VCDK DEJEUGD No. 15769. Woensdag* 19 Juli. ;0vSl®0iiïii;ïiïii:ii i i;;;ii;:;i i i «:ii j in>iiimiiin$I#*8 clpz IEIDSCH DAGB1AD Bericht aan mijn Raadselkinderen. Onze Teekenwedstrijd. Wederzijdsche hulp. ayuntïiia. •Vb /N^.\ .<.3este kinderenI Nu de vacantie nadert, heb ilk' evenals vórige jaren bésloten, de correspondentie, raadsels en anekdoten gedurende dien tijd achterwege te laten, aangezien de meeste kinderen er niet toe komen raadsels op te lossen of briefjes te schrijven. Op de laat ste pagina Van ons blaadje, zullen jullie dan weer een of meer verhaaltjes vinden, waar je zeker wel niet tegen zult hebben. Verder schrijf ik, op veler verlangen we der een Teekenwedstrijd uit, en hoop, dat vele kinderen hun best zullen doen mij een mooie teekening toe te zenden. De voor waarden aan den Teekenwedstrijd verbon den, laat ik hieronder volgen: De kinderen, die, aan onzen wedstrijd wenechen deel, te nemen, worden uitgenoo- digd hun teekgping vóór 28 Au gustus aan ons bureau te willen bezorgen. be teekeningen mogen naar de Na tuur of na ar Voor be eld zijn en moeten de grootte hebben van een vier dubbele briefkaart. Alle teekeningen die grooter of kleiner zijn dan een vier dubbele brief kaart komen niet in aanmerking. Voor de beste teekeningen looft de heer Uitgever een zestal fraaie bo e k- werken uit. MARIE VAN AMSTEL. Aan boord van een groot stoomschip, dat terugkeerde uit Zuid-Amerilka, bevond zich een allerliefst meisje yan een jaar of vijf, zes, _met lange blonde krullen en een vriendelijk gezichtje, terwijl ze dan ook voor iedereen even aanhalig was Op een goeden dag speelde ze op het dek en stond op een tros kabeltouw, terwijl ze zich, onvoorzichtigerwijs, wel wat ver over ilë leuning boog. Ze verloor het evenwicht en, zonder dat haar gouvernante het merk te, sloeg ze over de borstwering, en zou dus reddeloos verloren zijn geweest, als een der matrozen het niet bemerkt had, zich on middellijk van een reddingsgordel had voor zien en de kleinj meid nagesprongen was, zonder bedenkenOok zijn verdwijnen werd in het eerst niet gemerkt op de boot, maar May zoo heette het meisje werd toch weldra vermist, terwijl toen ooik de afwe zigheid van Joel bleek en men het geval ging vermoeden, waarna dus van alle kan ten werd uitgekeken van af boord en het bootje ook werd uitgelaten en... beide dren kelingen eindelijk nog juist bijtijds daarin opgenomen werden; juist bijtijds, want May was al bewusteloos en die droeg Joel in zijn sterke armen, maar de goede ma troos zelve was ook uitgeput en had alle moeite, zijn last nog te blijven torsen De matroos zelf kwam er echter met een nat pak af; maar May werd zwaar ziek: z,e kreeg ijlende koortsen en ï'ep dan tel kens om hulp, zoodat haar toestand zeer Zorgwekkend was en er van alle zijden en door alle passagiers in werd deel genomen, lederen ochtend kwam de t.-ouwe Joel aan de deur der ziekenbut naar zijn kleine vriendin hooren en later toen May beter was en dus weer wat op het dek mocht apelen, wairen de matroos en zij, zoovee! als zijn t jd het maar toeliet, altijd sa men. En wil je wel gelooven, dat May - n onbeschrijflijk goeden invloed uitoefende op den taan 1- Zijn ruwheid werd veel getemperd en hij legde zijn valsche schaamte af in vele geval len, waar hij dit vroeger, tegenover zijn kameraden, niet gedurfd zou hebben. Dus: zoo hadden zij, bij het einde der reis, elkaar voor het leven lang wederzijdsohe hulp ver leend: de matroos en het kiem-3 meisjehoe ongelooflijk het eerst ook luiden mag. Aan het hof van Siam heerschte vroeger een zonderlinge, doch zeer strenge wet, waarbij het verboden was aan iedereen, be halve. aan de Kamervrouwen, de vrouw van den Koning aan te Taken, ja zelfs haar kleeren te beroeren. In den loop der jaren was reeds een paar malen de doodstraf uitgesproken over eenige onderdanen, die uit onwetendheid of uit vergeetachtigheid deze wet hadden overtreden. De jonge en mooie prinses Ayunthia, eohtgenoote van Koning Chulalongkoru, had nooit een andere hand aangeraakt dan die van den Koning, toen zij op zekeren dag in een vaartuig, dat geheel met rozen versierd-en met de prachtigste zijden stof fen behangen was, een tochtje ging maken op den Mekong, een der mooiste rivieren in Achter-Indie. Het was dien middag heerlijk op het wa ter terwijl het aan wal gloeiend Keet was en ieder die niet kon varen, te beklagen was. Hieronder behoorde ook de Koning, die door staatszaken in zijn paleis werd teruggehouden. Het bootje ging vlug stroomafwaarts; hier en daar was het bevaren mét zonder gevaar en moest men voorzichtig in het roeien zijn. Maar de bootslieden van de Ko ningin waren allen goed berekend voor hun taak, zoodat Ayunthia geen oogenblik be vreesd voor ongelukken was. Een zacht koeltje deed den fijnen gazen sluier die een heerlijken geur verspreidde en die hoofd en armen der prinses bedekte, vroolijk fladderen. Kleine jongens stonden achter haar en hielden groote waaiers van palmbladen in de handen om er de Koningin koelte mee tcc te wuivén. De oevers der rivieren waren prachtig en vol afwisseling. Nu eens strekte zich een onafzienbare reeks rijstvelden langs die oevers uit, dan weer waren zij begroeid met hoog riet em bamboe, waartusschen hypopotamen buffels zich baadden en bijna overal groei4 den er langs den kant de schitterendst* bloemen, die zachte geuren verspreidden., In de boot zongen eenige slaven eea| zacht en sleepend lied, waarbij zij zichzelf Op een heel eenvoudig muziekinstrument begeleidden.- De mandarijn, die de aanvoerder vai^ deze troep was, bewaakte tevens ook ch) prinses. Ayunthia lag droomerig uitgestrekt oü zijden kussens in een tent, bestaande aif een zachte, doorschijnende stof. Plotseling werden de stroomversnelling gen gevaarlijker; het water was door da voorjaarsTegens sterk gezwollen. De boolj gleed zoo vlug als een vogel over de watery valletjes, toen ze plotseling een hevige® schok kreeg. De kiel was aangestooten tegen een blim den klip en de boot was door midden gar spleten. Een kreet van schrik weerklonk over he^ waterroeiers en muzikanten waren in rivier gevallen, evenals de mandarijn eaji Ayunthia. Het was een hachelijk oogenblik: zou do Koningin moeten omkomen, omdat nieman^ het recht had haar aan te raken? - Zonder smeekbeden, zonder angstige uit* roepen, dio zij toch wist, dat niet zoude® htlpen, worstelde de ongelukkige met d® golven, terwijl de toeschouwers, die on machtig waren om haar te redden naar den oever "zwommen en vermeden naar haar t«> kijken. Niet-allen handelden zoo: een enkele wa%, achtergebleven: een jongen van een jaar of! vijftien, die naar de ingeving van zijn goed hart luisterde; hij- trachtte 2ich boven wa ter te houden en zwom zoo vlug hij kon, steeds het angstige gezicht van de jongo koningin in het oog houdende. Wat moest zij lijden bij de gedachte, dat zij haar heerlijk, gemakkelijk leventje moest vaarwel zeggen, dat leventje in heb land, wuar geen armoede heersoht en waar de dagen en de nachten even schitterend zijn. Wat zou zij ook lijden bij de gedachte, dat zij de haren nooit zou terugzien, die niet eens wisten m welk een verschrikkelijk- gevaar zij verkeerde Nalguy, zoo heette de jonge slaaf, kon niet langer die wanhoop aanzien; op het] oogenblik dat Ayunthia voorgoed zon zin-, ken, rolde hij haar sluier om een stuk rond drijvend hout en riep de prinses toe ,,Houd goeden moed, Ayunthia, houd uw hoofd boven water, doe de bewegingen na, die gij mij ziet doen; ik zal pTobeeren u te redden. Zij gehoorzaamde, maar de strooming in. het water was te heftig voor haar krachten- en haar onervarenheid en zij was weer op het punt te zinken, toen Nalguy er in slaagde haar een plank toe te steken. Opgewekt door de hoop den oever te be reiken, spande Ayunthia al haar krachten in om de plank vast te houden; maar het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 11