KTo. 15^96. LS1BSOH ©A©B2«A©, Saterdag1 19 Augustas. Efsrsi© Blad. Aan© 1©11.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Gevolg van een proces.
Gemengd Nieuws.
In „Allen "Weerliaar", Eet officieel
orgaan der vefreeniging „Volksweerbaarheid"
én van de „Koninklijk© Nederlandsche Weer-
baarheidsvereeniging", lazen wij een arti
kel van den heer A. E. Dudok van Heel,
"waarin de schrijver wijst op het oorlogs
gevaar, dat vóór eenige weken West-
EuTopa kwam hod rei gen. Hij put uit dat
plotseling opgekomen onweer, dat gelukkig
[niet uitgebarsten is, de volgende les voor
jon zo RegèeTing:
Het ergste gevaar schijnt, Voo'r Eet oogen-
blik althans, geweken, maar dat de toe
stand min of meer spannend geweest is,
blijkt uit de door den Minister van Oorlog
getroffen voorzorgen. Wij kunnen hem'
felechts lof brengen, dat hij die voorzorgs
maatregelen genomen heeft; maar hij moet
.Weten, zoo goed als ieder ingewijde en zoo
'goed als ook onze huren het weten, dat de
beste voorzorgsmaatregelen, gegrond op den
toestand, die op heden bij ons bestaat, in
1de verste verte geen waarborgen geven
ïk zeg niet om een overrompeling onzer gren
zen en kusten af te slaan, maar om die ten
minste zoolang tegen te houden, dat wij
bns leger onder alle omstandigheden Onge
hinderd kunnen mobiliseeren.
Ons volk hooft recht, te eisOhen, 'dat om
trent dit punt maatregelen genomen worden,
Idi-e ons zekerheid verschaffen, dat wij niet
van af den beginne als weerlooze schapen
Onder 'den voet geloopen worden.
He gevaarlijke dagen, die wij hebben door
leefd, laten op den onvoldoenden, treurigen
'toestand aan de grens opnieuw het licht
vallen, en het is daarom, dat ik mij ver
stout een ernstig beroep te doen op do Rc-
geering, om toch niet langer te wachten
om deze voor Nederland zoo hoogst gewich
tige "zaak ter liand te nem'en.
Laat ons toch niet langer m'et vuur spe
len. Ho jongste gebeurtenisisen leveren op-
[nieuw het bewijs, dat het oorlogsgevaar kan
opkomen opééns, plotseling. Wanneer oor
log in West-Europa uitbreekt, zullen wij
)ei' zeker in mtedegesleept worden, wanneer
wij niet hij voorbaat aan het buitenland de
Overtuiging kunnen schenken, niet door
woorden, Imaar door daden dat door onS
/dusdanige maatregelen getroffen zijn aan
de grens en de kust, dat een vijandelijke
overrompeling hij ons geen kans van sla
gen heeft. Slechts aldus is de kans gToot,
dat wij er huiten blijven, en slechts aldus
kunnen wij krachtigen invloed tot behoud
Van den vrede uitoefenen. Hit is een levens
belang voor Nederland, en het is daarom'
plicht, er telkens en telkens weer op te
[wijzen.
Haarvoor is noodig, dat onze militaire
"weerkracht ontwikkeld worde. Ons leger is
te klein niet betrekking tot ons zielental.
Vele goede krachten gaan teloor door het
bestaande verderflijke lotingssysteem, en ar
tikel 180 onzer Grondwet: „Alle Nederlan
ders, daartoe in staat, zijn verplicht mede
'te werken tot handhaving dor onafhankelijk
heid van het Rijk en tot verdediging van
zijn grondgebied", is een wassen neus, zoo
lang niet in vredestijd alle gezonde, krach
tige jongemannen (zij dus, die in staat zijn)
zich voorbereiden, ten einde in oorlogstijd
'te kunnen medewerken om het vaderland te
Verdedigen. Met dat hekrompen, zedelijk-on-
'gezonde en tegennatuurlijke lotingssysteem!
taoeten wij de achting verbeuren van onze
buren, zij kunnen daarin allesbehalve onzen
vastberaden wil zien, om, als hot moet,
inet allo aanwezige" la-achten een vijandelijk
overschrijden onzer grenzen tegen te gaan.
En juist de overtuiging, dat wij dat wel
willen en tot alle opofferingen bereid zijn
Idien wil door te zetten, vormt den gTond-
slag, waarop wij onze roeping als vrede-
iwacliter kunnen vervullen.
Zooals de politieke verhoudingen nu zijn,
fis de kans groot voor oorlog van Duitsdh'-
land tegen Engeland en Frankrijk. Hie oor
log echter is haast niet denkbaar, zonder
Idat een der partijen 0f wellicht heide par
tijen onze neutraliteit trachten te schenden.
Hoe meer echter de buren oveTtuigd zijn
van onze militaire macht en van onzen wil,
'om den indringer met kracht te bestrijden,
(des te groot-er kans, dat onze neutraliteit
geëerbiedigd zal worden, want de neutra-
8)
Een oogenblik zonk toch de hand, waarin
zij het pa-pier hield, alsof haar een duizeling
"Overvielmaar zü vermande zich onmiddel
lijk. Een uitdrukking van trots gleed over
haar gelaat, de kleine mond beefde en het
hoofd in den nek werpend, zeide zij
,,Nu, mij goed! Hes te beter! Dan be
hoeft men van die menschen ook niets aan
te nemen. Ze zouden het toch als een ge
schenk beschouwd hebben. Ga naar huis,
Clémentine, en pak je koffer weer uit; aan
reizen valt nu niet te denken."
„Maar wat vilt gij dan beginnen?" riep
de trouwe vriendin en tranen vloeiden over
haar magere wangen.
„Maak je maar niet bezorgd, ik sla er mij
wel door. En voor den eersten tijd ben ik
onder dak, zooals ik je immers verteld heb."
En op de vraag van Clémentine of zij
werkelijk van het schilderstuk afstand wilde
doen, antwoordde zij, waarbij 1 aar gelaat
opklaarde en haar oogen schitterden:
„Hat wil ik, want het komt in goede
handen.
Baarop nam zij haar handwerkje weer op
en haakte aan de bruine kant verder alsof
.er niets voorgevallen ware. Een geheele
mand was reeds gevuld en de vergoeding
daarvoor zou niet lang op zich laten wach
ten. Wie behoefde het te weten, dat de
kleine handen vlijtig voor den kleinen mond
Werkten
litedtsschender weet dan, dat hij ons daar
door onvermijdelijk maakt tot bondgenoot
van zijn tegenstander, en een krachtig Ne-
derlandsch leger kan allicht de schaal naar
de eene of andere zijde doen overhellen. Een
militair krachtig Nederland is dus een waar
borg voor den vrede in West-Europa en
wij kunnen aldus een zeer grootci^ invloed
uitoefenen.
Het is echter niet voldoende, dat wij een
krachtig leger op de heen kunnen brengen;
wij moeten er zeker van zijn, en de buien
moeten ook de vaste overtuiging hebben
dat wij onder alle omstandigheden onze weer
macht zullen kunnen mobiliseeren. Hit feit
is nog gewichtiger dan de kwestie of ons
leger wat grooter of kleiner is. Want een
leger, dat onder alle omstandigheden niet,
of althans voor een groot deel niet, gemo
biliseerd zou kunnen worden, is een weer-
ïnacht, waarop niet valt te houwen.
Zooals de toestand nu is, missen wij alle
waarborgen, dat wij ons leger steeds zullen
kunnen mobiliseeren, ja, ik durf beweren,
dat de zekerheid bestaat, dat wij het niet
zullen kunnen doen. Men make zich daar
omtrent geen illusie. Hij, die een schending
onzer grenzen beraamt, zal die steeds door
overrompeling trachten uit te voeren, en
wij hebben goen maatregelen getroffen, die
werkelijk in staat zullen blijken te zijn,
zulk een overrompeling te beletten, aan de
kust, en nog minder aan de landgrens. Hat
zijn ernstige woerden, maar ze zijn waar,
ten de plicht gebiedt, daarop hij hernieuwing
te wijzen.
Alles, wat tot dusverre in die richting
gedaan werd, is bekrompen stukwerk ge
weest. Ik herinner slechts aan den hespot-
telijken strijd omtrent „het blijvend gedeelte".
Alsof enkele duizenden mannen, verspreid
over vele garnizoenen, ook maar in de ge
ringste mate een macht beteekenen, om ons
voor een krachtig doorgevoerde overrompe
ling te behoeden!
Ook denk ik aan de landweer in de grens
districten, die nn in hoofdzaak voor dekking
door mobilisatie heet aangewezen te zijn;
maar -die voor het grootste deel zonder ka
der is en dus niet gevechtswaardig. Bui
tendien zijn die districten in de meeste ge
vallen veel te groot om een concentratie a
la minute mogelijk te maken, zoodat zelfs
goed geëncadreerd de kracht van venveer
en de onmiddellijke strijdvaardigheid van
dio landweer-bataljons aan de grens aller
minst voldoende is, en het is onverantwoor
delijk, de dekking onzer mobilisatie daaraan
te willen toevertrouwen.
Voldoende waarborgen kan ons slechts ge
ven een afzonderlijke, sterke, streng gelo-
caliseerde grens- en kustwacht, getrokken uit
alle gezonde en krachtige inwoners langs
de grenzen. Zoolang wij die niet hebben,
is onze mobilisatie niet gewaarborgd, is de
kans op vijandelijke overrompelingen hij een
conflict tusschen onze huren hijzonder groot,
vervullep. wij( onze roeping als vredewaohter
niet 'én loopen gevaar, om, zonder tegenweer
van be teekenis te kunnen bieden, onder den
voet geloopen te worden.
Het is op de instelling van' zul Ir een gr ens-
waoht, dat ik nogmaals de opmerkzaamhedd
van onze Regeering waag te vestigen. Een
sterke grens- en kustwacht, in den geest
zooals reeds meer dan eens door mij be
sproken, geeft ons waarborgen, dat vijande
lijke overrompelingen althans zoolang te
gengehouden zullen kunnen worden, tot ons
leger geheel gemobiliseerd zal zijn. Ja, zij
geeft ons, zoo al niet de zekerheid, dan
toch de groote waarschijnlijkheid, dat de
overrompelingen en dus de neutraliteitsschen-
ding niét beproefd zullen worden, en daar
door levert zij een groote bijdrage - tot het
behoud van den vrede.
In een driestar in „He Standaard"
over Schooltoezicht lezen wij
He benoeming van personeel eener school is
voor een 'bestuur altijd een heel moeilijke
taak, die niet dan met groote omzichtigheid
verricht mag worden. Zij is te moeilijker,
omdat er zoo weinig eenstemmigheid over
bestaat, welke regelen men hij zulk een be
noeming heeft te volgen. Het is dan ook
goed, id,at 'de gedachtenwisseling over deze
kwestie gaande gehouden wordt. Nu onlangs
6prak er in Hen Haag voor de districts-
vergadering van den Schoolraad weer de
heer A. Tjipkema over, in een rede, die aan-
Een dappere vrouw was Marie Simmel
altijd geweest en nooit had zij anderen met
haar verdriet lastig gevallen. En toch wa
ren het ernstige gedachten, welke de vol
gende dagen onder het golvende haar heur
spel dreven; ernstige, dooh geen trooste-
looze.
Een zeker gevoel van voldoening had zich
van haar meester gemaakt, nu de onzeker
heid voorbij was; nu zij wist, wat haar te
wachten stond.
Haar besluit was genomen: Om over den
eersten tijd heen te komen, voordat zij een
geregelde bezigheid had gevonden, wilde
zij de schilderij verkoopen. Maar slechts
aan hemzooveel stond vast.
Met eiken dag, die verstreek, werd de
herinnering aan haar bezoeker haar liever
en de gedachte aan hem verliet haar niet
meer. Zijn moeder zou 't schilderij ten ge
schenke krijgen, had hij gezegd. Hie man
moest een goed zoon zijn. Hoe zou zijn
moeder er wel uitzien? Of zij op hem ge
lijkt? Hoe vreedzaam moesten die beiden
samen leven. Hij is zeker slechts vrijgezel
gebleven, om haar op haar ouden dag niet
te verlaten. Niet uit schuchterheid, want
Eij heeft zijn mond op de rechte plaats.
Zij liet haar hand met de haakpen een
oogenblik rusten en keek naar beneden op
straat. He tijd was aangebroken, waarop
hij wilde terugkomen.
Maar hoe, als hij eens niet kwam? Als hij
(haar en haar schilderij vergeten, als hij
van zijn voornemen afgezien had? Zij had
hem niet bepaald iets beloofd; hij was dus
ook niet aan zijn belofte gebonden. Hat al
les ging haar plotseling door 't hoofd en een
onuitsprekelijk droefgeestig gevoel maakte
leiding gaf tot een interessant debat over
de vraag, of bijv. het oordeel van liet School
toezicht, t.w. het overheidsschooltoeziclit,
over een hoofd-sollicitant moet ingeroepen
worden. Hc redenaar was hiervan niet ge
heel afkeerig, maar anderen vonden er ge
vaar in, omdat het Schooltoezicht zoo licht
hui ten den kring zijner bevoegdheden treedt.
Inderdaad bestaat o.i. dit gevaar. Geen
bedenking is er tegen, dat het overheids-
schooltoezicht onverplicht gehoord wordt over
technische zaken. En in den arbeid van 'n on
derwijzer zit ongetwijfeld een goed deel tech
niek! Maar, nu daargelaten,, dat hij het on-
derwijs over 't algemeen, weinig zuiver
technische kwesties bestaan, zijn speciaal hij
de benoeming van een onderwijzer techniek
en beginsel zóó eng verbonden, dat hot oor
deel van een man van het overheids-school-
toezicht, die zelf niet is van onze beginselen,
bij zulk een benoeming slechts zeer betrek
kelijke waarde heeft en alleen onder zeer
veel voorbehoud gewicht in de schaal mag
leggen. Hierop moet de aandacht gevestigd
worden, omdat gevallen zich voordoen, clat
het Schooltoezicht zioh moeit met het Chris
telijk karakter onzer scholen op een wijze, die
allerminst door den beugel kan. Men zij dus
zéér voorzichtig!
„B e B e u k el a a r" schrijft over onze
nationalevolkskr aclh-t.
In Nederland ontwaakt frissche, jonge
kracht; wel wacht een zware strijd, maar
een lichtend verschiet wekt tot volhouden.
Nederlands toekomst ligt bijzonderlijk in
de frissche, opstuwende arbeidersmassa,
die waarlijk niet weet van oude bescha
ving, van een slechts turen op wat voorbij
is.
„In de menigte ligt onze toekomst. Er
is een verfijning van beschavingsleven, een
vertroetelen van den enkeling, een ver
weeking in levensvormen, waarbij men voor
de menigte terugdeinst. Mannen en vrou
wen, die niets verstaan van de uitslaande,
stuwende geestdrift van een arbeidersge
heel, dat al meer komt tot bewustzijn van
zijn strijd en zijn kracht en zijn willen.
Voor dit alles huivert men, men kan het
slechts zien als het opzweepen der massa
door volksleiders van lage persoonlijkheid.
Maar daarom is men in den grond dan
ook maar weinig nationaal. Wie verre van
zijn volk leeft, wie met de ziel der menig
te heel geen verwantschap bezit, staat
verre van het Nederland der toekomst.
Voorzeker hier zijn problemen van angst
wekkende diepte. Hie menigte zelf, met
heel haar willen van bb'jde, sociale toe
komst, is vaak zoo weinig nationaal, en
toch ligt in haar de volkstoekomst.
Maar dan zal ook weer een volk, waar
van de arbeidersmassa met al hun jeugd,
al hun stuwkracht, waarlijk nationaal ging
voelen, in de rij der volkeren van wondere
kracht zijn. Hit zij voor ons volk het
ideaal."
Hoe die volkskracht verhoogd kan wor
den?
„Slechts wie zijn volk, wie de arbeiders
liefheeft, kan de volkskracht verhoogen
Dan gaat men al meer verstaan, dat een
volk met lage loonen en lange arbeidstij
den uiteraard moet achterstaan bij andere
volken met betere arbeidsvoorwaarden.
Wie zijn volk liefheeft, wie waarlijk natio
naal gevoelt kan niet rustig blijven on
stil zitten, waar duizenden en duizenden
gezinnen uit dat volk bij voortöurenden
arbeid nog niet in staat zijn zich voldoen
de te voeden; waar z?oo duizenden door
gebrek verzwakken.
Met arbeiders zonder energie en lust tot
kennis, die in stompe onderdanigheid en
laakbare tevredenheid hun slavenlot voort
leven in onophoudelijk gezwoeg, komt geen
volk tot industrieele kracht. Welbeluste
arbeiders behoeven wij,, die wat weten en
wat kunnen en wat willen. He nieuwe teek-
niek, de huidige industrie van hoogcren
rang eischt arbeiders, die mensch zijn, die
een mensehwaardig bestaan bezitten. Men
bouwt geen machtig industrieleven op mot
loonslaven, die worden geknecht en uitge
zogen.
Hit geldt ook voor ons land. Yan de
kracht onzer arbeiders hangt ons industrie-
zich van haar meester, zoodat zij haastig
weer begon te werken, om haar gedachten
op do vlucht te jagen.
Maar van nu af luisterde zij angstig Kaar
elke bel; vol ongeduld wachtend, of hee
meisje zou binnen komen om hem aan te
dienen. En ofschoon zij telkens werd te
leurgesteld, zoo wekte het schrille geluid
steeds opnieuw de hoop bij haar op en deed
haar van blijde verwachting beven. Het
maakte haar zeer onrustig en toch, welk
een bekoring had die eerste vraag 's mor-~
gens bij het ontwaken: „Zal hij vancaag
komen?'' En die stille hoop bij het insla
pen 's avonds: „Misschien morgen!"
En daarbij werd het haar dagelijks dui
delijker: dat al haar hopen niet de som
gelds gold, welke zij voor het schilderij zou
krijgen.
Zij probeerde dikwijls met geweld, die
eene gedachte van zich af te zetten, maar
tevergeefs. Als de bel der voordeur over
ging, ©prong zij toch weer op en liep naar
de deur om te luisteren, wie of er was, of
zij hield het niet in de kamer uit, maar
voorkwam het dienstmeisje en deed zelve
open.
Bitmaal was het de postbode, die haai
een dik document bracht. He advocaat zond
de uitspraak der rechtbank.
Zij haalde haar schouders op. „Alsof die
nog de moeite van het lezen waard wasl"
En legde het ter zijde.
Pas 'b namiddags, toen het te donker
werd om te werken, nam zij het weer ter
hand. „In naam des Konings." Zij had nog
nooit zulk een geschrift gezien en begon
te lezen, zooals de nauwgezette scholier,
leven vooral af, en in dat industrieleven
ligt voor een goed deel de toekomst van
ons volk. He kracht van onze a,rbeiders
kan op zoo velerlei wijze verhoogd. En Git
is dan niet alleen een eisch van sociale
rechtvaardigheid, maar ook van nationale
verheffing."
Het artikel besluit aldus:
„Zoo klinke de eisch van sociale recht-
vaardighéid, om het arbeidersleven te ver
hoogen, de volkskracht te sterken, het be
drijf zelf mede aan de arbeiders terug te
brengen, de vrijheid def arbeiders te ver
zekeren. Maar die eisch is tegelijk een
nationale. Sociale rechtvaardigheid wekt
nationale samenbinding: nationale samen
binding, nationaal willen versterkt de volks
kracht tot sociale verheffing."
He verdwijning van ,,L and en
Y o 1 k" als orgaan van de V r ij z i n-
n i g-D emocraten, doet ,,H etïïuis.
gezin'' opmerken, dat het prijsgeven van
dit dagblad geen bewijs is van den bloei der
partij.
„Landen Volk" heeft eon zeer kun-
digen hoofdredacteur; het Kamerlid mr.
Marchant, en haar medewerker Kamer
leden en professoren zijn alle mannen
van de bovenste plank.
Toch heeft deze zeldzaam knappe staf
het vrijzinnig-democratisch hoofdorgaan
niet op de been kunnen houden.
Wel zal „voor de bevordering en versprei,
ding der vrijzinnig-democratische beginse
len" door het hoofdbestuur van den Vrij-
zinnig-Democratisohen Bond eerlang „een
nieuw orgaan" in het leven worden geroe
pen, maar een dagblad zal dit. blijkbaar
niet zijn; een maandblad of weekblad mis
schien.
He weelde van een algemeen dagblad
schijnen de vrijzinnig-democratische beenen
niet te kunnen dragen.
Uit het te-niet-gaan van dit blad, als
hoofdorgaan der partij, blijkt opnieuw, dat
deze partij wel een groot aantal kundige
officieren, maar geen soldaten heeft.
Nu zegt mr. Marchant wel, dat „Land
en Volk'' te veel een Haagsch blad was
om de geestverwanten buiten de Residen
tie te bevredigen, welke „voor het meeren-
deel gevonden worden in die kringen der
bevolking, die zich niet de weelde kunnen
veroorloven, meer dan één courant te be
talen", maar welke v r ij z i n n i g-d e-
mooratische gewestelijke of plaatse
lijke couranten lezen die geestverwanten
dan toch, daar vrijzinnig-democratische
dagbladen uiterst sckaarsch zijn.
He pers is tot zekere tot voorname hoog
te de afspiegeling van de beteekenis en dert
invloed eener partij. Welnu, naar dezen
maatstaf gemeten, kan men, vooral na het
wegvallen van „L and on Vol k", de
VTijzinnig-democratiscbe partij geen grooten
invlo ed toekennen.
„H e t Y o 1 k" vindt het verdwijnen- vap
„Land en Volk" een openbaring van
verval; een verval echter, dat niet nu pas
openbaar wordt.
De jongste gemeenteraadsverkiezingen
waren voor de vrijzinnig-democratische par
tij weinig minder dan een débacle. In Am
sterdam, waar het radioalisme eenmaal in
de gemeentepolitiek den toon aangaf, zijn
de vrijzinnig-democraten nu -innen één
van de negen districten teruggedrongenal
hun raadsleden zitten voor VIII. De sma
delijke val van hun hoofdman Treub in Den
Haag was als het ware een sprekend sym
bool van hun teruggang. En thans komt het
verdwijnen van hun dagblad die achter-
waartsche ontwikkeling bekronen.
Niet, dat het blad zoozeer verlangt naar
het verdwijnen van de burgerlijke, democra^-
tie, doch „Land e n Y o 1 k" ziet het met
vreugde heengaan.
„Toch moeten wij erkennen «het verdwij
nen van „Land e n V o 1 k" als vrijzinnig-
democratisch orgaan niet zonder voldoening
vernomen te hebben. Er waren weinig bla
den, die peuter ach tiger en kleinzieliger ge
redigeerd werden dan dit. Zijn polemiek
bewoog zich meestal op het laagst denk
baar peil van hakketakkerij ca politiek
concurrentie-gewurm. Onder zijn leiding
1 ook was de vrijzinnig-democratie er in ge-
die, als hij een nieuw boek ter hand neemt,
al hetgeen op het titelblad staat, leest:
„In de hedendaagsche zitting van de zes
de burgerlijke kamer van het gerechtshof
I, waaraan deelnamen de heer Rudorf als
voorzitter...:" Zij hield op, want plotseling
ging haar een licht op en werd haar alles
duidelijk. Rudorf, niet Rudolph, was zijn
naam, en nu wist zij, waar zij hem reeds
eenmaal had gezien. Zij streek met de hand
over haar gelaat, waarnaar het bloed op
steeg, en schaamte, toorn en teleurstelling
streden om den voorrang. Dus dat was bij
Alles, wat haar over de laatste dagen had
heengeholpen, wat haar de onrechtvaardig
heid gelaten a'eed opnemen, wat aan haar
wezen, haar zelve onbewust, vleugels had
verleend, alles was opeens verdwenen, weg
geveegd als een wolkgevaarte in den storm
en niets bleef over aan een gevoel van ver
schrikkelijke leegte.
Zij wrong haar handen. Hij had den
draak met haar gestokenhij had haar op
gezocht in de hoop op een genoeglijk avon
tuur. Alles, wat hij had gezegd, was ge
logen en listig beö'aoht geweest. Dat juist
h ij het moest zijn, in wiens hand haar lot
lag; hij, die haar met haar rechtmatigen
eisch had afgewezen I
Opeens kwam haar het gevelde vonnis,
hetwelk haar nog juist vrij onverschillig
had gelaten, als een smaad, een slag in 't
gezicht voor; zij had een gevoel alsof
de schande nooit meer van haar zou wij
ken. En dat juist hij haar deze schande
aangedaan, dev.© smet aangewreven had
Het liefst zou zaj het huis verlaten hebben
en ver weggaan, waar niemand haar ken
de. Zij verborg haar gloeiend gelaat in
slaagd door een van socialistenhaat beziel
de gezagsaanbidding enkele bevolkings
groepen, die nog geruimen tijd haar na
tuurlijke hulptroepen hadden kunnen zijn,
de onderwijzers en de overige ambtenaren,
goeddeels van zich te vervreemden.
Het kwam herhaaldelijk voor, dat, voor
gegaan door „Land en Vol k", de vrij
zinnig-democratie minder democratischen
zin aan den dag legde dan een liberaal smal
deel, dat naar de geijkte opvatting rechts
van haar geacht werd te staan.
Wanneer het verdwijnen van „L and en
Y o 1 k" als vrijzinnig-democratisch orgaan
tevens het einde van het regime-Marchant-
Treub in de partij beteekent, dan kan het
haar ten slotte nog ten goede komen. Wij
vreezen echter, dat daarvoor deze paitij al
te ver op de anti-socialistische baan is. Eö
in dezen tijd is elke anti-socialistische de
mocratie ten ondergang gedoemd."
Omtrent den brand te Spek-
holzcrheide meldt de ,L. K." dat Zondag
avond op de zoogenaamde Houtbroek
brand uitbrak, waarschijnlijk in een stal
van zekeren aldaar wonenden Zimmer-
mann. Er ligt daar een huizencomplex van
ongeveer 13 of 14 oude woonhuizen, waar
van er meerdere gedeeltelijk met oude mu
ren en daken. Het lag dus voor de hand,
dat de brand dadelijk een groote uitge
breidheid aannam en achtereenvolgens een
achttal huizen, bewoond door elf gezinnen,
aantastte en tot den grond vernielde.
Zoo snel greep het vuur om zich heen,
dat verschillende bewoners zich slechts met
de grootste moeite konden redden en zelfs
een vrouw bij de redding van haar kind de
voeten zou verbrand hebben. Alle roerende
Kave en meubelen werden een prooi der
vlammen, doch terwijl de huizen alle ver
zekerd waren, zijn een paar inboedels niet
verzekerd.
Het geheele complex lijkt thans nog
slechts eeü groote smeulende puinhoop, die
elk oogenblik opnieuw kan opflikkeren en
de overgebleven huisjes en schuren met
vernieling dreigt. Het aan den weg gelegen
café Sakkers, is geheel uitgebrand, almede
de kleine huizen, die alleen achter dat huis
gelegen zijn.
Een elftal gezinnen zijn thans zonder
onderdak, doch worden hier en daar thans
ondergebracht.
Wat ook te Kerkrade gebleken is, heeft
Spekholzerheide ook moeten ondervinden.
Gebrek aan voldoende bluschmiddelen, aan
een flinke brandweer en aan water heeft
rvok te Soekholzerheie den brand verge
makkelijkt.
In de bij de gemeente Keulen
behoorèndo voorstad Kalk werd eergister-
middag ~op de-n bodem van een door de
warmte uitgedroogden vijv.ex het lijk van
een vrouw gevonden, waaraan hoofd, armen
en beenen ontbraken. De romp was met tal-
looze messteken doorboord. Waarschijnlijk
heeft deze moord binnen de laatste drie
weken plaats gehad. Êen gerechtelijk onder
zoek is spoedig ingesteld. Men heeft den
vijver droog gemaakt, maar de andere
lichaamsdeelen zijn tot nu toe nog niet ge
vonden.
De „Lutin e". Het berging s-
s'-oomsohip „Lyons" is gistermorgen van
Terschelling naar Amsterdam vertrokken
om een der zuigbuizen te laten 'herstellen,
alsmede om enkele machinedeelen te laten
repareeren.
De „Lyons" heeft in den laatsten tijd ge
regeld op de „Lutine" gewerkt en ruim
200 Spaansche matten opgehaald, hoofdza
kelijk met den beeldenaar van Filipa
van Spanje en het jaartal 1798. (In 1799
is de „Lutine vergaan). De heer II. Duyf to
Amsterdam heeft photographische opnamen
van de Spaansche matten gemaakt, welke,
naar men zegt, zullen worden gezonden aan
de aandeelhouders van de. bergingsmaat
schappij, die de schatten van de „Lutine"
naar boven wil brengen.
Goud is tot nu toe n>iet gevonden, ovel
een stuk roestig ijzer, waarin blijkbaar een
goudstaaf gezeten had.
haar handen, alsof niemand het zien mocht.
En hoe goed' wist hij comedie te spelen!
Hoe liet hij haar heur hard oordeel over de
juristen zeggen en glimlachte daarbij, alsof
hem de zaak niets aanging. En dan gaat
hij heen en wreekt zich heimelijk, uit een
hinderlaagO, het is te verachtelijk
Zij stelde zich in haar geest alle bijzon
derheden voor en zag in den arrnen rech
ter een der ergste misdadigers. Zij zag hem
met zijn vrienden voor de schilderij staan,
zag hem listig glimlachen en door toespe
lingen en halve woorden het geloof opwek
ken, alsof hij succes had gehad. Niet beter
dan de anderen, die ook hun geluk bij haar
wilden beproeven, slechts geslepener en slu
wer. En hij, juist hijMaar hij zou onder
vinden, met wie hij te doen had 1
En nu overviel haar weer, maar ditmaal
uit een andere reden als vóór dien tijd,
naar zij meende, do vrees, dat hij niet
mocht terugkomen. Maar waarom of haar
hart bij de vraag: „Wat dan?" klopte,
kon zij niet begrijpen. Het hart had daarbij
toch niets te maken.
„De weduwe met het kinderlijk gemoed.*'
Zóó had Rudorf het jonge vrouwtje ge
noemd, toen hij zijn moeder van het bezoek
vertelde. Want dat hij haar dat niet moohfc
verzwijgen, sprak vanzelf. Het zou immers
bepaald verkeerd zijn geweest, om de oud©
dame, aan wie dergeb'jke dingen zoo be
steed waren, zulk een aardig avontuur ta'
onthouden I
(Worde vervolgd.)