FEUILLETON.
De hond van Sherlock Holmes.
pen, want hij was toen al niet al te best
in orde en hoort dan altijd maar half. Het
is anders al door de heele plaats bekend
en het zou mij niet verwonderen, of het
was zelfs al naar Engeland getelegrafeerd.
En dan komen er onmiddellijk menschen uit
alle deelen der wereld, als haviken op af I"-
Gipsy vond het heele geval om te gie
ren en had een pret voor zesl
„Neen, weet je hoe dat komt: ik heb mij
eenvoudig versproken: nu heeft de kalk-
groeve van het jaar zooveel opgeleverd,
dat wij ze altijd spottend onze goudmijn
noemen, dat zou dan een gekke vergissing
geven, het voornaamste is toch maar, dat
de baas de haken af heeft gemaakt en daar
ben ik al heel blij oml"
„Kcm Gip^y vooruit! we moeten ver
der 1" gilde Tom en Nelson draafde alweer
weg.
„Als die nog niet eens zijn nek breekt,
dan weet ik het niet 1" zei vrouw Mansfield
bij zichzelve, herhaaldelijk het hoofd schud
dend over de roekeloosheid' van het kleine
meisje.
Toen Gipsy thuis kwam, kon ze onmiddel
lijk alweer hard aan het werk gaan, want
haar vader was uit voor twee dagen en
twee nachten en dus moest zij haar moeder
helpen met melken en karnen en .de bees
ten voed'eren; kortom met al het werk, dat
er op een boerderij valt te doen en waar
men haast geen hulp voor kon krijgen of
althans niet kon betalen
De eerste nacht ging goed voorbij, maar
den volgenden dag, die dan ook wel bijzon
der heet was, stond moeder Belton op met
brandende hoofdpijn, wat heel vaak voor
komt onder de bevolking aldaar in het hee-
te jaargetijde. Gipsy moest dus al het
werk doen binnen en buitenshuis^ verder
tusschen de druppeltjes door, nog af en
toe naar haar zieke moeder kijken en d!e
baby helpen, die pas een jaar oud was!
Ik verzeker je, dat ze 's avonds dus moe
was, en naar bed verlangde.
Maar daar herinnerde ze zieh opeens,
dat ze de kalveren nog vergeten had wa
ter te geven en de arme beesten zouden
dus vergaan van den dorst. Maar het was
nog een heel eind naar het veld en dus
vloog Gipsy even om Nelson, die het wa
tervat er dan heen kon trekken, want dit
stond op een soort kruiwagen, die anders
gewoonlijk met a'e hand werd voortgeduwd.
Nelson kwam onmiddellijk aangedraafd,
want hij was lekker uitgerust, omdat hij
een heelen dag. vacantie had gehad, wat
hem anders ook niet vaak overkwam.
1»)
Er verliepen uren lang en Brisquet s'iep
nog steeds. Het scheen wel dat het goed
van lange werking was. Reeds begon Filo
selle zich ongerust te maken, of hij hem
ook soms te veel had gegeven. Maar, o
neen, geen danken aan. Daar werd heer
Brisquet om halfeen wakker, dat was me
anders dan te lang, hoe zou dat nu gaan?
De anderen rekenden er zoo vast op,
dat ze tot twee uur in den ochtend rus
tig konden bezig zijn. In ieder geval moet
ik hen nu zien te waarschuwen, dacht Fi
loselle. Juist was zijn partijtje met den
andere afgeloopen.
Kameraden," sprak hij, terwijl hij zijn
best deed, om niet te veel haast te doen
blijken, „ik ga mijn paardje op stal bren
gen, ik groet jullie dus l" Daarop betaalde
hij zijn vertering en wilde juist weggaan,
toen de opzichter van de stationneerende
rijtuigen aldaar verscheen.
„Héla", sprak die, „nummer 8325 wordt
geroepen! Er is een vrachtje voor je. En
gauw wat, de menschen hebben haast."
„Dank je wel; ik ga stallen, dat is wat
anders", sprak nummer 8325.
Dit was dienstweigering en dus wilde de
opzichter al proces-verbaal gaap opmaken
Hij wilde er nu dan ook van door met
zoo'n vlugge tred, dat Gipsy hem wat
remmen moest, want op deze manier zou
er te veel water vermorst worden, wat veel
te kostbaar wasOp het oogenblik was het
heerlijk frisch en koel in de lucht* zoodat
men met recht bekwam van dit wandel
tochtje. Maar het werd al duister en de'
sterren schenen aan den strak blauwen
hemel. Toen ineens schrikte ons meisje ge
weldig, want het was net of ze de schaduw
van een man zag, daar tegen den lichten
achtergrond van de kalkgroeve.
„Weineen, dat kon toch niet! Dat was
zeker maar verbeelding van baar," trachtte
het moedige ding zich' gerust te stellen,
„hoe kon ze toch zoo dwaas komen?" Toch
knikten haar de knieën en was ze heel blij,
toen ze weer veilig en wel het watervat
had afgeleverd op de plaats van zijn be
stemming. Misschien werd er ook wel 's
nachts in de groeve gewerkt, omdat het nu
zooveel frisseher was dan overdag, want
toen ze terug kwam, zag ze toch duidelijk
een lantaarn 1 dat was geen zinsbedrog l
Ze wou dus net aan moeder gaan vertellen
dat de werklui nu 's nachts bezig waren,
toen ze zich opeens herinnerde, hoe vader
had gezegd* dat de oude haken niet meer
deugden en dat het gevaarlijk was voor een
man om de ladders af te dalen. Ze haastte
zich dus naar de kalkgroeve, om haar waar
schuwing naar beneden te roepen toen de
schrik haar op de keel sloeg, bij wat ze
daar hoorde:
„Het heeft niet veel van een goudmijn!"
sprak een onaangename stem
„Maar we moeten eerst nog tot beneden
toe gaanEn als we dan niets vinden,
dan gaan we eenvoudig boven het huis in
brand steken en pakken verder alles mee
wat van eenige waarde is."
Nu begreep Gipsy er ineens alles van,
want ze herinnerde zich tegelijk weer de
vreemde mannen in de smidse. Maar wat zou
ze nu beginnen? Dat was de vraag! Neen
naar huis moest ze nu niet gaan, want ze
zou moeder maar doodelijk ontstellen en
die zou er toch niets aan weten te d!oen,
maar daar viel haar een goede gedachte
in! Nelson en watervat in den steek laten
de, vloog ze als een pijl uit een boog naar
de ouders van Tom en Luoie, stelde die
met een paar woorden op de hoogte, en die
haalden er de politie bij. De twee mannen
werden nu ingerekend en iedereen in den
omtrek was blij, omdat het een paar die
ven waren, die al lang de heele streek on
veilig haddon gemaakt.
en Filoselle zou dan te voorschijn moeten
komen met zdjn papieren, die hem wettig
den als koetsier en die had hij natuurlijk
niet. Dat verergerde de toestand in niet
geringe mate; hij zou zich dan moeten ver
antwoorden op net naastbijzijnde politie
bureau en zijn kameraden kon hij dan met
een niet waarschuwen.
Het beste was dus maar, zich te houden,
of hij dan wel rijden wilde, het vrachtje op
te nemen, maar het eenvoudig aan den eer
sten den besten hoek eener straat te laten
staan en er dan zoo gauw mogelijk van
door te gaan om den patroon en de rest
der kameraden te waarschuwen.
„Nu nummer 8325, heb je je nog niet eens
bedacht?" vroeg de opzichter gelukkig
Wwer.
„Jawel man, houd je maar bedaard, ik
zal wel gaan, ik kom al! "Waar moet het
heen?" vroeg hij aan „het vrachtje" ter
wijl ze samen naar de halte opgestapt wa
ren.
Boulevard St. Michel, nummer 78."
„Goed zoo! net aan den anderen kant
vanwaar ik wezen moet I" bromde hij in
ziohzelve.
Maar dat neemt niet weg, dat hij toch
de zweep over zijn paard legde en in de
aangegeven richting vertrok, met de- be
doeling om zoo gauw mogelijk gevolg te ge
ven aan zijn voornemen.
Nauwelijks had Filoselle dus nog het
café verlaten, of de oud-gendanne begon
zich de oogen uit te wrijven*
Nu, Gipsy's vader waa tevreden over:
zijn dochtertje, zij had die leelijke vergissing
weer op de eervolste manier goed ge*
maakt.
Ook niet verlegen om een antwoord.
Een tuinmansjongen was op zekeren dag
na een vermoedende dagtaak in slaap ge
vallen op een bank, in de schaduw.
Zijn baas vond hem daax en riep, één en
al verontwaardiging:
„Maar jou doeniet! Schaam je je niet
om je zoo te laten 'beschijnen door God's
goede zon, in plaats van ijverig te werken,'
EooaJs het hoort?"
„Jawel mijnheer! Maar daarom ben ik,
ook juist in de schaduw gaan zitten!"
Een werk in twee deelen.
De koning van Pruisen, Frederik Willem
III, had een adjudant, kolonel Male-
gowski, die zeer weinig fortuin bezat en,
dien de koning dus nog al eens steunde!'
Op zekeren dag kreeg de kolonel b-v. een
portefeuille in den vorm van een boekdeel,
waarin de vorst een bankbiljet van 500
thajlers had gelegd.
„Wel vriend, hoe beviel je dat boek, dat
ik je4 onlangs zond? vroeg de koning, bi} de
eerstvolgende gelegenheid.
„Overheerlijk Sire! Ik heb het met zóó
veel aandacht gelezen, dat ik in de grootste,
spanning het tweede deel afwacht 1"
Hij wist zich te helpen.
Een stationschef op een dorps3t«tion
vroeg, toen hij de gewone maandsl'jksche
lijst van benoodigde artikelen opmaakte,
o.kl een nieuwen borstel Toen de goederen
aankwamen, zag hij dat er geen borstel bij!
was, en de lijst nakijkende, bleek dat zijni
aanvraag daarvoor aan het hoofdkantoor!
was doorgeschrapt.
De volgende maand herhaalde hij zijni
aanvraag met hetzelfde resultaat. Niet ver.;
legen, zond hij toen een ouden borstel,
waarvan alle haar was afgesleten, op met,
het volgende briefje: „Daar het sohijnt
dat een nieuwe borstel mij niet veTstrekt
kan worden, verzoek ik een hoeveelheid,
haargroeimiddel op bijgaand voorwerp te
smeren, en mij dit terug te zenden, als het
middel gewerkt heeft."
„Waar ben ik?" vroeg hij nog eerst ver
ward.
„Wel vadertje, je hebt al dien tijd gesla
pen en op raad van je trouwen kaartspe
ler hebben we je de schade van gisternacht
maar eens laten inhalen, zonder moeite
te doen om je te wekken," zei de café
houder vriendelijk.
Een vreeselijke gedachte kwam nu op bij
den anders zoo trouwen dienstdoener: als
dat maar zuiver spel was! flitste het door
zijn hoofd en in een ommezien was hij
klaar wakker en als een razende vloog
hij de deur uit.
In het voorbijgaan zou hij dan wel den
opzichter van de stationneerende rijtuigen
waarschuwen, maar gelukkig ontmoette hij,
daar al twee agenten, die net hun nach-;
telijke ronde deden. In een paar woorden,
bracht hij die op de hoogde van zijn ver-1
moeden en de drie mannen begaven zich|
toen op weg, zoo gauw als hun beenen üenl
maar dragen konden, vandaar dat alles
slechts weinige minuten tijd had gekost en
ze al heel gauw gezamenlijk bij den juwe
lierswinkel stonden.
„Weest nu als je blieft stil," waarschuw
de Brisquet de agenten, toen ze dicht bij;
bet huis waren» Ze slopen dus op de teenen.
nader, de oud-gendarme legde zijn ooi',
tegen het sleutelgat en werd onmiddellijk'
krijt-wit van den schrik: ja, er was iemand,
in den winkel, dat hoorde hij duidelijk en'
misschien was 't niet eens één man, maar 'n,
heel complot* vandaar dat het den agenten