ZONDAGSBLAD*
Ü-1D5CH DAGBIAD
VAN HET
STOFGOUD.
RECEPT.
ALLERLEI.
Asm© 1911.
■x.i 11;* i
AAA 9 lil
ia iet overgegaan.
De kleuren in de Russische taal.
kunst" van hemzelf; bovendien deden rj
eon boetjo aan muziek. Dat haar geest zien
daarbij niet ge-zond ontwikkelen kon, ligt
voor dc hand. Zij hadden de zonderlingste
gedachten en waren geregeld in een zwaar
moedige stemming. Tot uitspanning speel
den zij treurmarsdien of zongen doodenmis-
sen, on als haar broer, do Dauphin, bij haar
'was, praatten zij ovor lijkpleohtigheden.
Haar jeugd bood weinig lichtpunten aan.
De dood van oen der Prinsesse.i, Henrictte,
aoheen de aanleiding to zullen worden van
een toenadering tusschen vaa'er en kin
deren; de Koning verordende, dat hij dage
lijks in do kamer van de oudste, Adelaide,
de middagkoffie zou gebruiken. Dat ging
dan als volgt in zijn werk. Hij liet Adelai
de roepen, die ó'e voJgcnde zuster schelde;
dezo schelde aan No. 3, Vietoire; Victoire
aan Sophie, en Sophie aan Louise. Als
Louise dan kwam, had zij gelegenheid to
zien, dat haar vader door de andere dour
verdween. Dergelijke pogingen van toe
nadering werden later herhaald; eerst na
het overlijden van Pompadour, en later na
don dood van de Koningin, maar een wer
kelijk intiem© verstandhouding te verkrij
gen mislukte steeds.
Ambtelijke courtoisie in de
negentiende eeuw.
In liet werk van J. Eggmk, „Album der
kosterijen", komt onderstaand staaltje van
ambtelijke courtoisie in de 19de eeuw voor:
De Weledele Gestrenge Heer en Mr.
Bernard Wichers, Advocaat bij het ge-
regtshof van de Provincie Groningen, Ontr
fanger van de Directe belastingen en ac-
cijnsen in de gemeente Baflo, vind zich
verplicht om aan de ingezetenen bekend te
maken
Navolgende bepalingen ten zijnen kan
tore.
lo. Het zal niemand geoorloöfd zijn om
het kantoor binnen te treden, alvorens aan
do deur geklopt te hebben en van binnen
horende roepen met luider stemme:
BINNEN.
2o. Zal men de deur mogen openen en
met ongedekten Hoofde, binnen treden
zonder te rooken of op eenigo andere wijze
tabak te gebruiken, vermits het zwakke
caliber van den ondergetekende zulks niet
gedoogt.
3o. Jüen ieder zal verpligt zijn om de
ondergetekende in deze wijze aan te spre
ken, namelijk: Uw dienaar Mijnheer Onfc-
fanger.
H00 vaart UEdele?
Kan ik geholpen worden t
4o. Evenmin zal iemand de stoutheid mo
gen nemen, om op een stoel te gaan zitten,
alvorens hem zulks worde gepresenteerd en
eindelijk ten
5o. Heb ik gemeend als een man van
opvoeding deze bovenstaande wellevend
heid aan een onbeschaafd publiek onder
't oog te moeten brengen, en ik vertrouw,
dat niemand mij zulks ten kwade zal
nemen, aangezien ik het van ganseher harte
meone.
Baflo, den 21 February 1826.
B. W. WILHERS.
Bovenstaand is een afschrift naar het
origineel, gevonden in de arohieven vao
net Ministerie van Financiën.
Schepen zonder zeeziekte.
Met de toenemende grootte der schepen
▼oor het vervoer van passagiers is de zee
ziekte aan boord reeds veel zeldzamer ge
worden dnn zij in vroeger tijden was. Bij
zeer bewogen zeo komt de lastige gast wol
ia waar nog steeds aan boord. Men hoopt
haar nu geheel en al te verdrijven «lo<»r
het opheffen der onaangename rolbewe-
gingen der passagiers-stoombootende
stampende bewegingen bij zware zee zul
len wel niet weggenomen worden.
1)6 gunstige ervaringen, welke de Ham
burg-A me rika-lijn op haar schepen „Ypri-
ranga" en ,,Corcovado" met de slinger
tanks van Frahm heeft opgedaan, zijn aan
leiding geweest, dat men de tot plezierboot
verbouwde snelle stoomboot „Deutschland"
en de in aanbouw zijnde reuzenboot van
50,000 ton met deze tanks, welke het slin
geren verminderen, heeft uitgen^t. De
tanks zijn dwarsliggende U-vormige kana
len van grooten diameter, waarin water
heen en weer kan loopen. De rollende be
wegingen van het schip doen het water
heen en weer gaan in slingerende bewegin
gen, welke achterblijven bij de slingeringen
van het schip, zoodat deze laatste slingo-
ringen minder hevig worden.
In welken omvang deze werking werkelijk
bereikt wordt, toonen de ervaringen, op
gedaan met de beide bovengenoemde proef-
stoombooten ,,Ypriranga" en Corcovado".
ieder van ongeveer 8000 register-ton.
De kapitein van dc eerste boot be richt i
„Op de reis van Southampton naar Vigo
waren de slingerbewegingen niet grooter
dan 8 gr. Toen de achterste tank voor kor
ten tijd buiten bedrijf moest worden ge
steld, namen de rolbewegingen terstond toe
naar die zijde tot 13 gr.
Er liep een hooge deining en een zware
zee. Buiten-bedrijf-stellen ook van de voor
ste tank scheen niet raadzaam. Op de te
rugreis heerschte een stormachtige Noord
westenwind met hooge deining. Proeven
gaven het volgende resultaat: Met beide
tanks in functie slingerde het schip 3 tot
4 gr. naar iedere zijde, met éón tank 5
tot 6 gr. De passagiers waren over de
werking der tanks ten hoogste verrast."
Waar 's mensehen schoonste en liefste ge
dachten zijn, daar is de mensch. Hij is niet
waar hij leeft, maar waar hij liefheeft.
Jean Paul.
Sa «Som bij koud vleescli i 0
gebruiken.
Men wrijve twee hard gekookte eieren
door een zeef, en vormenge ze daarna roe
rende met 'n rauwen eierdooier; steeds roe
rende voege men er bij drie lepels fijne Ge-
nua-olie, een lepel azijn, een theelepel mos
terd, een weinig peper, een paar fijnge
hakte sjalotjes, een paar lepels fijngehakte
peterselie of dragon en een weinig zout.
Men roert totdat de saus goed gebonden is.
Tweede recept.
Men kloppe eonige lepels slaolie geduren
de tien minuten, voege er langzaam een
paar lepels azijn bij, wat zout, peper, een
halven eetlepel gehakte dragon, en dito
pimpernel.
'Antiquiteiten.
Bij de muziek in het Van-der-~7erf-park
paeseeren een heer en een dame twee
meisjes, waarvan het eene snibbig tegen
den heer zegt:
„Mijnheer, waarom kijkt mij zoo aan?"
Onmiddellijk repliceert de dame:
„Hij is een liefhebber van antiquiteiten."
Meisje af.
In gedaohten.
Professor: „Wat is er vanmiddag te
eten?"
Kellner: „Ossetong in Madera."
Professor: „En hier?"
M a 1 8 o h.
Vleeschhouwer (tot oude vrouw): „Waar
om koopt u geen ossevleesch meer
bij mij?"
Vrouw: „Met hot laatete, dat ik gekocht
heb, had ik mijn laarzen kunnen verzolen.
Vleeschhouwer: „Waarom hebt u dat dan
niet gedaan?"
Vrouw: „Ik wou hot doen, maar de spij
kers gingen er niet door.'t
Slapend Raadslid.
„Sedert mijn man gemeenteraadslid is
geworden heeft hij zijn middagslaapje op
gegeven."
„Heeft Kij dan zooveel te doen?"
„Neen, nu slaapt hij' in de zittingen."
Willem en de borstbeelden.
De pa van kleinen Wim is een hartstoch
telijk jager. Eens op een dag stuurde zijn
mama hem uit koffiedrinken naar een
vriendje, wiens ouders de eetkamer ver
sierd hadden met borstbeelden van gestor
ven verwanten. Midden onder het eten
maakte Wim, met een zwaai van zijn mes
naar de bustes, deze opmerking tot de
mama van zijn vriendje:
„Heeft u die geschoten?"-
Mevrouw De Zwijger.
De schoolopziener bracht*een bezoek aan
dé school; en de meester had den jongens
goed op het hart gedrukt: „Antwoordt niet
ads je niet bijna zeker bent, dat je ant
woord goed is."
De schoolopziener vroeg geschiedenis.
„Vertel me eens, wie was de moeder van
den vader des vaderlands, Willem den
Zwijger?"
Hij richtte de vraag tot een jongen op
de eerste rij, dan tot de heele Idas. Geen
antwoord. Eindelijk, Ihet hart van den
meester zwol van vreugde daar ging een
vinger omhoog.
„Wel, mijn jongen," zei de schoolopzie
ner aanmoedigend, „wie was het?"
„Mevrouw De Zwijger, meneer.''
Zaak omhoog!
„Heb je gezien, dat je buurman een
groote advertentie heeft geplaatst op het
gordijn, in de komedie?"
„Ja, hij wil graag eens zien^ dat zijn
zaak in de hoogte gaat."-
Eigen schuld.'
„Zeg, boer, die visoh, die je me Vrijdag
verkocht hebt, was niet versch."
„Ja, mevrouw, dat is uw eigen sohulcL
Ik wou ze u al Maandag verkoope^ maar
toen wou u ze niet hebben.'i
Herinnering.
Student: „In mijn eerste studiejaar ben
ik op een avond zóó dronken geweest, dat
ik mijn Baarzen in bed legde en zelf voor
de deur ging staan. Ik merkte de vergis
sing pos, toen ik den volgenden morgen ge
poetst werd."'
Waardeering.
Gast (tot restauratiehouder, terwijl hij
met smaak een flensje naar binnen speelt)
„Wat Schiller is in de literatuur, Raphael
in de schilder-, Michel Angelo in de beeld
houwkunst dat zdjt gij in het Lensjes-bak
ken."
Echtelijke samenspraak.
Zij: „Ik heb verschillende dingen, waar-
O-ver ik met je spreken moet.''
Hij: „Dat 's vreemd, anders spreek je
alleen met me over dingen, die je nog niet
hebt."
Uit een schoolblad.
„Wegens vergrooting der tegenwoordige
wordt aan de Chr. school te Balk (Fr.) ge
vraagd een onderwijzeres."
Gedecolleteerd
„Zoo, was mevrouw Jansen ook aan dat
diner. En wat voor japon had zij nnrl?"
„Dat weet ik heusch niet. Ik kon toch
moeilijk onder de $aiel kijken
19 Augustus.
Het park vertoont zich onder de heldere
eon in frissche weelde. Een paar vlinder
tjes fladderen door het groen.
„Kon ik ze maan* achterna", denkt Ulli,
„om ze in mijn muts te vangen." Maar dat
kan met om twee redenen. Ten eerste staat
er straf op, over het weiland te loopen,
straf, altijd straf 1 en ten tweede: de
kleine vent voelt zioh gedrukt, angstig. Hij
zucht, en twee dikke tranen rollen hem over
de wangen. Hoe het komt, dat zoo'n groote
jongen van zeven jaar schreit als een baby?
't Is maar goed, dat niemand het gezien
heeft; het park is in het middaguur ge
woonlijk bijna verlaten. Nu kan hij ten min
ste eens goed uithuilen; misschien helpt
dat wel.
„Kijk hem daar!" roepen een paar jon
gens, die juist van het heuveltje naar bene
den komen hollen. „Die huilt, omdat hij niet
overgaat."
„'t Is niet waar I" jammert Ulli en stampt
met zijn voet op den grond, terwijl hij er
zachtjes bijvoegt: ,,'t Is alleen, omdat mijn
moedertje zoo boos zal zijn 1"
Ja, dat is het. Uili's moeder heeft groote
plannen met haar jongen, 'fc Komt Ook,
doordat de ooms zoo vreeselijk knap zijn:
oom Frits is architect en oom Paul zelfs
rechter. Nu moet Ulli ook zoo knap wor
den, en daarom zal mama hem naar het
gymnasium sturen, waar hij zelfs Grieksch
en Latijn zal te leeren krijgen. Hu!
Urenilang leest en leert en repeteert zij
met hem, maar zoodra Kij in de klasse is,
vliegen zijn gedachten naar elders. Altijd,
wanneer hij aan iets aardigs of prettigs
denkt, wordt juist zijn naam afgeroepen,
en dan keeren alle jongens zich naar hem
om en vermaken zich natuurlijk te zijnen
koste.,
„Hoe zou die leeraar het toch altijd mer
ken," peinst Ulli, „dat een jongen aan an
dere dingen denkt dan aan die vervelende
dubbele medeklinkers bijvoorbeeld? En het
is toch heel begrijpelijk, want ©r zijn veel
prettiger dingen, zooals de poppenkast;
daar heb ik pas weer wat moois voor be
dacht. Vandaag..." 't Is hem ineens, alsof
een donkere wolk, een groote, zwarte wolk,
voor de zon schuift. Vandaag moet hij ma
ma het onvoldoende werk laten zien en de
boodschap van meneer overbrengen: „Van
overgaan geen sprake 1"
Eigenlijk durft hij heelemaal niet naar
huis gaan. Hij ziet al mama's booze gezdoht,
en zij zal zeker de deur hard achter zich
dichtslaan en den heelen dag geen vriende
lijk woord meer zeggen. Hij weet wel hoe
dat gaat, aüs zij zoo is, en telkens zucht of
soms zelfs tranen in de oogen krijgt.
Neen, hij kan haar het schrift znet de
twaalf fouten in zijn werk niet laten zien.
Hij zou haar niet meer kunnen aankijken,
en beeft nu al van angst, ofschoon mama
hem toch nooit heeft geslagen. Neen, dat
niet, niet nanr huis. Li ver wil hij... ja,
wbti eigenlijk 1 U -it c©n avontuur
lijk idee bij hem op, en hij holt naar huis,
stormt de trap op, zijn woning voorbij- en
blijft dan een oogenblik luisterend staan.
Hoorl Louise rammelt met het keukenge
reedschap. Nu zou hij maar behoeven aan
te kloppen en zij zou hem binnenlaten.
Plotseling is het hem, alsof hij schreden
hoort naderkomen. Met twee sprongen is
hij op de zoldertrap. Hier, boven, vindt hij
•heb altijd heerlijk; altijd gaat hij mee als
Louise de wasoh naar den zolder brengt.
Maar nooit heeft zij hem toegestaan, tus-
schen den ouden rommel daarboven te gaan
snuffelen, maar nu kan hij ongestoord zijn
gang gaan, en het benieuwt hem erg wat
eo- in de groote kist of in dien ouden zak
zal zitten. Daar staat hij te midden van al
dat interessante; tusschen het waschgoed,
dat van de lijnen afhangt. Het blijkt nu
toch niet zoo mooi te zijn als hij gedacht
heeft, want de oude kifet kan hij maar niét
omkantelen, 't Is ook heel moeilijk om zoo
iets te doen, als men zoo bedroefd is en
voortdurend moot huilen. Hongerig is hij
ook, en erg moe; het zal het beste maar
zijn om te gaan slapen in de oude slede,
die nog op zolder staat. Maar dat gaat
heelemaal niet, want nu rammelt er iets
onder de balken, clan weer onder het dak.
Eon windvlaag doet het wasohgoed als op
geheimzinnige vleugcis omhoog gaan. Er
gens klappert een venster, heel beneden
knerpt een deur.
„O, wat is het hier griezelig!" denkt
Ulli.
Nu hoort hij duidelijk stappen naderko
men, en duikt ineen, om het spook niet te
zien, dat zeker over de gang sluipt. Dan
ineens klinkt het: „Jongen, hoe kom jij
hier? Overal in de buurt heb ik naar je ge-
izocht. En Wat is je gezicht warm en rood,
Ulli; ben je ziek?"
Even later zit hij op mama's schoot; zijn
hoofdje ligt zacht tegen haar arm, en haar
koele hand streelt zijn verhit gezichtje. „O,
wat is het toch heerlijk bij mama, en wat
is het vreeselijk. op zolder I"
Maar het schrift moet hij nu toch laten
zien, ondanks zijn angst; want hij heeft
toch beloofd nooit iets le zullen verbergen.
Van mama's schoot laat hij zich glijden en
wankelt naar den hoek, waar zijn school-
tasch altijd hangt. Muar eer hij die be
reikt heeft, struikelt Ulli over zijn eigen
voeten, valt voorover en verroert zich niet
meer.
Daarna moet er allerlei gebeurd zijn,
waarvan hij later niet meer weet. Als hij
de oogon opslaat, staat de oude dokter aan
zijn bedje en zegt hoofdschuddend: „Wat
haal je nu uit, ventje? Dat verstopt zich
op zolder, waar het zoo tocht, en bezorgt
zicb een longontsteking 1"
Ulli sluimert weer m en ziet vreeselijke
dingen in zijn slaap. Nu zijn het. handen,
die naar hem grijpen en dan weer vreese
lijke dingen, die steeds grooter en grooter
worden. Dikwijls ziet hij mama, flic aan
de overzijde van oen rivier staat m hem
roept. Later wordt bij wel wat rustiger,
maar dagenlang ia zijn jong leven in ge
vaar en op den dag van de crisis neemt d*
koorts nog hevig toe.
Mama wijkt geen oogenblik van Ulli'».
bed; zij houdt zijn wit handje vast en be
luistert zijn korten, hijgenden adem. Koto;
haar liefde hem maar reddenMaar juisfc
zij heeft hem leed veroorzaakt, want uife
haar eerzucht is de strengheid ontsproten*
die haar den te,ugel strak deed houden,,
Een der eersten en knapsten moest hij
worden om een schitterende toekomst te,
hebben, en zij zag wel hoe de kleine jongen;
zióh aftobde, hoe hij menigcü harden,
strijd met zichzelf had te voeren, maar
haar strengheid verminderde niet. Zij wilde
immers zijn bestwil!
Hijgend werpt het kind zich op de an
dere zijde, zoodat het gloeiende hoofdje in
haar arm rust. „Lieve, lieve jongen!" fluis
tert zij, „heb ik het jo dikwijls zoo moeilijk
gemaakt? Menig heerlijk uurtje van spelen
je ontnomen, en maar niet begrepen, dat
het je steeds moeilijker word en mijn
strengheid je al maar schuchterder en aar*
zclender maakte?"
„Als God mij jou laat," zegt zij zachtjes,
„dan zullen wij opnieuw samen werken,
langzaam, stap voor stap, en zonder toorn
en eerzucht,-" En haar moederliefde brengt
haar tot de, erkenning: „Beschik niet over'
het lot van uw kind, laat het zich naar
eigen kracht ontwikkelen. Maar verminder
zijn kindergeluk niet!"
Later, als de arts naar het kind komt
zien, knikt hij de moeder glimlachend toe.
„Wij mogen hopen..."
En de dag komt, dat Ulli, in een deken
gepakt, op mama's schoot mag zitten en
spelen. Zij bouwt huizen en torens "voor
hem en streelt hem af en toe over do ver
magerde wangen. Als hij door het raam op
straat kijkt, ziet hij daar zijn vriendjes
Frits, Paul en Walter spelen. Dat kunnen
zij nu met een vroolijk gemoed doen, Want
z ij zijn overgegaan.
In stilte verbaast hij zich over mama's
vriendelijkheid. Zou zij nog niets weten?
„Weet u dan niet?" fluistert hij haar
aarzelend in het oor, dat ik... ben... blijven
zitten? Bent u daar heelemaal niet boos
over, mama?"
Daar voelt hij een langen, innigen zoen
op zijn voorhoofd, 't Is een lichtst mal in
de duisternis voor hem. „De volgende maal
lukt het wel," verzekert hij trouwhartig,
en mama lacht hem toe, terwijl zij zijn
handje vasthoudt. „Ja hoor, de volgende
maal, dan lukt het zeker en vast!"
Over de geheele wereld spelen de kleu
ren een groote rol. Hot valt dan ook niet
te verwonderen, d'at zij in elke taal een
gewichtige bcteekenis hobben gekregen,
hoofdzakelijk bij vergelijkingen en ter ver
duidelijking van hot genoemde voorwerp.
Ook de Russen met hun gevoel voor kleu
renpracht hebben hun taal „kleurrijk"