FEUILLETON.
Se hond van Sherlock Holmes.
Gestrand in den mist.
Gelukkig nog bijtijds gered!
kind. Marcus liet sned in meesters hand het
doosje glijden dat hem misschien zou red
den, en ging toen weenende weg.
Een korte poos daarna Je wam het ver
schrikkelijke oogenblik voor Alpisoius aan,
die vastberaden naar den kuil marcheerde,
waar de leeuwen brulden. De wachters
ontsloten de eenige opening van de grot
en duwden hem er in. In het donker zag
Alpiscius de oogen der leeuwen glinste
ren.
De nacht brak aan en het was doodstil
in den kuil.
De roofdieren, die eerst verrast waren
over de verschijning van een man, slopen
geruischloos naderbij en deden eindelijk
een sprong onder het uiten van een vreug-
degebruL Alpiscius zag in hun opengesper
de muilen de verschrikkelijke tanden en
het was hem alsof hij ze al in zijn lichaam
voelde dringen.
Maar dat gebeurde niet, een der dieren
stond stal, deed zijn bek dicht, ging voor-
adohtig achteruit en strekte zich' als be
dwelmd tegen den wand van de kuil uit.
De tweede leeuw trachtte zich te verzetten
tegen het gevoel van slaperigheid, dat zioh
van hem meester maakte, hij hief den kop
op, wilde bijten, maar rolde, even als zijn
kameraad op den grond. De derde brulde
nog, maar ook hij moest den strijd tegen
het gevoel van bedwelming opgeven-
Men kan zich voorstellen hoelang de nacht
den veroordeelde toescheen: van tijd tot
tijd bewoog een der leeuwen zich, geeuw
de en snoof de lucht op. Zou hun slaap tot
den volgenden morgen duren?
Eindelijk zag Alpiscius 'door de tralies
van den kuil den dag aanbreken, maar
toen overviel hem opeens een ernstige ge
dachte: daar men dacht dat hij al lang
verslonden zou zijn, zou men zich ongetwij
feld niet haasten om naar de grot van
Nerea te komen, in dat geval zou hij ver
loren zijn.
Deze gedachte bleek gelukkig onjuist te
zijn, een verwijderd gedruisch kondigde de
komst der wachters aan. Zij begeleidden
den keizer in persoon, die zioh er van wil
de vergewissen, dat het vonnis over
Alpiscius was uitgevoerd. Hoe groot was
de verbazing van Tiberius, toen hij den
ter dood veroordeelde glimlachend tus-
schen de drie leeuwen zag staan, die aan
zijn voeten lagen te slapen. Maar in dien
nacht van doodsangst waren de donkere
haren van Alpiscius sneewwit geworden.
„De goden hebben hem zeker be
schermd,riep de keizer uit.
„Wat beveelt de keizer nu?" vroeg de
jonge Romein, bevend bij de gedachte, dat
17,
Maar nu was Holmes zoozeer verouderd,
en verpletterd door dien slag, dat zijn doch
tertje hem ontnomen was, dat hij zich op
bet oogenblik met geen enkele taak bezig
hield.
La Couleuvre verbrak eindelij1* het stil
zwijgen en vroeg, bijzonder vriendelijk dit
maal geef ons toch iets te drinken, Moe
der
„Jawel, jongen, waoht maar I"
En onmiddellijk kwam vrouw La Torte
aangedragen met een flesch brandewijn en
vier groot© glazen, waar de anderen gretig
op aanvielen, terwijl Tommy Sharpbleef
toezienhij wilde niets daji een glas water
„Ja, ik heb nog een zaakje op het oog!"
begon de baas. „Het geldt nu weer een ju-
welierswinkcl leeg te grazen. Aanstaanden
Zondagochtend, zes uur, moet je maken,
'dat je met den auto: rue de Vaugirajrd 448
bent. Boven den winkel in kwestie, stond
een woning te huur, die nu echter een huur
der heeft gevonden, ja die zelfs heel ge
haast schijnt te zijn om er in to trekken.
We zullen dus dan Zondag als schilders ver
kleed, cr in gaan en zullen ons dan dapper
weren: (Lw.z. we zullen een gat maken in
een tweede gril hem aan een andere mar
teling zou blootstellen.
„Tiberius houdt altijd zijn eens gege
ven woord," hernam de keizer. „Wachters
ontsluit de deur van de kuil en bevrijdt
den gevangene. Gij zijt sterk en moedig,
Alpiscius gij hebt geen angst getoond voor
den dood; zulke moedige mannen heb ik
noodig."
Maar Alpiscius keerde niet naar Tiberius
hof terug, hij ging rustig te midden der
zijnen wonen met Markus, wien hij de vrij
heid had gegeven en voortaan als zijn
vriend beschouwde. Zoo heeft hij nog lan
gen tijd gelukkig geleefd op zijn prachtig
landgoed aan de oevers van de Tiber-
Onze broer Jan had het ,,'t Betooverde
Eiland" genoemd en daarom hielden wij
het dan ook voor zoo'n uitverkoren plekje
daar in de verte! Onze groote broers: Jan
en Wim waren nu weer naar de kostschool,
dus wij, zusjes, hadden het vrij saai en wis.
ten maar niet, wat we bedenken zouden
om ons wat afleiding te verschaffen.
„Ha, daar weet ik watl" riep Alice op
eens, „laten we het betooverde eiland eens
wat nader gaan onderzoeken.
Nou, ik was er dadelijk voor te vinden
maar alleen vond ik het w l wat ver weg.
Het betooverde eiland lag n. 1. het verst
verwijderd en wij zouden een aardig eindje
moeten roeien eer we er waren.
„O, dat is niets. We zullen de oude
visschersboot nemen, die wordt toch nooit
gebruikt," sprak Alice.
„Jawel, maar die lekt!" opperde ik nog.
„Nou goed, we zullen probeeren."
We gingen nu proviand opdoen in de keu
ken en maakten ons dus reisvaardig. Het
roeien viel echter niet mee. De riemen wa
ren zoo zwaar te hanteeren, en het duur
de heel lang, eer wij de plaats onzer be
stemming bereikt hadden. Ook viel -et
Betooverde Eiland niet mee; het wat net
als alle andere, alleen maar wat kleiner
en rotsiger. We gingen hier echter aan wal,
zetten thee en hadden een razenden honger,
waarna we wel op verkenning uit moesten
wilden we tenminste nog bijtijds thuis ko
men. We liepen dus eerst eens het strand
op en verzamelden daar schelpen, iets,
wat ons naderhand zeer berouwde, want er
kwam een dikke mist opzetten en we had
den kans, dat we straks geen hand voor
oogen meer konden zien.
Ja, wat moesten we nu doen Weer te-
bet plafond, groot genoeg, dat La Couleu
vre daar door zal kunnen en die zal in het,
huis blijven, als wij er 's avonds uitgaan, die
«ai ons dan natuurlijk de deur openen van.
het magazijn. -
„Moet de hond mee?"
„Ja, die kan ons wel van dienst zijn, ter
wijl we 's fr">nds in den winkel zullon blij
ven. Begrepen?"
„Ja.
Het edele drietal had elk woord zorgvul
dig opgevangen, ofschoon het gebruik van
den brandewijn anders niet bepaald bevor
derlijk was, om de hersenen frisoh te hou
den„Nu, dan ga ik jullie verlaten," sprak
Tommy Sharp verder, en reeds stond hij op,
toen hij ineens een alleraardigsten inval
scheen te hebben. „La Torte", beval hij,
„haal het kind
Lizzie was in de keuken in slaap
gevallen, want ze had nog geen permissie
gekregen om naar bed te gaan, maar ze
kon toch de oogen niet meer open houden,
zoo moe was ze van al het gedraaf en ge
sjouw La Torte schudde lraar echter eens
ferm heen en weer en zoodra het kind zich
op den drempel der eetzaal vertoonde, zei
Sharp
Sit down" (ga zitten).
Op het hooren van die stei^ schrikte ons
meisje geweldig. Want ze herkende dien
man nu heel goed, "flat was degeen, die
haar in de drukte om het tbs*** '"Siignol
rugrooien in den nevel, waar we geen el
voor ons uit konden zien. En dat in zoo'n
kapot, lek bootje? Tot overmaat van ramp
was do vloed nog gekomen en konden wij
het bootje heelemaal niet meer bereiken.
Opeens, daar was -ice verdwenen. Ik
begreep^ dat zij toch het bootje ging op
zoeken, want ze was altijd zoo'n durf-al.
Maar even later hoorde ik een vreeselijk
doordringend gegil en op het geluid af
gaande liep ik er naar toe en kwam rog
net bijtijds, om mijn zusje de reddende
hand toe te steken. Ja, nu moest zij wel
op „.Het betooverde eiland" blijven totdat
de mist opgetrokken was. Dat zou het
eenige zijn, wat er op zat.
En toen ineens overviel ons een vreese-
lijke schrik. Weet je, waarom de jongens
het waarschijnlijk „Het betooverde eiland"
hadden genoemd? Het liep zeker geheel
onder water, met den vloed en dan was
het dus tijdelijk betooverd" of met andere
woorden niet te zien. Verschrikkelijk zou
dat zijn en door éénzelfde angst gedreven.,'
vlogen wij het hoogste gedeelte van het ei
land op. We hielden elkaar stevig vast en
dachten onwillekeurig aan ons oud gezegde,
dat wij gelijk zouden stenen, omdat wij
tweelingen waren. Nu had het er veel van,
of het al zoover was en dat was nu niet
precies onze bedoeling geweest, we meenden
toen altijd eerst, als we héél heel oud wa
ren, véél laterWe kregen het nu
al benauwder en toch konden we niets doen,
dan maar stilletjes afwachten, tot de
vloed over was. Dit leek wel cer.vigheid en
toen daalden we van onze hooge zitplaatsen
af envonden gelukkig ons bootje
nog op dezelfde plaats.
Nu moet je niet denken, dat hiermee onze»
avonturen ten einde waren, want nu het al
weer zooveel donkerder was geworden, had
den wij moeite genoeg, tusschen de eiland
jes heen te sturen, te meer, daar wij al
zoo moe waren. Toen we dicht bij huis wa
ren, kwam ons al een bootje tegemoet, dat
afgezonden was door onze goede oude
Trui, die alleen thuis was en geen raad
had geweten. Zij had een oadman, den
ouden Jacob geroepen en die zou „de juf
fers wel oppikken''; had hij beloofd. Nu, „de
juffers" hadden het ook zeker niet lang
meer uitgehouden en werden nu dadelijk in
bed gestopt, waar ze na het gebruik van
Trui's warme koffie er gelukkig alleen
met een verkoudheid afkwameif. Het „be
tooverde eiland" was echter uit de geur en
voor goed dat beloof ik je.
De broers plaagden ns naderhand gewel
dig met ons avontuur, en we voelden nu
eerst goed, hoe onmisbaar ze waren.
gedrongen had, hem te volgen en die haar
ook die prop in den mond gestopt had.
„Wat verlangt U van mij V' vroeg het
meisje ferm.
„Hier is papier en een pen," zei Tommy
Sharp „en schrijf nu maar eens op, wat
ik" je dicteeren zal:
Lieve Papa,
Uw goede vriend, Tommy Sharp, draagt
mij op, U te waarschuwen, dat de Muur
smelters Zondagochtend weer een anderen
juwelierswinkel in Parijs zullen plunderen
het zal u ongetwijfeld heel aangenaam zijn
dit te vernemen
Toen hield Lizzie eensklaps op.
„Wat beduidt dat? vroeg Sharp.
„Neen, ik doe het niet langer! Ik be
dank er voor! Denkt U dat ik mijn vader
nog langer voor den gek wil houden?"
En Lizzie voelde wel, dat het heel ge
waagd was, wat zij nu ondernemen ging,
want ze zag al een woeste flikkering in
het cor van Sharp. Maar net op dat mo
ment ging het kaarsje uit, dat de kamer
verlichtte en of de patroon nu al comman
deerde lichter was geen mensch, die zijn
bevelen gehoorzaamde, want de maanen
waren ingeslapen onder den invloed van den
alcohol cnLizzie maakte van dte ge
legenheid gebruik om naar boven te vluch
ten; eohter zonder den brief!
Sharp nam een lucifer en greep het eerst
Een klein blond meisje zat in haar
sprookjesboek te lezen, terwijl haar pop
Marietje, tegen den appelboom geleund zat.
Marietje behoorde niet tot de mooisten,
-dat is zeker, ze had zwart haar, maar met
echt hoor, het was maar geverfd, ze had
een leeiijk stompneusje en... keek een
•beetje scheelMaaT dat hinderde niet, ze
was toch lief en dat is maar het voor
naamste. Poppen-moedertje had haar dan
ook heel mooi aangekleed, een hel rood
jurkje droeg ze en daarop een blauwe
ceintuur
Eiken avond, vóór Moeder Ruth slapen
ging,* hield ze Marietje stevig in de armen
gekneld en kwam zoo ongemerkt in het
Land der Droomen!
En nu zal ik je eens vertellen van een
heel treurige gebeurtenis in Marietje's
leven. Terwijl moeder en kind daar zoo
rustig onder den appelboom zaten, kwam
Ruth's zusje Anna, den boomgaard ingeloo-
pen heelemaal buiten a-dem van het harde
hollen. Ze viel onmiddellijk op het gras
neer, naast haar zusje en sprak: „0, Ruth,
ik moet je om een gunst vragen, uit naam
der jongens
„Wat dan? Hebben jullio mij noodig, om
te spelen?"
„Neen! Maar zie je: de jongens kunnen
niet visschen, want daar is het nou te wann
voorDaarom hebben ze zoo een mooi plan
netje bedacht: we wilden een echte, groote
deftige begrafenis houden en nu wilden we
jou vragen of we Marietje daarvoor moch
ten nemen, die we dan levend zouden be
graven als een ma-rtelaresse?"
„Maar je gaat die arme Marietje toch
niet echt verbranden," vroeg Moeder Ruth,
hevig ontsteld.
„Maar zus, luister nou eens! Het zou
juist een verbazende eer zijn voor haar, als
zij waardig werd gekeurd, om haar leven te
eindigen op den brandstapelDe jongens
willen een latten-h'outmijt maken en haar
daarop verbranden, en dan naderhand'
haar asch verzamelen. Wij gaan een proces
sie houden met kaarsen, en daarbij zullsn
wij op een gong slaan en dan zal alles o, zoo
plechtig zijn
Nu hield Ruth dol van de groote broers
en ze zou alles gedaan hebben om die maar
pleizier te doen. Bovendien was ze altijd
heel droomend van aard en was ze ook nu
zoodanig verdiept in haar sprookje en was
zoo verlangend om te weten hoe het afliep
met den walrus en de oesters, dat ze ce-
dachtenloos antwoordde:
naar het papier. Toch zag hij wel in, dat
het niet verstandig zou zijn, zijn wraak
in zooverre door te drijven om den brief
aan vader Holmes te zenden, daar dit
slechts gevaar kon opleveren voor zijn on
derneming Hij was dus zoo wijs, het epis
tel te verscheuren, lichtte zicbzelven bij.
met lucifers en zoohit zoo zijn fiets op ter
wijl hij het huis verliet, zonder nog eens
de voorzorg te nemen, om de deur te slui
ten en Punch deed hem uitgeleide, waarna
het trouwe beest zijn meesteresje weer op
zocht om haar te troosten en zoo noodig te
verdedigen
HOOFDSTUK. IX
De Muursmelte rsaant'etwe rk.
Alle Parijzenaars kennen den praohtigen
juwelierswinkel met hst uithangbord:
Kaapsche Diamanten, dat prijkt in de rue
du Quatre Septembre, no. 21. Dit had Tom
my Sharp ditmaal uitverkoren voor het
toonccl van zijn wfrkzaamneid. Er was ze
ker geen driehonderd meter afstand tus
schen dit magazijn en het vorige en dus
was het al een uiterst brutaal stukje, daar
de politie uiterst p haar hoede was en
alle winkeliers, maar met name de juweliers
«og eens extra toezagen op hun veiligheid,
het zooeven gebeurde
Hetzelfde systeem van metalen moren
was hier toegepast, hetzelfde systeem
„Nu voor dezen keer!" er natuurlijk net
verder bij denkend, dat: „voor dezen keer''
beduidde: voor altijd, doch dat het dan
voorgoed zou gedaan zijn met Marietje
Anna vloog onmiddellijk heen, met de
pop in de armen gedrukt en Ruth verdiep
te zich in het eind van haar verhaal. Daar
hoorde ze plotseling een luid geroep van
juichende kinderstemmen en zoo kwam ze
weer eenigszins tot bezinning en begreep
dat haar popje er aan ging
Als de wind vloog ze toen den boomgaard
uit en wilde den tuin in. Maar dan moest
ze eerst het schuurtje door en dit was afge
sloten, zoodat ze daar niet door kon.
Net hoorde ze Tom zeggen „Nou de luci
fers, jammer dat Ruth en niet bij is, nou
mist. ze juist de grootste plechtigheid!"
Arme Ruth hield den adem in. Ze be
greep dat het laat-ste uur geslagen had
voor haar lief, lief Marietje en zij kon er
niets aan veranderenMet behulp van een
oude pruimeboom, waar ze eerst een eindje
inklom, bereikte ze nu den muur en zag
daar net, dat Tom de vlam stak in den
brandstapel. Een doordringende gil deed
hen toen allen opkijken en daar zagen ze
Moeder Ruth hartverscheurend zitten
snikken op den muur met de geschramde
handjes voor de oogen.
Gauw werd heel de boel nog gedoofd,
want de broers hadden erg meelij met het
bedroefde Moedertje en zoo werd Marietje
nog net bijtijds gered Wel rook ze nog
een beetje naar brandlucht en waren haar
rokjes wat geschroeid, maar verrukt drukte
het poppenmoedertje haar toch' tegen zich
aan en zij zou nooit meer zoo verstrooid
zijn, beloofde ze zichzelve toenDeze les
had wel geholpen, dat is waar I
Een Japansche legende.
Een Japansch edelman had, gelijk ook
vroeger de gewoonte was, aan de Europec-
sche hoven een nar bij zich in dienst.
Op zekeren dag beval de graaf zijn die
naar om een waaier te gaan koopen. Bereid
willig als altijd ging de balf-onnoozele nian
er op uit, maar vergat onderweg, wat zijn
boodschap was geweest. Al wat hij zich nog
herinneren (kon, was, dat hij iets cnoost kno
pen, dat open en dicht kon. Hit eenige
zou dus een parapluie kunnen zijn, dacht
hij, kocht er dus een en bracht die thuis.
De graaf was woeden!, toen hij zag, dat
rijn nar daar met een regenscherm kwam
aanzetten, nam zijn waaier uit zijn gordel
en dien openende, zei hij: ,,Hoe kon je nu
toch zoo dom zijneen waaier bedoelde
ik immers, dien kun je immers open- en
dicht doen en in je gordel steken?
van electrische belletjes en dus mocht men
zich tamelijk veilig aohtenBovendien nam
de eigenaar nog de voorzorg, dat hij eiken
avond de stukken van d'e grootste waarde,
wegsloot in een groote brandkast, die ver
borgen stond in den muur. Toch was 't den
juwelier nog niet voldoende voorgekomen
en liet hij ten ovorvloéó'o' nog eiken nacht
een vertrouwd en gird gewapi-nl peisoon
in zijn magazijn rdapen.
Aldustoegenist, daolit'dê eigenaar van
de Kaapsche diamanten toch gerust te mo
gen zijn. Maar nog had hij buiten d'e over-
grocte listigheid van Tommy Sharpi gere
kend want deze had weer gelet op één
enkele bijzonderheid, 3ie alle anó'eren ont
gaan was: 't magazijn had namelijk 'n zwak
punt, het plafond, dit was niet gepantserd
met metalen platen. En het toeval wilde,
dat de verdieping daarboven juist leeg
stond, zooals we al vernomen hebben, daar
had Sharp nu van geprofiteerd, doordat
hij er dadelijk een van zijn handlangers had
doen wonen.
Nu had de eigenaar juist den noodlotti-
gen inval gehad, om alle geleidingen der
electrische schelletje te doen nazien en dit
had Sharp nog maar des te bc-ter gelegen
heid gegeven de juiste ligging der draden
riH te gaan, want in de een of oudere ver
momming had hij l et werk zooveel'moge
lijk godogcaU^n. Daardoor zou het hun
Ja, Heef antwoordde de nar, zijn meester
geiiccl navolgend in zijn beweging: dat doe'
ik met mijn regenscherm ook zie maarl
En hij deed de parapluie open vlak voor
zijn meester's neus
De verblufte heer kon nu niets mee* zeg
gen en daar was het don. nar juist om te
doen geweest.
De Russische troonopvolger
grootvorst Alexander.
Grootvorst Alexander, de zoon van Czaar
Njcolaas II, is nog wel geen zeven jaar
oud, maar took bezit hij ai een heele reeks
militaire waardigheden en de daarbij be-
hoorende uniformen. Hij is al reeds van zij'n
geboorte af, hoofdman der kozakken, chef
van vele garde- en infanterieregimenten
en haast verloopt er geen jaar of de jeug
dige Russische troonopvolger krijgt er een
nieuwen militairen titel bij. De Czaar ia
daar bijzonder op gesteld en ziet zijn zoon
tje graag in al die verschillende, dikwijls
schilderachtige kleederdrachteD. Vooral in
oud'-Russische Welmansdracht vertoont de
kleine grootvorst zich dikwijls.
Betaald gezet.
Op zeker klein station gebeurde onlangB
het volgende.
De stationschef was altijd erg ruw en on
beleefd hij het nakijken van kaartjes.
Eens vroeg hij aan een veehandelaar, die
geabonneerd was en dan ook zoo goed als
nooit zijn kaartje behoefde te tooneü, naar
zijn bewijs en deed dat op reinig beleef
den toon. „Ik verlang het tcl'kens te zien
als gij hier plaats neemt," zei hij. Natuur
lijk werd de kaart getoond cn kon de man
passeeren.
Eenige dagen later kwam de veehande
laar weder aan het station. Hij ging met
den eersten trein.
„Waai* is de chef vroeg hij den wachter
„Hij is nog in bed, meneer," luidde het
antwoord.
„Zeg hem dan, d^fc jk hem noodzakelijk
moet spreken."
De ander had er womig lust in den chef
te wekken, maar hij durfde het niet achter
wege laten. *Na eenigen tijd kwam de ohef
mooi korzelig op het perron. De veehan
delaar kwam dadelijk op hem toe met zijn
abonnementskaart in de hand en herinnerde
hem, dat hij de vorige mad nadrukkelijk
had gezegd: „Ik verlang het telkens te
zien, als gij hier plaats neemt.'*
immers des te gemakkelijker vallen, die
geleidingen eenvoudig door te snijden.
Er was en bleef een moeilijkheid, die de
Muursmelters nog een oogenblik in twijfel
hadden doen staan, of ze het gevaarlijke
werk wel zouden aandurven; dit was n. 1.
de tegenwoordigheid van den nachtwaker
ih den winkel! Maar ook daar werd wel
wat op gevonden: een der andere hand
langers van Sharp had al gauw ontdekt,
wie die man was: een oud-gendarme, die
heel besoheiden ergens op een kamertje
woonde en die altijd den maaltijd gebruikte
in een klein café in de rue des Petits-
Champs, waar ook aJtijd veel koetsiers kwa.
men, omdat het dioht bij een vaste stalling
was, en daar ha-alde onze riend' dan zijn
hart op aan zijn geliefkoosd kaartspel:
het piket, zoodat het niet ze'den gebeurde,
dat hij daar tot 's avonds laat neg zat.
Maar, precies klokke tien stond K'j altijd
op, streek zijn winst op, of betaalde zijn
verlies, al na de fortuin hem gunstg was
geweest en begaf zich vervolgers recht
streeks naar de juwelierszaak. Tomrayi
Sharp had tui dus heel makkelijk een mid
deltje bij de hand, cm den oud-gendarme
in zijn maciit te krijgen, dit bestond dus
hierin, dat hij iemand vond, die altijd be
reid zou zijn tot oen partijtje piket met
Br?srjttct
(W^rdt vêrvolg<y