No. ibws. LEIDSCH DACrSLAD, Wosasiag 2@ Jali. Twdsde Blad. A33.no 1911. Buitenlandseh Overzicht PERSOVERZICHT. OP SEINPOST. C. Het is in zake Marokko al maar onderhandelen. De Engelsch e ministers As- quith, Lloyd George en Grey hebben ge bruik gemaakt van de aanwezigheid te Londen van den heer Bertie, den Engel- sohen ambassadeur te Parijs, tot bet hou den van een samenkomst in het ministerie van buitenlansoke zaken ter bespreking van den toestand in Marokko. Minister Grey had daarna een audiëntie bij den koning, maar deze stond geenszins in verband met de conferentie op het mi nisterie van buitenlandsche zakei^ daar d'e audiëntie reeds vroeger was aangevraagd. De ambassadeur van Oostenrijk en, naar men'meent*, ook die van Frankrijk hebben heden een bezoek gebracht op het ministe rie van buitenlandsohe zaken. De correspondent van het „Telegraaf - agentschap Hirsch" verneemt van zeer goed ingeliohte zijde, dat men in toongevende Engelsche kringen den toestand op het oogenblik voor vrij kritiek houdt. De „Köln. Zeit.," die goede relaties heeft met het Düitschf ministerie van bui tenlandsohe zaken, zegt in een artikel, ge richt tegen de Temps" o.a.: „Bij de onder handelingen zullen de economische belan gen van Duitsohland en Marokko niet de grootste moeilijkheid uitmaken. Het nete lige punt bestaat in de oompensatie, waar op wij aanspraak kunnen maken in riiil voor de ma-chtevermeerdering, welke F1 ank rijk zich in Noord-Afrika wil toekennen en waartegen wij ons niet verzetten, hetgeen wij mochten doen krachtens de Akte van Algeciras. Hierbij gaat het niet meer om koloniale aangelegenheden, doch om een machts- quaestie, die in Europa beslist moet wor den. Dit heeft men in Duitschland alge meen begrepen. Of dit ook in Frankrijk algemeen het ge val fe, weten wij niet, doch wij gelooven, dat wanneer er tusschen twee volken met een zoo gevoelig verleden als het Fran- sohe en Duitsche dergelijke dingen op het spel staan, een waarschuwing van pas is om hier en aan de overzijde niet met steenen te werpen. Omtrent den afloop der constitutioneele crisis in Engeland is weer iets meer bekend. Balfour nl. de leider der Unionis ten in het Lagerhuis heeft een brief aan Lord Newton geschreven, waarin hij de unionisten dringend aanraadt, het niet hij de tegenwoordige crisis tot verdeeldheid te laten komen. De partij verkeert in gevaar door den toestand, die door de vetowet in het leven is geroepen. Aangezien over een schikking niet meer gesproken behoeft te worden, raadt Balfour den unionisten niet meer te kibbelen over de handelwijze, die in het HoogeThuis gevolgd moet worden maar zich voor te bereiden tot dén grooten strijd er buiten. Balfour is van meening. dat de meerderheid van het Hoogerhuis met Lord Lansdowne moet meegaan. Het schijnt dus dat ten slotte de Loads cullen toegeven. Dat in het Lagerhuis na het tumult van eergisteren nog niet dadelijk de rust - is teruggekeerd, bleek gisteren bij de opening. Toen Lord Hugh Cecil opstond om een vraag te stellen, werd hij begroet met een vijandige betooging van de regeeringspartij. Maar de protesten zwegen na aanma ning van den voorzitter en men ging over tot het bespreken van onbelangrijke begroo- tingskwesties. In B e 1 g i is de landsverdediging ook in verband met onze Seheldeforten aan de orde geweest. In den Senaat verklaarde de minister van oorlog in antwoord op ver schillende sprekers, dat men eenige onge rustheid heeft gekoesterd over de mogelijk heid van een versperring van de Schelde, maar de afsluiting van de rivier zou het in grijpen van een Engelsch leger, dat hulp komt brengen, den toevoer voor Antwer pen niet kunnen verhinderen. Wat betreft de verdedigingswerken van Brussel, zegt de minister, dat het veldleger, dat in den driehoek AntwerpênLuikNamen ope reert, even krachtig zal zijn als een ver sterkt kamp te Brussel, wanneer het Bel gisch grondgebied uit Zuid-Oostelijke rich ting geschonden zou worden, waaTvoor dan de verdedigingswerken van Brussel zouden moeten dienen. De forten aan de Maas, ai laat men ze aan hun lot over, zullen het binnendringen van een vijand meer dan 14 dagen vertragen en zij zijn te kostbaarder voor ons, omdat militaire schrijvers onlangs op het gevaar gewezen hebben van een inval over Maas tricht. De forten van Luik en Namen zijn geheel modern uitgerust en voorzien van koepels, vuurmonden enz. Men heeft be zwaar gemaakt tegen den aanleg van de lijn MalmedyStavelot, maar deze lijn wordt beheerscht door de forten van Luik en bovendien zou men haar, wanneer een Duitsche inval dreigt, op verschillende punten opblazen. De verdedigingswerken van Antwerpen zuilen binnenkort nog belangrijk verbeterd worden. Wij hebben reeds dezer dagen gemeld dat er in F r a n k r ij k kwestie is ontstaan onder de hooge legerautoriteiten omtrent de tactiek in geval van oorlog. De bladen hebben zich met veel animo op deze zaak geworpen. Zoo de Figaro," die van een eenvoudige persoonswisseling zonder meer geen oplos sing verwacht van het brandende vraag stuk. Het zoude volstrekt weggeworpen geld zijn, schrijft het blad o. a., honderden mil- lioenen uit te geven voor 's lands weer macht, indien het opperbevel niet in alle opzichten goed en afdoende geregeld is- Eenige „strategen" in het parlement mee- nen wel, dat het onnoodig is reeds in vre destijd den persoon aan te wijzen, die even- I tueel de leiding der militaire operaties in het oosten van het land in handen zal moe ten nemenzij beweren, dat men zich niet van te voren de handen moet binden en dat men de keuze van dien opper-officier moet overlaten aan de regeering voor het critieke oogenblik. Terecht noemt het blad dit een verkeerde en -trouwens hoogst gevaarlijke theorie. Als of men op den dag der oorlogsverklaring zoo maar eens even een regeling kan tref fen voor de hoogste leiding! Niet alleen, aldus de „Figaro", moet degeen, die de uiterst zware taak der lei- ding op de schouders krijgt, reeds in vredes tijd zijn aangewezen, maar ook is het vol strekt noodzakelijk, dat diezelfde generalis simus de geh'eele voorbereiding voor de oor- logstaak in de hand heeft. Omtrent den toestand in Portugal verluidt het volgende: Een medewerker van de Madridsche „Li beral" heeft een onderhond gehad met den zoon van den Portugeeschen journalist en monarchist Homen Christo, die verzekerde, dat ex-koning Manuel persoonlijk de roya listische. beweging leidt en beloofd heeft zich aan het hoofd der monarchistisch ge zinde troepen te zullen stellen. Het aantal royalisten wordt op 10,000 geschat. De inbeslagneming op groote schaal van wapens heeft een uitbarsting der beweging totnutoe voorkomen. Dom Manuel moet twee d£rde van zijn vermogen, beschikbaar hejberi gesteld vóqr de zaak der contraxevolu Je. -r~- En ten slotte A1 b a n i. Vólgens officïeele berichten uit Janina hebbende opstandelingen de volgende eischen gesteld: streng constitutioneele regeering, wegenaanleg en bruggenbouw, vervulling van den militairen dienstplicht in het eigen land, .onderwijs in de Albanee- sche taal met latijnsch alphabet en toestaan van een algemeene amnestie. Worden die eischen ingewilligd dan zijn de opstandelin gen bereid uit de bergen terug te keeren en den sultan trouw te blijven. Onder het hoofd Een z w a k k e i n den rechts strijd' zegt de „Pro vinciale Groninger Courant": De consument heeft tegenwoordig een slechte pers. Dat is vreemd in een wereld, waarin ieder consument is, voordat hij producent is. Doch het is nii eenmaal niet anders. Tegenover kleine bedrijven merkt men dat quaconsument niet zoo. Dan gevoelt men zich een heele heer, wanneer men zich als consument aanmeldt. Men wordt be leefd behandeld, men krijgt allerlei compli menten, men gevoelt zich in elk geval een gewichtig en important personage, met wiens wenschen rekening wordt gehouden. Dat gevoel is nu voor elk geval niet hee- lemaal-juist- Men wordt wel eens bij den neus genomen. En als de producent door werkstakingen of verhooging van rechten grooter kosten krijgt, tracht de kleine pro ducent het precies evenzeer op dén consu ment te verhalen als zijn groote collega's. Doch hier wordt de schijn gered. En boven dien heeft de consument dit zeer wezenlijke voordeel van de concurrentie der producen ten, dat hij de waren, welke hij wenscht te koopen, zoe goed, goedkoop, vlug en ge makkelijk mogelijk krijgt.' Doch nauwelijks is de kleine producent heel groote procudent of Staat geworden, of al deze voordeélen verdwijnen als sneeuw voor de zon. En niet alleen de uit grootere beleefdheid voortvloeiende voor deden, doch ook veel wezenlijker matexieele voordeden. De producent"wOxdt de baas en de consument mag Jieël blij zijn, als hij met veel geduld en veeL inspanning zijner zijds datgene geö'aan krijgt, wat hij bij den kleinen producent vanzelf beter gedaan krijgt. De sehoone schijn wordt soms nog wel bebaard of d'e groote producent ook reke ning houdt met den consument, ja. zelfs wel graag consumenten ziet. Doch heel veel meer dan schijn is dit niet. En in elk ge val is bij de overeenkomst met den groo ten producent deze de baas, de alleenheër- soher, de despoot, niet de consument, die tot den rang der „gent taillable et rorvia ble a merci" afdaalt, tot den rang dier on gelukkige boeren uit d'e 18de eeuw, waar over elk staathuishoudkunde boek spreekt en die niets te doen hadden dan tot in het oneindige belasting te betalen en de mond te houden. Bijzonder levendig staat ons dit weer voor dën geest na een kort bezoek aan België. Uit de vele reclamebiljetten, die de Belgische staat mede als exploitante der staatsspoorwegen rondstuurt, zoudt gij mëenen, dat men in België niets liever wil, dan u daar als consument in de vreem delingenindustrie té zien. 1 Het is wel mogelijk, dat men in België inderdaad graag uw gold heeft. Doch de eenige aanrakingen, die wij met den Belgi schen staat hebben gehad, waren niet dan van hoogst onaangcnamen aard. Wij hadden de vrijheid genomen een rijwiel mee to voeren. Daartegen verzet deze Staat zich de hemel mag weten waarom ten allersterkste.. Om te beginnen is hij aan de grenzen zoo lastig mogelijk. Sterk door de ervaring, hebben wij die bezwaren kunnen ontgaan met de hulp van deze voor treffelijke instelling, den Algemeenen Nc- derlandschen Wielrijdersbond. Doch nieuw was ons de methode van de Belgische Staatsspoorwegen in hun bestrijding van den spoorweg-consumeerenden rijwielbez t- ter. En in hcoge mate teekenend voor de volslagen minachting van den groot pro ducent voor de belangen zijner consumen ten. Een reis met een rijwiel in België is in derdaad een les in economie en psycholo gische sociologie. Gij komt met een gezelschap fietsers op een warmen dr.g aan een Belgisch station. Gij pakt uw fietsen af en gaat naar het loket.- Men weigert uw fietsen niet, doch rekent een hoog bedrag voor vracht en be last .uzelf met de beplakking en het ver voer van uw fiets. Goed, gij beplakt uw fiets en dringt haar (met en benevens de bepakking) door smalle perrondeuren, die op 't laatste moment geopend worden. Ge lukkig als gij niet uw fiets trappen op of af hebt te dragen, als gij maar alleen naar de bagagewagen hebt te gaan. Niemand na tuurlijk, die u of i ff dames helpt. Er staan een chef, een onderchef, 4 con ducteurs, 6 arbeiders, 8 andere dignitaris sen te zien of alles goed gaat, maar met u of uw fiets hebben zij niets te maken. Aan den bagage-wagen hebt gij te wach ten tot alles klaar is. Natuurlijk is de- baga ge-conducteur geen zier beleefder dan zijn patroon, de Staat. Gij tilt dus in liet zweet uws aanschijns uw fietsen in den wagen onder het toenemende ongeduld van 1 chef, 1 onderchef, 4 oonducteurs, 6 arbeiders en 8 div. dignitarissen. Dit geschied zijnde is natuurlijk de wacht op u en op uw reisge- nooten. Doch wel verre van to vinden, dat dit oponthoud het gevolg _is van de slechte en onvoldoende behandeling van den con sument, zijn 20 zielen, toebohoorend aan de 20 bedoelde heeren, die allen ernstig en boos kijken, verontwaardigd. Gijloopt op een draf naar een coupé. Hét helpt u niet. De chef en de onderchef soms ook.de conducteurs vermanen u in onvriendelij ke bewoordingen om voort te maken. En gij moogt nog heel blij zijn, dat gij ergens een plaatsje vindt en dat de Staat ten slotte /liet weiaert zulk een passagier mee te I nemen. I Nu zegge men niet, dat zoo iets alleen in België met zijn staatsexploitatie voor komt, dat de Belgische beambte notoir on vriendelijk is, zijn spoorwegen notoir sleolit geëxploiteerd worden. Het is misschien niet onwaar. Doch het geval is daarom typisch, omdat zich muta tis mutandis overal hetzelfde voordoet bij een grooten producent. Tegenover hem heeft de consument geen macht en san hij slechts luttel recht krijgen. Hij heeft zich te onderwerpen aan zijn bepalingen of oiet te consumeeren, want natuurlijk zijn dergelijke producenten in den regel ook monopolisten. Wij erkennen, dat het niet overal zoo erg is, dat men op de Nederlandsohe spoor wegen niet zoo ongeschikt is, dat er ook uitzonderingen zijn. Wij erkennen zelfs, dat toestanden als de Belgische meer zul len voorkomen bij exploitatie door een pu bliek lichaam dan door een particulier. Doch wij erkennen niet, dat zij beschouwd moeten worden als euvels, voortvloeiend uit staatsexploitatie, en wij houden vol, dat men honderden gevallen van gelijk- soortigen aard kan vinden, ook in ons vaderland. Een enkel voorbeeld slechts: Men mag kilometerboekjes van zekere stopplaatsen (haltes) naar zekere stations der S.-S. gebruiken, mits men ze achteraf laat „invullen.'' Doch zulk een boekje mag men niet op lijnen der H. IJ.-S.-M. gebrui ken. Doet men dit toch, zoo staat er in de voorwaarden „dan wordt het kilome terhoekje afgenomen." In hoever deze afneming diefstal zou kunnen zijn, laten wij aan juristen ter be oordeeling over. Doch het strijdt toch zeker tegen elk gevoel van billijkheid, dat men een reiziger, die deze vergissing maakt, en hoe gemakkelijk kan dat gebeuren opzettelijk berooft van een waarde, die dertig gulden kan bedragen en zelfs te boven gaan en die geenerlei betrekking behoeft te hebben op zijn reis. Beschouwt men hem in dit geval als reizend zonder kaartje er is daartegen niet veel te zeg gen. Doch hem geldswaardig papier het verdere hoekje te gaan „afnemen" inderdaad, dat is wel het gedrag dat men vroeger tegenover de „gent taillable et corvéable a merci" aannam. Wij achten het dan ook van groot belang, dat de Staat hier den enkeling-consument te hulp komt en hem tegenover zulke opper machtige producenten een sterker rechts positie geeft dan hij nu heeft. Heel veel be voorrechting voor de een of andere klasse of stand vragen wij daarbij niet. Want die consumenten, wie anders zijn' het dan wij allen, niemand uitgezonderd 1 „D e Residentiebode" bevatte een driotal artikelen over de onlangs door minister Talma ingediende wetsvoordracht tot herziening der Ongevallen wet 190 1. Op den voorgrond wordt ter karakte riseering van Talma's arbeid gesteld, dat men niet geheel ten onrechte zou kunnen spreken van de nieuwe Ongevallenwet van minister Talma, zoo talrijk en van zoo groo te beteekenis meerendeels zijn de voorge stelde wijzigingen en aanvullingen. Van de 116 artikelen der geldende wet zijn er slechts 39, die geheel ongewijzigd blijven, of waarin zulke onbeduidende veranderin- Radjahl Een van die ultra-moderne pro blematische naturen, die achter de scher pten even belangwekkend zijn als a,chter het voetlicht. Men heeft haar op „Sein post" zien dansen met haar groote slan gen, haar wilde, haar hartstochtelijke dan sen. Nu, in den stillen zomeravond, op het terras van een café, alléén met haar, vertelt zij eenvoudig weg van haar leven (en haar kunst. Zij is ontwikkeld, zeer intel ligent, gesproten uit een beschaafde fa- ynilie. „Wat haar tot dansen in 't publiek dreef?" vraag ik. „Behoort er niet een zekere zelf-overwinning toe voor een vrouw van uw stand, in 't publiek te dansen?" „Er behoort zelf-overwinning toe, om p i e t te dansen. Het dansen is voor mij een behoefte. Ik heb iets te uiten, iets te zeg gen en dat kan ik alleen dansend. Eigen lijk heb ik het nooit geleerd, maar reeds lals kind heb ik dat gevoel in mij gehad, om mijn lichaam naar de tonen van de muziek rhythmisch te bewegen. Er bruist wat in jnij en dat bruisen zoekt uiting. Het is iets van de ziel, dat door het lichaam uitgedrukt wil worden. Anderen doen het met de pen, met penseel en verf, door een muziek-instrument, ik met mijn lichaam. Het is onrechtvaardig, dat men zoo iets lager schat. En als u-liet zinn^gri^tgélênd poemt, dan moet u q6k ziek van Bizet's „Carxagfri' gaanftfoftptéfr of naar de muziek van Wagner: wérk (thans aan de voorbereiding van een nieuw nummer. Het ballet „Sardanapalus", dat tic Duitsche keizer in de Koninklijke Opera te Berlijn d eed opvoeren en waarbij hij de hulp van prof. Delitzch inriep, om de oude tiansen historisch getrouw te doen zijn, heeft mij geïnspireerd. Maar ik heb het omgedicht tot een dans drama al'.een voor mij. Het zal een vurige fantasie wor den, Oosterschen gloed, maar betoomd tioor mijn wil. Want ik ben geheel „wil." Mijn heele wezen is niets dan één ontzag lijke wil, ik voel dien wil als een gestadi- £en drift in mij. Ik heb een veelbewogen leven achter den rug, zoo jong ik ook ben. Alles, wat ik heb ondervonden, kan ik u niet zeggen, maar alles is in mij gestorven en alleen de wil bleef over. Het besef van mijn wil te kunnen doorzetten, geeft mij alleen geluk. Ik danste in Turkije, waar ik, als vriendin van een favorite, langen tijd toegang tot een voornamen harem had en veel, veel leerde. Wij moes ten voor een feestmaal kippen hébben - maar daar het feest was, kon er niemand onder de Moslim gevonden worden, die de kippen wilde dooden. Ik ben een groote dierenvrieridin, maar toch heb ik toen zelve de kippen gedood. Mijn hart verzette zich, maat mijn wil zegevierde." „Dan zoudt u ook met uw wil een mis-- daad kunnen volbrengen?" „'Neen omdat ik ook een misdaad doen iets onbelangrijks vind; iets, dat mij geen emotie zou geven. Maar ik zou een misdaad kunnen dansen, zóó, dat het mij was, alsof ik werkelijk een misdaad had gedaanSalomé heeft ook een misdaad gedanst. Zij danste de veroordceling van Johannes den Dooper. Ik begrijp zoo goed, dat de dans vroeger een religieuze plech tigheid is geweestwant men moet een fanatiek zijn, om goed te kunnen dansen." „Hcc kwam u er toe, met slangen om te gaan? Een slang is tpch een griezelig dier." „Dat denken allen, die tie" slang niet ken nen beïnvloed als zij allen zijn door het bijbelverhaal in Genesis. Maar mijn slan gen kennen mij, zooals een hond zijn mees ter kent. Ik heb wel geslapen met mijn groote cobra in mijn arm in dagen, dat ik in Rusland was en overal tijdens de re- volitie gevaar dreigde. Ik wist, dat hij mij waarschuwen, beschermen, verdedigen zou En ik wil u nog iets zeggen heel oprecht. Ik zelve voel mij aan de slang ver want. Zie, als ik zoo dans (en zij staat op en danst op het terras en haar slank, lenig lichaam maakt wringende en draaien de bewegingen, de borst golft en de heu pen worden smaller), dan voel ik mijzelve «als een slang. Er is in dat oude bijbel verhaal, dat tusschen de vrouw en de slang een zekere, eenheid van denken en voelen, symboliseert, een waarheid, een psychische waarheid, die ook de ongeloovigste niet kan leugenen." „Maar gruwt u er niet van, dien slangen- levend voedsel, levende duiven of konijnen te geven?" „Ik heb thuis.een levenden aligator, die ik zeven jaar geleden van een tocht op den Nijl heb medegebracht; Ik voéd hem met levende visschen, want ander voedsel wei gert hij. De moeder werd doodgeschoten en ik had toen medelijden met het jong. Het dier gaat op al mijn reizen mede; Ik ben niet wreeder dan de natuur is. De na tuur is juist zooals ik, enkel wil. En als ik, geheel alleen reizend door de groote wereld, dansendin alle landen, mij wel eens bedroefd én verlaten gevoel in mijn eenzaamheid, dan dring ik met mijn wil alle smart terug en dat te kunnen maakt'mij weer blijmoedig „Heeft u nooit avonturen op uw reizen gehad?" „Velehet laatste avontuur had ik te St.-Petersburg. Een clown van den cir cus, waar ik optrad en dien ik afgewezen had, wilde zich wreken. Hij sloot mijn fox- terrier, mijn trouwen hond, op met een van mijn slangen, die zich op den hond wierp en zich om hem kronkelde. De hond jankte vreeselijk, ik schoot toe, pakte de slang bij de halsspieren, er is daar één plaats, die zéér gevoelig is en waardoor men de sterkste slang kan dwingen, en het dier liet mijn hond los. Toen, in mijn drift, had ik haast de slang op den 'clown losgelaten het was zijn geluk, dat het medelijden en de verzorging van mijn gekwetsten hond. al mijn aandacht vergde „U heeft bij Hagenbeek in de leeuwen- kooi gedanst?" „En in een kooi met vijftig ijsberen rakkerds, die gevaarlijker zijn dan leeu-, wen en tijgers." „Was u niet bang?" „Ik wilde niet bang zijn. En ik ging onvoorbereid de kooi in, midden tusschen de bestiën en hield ze op een afstand tij-: dens mijn dans, alleen doordat ik hen door mijn wil bedwong. Willen, willen, dat is hef geheim; van Het léven En Nathal, de aap-mensch Wij treffen hem, terwijl hij met Palma, de Spaansche danseres, samen een jongeling onderwijst in de geheimen van sa.Ito-mortale en spa- kaat, 's morgens te elf uren achter het tooneel, tijdens de dagelijksche repetitie, terwijl wat verder de Fleurs Polonaises, onder leiding van de blonde aanvoerster, nieuwe danspassen instudeeren. Het groo te publiek heeft er geen denkbeeld van met hoeveel ernst en doorzettingskracht door de artisten gewerkt moet worden, om 's avonds een kwartier het aangenaam bezig te houden. Nathal, de aap-mensch, is een man van 35 jaar, goed geproportionneerd, maar geenszins een Hercules. „Ik ben Fransch- man, in Algiers geboren en daar ben ik onderofficier geweest. Ik ben altoos een goed gymnast geweest, tot ik, in den Die rentuin een grooten aap ziende, opeens op het denkbeeld kwam, aap-mensch te worden. Ik kocht een aap en bestudeerde langen tijd thuis de bewegingen van het dier en begon mij daarna te oefenen. Maar mijn kunst is niet allereerst acrobatie. „Non, monsieur, je suis comédien." Ik verbeeld mij een werkelijke aap te zijn. Zoodra ik mijn pak van geitehaar aan heb én mijn masker voor, voel ik mij een ander wezen. „Je ne suis plus moi même. Je irf'oublie." „Is u wel eens gevallen? Want het is tocli gevaarlijk langs de loges- en gaande rij-balustrades te klimmen en klauteren en springen." „Tweemaal. Maar ik bezeerde mij niet erg. U vraagt naar avonturen. Wel, ik werkte in het „Théatre du Monde" te Moskou, toen de revolutie uitbrak. Wij durfden ons niet op straat begeven en zijn toen acht dagen in een hotel-kamer opge-. sloten gebleven. En te Madrid heb ik de eer gehad voor de koninklijke familie op op een liefdadigheidsvoorstelling te wer ken. Men had mij gezegd, dat ik niet in de koningsloge mocht klimmen. Doch toen ik dichtbij was, zag ik Z. M. koning Al- phonsus hartelijk lachen en ik waagde het toch maar en speelde met de decoraties op 's Konings uniform „En heeft Z. M. dat gebaar begrepen? Bent u gedecoreerd?" „Helaas neen." „Z. M. verstaat deze apentaal nog niet?" „Ik weet het nietmaar ér zijn apen genoeg, die lintjes dragen En Kitty St.-Claris, de aanvoerster van „Les fleurs Polonaises?" Zij rust juist fcen oogenblik uit moede van 't repeteeren van het nieuwe nummer. De vijf danseres sen wachten en kijken nieuwsgierig naar den ondervragenden journalist. „Mag ik u ook eens interviewen? En in welke taal?" „Fransch, Duitsch of Engelsch. Ik zelve ben Poolsche, te Calisch, in Russisch Po len, geboren. Maar vijf jaar oud naar En geland gekomen en daar op een pension- naat opgevoed. Mijn moeder was een Pool sche gravin uit het geslacht Dè Denska. Bij ons, Poolsche vrouwen zit het dansen in 't bloed. Maar de Poolsche dans, dé Mazurka, vraagt alleen gratie. Nu wil ik in mijn nieuw nummer, de Amerikaansché excentrische „Bock Tanz", met vier maal vijf pirouetten, Engelsche „brokes," dat zijn voetklapperdansen, verbinden met Poolsche gratie, en zoo een' nieuwen dans creëéren. De echte Mazurka vraagt bijna dezelfde bewegingen als men bij 't schaat senrijden maakt. Wacht, ik zal 't u eens toonen. En in haar roode wollen trui, haar kort blauw rokje, de dik-kuitige danseres-bee- nen met fijne enkels en de rose satijnen; dansschoentjes toont zij mij eerst de gracie-, volle passen van de Mazurka, draait dan zes keer razend snel op de hielen rond en nu het lichaam wiegendode handen rhythi misch bewegend, toont zij haar nieuwë? overwinning, de excentrische Bock Tanz. En de slanke blondine zij is eersti achttien jaar oud is stralend van ge-j luk, als uw reporter haar belooft, in zijn bladen de aandacht op haar nieuwe crea* tie te vestigen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5