De onverzettelijke Hootdjuffrouw. De menschen noemden haar de „Onver eettelijke," omdat ze nooit van haar regels afweek, juffrouw Gruders, het hoofd van een. burgermeisjesschool, die bekend stond om de streng-gehandhaafde tucht. Was 'een meisje nog zoo onhandelbaar, juffrouw Gruders zou haar wel weten te dresseeren, dat leed geen twijfel. Toch was de juf frouw volstrekt niet zoo'n verschrikking om te zien: ze was lang en slank en impo neerde Teeds door haar kaarsrechte hou ding, haar fiere trekken en haar vaste kalme stem. Haar groote grijze oogen schenen iemand dóór en dóór te kijken, en die hadden haar wel voornamelijk den bij naam bezorgd. De school ging natuurlijk om vier uren uit, maar zij die zieh vergrepen hadden tegen de regelen der school, moesten „on verzettelijk" tot zes uren nablijven, daar hielp niets aan! Geen goed woordje van ouders of klasse-juffrouw„Tot zes uren blijven," luidde het vonnis, of de wet het uitgesproken had. Ja, een geval toch is me bekend, dat de onverzettelijke juffrouw Gruders afweek van de door haar eenmaal gestelde wet. Hoor slechts: Verleden winter om 5 uren 's middags, kwam Louise Moorers bescheiden aanklop pen aan de deur van de kamer der Hoofd- juffrouw, iets wat in het algemeen dan ook nooit dan met de grootste nederigheid ge daan werd. De „Onverzettelijke" zat in een leuningstoel voor een lessenaar, overdekt met papieren en schriften, en keek het kind weer op haar bewuste strenge, doch geens zins onvriendelijke wijze aan. Wiesje had een vroeg-wijs gezichtje, want zij was het oudste dochtertje in een arbeidersgezin, waar geen Moeder meer was, en het kind moest het zuinig overleggen. Ze zag er „knap" uit, en dit alles moest haar eigen werk zijn: zij zorgde thuis voor het eten, voor het verstelwerk voor haar jonger zusje, ja letterlijk voor alles, en kreeg dan toch nog goede cijfers voor haar school- arbeid. Juffrouw GrudeTs wist dit naar behooren op prijs te stellen, al het ze er ook nooit veel van blijken, en dikwijls ook had de „Onverzettelijke" met stille waar deering staan kijken, als Wiesje, om twaalf uren haar zusje zorgzaam een servetje voor spelde, haar melk in het glas kwam schen ken, enz. enz.,. als een echt moedertje. Nu had dat zusje zich schuldig gemaakt aan een der artikelen waar „onverzettelijk'' schoolblijven op volgen moest, en dus zat die nu ook, veilig en wel onder toezicht der klasse-juffrouw een thematje te maken, toen oudste zus zoo kwam pleiten. „Kom binnen, kind," sprak de „Onver zettelijke" dus vriendelijk. „Juffrouw, het eten staat op, en dus lang tijd heb, ik niet, maar ik wilde u vra gen, of mijn zusje vooral mee mag?" Het verzoek was zoo ongewoon dat er ook een ongewoon antwoord op hoorde, dat kon niet anders! „Maar lieve kind, je weet toch, dat ik nooit, voor niemand en voor niets ter wereld een uitzondering maak?" Eenigen tijd bleef Wiesje zwijgen. Als eenig antwoord keerde ze zenuwachtig een plat beursje tusschen haar verwerkte handjes. „Ja, ziet u, juffrouw," sprak zij eindelijk, „Vader krijgt zijn loon vandaag. Als we hem dan niet staan op te wachten, gaat hij met zijn kameraden mee, en dan speelt hij kaart en verliest... en... en... we hebben nog twee weken schuld bij den bakker!" Steeds was dit pleiten vergezeld van een veelzeggend ronddraaien van het platte beursje tusschen de vingers der kleine. De „Onverzettelijke" stond toen op, en verliet haar kamer, gevolgd door Wiesje. In het schoollokaal trad ze binnen, en sprak plechtig en kalm als altijd: „Kinde ren, jullie kunt gaan!" De klasse-juffrouw en de leerlingen ke ken allen even vreemd op. maar ditmaal had de „Onverzettelijke" juffrouw GrudeTs toch eens toegegeven. Jawel zeker: zóó kwaad was zij nog niet! De algemeene Bseveling aan boord. Bijna op alle schepen houden de matro zen er een viervoètigen heveling op na, hoor slechts: De „Bacchant" een Engelsch schip, heeft een ezeltje aan boord, dat bij alle meer en min plechtige gelegenheden, mee defileert, in uniform. De „Centurion", een Fransch schip bezit een aap, die zich zeer mensche- lijk gedraagt, aan tafel zit met mes en vork, zijn bier dirinkt uit een glas en zich een servet onder de kin knoopt! Het Fransche oorlogsschip de „Mareeau" heeft een haan aan boord, bijzonder rijk van gevederte, die dem naam van „Chanteclair" draagt! Het Duitsche schip de „Prins Wilhelm" voert een grijzen ooievaar mee en een Noord-Amerikaansch schip heeft een var ken aan boord De Italiaansche zeelieden, fokken bij voorkeur duiven, pauwen of merels! Hoe 't weerlicht den menschen ■oma gekke streken kan spelen* Onlangs hielp hét weerlicht mee... om de pap op te dienen, luister maar: Een boer zat aan het ontbijt en wachtte vol ongeduld, dat de meid de pap binnen zou brengen en eindelijk daar kwam het meisje aan, met den dampenden schotel 1 Tegelijkertijd flitste er een smalle bliksem straal, en die maakte het meisje zoodanig van streek, dat zij met schaal en al in de armen van den boer viel, die op die manier de pap al heel gauw veel dichter bij zictf had, dan hij verlangd kon hebben! Daar hoorde moed toel De Fransche bataljonchef Peyragai, die den eervollen dood vond in Algiers, was zeker een van de dapperste officieren van het Fransdie leger. In een der oorlogen van Napoleon wa3 Peyragai, die toen nog overste was met zijn heele compagnie blootgesteld aan een heftig artillerievuur, zoodat de granaat- bommen tusschen hen invlogen en de sol daten op het punt waren van te vluchten. Peyragai bleef echter onbeweeglijk op zijn post, ook toen een bom vlak aan zijn voe ten roldeHij stak eenvoudig een sigaret aan, aan het granaatvuur en zijn 'soldaten dit ziende, barstten uit in een luid hoera geroep, en dachten er niet meer aan, een van allen de rijen te verlaten Op een anderen keer werd een vijande lijke schans bestormd en Peyragai was al len anderen vooruit en plantte zijn vaan del op den top. „Kom toch terug, Peyragai," smeekten zijn vrienden en kameraden. „Je zult nog een kogel in de borst krijgen." „Dien heb i£ al," was het doodleuke ant woord. „Maar als ik het opgegeven had, was geen mensch mij meer gevolgd!" En zoo hield de dappere man nog stand, tot het gevecht zoozeer te hunnen gunste ga, keerd wasa dat hij veilig en wel van het corlogetooneel kon verdwijnen. Daar hoor de anders moed toe, dat verzeker ik je ook maar veiliger voorkwam, eerst hulp te gaan halen op den naastbijzijnden politie post. Dit oogenblik leek Brisquet wel een eeuwigheid; de goede man rukte zich de haren uit het hoofd van vertwijfeling, want hij was en bleef toch de verantwoor delijke persoon tegenover den chef der ju welierszaak. „Hoor eens, willen wij maar niet vast alleen binnengaan; er zullen er toch zeker niet meer dan twee op zajn hoogst aan het werk zijn, anders moesten ze wel meer le ven maken. Blijf jij nou hier voor de bui tendeur, dan zal ik zien,, dat ik. door een zijdeurtje naar binnen kom, dat toegang geeft op het portaal en waar ik den sleu tel van heb... en als de dief dan in den rug aangevallen wordt, zal hij ontsnappen wil len door de voordeur en dan is hij er met een gloeiend bij „Vooruit dan maar," antwoordde de agent, overreed door den ouden Brisquet In den winikel hadden Tommy Sharp, Biribi en La Couleuvre den onderzoekingstocht voortgezet. Het was den patroon geluH, zijn hand te steken door het gat, dat hij ge smolten had in de brandkast en daar had hdj nu al een handvol van de kostbaarste juweelen uitgehaald. „Dat wordt niet onaardig!" voorspelde hij, vól vuur en ijver voor de zaakl Maar Punch snuffelde nu met veel uitdrukking onder tegen de deur; dat komt, hij had dan agent hooren naderen aan diens tred. „Voorzichtig patroon, dat kon wel eens onraad beduiden 1" waarschuwde Biribi en even later hoorden ze den sL tel ste ken in het slot van het zijdeurtje dat toe gang gaf tot het portaal. „We zijn er bijriep Biribi. „Weineen, zoover is het nog niet!" ant woordde Tommy Sharp, „we kunnen nu door de voordeur vluchten. Gauw, maak open, La Couleuvre. Maar wij begrijpen wel, hoe, ze daar ontvangen werden, 'terwijl ze van de achter zijde zich bedreigd zagen door den nacht waker, met zijn revolver in de hand. „Adieu, tot weerziens kameraden!" ri-p La Couleuvre, die altijd, ook onder ae haohelijkste omstandigheden de komische zijide der dingen wist te zien. En meteen pakte hij de touwladder en klom behendig als een kat naar de bovenverdieping, van waaruit hij zijn weg w"el zou weten te vin den Daar stonden Tommy Sharp en Biribi dus alleen! „Twee tegen twee dat zal wel gaan," me-li- te Tommy goedmoedig op, bovendien heb ben wij nog Konijn." „Hier Konijn!" commandeerde Biribi want het was zijn plan, den hond af te sturen op den oud-gendarme. De inbrekers namen nu ieder een mes in de hand en aldus gewapend, durfden ze het gevaar wel onder de oogen zien Maarof Punch het gebaar van de messen nu verkeerd had opgenomen, of j dat hij misschien dacht, dat Biribi werd j aangevallen, of dat hij zich nog altijd wre ken wilde op Sharp, omdat die indertijd; zijn meesteresje zoo onaardig behandeld. had? zeker is het, dat hij afsprong op de'a slimmen leider der zaak, die tegen dezo, ruwe kracht toch niet opgewassen zou blij* ken. Toch was de tegenstand, die het beest nu ondervond, veel grooter dan hij <-oit gewend was: Tommy Sharp sloeg zijn beide han den heen om den hals van het a.me dier, dat op doze manier bijna stikte, althans geen lucht kon krijgen. Sharp's mes was gevallen in den strijd, tot Punch' geluk maar toch moest de slimme Muursmelter zich gevangen geven, want bij de nu weer aangerukte versterking koi^ hij toch niets beginnen tegen de overmacht en werd in een ommezien xdanig gebocvi, dat hij geen vin meer verroeren kon en &oo gedwee werd als een lammetje. Biribi was eveneens gearresteerd en alben La Cccleu- vre was dus ontsnapt. Sharp's wonden werden nu voorloopig verbonden, zijn eigen zakdoek om heen gedaan en beide Muursmelters werdetn toen naar den naastbijzijnden. politiepost ver voerd. Punch trok ook mee. terwijl 'ijS laatste baas niets begreep van het wonder lijk gedrag van zijn anders zoo dankbaren discipel. (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 13