De rekenkunst bij de Eskimo's. Oplossingen der Raadsels. Goede oplossingen ontvangen van: Correspondentie. En luide begon ze haar victorie te kraaien. De haan ontwaakte, en zei al vast boos: wie kakelt daar zóó1? Het is nog veel te vroeg, on^ te leggen Maar toèrf de „ge spikkelde" maar vol hield met kakelen in haar vreugde, sprong hij toch van zijn stokje, en keek eens in het nest. Maar toen had hij een kwaadaardige pret. „Ha! ha! een porceleinen ei 1 en dat denkt ze nou, dat zij gelegd heeft 1 hol .ha! ha! ha!" Daarop viel heel het kippenkoor in, en ze bespotten haar zóó, dat de arme „ge spikkelde" nu voor goed de vlucht nam, zonder acht te slaan op de waarschuwende stem van „sneeuwbal", tot ze vlak bij de sloot kwam, en daar zeker in gevallen zou zijn, als haar goede beschermster er haar niet uit geholpen had. „Maar nu ga ik nooit meer terug 1" sprak „gespikkelde" vast besloten. Toen vertelde „sneeuwbal" haar van de ren, waar zij als jong hennetje nog vandaan gekomen was, 'hier drie velden van verwij derd. En ze duidde haar den weg uit, hoe ze onder die en die heg door moest krui pen, en dan een hek zou zien, waar ze ook doorheen moest sluipen, en waar ze zeker wel vriendelijk ontvangen zou worden, want daar woonden een paar alleraardigste kinderen, die haar zeker-niet plagen zou- den. „Ik hoop, dat je gelukkig zult zijri," eindigde „sneeuwbal." De „gespikkelde" ging op weg en kroop door onder het hek. De kinderen waren net even op een morgenwandeling, en ontvin gen het arme, kleine hennetje met alle liefde. „Kijk eens moeder, wat een leuke „go- spikkelde," die is hier binnen komen loo- pen, en ze is nu al zoo mak Eindelijk kwam het arme beestje nu tot Tust, en nu eerst voelde ze het, hoe heer lijk het is, kip te zijn, en hoe vroolijk en vergenoegd het leven kan zijn, als je maar wat liefde en ^l^ill^dheid ontvangt van je omgeving. Zij legde nu haast eiken dag een prachtig, wit ei, met een heusche schaal er om, en vóór de zomer nog om was, had zij een aardigen schaar aardige kippen- kindertjes. De taal der Eskimo's is tamelijk rijk aan soortnamen, d.w.z. aan woorden om allerlei voorwerpen aan te geven. Voor sneeuw en ijs in hun verschillende vormen hebben de Eskimo's afzonderlijke benamingen; zoo ook voor dieren van dezelfde soort, maar die door geslacht, ouderdom of bijzondere hoe danigheden zich van elkaar onderscheiden. Arm is daarentegen hun taal aan begrips namen, ter aanduiding van werkingen,' eigenschappen, enz. en bovenal aan telwoor den. De Eskimo telt gewoonlijk slechts tot vijf of tien en noemt daarbij in den regel niet het getal, maar bedient zich' ter aan duiding daarvan van zijn vingers. Gaat het boven de tien, dan roept hij de hulp van een ander m om hem met zijn vingeraahtal bij te staan en uit den nood te helpen. Wordt er nog meer van zijn rekenkunst gevergd, dan is goede raad duur én neemt hij de toevlucht tot de zonderlingste mid delen. Een EngelscK officier, die deelnam aan den pooltocht van kapitein Peary, be vond zich aan de Repulsebaai eens in ge sprek mét een inboorling en in hun onder houd deed het zich voor, dat de Eskimo hem de hoeveelheid dertig duidelijk wenscb- te te maken. Hoe dit te doen, waar een woord hem niet ten dienste stond? Onze Eskimo stak beide handen omhoog, maar kwam daardoor natuurlijk niet vérder dan tot tien. Nu greep hij de handen van den officier en was zoo gelukkig de twintig té hebben bereikt. Maar waar nu de andere tien weg te halen? Een oogenblik scheen het of die zwarigheid voor den Eskimo niet uit den weg te ruimen was, hij kréég evenwél een reddende gedachte. Hij stak een zijner voe ten omhoog, dat was al weer vijf gewonnen. Tevergeefs waTen echter zijn 'pogihgén om ook den anderen voet gelijktijdig met den eersten op te heffen; zulk een acrobatischen toer kon hij natuurlijk zonder zijn even wicht te verliezen niet uitvoeren. De En- gelschman vermaakte zich een poos lang met de potsierlijke bewegingen van den in boorling, doch kwam hem ten slotte te hulp door ook een zijner voeten omhoog te steken. En zoo, beiden met opgéheV.en han den en elk met één omhoog gehouden voet, speelden zij het klaar om de hóéveelheid dertig voor te stellen Een eigenaardige vorm van duel. We hoorden laatst uit Japan van een zeer eigenaardig soort duel: deze bar- baarschheid is natuurlijk onder de strengste straf verboden. Nu hadden twee barbiers in Osaka hevig twist en namen eveneens eèn scheidsrëoh- ter, terwijl ze een soort strijd begonnen, die veel gemeen had met het duel. Hoor slechts De handen werden hun achter den rug vastgebonden en men stopte ze een prop in den mond, opdat ze niet met hun tan den aan het werk konden gaan. Vervolgens vielen ze elkaar aan, met dekin 1 en die strijd lokte een luid gelach hit, terwijl beide partijen zich toch heftig toetakelden, dat verzeker ik jel i. Stavoren. XI. Vele kleintjes maken een groote. Ui De Sneeuwpop. „Padvinder,''' „Vroolijke Frans," Betsy CKristiaanse, Hendrik van Zanten, „Klei ne Huishoudster," „Kortenaer," „Poppen- moedertje," „Kleine Officier," „Bastiaan," „Silvia," „Grassprietje," „De kleine Zee- loods," „Begonia," „Goudstaartje," „Rosa Fluweeltje," Jannetje en Marietje Lacourt, „Resida," Jan Vroolijk, Arie Bergman, „Goudvink," Nelly en Janna de Bruin, „Blonde Eliza," „Postduif," Annie de TEcluse, Frans en Anna Kriek, „Violen- kransje," Marietje Zitman, Dirk Houthoff, „Stormvrouwtje," N. Groen,' C. Vallent- goed, Hendrik Kriek, Nelly de Lacourt, „Het Violetje," Antje van Konijnenburg, Arie v. Konijnenburg, Abramina Bomli, Margaretha Bomli, S. en H. Florissen, „Clivia," Arie Gille, „Kenau," „Mei bloempje," C. L. Janssen, „Klaproosje," „Sneeuwwitje," Dora en Marie Barendse, Marie Oostveen, „Violenkrans," „Juliana- bloem," „Onrust-, S. Oudshoörn, A. Mechelse, Maria Boter, H. v. Venetiën, F. van Venetiën, „De Amsterdammer," „De kleine Matroos," „Faust," „Kleine Smid," „Kleine Meubelmaker," Tiuüs van Kleef, „Vroolijke Annie/' Anton en Anna Hooge- veen, A. Schipper, Everdina Schipper, G: den Hertog, Freek en Zus Béy, allen te Leiden. „Goudvischje," te Aarlanderveen. Gen. J. v. d. Lee, te Koudekerk. Joh. en Neeltje Timmers, „Twee Nicht jes," te Oegstgeest. „Meitakje," G. v. Delft, M. Binnendijk, „Hyacint" en „Tulp," te R ij n s b u r g. Dora de Bode, Arie v. Santen, F. Krie- ge, Hendrik Binnendijk, te Wasse naar. Cornelis Honig, te Voorschoten. Reinier Ververs, te Zegwaard. Prijzen vielen ten deel aan: T. van Kleef en Dora en Marie Barendse, te L e i d e n, en G. en J. v. d. Lee, te Koudekerk. Neeltje Timmers, 'te Oegstgeest. Met genoegen vernam ik, dat het gewonnei^ boekwerk zoozeer in je smaak valt; dcch het spijt me, dat je door drukke bezigheden vooreerst met met ons mee zult kunnen doen; doch' plicht gaat boven vermaak^ kindje. G. en J. v. d. L e e, te Koudekerk. Ik kan me wel voorstellen, dat jullie het preti tig vindt, 'als je je ingezonden raadsels ge- plaatst ziet. Je moet in de vacantie maar, probeeren er nog eenige samen te stellen J mischien kan ik die dan later wel eens van je opnemen. Chr. Graafland, te Aarlanderveen. Vriendelijk dank voor je mooie prentkaart vriendje. Geertruidaden Hertog. Zeker, mag je met ons meedoen meisje, heel gaar de zelfs. Als je zooveel broertjes en zusje* hebt, kan ik me best begrijpen, dat moeder) je in de huishouding noodig heeft; kuii% je dan Techt verdienstelijk maken, en moe ders kleine huishoudster worden. Jannetje en M a r i e t j e - X a-j court. O meisjes,, w^t jammer, dat mos-) deT nu ziek te bed ligt; het is niet te Lo-j pen, dat haar ongesteldheid van langeai duur zal zijn, want dat zou vooral met heli oog op de vacantie heel jammer zijn. Ik wensch' je van harte beterschap, met jw lieve patiënte. „Onrus t." Gefeliciteerd met je bevor-* dering vriendje. Ik Yind het heel prettig* dat je nog eens weer eenige raadsels wil^ samenstellen, doch vaplaatsing- kan voor-» lóopig geen sprake zijn, omdat onze raat* selrubriek gedurende de. vacantie achter* wege blijft. „Violenkransj e." Wel zoo aeisje, hebben jullie te Katwijk zoo'n pre' cig dagje belëefd en mooi weer getroffen! Nu, dat *S heerlijk, want ik vind het altijri jammer als zooJn uitstapje door minder gunstig weer, mislukt. M~a r i e t j e Zitm.an.. Tegen schud» namén heb ik géén bezwaar meisje, doch dien je mij opgaf, lijkt mij minder geschikt, WÜ daarom een anderen bedenken? „Klaproosje." Welzoo meisje, ga jij de vacantie te Lochem doorbrengen 1 Nu dat is heerlijk voor je want men kan daar mooie wandelingen maken. Wil je ei; na de vacantie aan denken je briefjes steeds met je waren naam èn je schuilnaam te onderteekenen Nelly de la Court Neen meisje, zulke uitheemsche schuilnamen moet je niet aannemen. Veel aardiger vind ik een bloe men- of vruchtennaam. „Twe-e Raadsèlvfiendinne- tjes." Ja meisjes, het feuilleton valt al gemeen in den smaak en duurt nog een poosje vooTt. Jullie vindt het zeker wel prettig om in de vacantie wat te lezen, is het niet? Je hebt gelijk, dat we dezen zomer meer mooi weer hebben, dan verleden jaar. Annie de TEcluse. Jammer voor je, dat baby hét blaadje verscheurd heeft, Die kleuters leeren ons, onze zaakjes netjes op te bergen. De straat waar je zuster woont, weet ik wel; doch ik woon in een heel ander stadsdeel en kom zelden of nooit in die buurt. „Postduif." Ik ben het met je eens, dat het leven in een mooi dorp niet te ver smaden is, en soms te verkiezen boven het groote stadsleven; vooral wanneer men wat zenuwachtig is. Vriendelijke groetjes. MARIE VAN AMSTEL.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 14