei
den slechts haar geur voor de tevredenen.
Hoe zouden dus deze symbolen werken, nu
geluk en tevredenheid verdwenen waren?
Dat gevoelde de zoon des huizes maar al te
zeer, toen hij met zijn gasten de zaal bin
nentrad, waar de uitreiking der geschen
ken zou plaats vinden.
Op dezen avond moest alles ten huize der
oude dame verschijnen, wat tot de familie
en vrienden behoorde, en allen, die, al kwa
men zij ook nog zoo zelden, met haar om
gang hielden. Dat was van oudsher zoo ge
weest en daarin mocht geen verandering
worden gebracht. Op dien avond openden
zich de deuren en straalden de vertrekken
als ten tijde toen de heer des huizes nog
leefde, die van conversatie op groote schaal
hield.
Op elke tafel lag een briefje, waarop de
naam van dengene stond, die de daarop
tentoongespreide geschenken zou ontvan
gen. Nu ontstond er een vroolijk dooreen-
geloop, totdat ieder zijn plaats had gevon
den, en daarop klonken uitroepen van ver
rassing en bewondering; men toonde
elkaar verheugd wat men had gekregen,
onderzocht en probeerde, verborg ook een
teleurstelling onder een glimlachend gelaat
en van dit oogenblik van algemeene in-
beslag-neming, maakte de moeder gebruik
om haar Frits naar zijn tafel te geleiden.
Dat liet zij zich nu eenmaal niet ontnemen
en pas wanneer alles afgedaan was, be-
ziohtigde zij, wat men haar had geschonken.
Zoo nam zij ook ditmaal zijn arm: „Nu,
kom, mijn jongen, en neem in oogen-
schouw, wat ik voor je heb uitgezocht;
veel is het niet en na mijn greóte woorden
van onlangs voel ik mij ze or beschaamd. Gij
moet echter nog wat geduld hebben, want
-het hoofdgeschenk is niet gearriveerd. Het
was mij stellig op het aangegeven uur be
loofd en ik verwacht het elk oogenbilk. Er
bestaat geen stiptheid meer in de wereld.
Ik hoop echter nog, dat het komt." Zij luis
terde daarbij aandachtig of zij de schel der
voordeur ook hoorde overgaan.
„Hoe kan u toch zoo spreken, moeder?"
antwoordde haar zoon. „Integendeel, u'
maakt mij beschaamd", en daarbij bewon
derde hij de nieuwe uitgave van Goethe
en de buste van Hermes, „u weet altijd wat
iemand gaarne heeft. Hoe raadt u toch
mijn wenschen?"
„Als ik ze maar alle kon vervullen 1" ant
woordde zijn moeder; hun blikken ont
moetten elkaar en zij drukten elkaar innig
de hand.
„Maar nu naar uw tafel, moeder", en hij
troonde haar mee naar een hoek van de
zaal. „Het staat helaas niet in mijn macht
te vervullen, wat ik u heb beloofd. Neem
daarvoor dezen studiekop van Passini."
„Hoe prachtig", riep de oude dame met
een moedwiliigen blik uit haar goede, ver
standige oogen. „Ik doe, dunkt me, een
goeden ruil, want, alle achting voor me#
vrouw Marie Simmel, vergeleken hierbij*
zal zij het toch wel moeten afleggen
(Wordt vervolgd).