KTo. 15^96. LS1BSOH ©A©B2«A©, Saterdag1 19 Augustas. Efsrsi© Blad. Aan© 1©11. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Gevolg van een proces. Gemengd Nieuws. In „Allen "Weerliaar", Eet officieel orgaan der vefreeniging „Volksweerbaarheid" én van de „Koninklijk© Nederlandsche Weer- baarheidsvereeniging", lazen wij een arti kel van den heer A. E. Dudok van Heel, "waarin de schrijver wijst op het oorlogs gevaar, dat vóór eenige weken West- EuTopa kwam hod rei gen. Hij put uit dat plotseling opgekomen onweer, dat gelukkig [niet uitgebarsten is, de volgende les voor jon zo RegèeTing: Het ergste gevaar schijnt, Voo'r Eet oogen- blik althans, geweken, maar dat de toe stand min of meer spannend geweest is, blijkt uit de door den Minister van Oorlog getroffen voorzorgen. Wij kunnen hem' felechts lof brengen, dat hij die voorzorgs maatregelen genomen heeft; maar hij moet .Weten, zoo goed als ieder ingewijde en zoo 'goed als ook onze huren het weten, dat de beste voorzorgsmaatregelen, gegrond op den toestand, die op heden bij ons bestaat, in 1de verste verte geen waarborgen geven ïk zeg niet om een overrompeling onzer gren zen en kusten af te slaan, maar om die ten minste zoolang tegen te houden, dat wij bns leger onder alle omstandigheden Onge hinderd kunnen mobiliseeren. Ons volk hooft recht, te eisOhen, 'dat om trent dit punt maatregelen genomen worden, Idi-e ons zekerheid verschaffen, dat wij niet van af den beginne als weerlooze schapen Onder 'den voet geloopen worden. He gevaarlijke dagen, die wij hebben door leefd, laten op den onvoldoenden, treurigen 'toestand aan de grens opnieuw het licht vallen, en het is daarom, dat ik mij ver stout een ernstig beroep te doen op do Rc- geering, om toch niet langer te wachten om deze voor Nederland zoo hoogst gewich tige "zaak ter liand te nem'en. Laat ons toch niet langer m'et vuur spe len. Ho jongste gebeurtenisisen leveren op- [nieuw het bewijs, dat het oorlogsgevaar kan opkomen opééns, plotseling. Wanneer oor log in West-Europa uitbreekt, zullen wij )ei' zeker in mtedegesleept worden, wanneer wij niet hij voorbaat aan het buitenland de Overtuiging kunnen schenken, niet door woorden, Imaar door daden dat door onS /dusdanige maatregelen getroffen zijn aan de grens en de kust, dat een vijandelijke overrompeling hij ons geen kans van sla gen heeft. Slechts aldus is de kans gToot, dat wij er huiten blijven, en slechts aldus kunnen wij krachtigen invloed tot behoud Van den vrede uitoefenen. Hit is een levens belang voor Nederland, en het is daarom' plicht, er telkens en telkens weer op te [wijzen. Haarvoor is noodig, dat onze militaire "weerkracht ontwikkeld worde. Ons leger is te klein niet betrekking tot ons zielental. Vele goede krachten gaan teloor door het bestaande verderflijke lotingssysteem, en ar tikel 180 onzer Grondwet: „Alle Nederlan ders, daartoe in staat, zijn verplicht mede 'te werken tot handhaving dor onafhankelijk heid van het Rijk en tot verdediging van zijn grondgebied", is een wassen neus, zoo lang niet in vredestijd alle gezonde, krach tige jongemannen (zij dus, die in staat zijn) zich voorbereiden, ten einde in oorlogstijd 'te kunnen medewerken om het vaderland te Verdedigen. Met dat hekrompen, zedelijk-on- 'gezonde en tegennatuurlijke lotingssysteem! taoeten wij de achting verbeuren van onze buren, zij kunnen daarin allesbehalve onzen vastberaden wil zien, om, als hot moet, inet allo aanwezige" la-achten een vijandelijk overschrijden onzer grenzen tegen te gaan. En juist de overtuiging, dat wij dat wel willen en tot alle opofferingen bereid zijn Idien wil door te zetten, vormt den gTond- slag, waarop wij onze roeping als vrede- iwacliter kunnen vervullen. Zooals de politieke verhoudingen nu zijn, fis de kans groot voor oorlog van Duitsdh'- land tegen Engeland en Frankrijk. Hie oor log echter is haast niet denkbaar, zonder Idat een der partijen 0f wellicht heide par tijen onze neutraliteit trachten te schenden. Hoe meer echter de buren oveTtuigd zijn van onze militaire macht en van onzen wil, 'om den indringer met kracht te bestrijden, (des te groot-er kans, dat onze neutraliteit geëerbiedigd zal worden, want de neutra- 8) Een oogenblik zonk toch de hand, waarin zij het pa-pier hield, alsof haar een duizeling "Overvielmaar zü vermande zich onmiddel lijk. Een uitdrukking van trots gleed over haar gelaat, de kleine mond beefde en het hoofd in den nek werpend, zeide zij ,,Nu, mij goed! Hes te beter! Dan be hoeft men van die menschen ook niets aan te nemen. Ze zouden het toch als een ge schenk beschouwd hebben. Ga naar huis, Clémentine, en pak je koffer weer uit; aan reizen valt nu niet te denken." „Maar wat vilt gij dan beginnen?" riep de trouwe vriendin en tranen vloeiden over haar magere wangen. „Maak je maar niet bezorgd, ik sla er mij wel door. En voor den eersten tijd ben ik onder dak, zooals ik je immers verteld heb." En op de vraag van Clémentine of zij werkelijk van het schilderstuk afstand wilde doen, antwoordde zij, waarbij 1 aar gelaat opklaarde en haar oogen schitterden: „Hat wil ik, want het komt in goede handen. Baarop nam zij haar handwerkje weer op en haakte aan de bruine kant verder alsof .er niets voorgevallen ware. Een geheele mand was reeds gevuld en de vergoeding daarvoor zou niet lang op zich laten wach ten. Wie behoefde het te weten, dat de kleine handen vlijtig voor den kleinen mond Werkten litedtsschender weet dan, dat hij ons daar door onvermijdelijk maakt tot bondgenoot van zijn tegenstander, en een krachtig Ne- derlandsch leger kan allicht de schaal naar de eene of andere zijde doen overhellen. Een militair krachtig Nederland is dus een waar borg voor den vrede in West-Europa en wij kunnen aldus een zeer grootci^ invloed uitoefenen. Het is echter niet voldoende, dat wij een krachtig leger op de heen kunnen brengen; wij moeten er zeker van zijn, en de buien moeten ook de vaste overtuiging hebben dat wij onder alle omstandigheden onze weer macht zullen kunnen mobiliseeren. Hit feit is nog gewichtiger dan de kwestie of ons leger wat grooter of kleiner is. Want een leger, dat onder alle omstandigheden niet, of althans voor een groot deel niet, gemo biliseerd zou kunnen worden, is een weer- ïnacht, waarop niet valt te houwen. Zooals de toestand nu is, missen wij alle waarborgen, dat wij ons leger steeds zullen kunnen mobiliseeren, ja, ik durf beweren, dat de zekerheid bestaat, dat wij het niet zullen kunnen doen. Men make zich daar omtrent geen illusie. Hij, die een schending onzer grenzen beraamt, zal die steeds door overrompeling trachten uit te voeren, en wij hebben goen maatregelen getroffen, die werkelijk in staat zullen blijken te zijn, zulk een overrompeling te beletten, aan de kust, en nog minder aan de landgrens. Hat zijn ernstige woerden, maar ze zijn waar, ten de plicht gebiedt, daarop hij hernieuwing te wijzen. Alles, wat tot dusverre in die richting gedaan werd, is bekrompen stukwerk ge weest. Ik herinner slechts aan den hespot- telijken strijd omtrent „het blijvend gedeelte". Alsof enkele duizenden mannen, verspreid over vele garnizoenen, ook maar in de ge ringste mate een macht beteekenen, om ons voor een krachtig doorgevoerde overrompe ling te behoeden! Ook denk ik aan de landweer in de grens districten, die nn in hoofdzaak voor dekking door mobilisatie heet aangewezen te zijn; maar -die voor het grootste deel zonder ka der is en dus niet gevechtswaardig. Bui tendien zijn die districten in de meeste ge vallen veel te groot om een concentratie a la minute mogelijk te maken, zoodat zelfs goed geëncadreerd de kracht van venveer en de onmiddellijke strijdvaardigheid van dio landweer-bataljons aan de grens aller minst voldoende is, en het is onverantwoor delijk, de dekking onzer mobilisatie daaraan te willen toevertrouwen. Voldoende waarborgen kan ons slechts ge ven een afzonderlijke, sterke, streng gelo- caliseerde grens- en kustwacht, getrokken uit alle gezonde en krachtige inwoners langs de grenzen. Zoolang wij die niet hebben, is onze mobilisatie niet gewaarborgd, is de kans op vijandelijke overrompelingen hij een conflict tusschen onze huren hijzonder groot, vervullep. wij( onze roeping als vredewaohter niet 'én loopen gevaar, om, zonder tegenweer van be teekenis te kunnen bieden, onder den voet geloopen te worden. Het is op de instelling van' zul Ir een gr ens- waoht, dat ik nogmaals de opmerkzaamhedd van onze Regeering waag te vestigen. Een sterke grens- en kustwacht, in den geest zooals reeds meer dan eens door mij be sproken, geeft ons waarborgen, dat vijande lijke overrompelingen althans zoolang te gengehouden zullen kunnen worden, tot ons leger geheel gemobiliseerd zal zijn. Ja, zij geeft ons, zoo al niet de zekerheid, dan toch de groote waarschijnlijkheid, dat de overrompelingen en dus de neutraliteitsschen- ding niét beproefd zullen worden, en daar door levert zij een groote bijdrage - tot het behoud van den vrede. In een driestar in „He Standaard" over Schooltoezicht lezen wij He benoeming van personeel eener school is voor een 'bestuur altijd een heel moeilijke taak, die niet dan met groote omzichtigheid verricht mag worden. Zij is te moeilijker, omdat er zoo weinig eenstemmigheid over bestaat, welke regelen men hij zulk een be noeming heeft te volgen. Het is dan ook goed, id,at 'de gedachtenwisseling over deze kwestie gaande gehouden wordt. Nu onlangs 6prak er in Hen Haag voor de districts- vergadering van den Schoolraad weer de heer A. Tjipkema over, in een rede, die aan- Een dappere vrouw was Marie Simmel altijd geweest en nooit had zij anderen met haar verdriet lastig gevallen. En toch wa ren het ernstige gedachten, welke de vol gende dagen onder het golvende haar heur spel dreven; ernstige, dooh geen trooste- looze. Een zeker gevoel van voldoening had zich van haar meester gemaakt, nu de onzeker heid voorbij was; nu zij wist, wat haar te wachten stond. Haar besluit was genomen: Om over den eersten tijd heen te komen, voordat zij een geregelde bezigheid had gevonden, wilde zij de schilderij verkoopen. Maar slechts aan hemzooveel stond vast. Met eiken dag, die verstreek, werd de herinnering aan haar bezoeker haar liever en de gedachte aan hem verliet haar niet meer. Zijn moeder zou 't schilderij ten ge schenke krijgen, had hij gezegd. Hie man moest een goed zoon zijn. Hoe zou zijn moeder er wel uitzien? Of zij op hem ge lijkt? Hoe vreedzaam moesten die beiden samen leven. Hij is zeker slechts vrijgezel gebleven, om haar op haar ouden dag niet te verlaten. Niet uit schuchterheid, want Eij heeft zijn mond op de rechte plaats. Zij liet haar hand met de haakpen een oogenblik rusten en keek naar beneden op straat. He tijd was aangebroken, waarop hij wilde terugkomen. Maar hoe, als hij eens niet kwam? Als hij (haar en haar schilderij vergeten, als hij van zijn voornemen afgezien had? Zij had hem niet bepaald iets beloofd; hij was dus ook niet aan zijn belofte gebonden. Hat al les ging haar plotseling door 't hoofd en een onuitsprekelijk droefgeestig gevoel maakte leiding gaf tot een interessant debat over de vraag, of bijv. het oordeel van liet School toezicht, t.w. het overheidsschooltoeziclit, over een hoofd-sollicitant moet ingeroepen worden. Hc redenaar was hiervan niet ge heel afkeerig, maar anderen vonden er ge vaar in, omdat het Schooltoezicht zoo licht hui ten den kring zijner bevoegdheden treedt. Inderdaad bestaat o.i. dit gevaar. Geen bedenking is er tegen, dat het overheids- schooltoezicht onverplicht gehoord wordt over technische zaken. En in den arbeid van 'n on derwijzer zit ongetwijfeld een goed deel tech niek! Maar, nu daargelaten,, dat hij het on- derwijs over 't algemeen, weinig zuiver technische kwesties bestaan, zijn speciaal hij de benoeming van een onderwijzer techniek en beginsel zóó eng verbonden, dat hot oor deel van een man van het overheids-school- toezicht, die zelf niet is van onze beginselen, bij zulk een benoeming slechts zeer betrek kelijke waarde heeft en alleen onder zeer veel voorbehoud gewicht in de schaal mag leggen. Hierop moet de aandacht gevestigd worden, omdat gevallen zich voordoen, clat het Schooltoezicht zioh moeit met het Chris telijk karakter onzer scholen op een wijze, die allerminst door den beugel kan. Men zij dus zéér voorzichtig! „B e B e u k el a a r" schrijft over onze nationalevolkskr aclh-t. In Nederland ontwaakt frissche, jonge kracht; wel wacht een zware strijd, maar een lichtend verschiet wekt tot volhouden. Nederlands toekomst ligt bijzonderlijk in de frissche, opstuwende arbeidersmassa, die waarlijk niet weet van oude bescha ving, van een slechts turen op wat voorbij is. „In de menigte ligt onze toekomst. Er is een verfijning van beschavingsleven, een vertroetelen van den enkeling, een ver weeking in levensvormen, waarbij men voor de menigte terugdeinst. Mannen en vrou wen, die niets verstaan van de uitslaande, stuwende geestdrift van een arbeidersge heel, dat al meer komt tot bewustzijn van zijn strijd en zijn kracht en zijn willen. Voor dit alles huivert men, men kan het slechts zien als het opzweepen der massa door volksleiders van lage persoonlijkheid. Maar daarom is men in den grond dan ook maar weinig nationaal. Wie verre van zijn volk leeft, wie met de ziel der menig te heel geen verwantschap bezit, staat verre van het Nederland der toekomst. Voorzeker hier zijn problemen van angst wekkende diepte. Hie menigte zelf, met heel haar willen van bb'jde, sociale toe komst, is vaak zoo weinig nationaal, en toch ligt in haar de volkstoekomst. Maar dan zal ook weer een volk, waar van de arbeidersmassa met al hun jeugd, al hun stuwkracht, waarlijk nationaal ging voelen, in de rij der volkeren van wondere kracht zijn. Hit zij voor ons volk het ideaal." Hoe die volkskracht verhoogd kan wor den? „Slechts wie zijn volk, wie de arbeiders liefheeft, kan de volkskracht verhoogen Dan gaat men al meer verstaan, dat een volk met lage loonen en lange arbeidstij den uiteraard moet achterstaan bij andere volken met betere arbeidsvoorwaarden. Wie zijn volk liefheeft, wie waarlijk natio naal gevoelt kan niet rustig blijven on stil zitten, waar duizenden en duizenden gezinnen uit dat volk bij voortöurenden arbeid nog niet in staat zijn zich voldoen de te voeden; waar z?oo duizenden door gebrek verzwakken. Met arbeiders zonder energie en lust tot kennis, die in stompe onderdanigheid en laakbare tevredenheid hun slavenlot voort leven in onophoudelijk gezwoeg, komt geen volk tot industrieele kracht. Welbeluste arbeiders behoeven wij,, die wat weten en wat kunnen en wat willen. He nieuwe teek- niek, de huidige industrie van hoogcren rang eischt arbeiders, die mensch zijn, die een mensehwaardig bestaan bezitten. Men bouwt geen machtig industrieleven op mot loonslaven, die worden geknecht en uitge zogen. Hit geldt ook voor ons land. Yan de kracht onzer arbeiders hangt ons industrie- zich van haar meester, zoodat zij haastig weer begon te werken, om haar gedachten op do vlucht te jagen. Maar van nu af luisterde zij angstig Kaar elke bel; vol ongeduld wachtend, of hee meisje zou binnen komen om hem aan te dienen. En ofschoon zij telkens werd te leurgesteld, zoo wekte het schrille geluid steeds opnieuw de hoop bij haar op en deed haar van blijde verwachting beven. Het maakte haar zeer onrustig en toch, welk een bekoring had die eerste vraag 's mor-~ gens bij het ontwaken: „Zal hij vancaag komen?'' En die stille hoop bij het insla pen 's avonds: „Misschien morgen!" En daarbij werd het haar dagelijks dui delijker: dat al haar hopen niet de som gelds gold, welke zij voor het schilderij zou krijgen. Zij probeerde dikwijls met geweld, die eene gedachte van zich af te zetten, maar tevergeefs. Als de bel der voordeur over ging, ©prong zij toch weer op en liep naar de deur om te luisteren, wie of er was, of zij hield het niet in de kamer uit, maar voorkwam het dienstmeisje en deed zelve open. Bitmaal was het de postbode, die haai een dik document bracht. He advocaat zond de uitspraak der rechtbank. Zij haalde haar schouders op. „Alsof die nog de moeite van het lezen waard wasl" En legde het ter zijde. Pas 'b namiddags, toen het te donker werd om te werken, nam zij het weer ter hand. „In naam des Konings." Zij had nog nooit zulk een geschrift gezien en begon te lezen, zooals de nauwgezette scholier, leven vooral af, en in dat industrieleven ligt voor een goed deel de toekomst van ons volk. He kracht van onze a,rbeiders kan op zoo velerlei wijze verhoogd. En Git is dan niet alleen een eisch van sociale rechtvaardigheid, maar ook van nationale verheffing." Het artikel besluit aldus: „Zoo klinke de eisch van sociale recht- vaardighéid, om het arbeidersleven te ver hoogen, de volkskracht te sterken, het be drijf zelf mede aan de arbeiders terug te brengen, de vrijheid def arbeiders te ver zekeren. Maar die eisch is tegelijk een nationale. Sociale rechtvaardigheid wekt nationale samenbinding: nationale samen binding, nationaal willen versterkt de volks kracht tot sociale verheffing." He verdwijning van ,,L and en Y o 1 k" als orgaan van de V r ij z i n- n i g-D emocraten, doet ,,H etïïuis. gezin'' opmerken, dat het prijsgeven van dit dagblad geen bewijs is van den bloei der partij. „Landen Volk" heeft eon zeer kun- digen hoofdredacteur; het Kamerlid mr. Marchant, en haar medewerker Kamer leden en professoren zijn alle mannen van de bovenste plank. Toch heeft deze zeldzaam knappe staf het vrijzinnig-democratisch hoofdorgaan niet op de been kunnen houden. Wel zal „voor de bevordering en versprei, ding der vrijzinnig-democratische beginse len" door het hoofdbestuur van den Vrij- zinnig-Democratisohen Bond eerlang „een nieuw orgaan" in het leven worden geroe pen, maar een dagblad zal dit. blijkbaar niet zijn; een maandblad of weekblad mis schien. He weelde van een algemeen dagblad schijnen de vrijzinnig-democratische beenen niet te kunnen dragen. Uit het te-niet-gaan van dit blad, als hoofdorgaan der partij, blijkt opnieuw, dat deze partij wel een groot aantal kundige officieren, maar geen soldaten heeft. Nu zegt mr. Marchant wel, dat „Land en Volk'' te veel een Haagsch blad was om de geestverwanten buiten de Residen tie te bevredigen, welke „voor het meeren- deel gevonden worden in die kringen der bevolking, die zich niet de weelde kunnen veroorloven, meer dan één courant te be talen", maar welke v r ij z i n n i g-d e- mooratische gewestelijke of plaatse lijke couranten lezen die geestverwanten dan toch, daar vrijzinnig-democratische dagbladen uiterst sckaarsch zijn. He pers is tot zekere tot voorname hoog te de afspiegeling van de beteekenis en dert invloed eener partij. Welnu, naar dezen maatstaf gemeten, kan men, vooral na het wegvallen van „L and on Vol k", de VTijzinnig-democratiscbe partij geen grooten invlo ed toekennen. „H e t Y o 1 k" vindt het verdwijnen- vap „Land en Volk" een openbaring van verval; een verval echter, dat niet nu pas openbaar wordt. De jongste gemeenteraadsverkiezingen waren voor de vrijzinnig-democratische par tij weinig minder dan een débacle. In Am sterdam, waar het radioalisme eenmaal in de gemeentepolitiek den toon aangaf, zijn de vrijzinnig-democraten nu -innen één van de negen districten teruggedrongenal hun raadsleden zitten voor VIII. De sma delijke val van hun hoofdman Treub in Den Haag was als het ware een sprekend sym bool van hun teruggang. En thans komt het verdwijnen van hun dagblad die achter- waartsche ontwikkeling bekronen. Niet, dat het blad zoozeer verlangt naar het verdwijnen van de burgerlijke, democra^- tie, doch „Land e n Y o 1 k" ziet het met vreugde heengaan. „Toch moeten wij erkennen «het verdwij nen van „Land e n V o 1 k" als vrijzinnig- democratisch orgaan niet zonder voldoening vernomen te hebben. Er waren weinig bla den, die peuter ach tiger en kleinzieliger ge redigeerd werden dan dit. Zijn polemiek bewoog zich meestal op het laagst denk baar peil van hakketakkerij ca politiek concurrentie-gewurm. Onder zijn leiding 1 ook was de vrijzinnig-democratie er in ge- die, als hij een nieuw boek ter hand neemt, al hetgeen op het titelblad staat, leest: „In de hedendaagsche zitting van de zes de burgerlijke kamer van het gerechtshof I, waaraan deelnamen de heer Rudorf als voorzitter...:" Zij hield op, want plotseling ging haar een licht op en werd haar alles duidelijk. Rudorf, niet Rudolph, was zijn naam, en nu wist zij, waar zij hem reeds eenmaal had gezien. Zij streek met de hand over haar gelaat, waarnaar het bloed op steeg, en schaamte, toorn en teleurstelling streden om den voorrang. Dus dat was bij Alles, wat haar over de laatste dagen had heengeholpen, wat haar de onrechtvaardig heid gelaten a'eed opnemen, wat aan haar wezen, haar zelve onbewust, vleugels had verleend, alles was opeens verdwenen, weg geveegd als een wolkgevaarte in den storm en niets bleef over aan een gevoel van ver schrikkelijke leegte. Zij wrong haar handen. Hij had den draak met haar gestokenhij had haar op gezocht in de hoop op een genoeglijk avon tuur. Alles, wat hij had gezegd, was ge logen en listig beö'aoht geweest. Dat juist h ij het moest zijn, in wiens hand haar lot lag; hij, die haar met haar rechtmatigen eisch had afgewezen I Opeens kwam haar het gevelde vonnis, hetwelk haar nog juist vrij onverschillig had gelaten, als een smaad, een slag in 't gezicht voor; zij had een gevoel alsof de schande nooit meer van haar zou wij ken. En dat juist hij haar deze schande aangedaan, dev.© smet aangewreven had Het liefst zou zaj het huis verlaten hebben en ver weggaan, waar niemand haar ken de. Zij verborg haar gloeiend gelaat in slaagd door een van socialistenhaat beziel de gezagsaanbidding enkele bevolkings groepen, die nog geruimen tijd haar na tuurlijke hulptroepen hadden kunnen zijn, de onderwijzers en de overige ambtenaren, goeddeels van zich te vervreemden. Het kwam herhaaldelijk voor, dat, voor gegaan door „Land en Vol k", de vrij zinnig-democratie minder democratischen zin aan den dag legde dan een liberaal smal deel, dat naar de geijkte opvatting rechts van haar geacht werd te staan. Wanneer het verdwijnen van „L and en Y o 1 k" als vrijzinnig-democratisch orgaan tevens het einde van het regime-Marchant- Treub in de partij beteekent, dan kan het haar ten slotte nog ten goede komen. Wij vreezen echter, dat daarvoor deze paitij al te ver op de anti-socialistische baan is. Eö in dezen tijd is elke anti-socialistische de mocratie ten ondergang gedoemd." Omtrent den brand te Spek- holzcrheide meldt de ,L. K." dat Zondag avond op de zoogenaamde Houtbroek brand uitbrak, waarschijnlijk in een stal van zekeren aldaar wonenden Zimmer- mann. Er ligt daar een huizencomplex van ongeveer 13 of 14 oude woonhuizen, waar van er meerdere gedeeltelijk met oude mu ren en daken. Het lag dus voor de hand, dat de brand dadelijk een groote uitge breidheid aannam en achtereenvolgens een achttal huizen, bewoond door elf gezinnen, aantastte en tot den grond vernielde. Zoo snel greep het vuur om zich heen, dat verschillende bewoners zich slechts met de grootste moeite konden redden en zelfs een vrouw bij de redding van haar kind de voeten zou verbrand hebben. Alle roerende Kave en meubelen werden een prooi der vlammen, doch terwijl de huizen alle ver zekerd waren, zijn een paar inboedels niet verzekerd. Het geheele complex lijkt thans nog slechts eeü groote smeulende puinhoop, die elk oogenblik opnieuw kan opflikkeren en de overgebleven huisjes en schuren met vernieling dreigt. Het aan den weg gelegen café Sakkers, is geheel uitgebrand, almede de kleine huizen, die alleen achter dat huis gelegen zijn. Een elftal gezinnen zijn thans zonder onderdak, doch worden hier en daar thans ondergebracht. Wat ook te Kerkrade gebleken is, heeft Spekholzerheide ook moeten ondervinden. Gebrek aan voldoende bluschmiddelen, aan een flinke brandweer en aan water heeft rvok te Soekholzerheie den brand verge makkelijkt. In de bij de gemeente Keulen behoorèndo voorstad Kalk werd eergister- middag ~op de-n bodem van een door de warmte uitgedroogden vijv.ex het lijk van een vrouw gevonden, waaraan hoofd, armen en beenen ontbraken. De romp was met tal- looze messteken doorboord. Waarschijnlijk heeft deze moord binnen de laatste drie weken plaats gehad. Êen gerechtelijk onder zoek is spoedig ingesteld. Men heeft den vijver droog gemaakt, maar de andere lichaamsdeelen zijn tot nu toe nog niet ge vonden. De „Lutin e". Het berging s- s'-oomsohip „Lyons" is gistermorgen van Terschelling naar Amsterdam vertrokken om een der zuigbuizen te laten 'herstellen, alsmede om enkele machinedeelen te laten repareeren. De „Lyons" heeft in den laatsten tijd ge regeld op de „Lutine" gewerkt en ruim 200 Spaansche matten opgehaald, hoofdza kelijk met den beeldenaar van Filipa van Spanje en het jaartal 1798. (In 1799 is de „Lutine vergaan). De heer II. Duyf to Amsterdam heeft photographische opnamen van de Spaansche matten gemaakt, welke, naar men zegt, zullen worden gezonden aan de aandeelhouders van de. bergingsmaat schappij, die de schatten van de „Lutine" naar boven wil brengen. Goud is tot nu toe n>iet gevonden, ovel een stuk roestig ijzer, waarin blijkbaar een goudstaaf gezeten had. haar handen, alsof niemand het zien mocht. En hoe goed' wist hij comedie te spelen! Hoe liet hij haar heur hard oordeel over de juristen zeggen en glimlachte daarbij, alsof hem de zaak niets aanging. En dan gaat hij heen en wreekt zich heimelijk, uit een hinderlaagO, het is te verachtelijk Zij stelde zich in haar geest alle bijzon derheden voor en zag in den arrnen rech ter een der ergste misdadigers. Zij zag hem met zijn vrienden voor de schilderij staan, zag hem listig glimlachen en door toespe lingen en halve woorden het geloof opwek ken, alsof hij succes had gehad. Niet beter dan de anderen, die ook hun geluk bij haar wilden beproeven, slechts geslepener en slu wer. En hij, juist hijMaar hij zou onder vinden, met wie hij te doen had 1 En nu overviel haar weer, maar ditmaal uit een andere reden als vóór dien tijd, naar zij meende, do vrees, dat hij niet mocht terugkomen. Maar waarom of haar hart bij de vraag: „Wat dan?" klopte, kon zij niet begrijpen. Het hart had daarbij toch niets te maken. „De weduwe met het kinderlijk gemoed.*' Zóó had Rudorf het jonge vrouwtje ge noemd, toen hij zijn moeder van het bezoek vertelde. Want dat hij haar dat niet moohfc verzwijgen, sprak vanzelf. Het zou immers bepaald verkeerd zijn geweest, om de oud© dame, aan wie dergeb'jke dingen zoo be steed waren, zulk een aardig avontuur ta' onthouden I (Worde vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5