3
VOOR DEJEUGD
i iiTiiïiiTïi iiiJIii iiTiiïiiTii iiiJii iiiTii i ii'
- BOSCH DAGBLAD
ffiW.
4
Mo. 15799.
Woensdag: 23 Augustus
Anno 1911.
i...
K
Die goed doet, goed ontmoet!
Een leelijke vergissing.
Jg) <5
.ii
•V.
Cornells Jager was een aardige jongen
van een jaar of twaalf, die geen grooter
genot kende, dan de rnenschen en kinderen
om hein heen gelukkig te zien, al was het
dan ook met veel opofferingen zijnerzijds.
Dit is juist je ware, vinden jullie ook niet?
Als je zelf veel hebt en je geeft dan wat
weg, och dan heeft het lang niet zooveel
waarde, als wanneer je wat afstaat van
wat je zelf met veel moeite veroverd hebt
of waar je al tijden lang je best voor hebt
gedaan, om het te krijgen of te koopen.
Zoo koesterde Cornelis nu ook al tijden
lang den wensch, om eindelijk eens een
eigen fiets te hebben; hij kon zich gewoon
geen grooter genot voorstellen, dan op een
rijwiel rond te trappen, alle omstreken af
in den kortst mogelijken tijd. Zoo zag hij er
nu een in een fietsenwinkel geprijsd voor-
veertig gulden, het ding was zoo goed als
nieuw, dus een echt koopje
Maar och heden, wat had hij nog pas wei
nig in zijn spaarpot: als het een dikke drie
gulden was, dan zou het mooi zijn! Net
hoorde hij' den omroeper, want op het dorp
'waar Cornelis woonde had je er nog zoo
.een, die luide verkondigde, dat er een
beurs verloren was en dat de eerlijke vin
der niet minder dan vijf en twintig gulden
zou hebben.
Jongens! dat was je nog wat! "Verbeeldt
je, dat hij eens zoo gelukkig was; dat zou
'm een aardig zetje geven voor de fiets die
hij zoozeer verlangde
Terwijl hij daar zoo peinzend voortstap
te, zag hij opeens een troep kippen, die
op een vreeselijke manier achterna gezeten
werden door een grooten hond.
„Helawil je die beesten wel eens met
rust laten," gilde Cornelis, en liep gauw
naar den waterkant, om er een steentje op
te zoeken, dat hij nu den hond achterna
wierp.
Maar wat was dat daar op den grond?
Cornelis bukte zich en... vond een beurs!
Hij- spoedde er zich mee naar het politie
bureautje, en voelde wel zoo aan den bui
tenkant, dat de beurs goed gevuld was.
Toen hij daar aankwam, vertelde men er
hem dadelijk, dat dit de beurs was, die
omgeroepen werd, en dat hij er dus wel
meer van zou hooren I
Met dit blijde nieuws keerde onze jongen
nu naar' huis, maar werd echter door zijn
moeder onmiddellijk naar hun zieke buur
vrouw gezonden, een arm oud moedertje,
die het al erg tegengeloopen was in de we
reld, maar die toch altijd verwonderlijk
opgewekt was gebléven onder alle omstan
digheden. Den laatsten tijd echter had
haar moed haar wel wat begeven, want ze
was ziek geweest,, waardoor zij düs niets
verdiend had met het gewone uit-werken-
gaan, en nu was zij zoozeer ten achteren
geraakt, dat ze al tien weken huur schul
dig was, d.w.z. 17 gulden, behalve nog het
noodige bij bakker en melkboer*
De moeder van Cornelis pakte dus een
mandje vol etenswaren bij elkaar, want zij
had altijd veed op met vrouw Mar ens, die
vroeger haar jongen bij zich genomen had
als zij hem anders alleen had moeten laten,
en op een alleraardigste manier had ze dan
voor hem gezorgd. Van die ellende van
vrouw Marens hoorde Cornelis nu voor den
eersten keer in al zijn omvang, maa/r...
dadelijk stond zijn besluit vast; Moeder,
ik kan vtouw Marens helpen; ik heb 25
gulden verdiend.
,,25 Gulden! en hoe dan wed?"
Toen vertelde Cornelis het heele geval,
en Moeder vond ook, dat hij het geld niet
beter besteden kon, dan dat hij het ge
bruiken zou, om er de arme zieke buur
vrouw mee te helpen!
Van een fiets kon dus niets komen I Dan
maar gewacht tot hij zelf geld verdiende,
troostte Cornelis zichzelven
Toen hij het mandje bracht pan de zieke
vrouw, sprak hij nog niets van het buiten
kansje, dat haar te wachten stond; maar
na dit bezoek liep hij nog eens aan op het
politiebureau, en kreeg daar het adres van
den rijken heer die de beurs verloren had:
met roeien was hij daar aan den waterkant
en toen was te gelijk zijn beurs uit zijn zak
gegleden.
Hij kende Cornelis wel, want diens moe
der had dikwijls gewerkt op ,,Ons Genoe
gen," zoo heette de villa van den rijken
mijnheer, en hij had altijd schik gehad in
den fermen jongen.
„Zeg baas, wat doe je nou wel met dat
geld? Het op de spaarbank zetten?"
„Neen mijnheer."
„Wat dan?"
Cornelis vertelde nu mijnheer Rutters
van alles wat hij voor had met het geld;
die klopte hem toen goedkeurend op den
schouder en zei:
„Ik kom het geld vanavond nog bij je
moeder brengen, en als je het nu niet aan
de zieke vtouw hadt gebracht, wat hadt
je er dan voor gekocht?"
„Een fiets, mijnheer."
„Nog al niks! Een fiets! Maar dan hadt
je toch niet genoeg gehad aan die vijf en
twintig gulden?"
„Neen mijnheer, maar dan had ik ge
wacht tot ik er veertig bij elkaar had."
„Voor veertig gulden krijg je anders nog
niet veel moois! Nu, dag Kees, tot van
avond."
En 's avonds kwam de heer Rutters in
eigen persoon aan huis hij Cornells' moe
der met een spiksplinternieuwe fiets aan,
de handEn vrouw Marens had hij eerst
al uit den nood geholpen.
Nu, dat was met recht: die goed doet,
goed ontmoetEn ai zijn de voorbeelden
nu niet altijd zoo schitterend, een waar
heid is het en blijft het.
Het bewustzijn alleen ai reeds- van goed
te doen maakt gelukkig; dat heeft ieder
onzer al eens ondervonden.
Gipsy Belton hoorde thuis dp een faata
(boerderij) in een nog zeer weinig bewoond
gedeelte van Nieuw-Zeeland. Eiken och
tend legde ze te paard haar weg van vier
mijlen af naar school: het groote kai-r©paard
Nelson, deed n.l. dienst als rijdier 1
Tom en Luoie ELrane legden twee mijlen
ver denzelfden weg af, maar die hadden
met z'n beiden maar een paard, zoodat ze
bij het afrijden altijd wat voorsprong moes
ten hebben, wilden, ze tegelijkertijd op de
zelfde plaats aankomen.
Op een goeden ochtend in Januari-snik"
heet was het toen daar, want het staat ge
lijk met Juni bij' ons, had Gipsy's moeder
haar dochtertje een boodschap meegegeven
voor den smid en d© kleine meid vergat
die boodschap wel niet, maar toch bracht
ze ze geheel verkeerd over, zoodat de goe
de man er niets van begreep: in plaats
van dat ze zei, dat vader twee ijzeren ha
ken noodig had, om er de ladders aan te
bevestigen die in de kalkgroeve moesten
afdalen, z©i ze dat die ladders noodig wa
ren voor de goudmijn. Baas Mansfield, won
net een nadere verklaring vragen, maar
daar kwamen de kameraadjes voorbij te
paard en dus rende Gipsy daarheen of ze
wilde of niet, tenminste Nelson vloog er van
door en als die eenmaal voort wilde, was er
geen houden meer aan!
-Nu waren er net een paar vreemdelin
gen in de smidse en die schenen dadelijk
ontzettend veel belang te stellen in alles
wat het kleine meisje betrof, dat daar zoo
even die vreemde boodschap bracht, ten
minste ze vroegen allerlei bijzonderheden
aangaande haar, nl.waar zij woonde, wie
haar vader was, wat die deed, enz. enz.
Maar Baas John was niet zeer spraakzaam
dien ochtend, hij voelde zich niet al te wel
en was bovendien wat uit zijn humeur
over do onbegrijpelijkheid van de bood
schap. Hij scheepte de vreemdelingen dus
maar af met een kort: ze is een dochtertje
van Richard Belton van „Heuvelzicht"/
die zich uitgeeft voor „farmer" maar ik be
grijp dat soort van boeren niet, hij is al
tijd en eeuwig aan het boren van gaten >n
den grond, enfin, dat moet hij weten, maar
wat hij nou weer wil, daar begrijp ik niets
van 1 De beide mannen trokken af, want
ze zagen wel dat er toch niet meer tii%
hem te krijgen zou zijn.
John maakte zijn haken. Maar vóórdat
Gipsy nog terug was van school moest de
haas naar bed door onuitstaanbare hoofd
pijn en dus was het zijn vrouw die het
kleine meisje ontving bij haar terugkomst.
Ze had beide haken met een stuk touw aan
elkaar bevestigd, zoodat Gipsy gemakke
lijk voor op het zadel kon hebben gehan
gen.
„Zóó, wat hoor ik? Hebben jullie goud
gevonden op je „farm", Gipsy?"
„Goud gevondenhoe kom je er bij?"
„Wel, mijn man zegt, dat je zelf daar
van ochtend' zoo iets van verteldemaar
misschien heeft hij je ook verkeerd begr*-.