Dokters en geneesmiddelen uit
den onden tijd.
men met vlektyphus te doen heeft, of dat,
tUBschen andere gevallen van gewonen ty
phus, zadb een enkel geval van die ziekte
heeft voorgedaan. Dat laatste maakt de
Zaak dan bijzonder, moeilijk te beoordeelen
en onbegrijpelijk tevens. De ervaring ten
opzichte van de kleine epidemieën, die zijn
waargenomen, van die te Lemmer en Am
sterdam bijv., eenigen tijd geleden, doet
echter wel zien, dat een armoedige omge
ving, met de daaraan verbonden toestan
den van onreinheid, nog steeds een hoofd
voorwaarde is om de verspreiding mogelijk
te maken.
Het had reeds vrij lang de aandacht ge
trokken, dat er eenig verband scheen te be
staan tusschen de verspreiding van d«. vlek
typhus en het. op den mensch huizend onge
dierte, met name den meest verafschuw
den representant daarvan: de luis. Te dien
opzichte is een zeer zorgvuldig onderzoek
ingesteld in het Instituut Pasteur te Tunis,
en onlangs is daarvan in de „Annales de
VInstitut Pasteur" het verslag verschenen.
Hierin worden verschillende proeven, ge
nomen op een aap, behandeld
Is bij een mensch de diagnose al niet ge
makkelijk, bij een aap is zij nog veel lasti
ger. Bij dezen ontbreken alle karakteristie
ke verschijnselen, en alleen de typische
temperatuursverhooging levert het bewijs
van het aanwezig zijn der ziekte. De uit
slag ontbreekt, of is althans niet constant.
Maar het ongeluk wil, dat de apen zeer
teere dieren zijn, die door allerlei oorzaken
licht temperatuursverhooging krijgen, en
verder ook zeer dikwijls aan diarrhee lij
den. Al die gevoeligheden worden in de
gevangenschap nog erger, en ten slotte
kost het dus groote moeite apen te vinden,
die een zoo normale gezondheid hebben,
als men voor dit onderzoek, dat zekerheid
eischt omtrent de afhankelijkheid van vaak
niet scherpe en duidelijke ziekteverschijn
selen van één oorzaak, noodig heeft. De
dieren kunnen tot het onderzoek dus pas
worden toegelaten na een langdurige, zeer
minutieuze observatie van hun gezond
heidstoestand, en moeten, zoolang de proef
duurt, ten opzichte van voeding én ligging
met buitengewone zorg behandeld wprden.
Een vrij hevige en langdurige epidemie
van de ziekte onder de inwoners van Tunis
bood gelegenheid genoeg tot het verkrijgen
van besmet menschelijk bloed, waarmee de
smetstof op de proefdieren kon worden
overgebracht. De meest werkzame inenting
was die in de buikholte, en de dosis moest
niet te klein zijn. Het bloed behoefde niet
bepaaldelijk van een zieke afkomstig te we
zen vóór het uitbreken der ziekte en na
zijn genezing was het bloed van een lijder
ook vergiftig. Dat werkelijk zijn ziekte op
den aap was overgebracht, bleek uit de mo
gelijkheid, om van dezen weer andere apen
in te enten, met steeds dezelfde verschijn
selen. Op deze wijze konden tal van dieren
achtereenvolgens worden ziek gemaakt, en
het bleek niet, dat door al deze zooge
naamde passages de smetstof ook maar in
het geringste verzwakte. Apen, die ten ge
volge van een inenting de ziekte gekregen
hadden en die goed hadden doorstaan, kon
den door een latere inenting met ziek men-
schenMoed niet voor een tweede maal ziek
.worden gemaakt.
De thans ondernomen nieuwe serie van
onderzoekingen gold ook het vaststellen van
de nadere bijzonderheden betreffende het
reeds gebleken ziekteverspreidend vermo
gen van de luis. De eerste vraag, die zich
daarbij ter beantwoording voordeed, betrof
den tijd, gedurende welken het insect, dat
zich met het bloed van een typhuslijder
verzadigd heeft, in staat is de ziekte over
te brengen. Men verzamelde dus een aantal
dieren, die van één tot twaalf dagen geleden
vergiftig bloed gezogen hadden, en liet door
hen apen steken.
Uit de proeven bleek, dat de luis niet
onmiddellijk na het uitzuigen van het ty-
pheuze bloed voor anderen gevaarlijk is,
maar eerst van vijf tot zeven dagen daarna.
Na dien tijd kan hij evenmin kwaad doen.
Het dier moet dus een zelfde Tol vervul
len als de mug in het overbrengen der ma
laria. Ook de waargenomen veT&chijnselen
bevestigen deze beschouwingen.
Een gevangenbewaarder, die anders nooit
bij de zieke gevangenen kwam, had een
maal wat op de ziekenzaal te doen en toen
hij er uit kwam, zag een collega zoo'n in
sect op zijn huid, dat bezig was hem te ste
ken. Twaalf dagen later kreeg de man een
ernstigen typhus-aanval. Een arts voelde na
zijn bezoeken aan de zieken eenige jeuk
en ontdekte niet minder dan vijftien van
die dieren op zijn huid. Vijf dagen later
kreeg hij een aanval, waaraan hij stierf.
De onderzoekers meenen uit de gedane
proeven te concludeeren, dat het ziekma
kend organisme moet zijn van dierlijken
aard, evenals dat van de malaria; maar
zoo klein, dat het door onze tegenwoordige
hulpmiddelen nog niet zichtbaar te maken
is, en dat het bewuste insect den voornaam-
sten factor in een epidemie speelt.
Gelukkig, dat wij ons tegen dat insect,
door reinheid, zoo goed wapenen kunnen,
en dus zijn onheilbrengende missie kunnen
tegengaan.
Onder den titel ,,Les moeurs et la vië pri-
vée d'autrefois" heeft Humbert de Gallier
te Parijs een hoogst vermakelijk boek het
licht doen zien, dat vooral Lelangwekkend is
door de bijzonderheden, die ho.t geeft over
de geneeswijzen van onze vaderen. Wij zeg
gen onze vaderen, omdat wij wel mogen
aannemen, dat er in dit opzicht tusschen
Frankrijk en de andere landen van Europa,
ons land niet uitgezonderd, niet zoo heel
veel verschil zal bestaan hebben.
Wanneer in die langvervlogen dagen
iemand last kreeg van jicht, en men
kreeg dien met een zekere voorliefde, om
dat jicht doorging voor de ziekt© van voor
name, al te goed gevoede lieden werden
er onmiddellijk verscheidene dokters bij
gehaald. Niemand stelde zich met één dok
ter tevreden; de mode eischte er zelfs zoo
veel mogelijk en allen te gelijkaan het bed
van de Fransche markiezin stonden er in
het jaar 1609 zelfs niet minder dan dertig.
De geleerde heeren spraken bij dergelijke
gelegenheden veel met elkander, geleerde
verhandelingen, liefst in het Latijn, maar
den zieke aanraken, dat deden zij niet.
Een dokteT, die zijn patiënten aanraakte,
zou al heel gauw zijn goeden naam kwijt
geweest zijnhij zou absoluut in discrediet
geraakt zijn, wanneer hij het bijvoorbeeld
gewaagd had zijn oor op den rug van een
lijder te leggen. De patiënt woonde dus
van zijn bed uit een academische zitting bij.
Eindelijk was de geneeskundige Areopa
gus het over een doelmatige behandeling
van het „geval" eens; in de meeste geval
len werd er tot een aderlating besloten.
Of de zieke een grijsaard van negentig dan
wel een zuigeling was, adergelaten werd hij.
Hoog aanzien genoot de stelling van een
Italiaanschen dokter uit de 16de eeuw, Bo-
tal: „Hoe meer vuil water men uit een bron
schept, hoe meer helder water er later
uitvloeit. En juist zoo gaat het mét het
bloed en de aderlating."
öok purgeermiddelen waren zeer in trek.
De aderen van den armen Koning Lodewijk
XIII zijn in één jaar niet minder dan 47-
maal gelaten; in denzelfden tijd heeft de
Koning 2ó9 purgeermiddeltjes moeten slik
ken. Als de ongelukkige dat alles uitgehou
den heeft, moet hij niet alleen geen zwakke
gezondheid gehad hebben, als waarvoor hij
bekend staat, maar een boom van een
kerel geweest zijn, blakende van gezond
heid; Hij is er trouwens nog genadig afge
komen: Guy Patin beroemde zich er op, dat
hij zekeren Cousinet, die aan rheumatiek
leed, 64-maal het blosd afgetapt had.
Wanneer de lijder dan aan de gevolgen
van het aderlaten en purgeeren niet be
zweken was, begon men met de eigenlijke
bestrijding van de ziekte. En hoeKardi
naal Mazarin kreeg om zijn gezvollen been
een eusachtigen omslag van paard^mest.
Hij had het nog goed in vergelijking met
zijn ambtsbroeder Richelieuhij hoefde den
mest ten minste niet te slikken en Riche
lieu wèL Om het toch wat draaglijk te ma
ken, deed hij' er witten wijn bij, wat de dok
ters zeer verstandig vonden.
Ambroise Pare, de grondvester van de
Fransche heelkunde, had het bijzonder op
van dieren afkomstige geneesmiddelen.
De 17de eeuw heeft aan zijn invloed ge
neeskundige kuren te danken, die wij te
genwoordig voor min of meer geslaagde
fopperijtjes zouden verslijten. Iemand, die
aan geekucht leed, moest negen dagen lang
m water opgelost ganzenvuil innemen; een
ander heilzaam middel waren aardwurmen,
in witten wijn, vier eetlepels daags. Voor
asthma werd vossenlong in wijn aanbevo
len en voor koorts een levende spin, in een
notedop aan een koordje om den hals ge
dragen.
Afgeknipte nagels van vingers en teenen
golden als een probaat braakmiddel (wat
wij zonder meer graag gelooven) en kaal
hoofdigheid behandelde men met een af
kooksel van slakken. Men kookte ze in een
mengsel van laurierbla^n, honing, olijf
olie en zeep, schepte het vet er af en het
middel (dat onfeilbaar geweest moet zijn)
was voor het gebruik gereed.
Voor waanzin had men verschillende
zeer afdoende middelen. In de eerste plaats
stond men voor de keus tusschen vergifti
ging en een behandeling, die ongeveer de
zelfde uitwerking had, d. w. z. men legde
op liet voorhoofd van den lijder een in
speeksel gedoopte paardekies. Wanneer
deze behandeling niet baatte (en dat was
meestal wel liet geval) werd de zieke op zijn
bed geworpen en onder zijn kussen gestikt.
Waterzucht gena-s men door middel van
een om de lendenen gedragen gordel, waar-
in levende kreeften rondscharrelden; zij'
krabden den buik en de nieren en dat hai'
de gewenschte uitwerking.
Bij slaapziekte bond men aan het bed,
van den lijder een groot levend varken: dat.
hielp zeker. Een uitstekend geneesmiddel;
was ook de adder. Madame De Lafayette;
dronk om wat op te sterken iederen mor-;
gen adderbouillon en madame De Sévigné,
schreef aan haar zoon: M. de Boissy heeft,
mij uit Poitri tien dozijn adders gezonden.
Neem iederen morgen twee adders, snijd er.
den kop af, laat ze stroopen en in stukken
snijden, vul daarmee een kip en eet deze.
op. Aan de adders heb ik de uitstekende
gezondheid, waarin ik mij verheug, te dan-,
ken.
Men moet niet gelooven, dat deze onsma
kelijke geneeswijzen tot de zoogenaamde1
huismiddeltjes behoorden; o neen, de ge
neeskundige faculteit zelf schreef ze voor
en bekende geneesheeren, als Ambroise
Paré, Guylatin, Limery, F agon, Van Hel-
mont en Goeurot, de lijfarts van Frans I,
bevalen ze aan.
Goeurot brengt ons weer bij de jicht te
rug; hij beval daartegen aan gehakt van
gans en jonge katten. Met de restjes van
deze lekkernij moesten bovendien d^ zieke'
lichaamsdeelen ingewreven worden. Een
ander middel tegen de jicht was het z.g.
„anti-moine," dat door een monnik uitge
vonden was, hij had het op zijn aan jicht,
lijdende broeders beproefd en ze er allen
mee... vergiftigd! Aan deze treurige ge-,
schiedenis heeft, wanneer men een schot-',
schrift uit het jaar 1550 gelooven mag, het
antimoon zijn naam te danken.
Wanneer aderlatingen, purgeermiddelen,
omslagen van mest, adders, kreeften, spin-,
nen, afgeknipte nagels en kattenpasteitjes.
voor jicht, rheumatiek of nierziekte niet]
geholpen hadden en de kwaal niet wilde;
wijken, moest de zieke ten slotte naaT een
badplaats. Daarmee begon zijn eigenlijk'
lijden pas. I-n de eerste plaats was een der
gelijk uitstapje toentertijd schrikbarend,
duur, zóó, dat zelfs koning Lodewijk XV;
niet rijk genoeg was om zijn dochter voor
een seizoen naar Plombières te sturen; hij
moest eerst twee millioen franken leenen,
om dat reisje te kunnen bekostigen. En dan;
was het bovendien in een badplaats niet:
bej aald amusant. Maar in sommige bad
plaatsen, in Bath bijvoorbeeld, ging het