Ho. 15763. LEXDSCH DAGBLAD, Woensdag* 12 Juli Tweede Blad. Anno 1911. Buitenlandseh Overzicht FEUILLETON. De liefefe overwon. Kunst, letteren, enz. De Marokkaansche kwestie is thans weer in het stadium der besprekin- gen. Het aanv-ankelij'k resultaat, is thans, dat geenerlei aanleiding tot ongerustheid aan wezig is, en dat aan beide zijden rie oprechte wensch bestaat, over mogelijke verschilpun ten tot overeenstemming te komen. Dit is eigenlijk het eenige vertrouwbare berich'Uit Parijs wordt daaraan nog toe gevoegd, dat de besprekingen aanvankelijk in ietwat scherpen toon werden gevoerd, doch dat geleidelijk, nadat de verschillende standpunten en meeningen waren uiteenge zet, de toon veranderde en ten laatste zelfs vriendschappelijk werd. Dientengevolge zijn de beide heeren Ki- derlen-Wachter en Cambon, reeds over de algemeenheden heen, en tot de bijzonder heden gekomen. Cambon wilde de bespre kingen vervolgen, nadat hij uit Parijs in structies had ontvangen. Gisteravond zou den de besprekingen worden voortgezet. Maar de heeren besloten over het verloop het stilzwijgen te bewaren. ,Toch zouden, naar de Temps" meedeelt, de beide onderhandelaars hun opvatting niet onder stoelen en banken hebben gesto ken. Zoo zou de Fransche (,_zant den Duit- 6ohen minister van Buitênlandsche Zaken niet- verholen hebben, hoe hij de Duifcsche vlootbeweging in Agadir betreurd heeft. Daartegenover verklaarde do heer von Kiderlen Wachter onomwonden, dat bij betreurt de middelmatige resultaten, die verkregen zijn door de economische samenr werking tusschen Dnitschland cn Frankrijk, waartoe bij de overeenkomst van Februari 1909 was besloten. In de Fransche Kamer is de kwestie ook aan de orde geweest, in ver band met de vaststelling van een datum voor de behandeling der interpellatie over het optreden van Duitschland in Marokko. De minister van buitenlandsche zaken, De Selves, zeide: „Men vraagt inlichtingen over de inci denten, die het uitzenden van een Duitech schip naar Agadir ten gevolge hebben ge had. „Ik doe een beroep op den geest van wijs heid, en. vaderlandsliefde van de Kamer. D» onderhandelingen zijn begonnen en de be sprekingen zijn in gang. Ik vraag dus, dat men die besprekingen late voortgaan, aic-t de kalmte, en hooge waardigheid, zooals het grooten mogendheden betaamt, wan neer zij onder elkander besprekingen voe ren. Als de tijd daar is, zullen wij de eer eten zijn om u te zeggen wat wij gedaan hebben en hoe wij hebben gehandeld. „Wij zullen u dan vragen ons te zeggen, Óf wij ons al of niet voor onze taak berekend hebben betoond. Thans vragen wij u ons vertrouwen te schenken. „De bespreking is begonnen, en daarbij xullen wij zorg dragen, de onwankelbare volharding te bewaren, die de belangen en de waardigheid van het land gebieden, en dat wij met de mogendheden waarmede wij besprekingen voeren, de betrekkingen van goede verstandhouding en hooge loyauteit bewaren/' De minister vraagt daarop uitstel van de behandeling van de interpellatie tot onbe- paalden tijd, welk uitstel de *mer met 466 tegen 77 stemmen toestaat. Wij moeten nog even terugkomen op het debat van den vorigen dag in dezelfde Kamer, naar aanleiding yan de kwestie der spoorwegmannen. Caillaux was nog al scherp en zijn woor den v aren vooral tegen de socialisten ge richt. Deze begonnen onrustig te worden en wierpen er tusschen door interrupties, die door Caillaux op zeer slagvaardige wijze worden beantwoord. Jaurès kan zich niet in houden, springt op een gegeven oogenblik Op zijn zetel en roept: „Lang, zeer lang ge- leden, in den tijd van de inkomstenbelas ting, sprak de heer Caillaux anders." Caillaux blijft rustig en antwoordt: Wij kunnen liet eens zijn over democratische hervormingen, maar we zullen het ncoit eens zijn over demagogie en wanordelijk heden. Deze woorden waren voor de socialisten het sein tot een uitbarsting. Zij schelden, razen en tieren tegen Caillaux, totdat Jau rès met. zijn stentorgeluid het kabaal weet to bedwingen. „De heer voorzitter van den ministerraad", roep lilj uit, vevgeet, dat hij als verantwoordelijk minister deel heeft uitgemaakt van dat ministerie-Monis, dat beloofd heeft te zeggen, dat de spoor- niannen weer in dienst genomen zulbn wor den. Wanneer dat demagogie was, had hij zijn portefeuille moeten neerlegg n."L Jau rès vervolgt: „Wat demagogie is en yan de-weerzin wekkendste soort, dat is zich opheffen tot het gezag door het volk met beloften te overstelpen en dan wanneer men gelooft, nog hooger te kunnen komen, de beloften als scheurpapier te behandelen." Men ziet, bepaald kalm was het debat niet. Wij moeten thans onzen kijker op wat dichter bij stellen, en nagaan wat er in België gebeurt Daar is bij de behande ling van de begrooting voor buitenlandsche zaken weer eens de Vlissingsche kwestie ter sprake gekomen. Het ka merlid Verhaegen uitte omtrent de kwestie van de versterkingen van Ylissingen de mee ning, dat de Nederlanders volkomen het recht hebben hun verdedigingsstelsel te wij zigen, zooals het hun goeddunkt. De laat stelijk door den Nederlandschen minister van Buitenlandsche Zaken uitgesproken woorden warqn uiterst geruststellend en we zenlijk vriendschappelijk ten opzichte van België. Spreker hoopt, dat de Belgische minister van Buitenlandsche Zaken Davignon niet zal nalaten van een beantwoording van deze gevoelens blijk te geven. De socialist Wouters zeide dat Nederland het volkomen recht heeft zijn verdediging te regelen zooals het hem behaagt, maar er ontbreken z. i. juiste verklaringen betref fende de volkomen handelsvrijheid op de Schelde. Er schuilt in het ontwerp ter ver sterking van Ylissingen een groot gevaar voor België. Het gevolg er van zou moeten zijn een volmaakte wijziging in het Belgi sche verdedigingsstelsel en de mogelijke verwezenlijking van een ontwerp tot mili taire verdediging van de geheele kust. Er is inderdaad in de voorgestelde werken in Nederland een pangermanistische bewe ging, waartegen met kracht moet worden geprotesteerd. De minister van Buitenlandsche Zaken Davignon, zeide dat het bespreken van ont werpen aan buitenlandsche parlementen voorgelegd een zeer teere zaak is. Yooral wanneer het de nationale verdediging geldt." Bovendien heeft hij de overtuiging", dat wanneer het ontwerp in behandeling mocht komen, beide landen zich de banden zullen herinneren welke hen vereenigen. Ons dunkt dat' er bij het bezoek onzer Koningin aan België "wel gëlègenheid zal zijn om alle misverstand in" dezen uit den weg te ruimen. Wij moeten vandaag ook wat stilstaan bij de staking in de bouwvakken te P a r ij s, omdat deze zich nog al ernstig laat aanzien. De forsche maatregelen door Caillaux al dadelijk genomen, maken het waarschijnlijk dat de strijd met groote heftigheid gevoerd zal worden en dat de stakers niet dan in liet uiterste geval weer op de oude voor waarden aan hot werk zullen gaan. En toch zal het daartoe, zoo lijkt het wel, per slot van rekening moeten komen, want de sterke organisatie der aannemers zal het waar schijnlijk heel wat langer kunnen uitzin gen dan de arbeiders, hoe vastberaden en strijdvaardig die op het oogenblik ook mo gen zijn. De staking op zichzelf biedt weinig be langrijks; ze is geproclameerd, omdat de patroons bleven weigeren toe te geven aan do reeds vaak herhaalde cischen der arbei ders: invoering van den" negen-uren.dag en afschaffing van het gehate taeheron-stclsel. De tachcron is een soort van ploegbaas, die met de aannemers onder-aanneminkjes af sluit en dan werkvolk aanwerft pm die uit te voeren; hij vindt zijn voordeel in het ver- 40) HU keek haar geruimen tyd zwijgend aan, vóór hy langzaam zei: Juist jou? Denk je zoo geringschattend over je zeil? Maar je geelt het antwoord zelf il. Omdat jy het verlangen in my hébt makker geroepen I Van alle vróuwen, die ik koD, is er maar één, die ik weikelyk gewenscht heb tot de mijne te maken. JU bent de eerste, de eenige vrouw in myn leven, die ik werke lijk liefheb." HU bad haar hand genomen: de adelaars- klauw had de valk in zyn macht, waarmee hU doen kon wat hy wilde. Edela moest onwillekeurig daaraan denken, het wapen van de Tauerns. ZU werd weer lustiger, haar drift was al weer voorbU- Gewillig liet zU zich nu op den omgevallen boomstam trekken. Tauern sprak eerst nog niet en hU bleef haar hand krampachtig vasthouden. Met half gesloten oogen keek hU naar een vogel, die op eenigen afstand op een boom heen en weer sprong. Toen weeg hU naar het dier en zei: BEin Yogel sang im Eschenbaum. Ken je hot lied van Reimer Thomas en zijn blonde vrouw? HU kuste haar...... zy kuste hem Maar Edela hoorde niet meer. ZU was opgesprongen en stond naast haar paard, terwUl zU haastig trachtte het dier los te maken. #Laat ons doorryden l" Het klonk alsof zij in doodsangst wat. Langzaam stond hy op. „Ben je bang yoör hét groene woud, blonde Edola? En ia het verstandig van je zoo tegen mU te doen, of onverstandig? Weet je dan niet, dat nirts zoo opwindt als kussen, die geweigerd worden, Edela?" „Ik vraag je nogmaals, laat ons naar huis gaan," zei zy, maar nu koud on waardig als gold het de verdediging van haar jonkvrouwe- lüke waardigheid. Nogmaals keek hU haar uitdagend aan. „Zooals je beveelt," zei hy toen. „Zooals je beveelt, mün blonde gravin." Door het- woud reden z'J nu terug, lang zaam, zy aan zy. Toen zU weer bU de stad kwamen en langs de oersto villa's aan deü straatweg reden, had Edela een gevoel alsof zü dood op was. Van waar die moeheid? Kwam ze van den angst, die haar gefolterd had in het bosch? En zy bleef zich zoo moe en mat gevoelen in de volgende dagen. Zelfs Vogeltje viel dat op. Zy z»g, dat Edela zeer bleek was en voortdurend erg stil, veel te stil voor een gelukkige bruid. Toen Tauern een dag of wat later op een middag bU haar kwam om afscheid te nemen, vroeg hy: „Vindt je het goed, Edol (zoo noemde hy haar het liefst), dat wy zoo 6poedig mogoiyk trouwen? Over veertien dagen? Zou jo dat willen?" ZU zag hem ontsteld aan, opende haar mond en sloot dien weder zonder een geluid uit te brengen. By kuste haar hand. „Ik denk nameiyk, dat wy dan ook nog een bezoek aan Zuid Tirol zullen kunnen brengen. In September is het Ampezzadal op schil tusschen wat liy van den aannemer krijgt en wat hij zijn volk uitbetaalt, verschil dat volgens" de stakers aanzienlijk meet zijn. Het m vooral als woekeraar, voor- sokotgever tegen enorme ren ie, cn als „mar- ch'and de soupe et de sommeil" in die geval len, waarin de zorg voor voeding,en ligging- van zijn personeel op- hem rust, dat de ta- cheron onbehoorlijke winsten maken moet. Deze kwestie zou echter niet misschien de zaak zulke scherpe kaiitcn hebben gegeven, maai* daar komt meer hij. Vooreerst de hou ding door Caillaux aangenomen en dan de wet op de arbeiderspensioenen, die onder de arbeiders weinig instemming heeft 'ge-: vonden. Bovendien draagt ook de verwa^J.e politieke toestand niet bij om de. zaak cén vlotter verloop te geven. Het "aantal sta kers bedraagt vele duizenden. Omtrent de woelingen in Portu gal is weer eenig nieuws. De „Times" verneemt uit Lissabon, dat de regeering van plan is do opgeroepen reservisten der eerste divisie naar huis te zenden, aangezien men het gevaar voor een inval der royalisten geweken, althans niet dreigend aobt.„ Niettemin zull«= i bepaalde, strategisohe punten door een versterkt gar nizoen bezet blijven. Dagelijks worden door het geheele land personen in hechtenis genomen, onder be schuldiging van samenzwering tegen de re- publikeinsche instellingen. Uit Albanië komen telkens weer be richten van schermutselingen. Vandaag komt uit Konstantïnopel een telegram, mel dende, dat de opstandelingen op 6 en 7 Juli de troepen in Albanië hebben aangeval len, doch werden teruggedreven. De Turken hadden, één doode fenrtwee gekwetsten. Op 7 Juli heeft $en sterke troep opstan delingen, die van iSëltes kwam, de Turk- sc-he voorposten aangevallen. Drie Turksche waterdragers werdén gedood. Eén dorpshoofd:is den T irken trouw ge bleven. Dat Turkije slechts noodgedrongen aan de opstandelingen conoessies doet, blijkt wel. uit de discussie van de Turksohe minis terraad. De gezanten der mogendheden drin gen er nogal sterk op. aan. De ministerraad besloot na een heftig debat, waarbij, eenige ministers tegen ver dere concessies pleitten, den Malissoren nog een termijn vam 20 dagen t-oe te staan. Het kabinet wil, zoolang dat mogelijk is, het gebruik van geweld vermijden. Een tele gram van den Turkschen gezant in Cettin- je, Sadreddin-bei, meldt, dat de aartsnis- schop van Skoetari 'de Malissoren niet ho^fb kunnen overhalen op de nieuwe Turksche concessies in te gaan. De meerderheid vau hen houdt aan deii eisch van autonomie vast. Een minderheid heeft zich bereid ver klaard J;erug te keeren, maar slechts tnefc verlof, wapenen te'dragen, en concessies in de onderwijsqiiaegMe. Zij verlangen intus- schen waarborgen van een grooto mogen 1- heid, daar vroegeré beloften niet gehouden zijn. De toestand heeft zijn kritiek karakter nog niet verloren. Omtrent Castro geen nieuws. Uitvoering; VisscJierlj-wet. De ,,Lokal Anzeiger" vernam uit Emb- den, dat de burgemeester van Finsterwolde met een boot met politie de Dollard is op gevaren om op grond van de nieuwe Hol- landsche visscherijwet heb vischtuig van de Pruisische wadden in beslag te nemen. Daar lut. om hët bestaan van deze visschers gaat, is men bang voor ernstige botsingen. De visschers hebben bij de rechtbank te Wien een klacht ingediend, dat de bepalingen van de Nederlandsche wet op hen niet toepas selijk zouden zijn. Men meldt uit Finsterwold aan de „N. R. C.'": Dit bericht in de „Lokal Anzeiger" is on juist. De tocht-, waarbij de burgemeester zich liet vergezellen door twee politieman nen, had niet ten doel vischtuig van Prui sische visschers op Pruisisch wad in beslag te nemen, doch om bedoelden visschers de bepalingen der nieuwe visscherijwet mede te deelon, hetgeen geschied is door middel van briefjes. Wij kunnen mededeelen, dat bedoelde zyn mooist. Verlang je niet naar een reis In de bergen, Edel?" De bergen? „Ik hof mUn oogen naar de bergen, van waar mU hulpe komen zal," had Elsbeth Wientrug haar eens gezegd. Zou van de bergen redding te wachleu zyn? „Ja ja," riep zy, „naar de bergen en spoedig Adriaan, laat ons spoedig gaan!" XVII Hadden de dagen vleugels gehad of waren z\j voorby gekropen, langzaam, uiterst lang zaam, zooals iemand voorlgaat, die zware kogels aan dikke kettingen aan den voet heeft, welke hem iedere scbrede moeiiyk maken? Was het alleen de laatste dag en vooral de laatste nacht goweest, die haar zoo vreeselyk lang was gevallen? De minuten leken haar uien en toch ook weer, angstig hoorde zy de klok slaan, uur naar uur, en dan scheen het haar of die uren veel te snel gingen. Geen oog had Edela dicht gedaan, dien nacht vóór haar huwelUk. En eindelUk kwam de morgen, een herfst morgen met heerlijke zon, haar huwelijksdag l Graaf .Tauern was den vorigen avond in zyn hotel aangekomen. Een kaart met een bouquet witte rozen had Edela zUn terug komst in Berlün bericht. Witto rozen, dacht zy, zooals men ze bruiden en doodon in de hand geeft I En byna als een doode zag de bruid er uit, toen zy 's morgens uit haar kamer in het salon trad, dat men heden voor haar persooniyk gebruik hal ingericht en waar haar bruidsjapon, die helen pas gereod waa gekomen, uitgespreid lag. Haar bruidsjapon, de sluier en de groene krans l Pruisische visschers van Ditzum, Ditzu- merverlaat, Pochum, enz. hun schuttingen voor de botvangst, fuiken, enz. reeds van Nederlandsch gebied hebben verwijderd. Een dertigtal visschers zijn in hun bestaan getroffen. Sommigen hunner hebben reeds moeite gedaan een woning te huren in deze gemeente of m Beerta. Op de Pruisische wadden met hun gerin ge oppervlakte is zeer weinig gelegenheid voor de uitoefening van het visschersbe- drijf; vandaar, dat altijd door zeer vele OostriFriesohe visschers op Ncderjandsch gebied werd gevischt, waartegen door vis schers te Statenzijl en te Finsterwolde ver leden voorjaar klachten werden ingediend. Voor onze visschers zou hët van belang zijn, als zich alhier Oost-Friesche visschers gingen vestigen. Want op het gebied der buitenvisscherij is hier niet de minste voor uitgang. Onze visschers doen als hun vaders en grootvaders deden. De Pruisische vis schers zijn met den tijd meegegaan en heb ben daardoor een zeer ruim bestaan, ter wijl onze visschers weinig meer verdienen dan een veldarbeider. Ook het houden van eenden, soms in zeer groot aantal, die in hoofdzaak gevoed wor den met vischafval, geeft een niet onbelang rijke vermeerdering van inkomsten aan den Oost-Frieschen visscher. Kleine gevallen enz. worden verkocht, om te worden ge droogd en verwerkt tot voeder voor pluim gedierte, honden, enz. De Finsterwolder visschers laten hun afval als kleine garna len, enz. achter den zeedijk en trekken daarvan al zoo niet het minste voordeel. De grens in de Dollard tusschen ons land en Pruisen wordt aangegeven door zware stukken zerk, en loopt ongeveer van Staten zijl recht op Embden.f^ti. Aan de oostzijde dier stukken zerk staaft een H (Hannover), aan de westzijde een N (Nederland) ge beiteld. De „Visscherij-Courant" is verschenen in rouwrand, wegens de aïgemeene maatrege len van bestuur in zake de visscherij op de Zuiderzee. Het blad betoogt, dat deze vis scherij door de algemeeno maatregelen van bestuur te gronde zal worden gericht. Het Rembrandt huis. Jozef Israels heeft een zestal belangrijke etsen van Rembrandt aangekocht en aan de stichting Rembrandtshuis ten geschenke gegeven. („N. Rott. Crt Thom D e n ij s. De heer Thom Denijs, de vroegere eerste bariton van het Lyrisch Tooneel, was, na een schitterend debuut als „Wolfram von Eschenbach" in Tannhauser, verbonden aan de Hof-Oper in Berlijn. Hij is echter op dit contract teruggekomen en blijft als con cert-zanger in Duitschland werken. Opgravingen in Egypte. De Egyptische afdeeling van het Berlijn- sche museabeheer heeft ten westen van Thebe, de oude Egyptische hoofdstad, op gravingen laten doen. Een graf uit 't mid del-rijk is gevonden en twee rijk versierde zerken van leden der familie van koning Takelothis, die ongeveer 850 jaar voor Christus leefde. P ictu r a-t entoonstelling te Groningen. De Pictura-tentoonstelling, die thans in de lokalen der Studenten-Societeit wordt gehouden, en waar voornamelijk werk is tentoongesteld van moderne schilders, als Lizzy Ansingh, P. van der Hem, Leo Gestel, Jan Sluijters, G. Spoor, G. W. Knap, C. Huidekooper e. a., werd op den dag der opening (Zondag) vereerd met een bezoek van minister Heemskerk. De heer Thom Balfoort, ontwerper der tentoonstelling, leidde den minister rond, die voor dit moderne werk groote belang stelling toonde. Dit berichtje verbaasde ons. Een Minister, dL in kunst belang stelt-, hët is zoo'n uit zondering, bijna iets ongehoords in ons land. „Lieve hemel, kind, ben ja niet goed?" riep Vogeltje, die met govouwen handen en een zaligen glimlach om den mond voor den bruidskrans stond, en zy wilde daarbU op Edela toesnellen. Maar' Edela weerde haar af en langzaam kwam z(l op Vogeltje toe. De laatste marte ling wilde zU nu ondergaan De elegante modiste, die haar by het kleeden behulpzaam zou zyn, boog diep. Voor den grooten spiegel begon het kleeden. Edela liet alles mee zich doenzy deed of zy een automaat was. Met een wanhopigen blik keek zy naar de prachtige japon en den langen sleep van zeldzaam zachte, kostbare zyde. Ook keek zy naar den langon sluier, die de modiste met kundige hand bevestigde. Ten slotte kwam de groene krans. „Ik heb al menige schoono bruid geholpen by het kleeden," zei de modiste, „maar een zoo schoone als gU toch nog nooit." En zU zei dat niet als een gewoonte complimentje; maar als iets, dat z\j werkeiyk rnoende. Vogeltje was zóó onder den indruk, zy vond het zóó mooi, dat zy slechts enkele woorden kon stamelen „Elsbethjuffrouw Elsbeth moet het zienl" Zy was al naar de deur gesneld, om Elsbeth te roepen; maar bleef staan, toen Edela ge biedend riep: „Neen 1" Wat vreemd klonk Vogeltje dat neen, en wat vreemd zag Edola er uit 1 Was dat door te veel geluk? Zou zy van geluk zoo doods bleek zyn? De japon paste goed en de modiste vroeg of zy zou helpen om haar weer uit te doen en of zy dan straks weer zou komen. Edela dwong zich even te glimlachen. Doch wij herinneren ons, dat 's Ministers dochter met een schilder in het huwelijk trad. Nu is het ongewone verschijnsel op gelost. Wat de Kunst niet vermag, vermo gen persoonlijke banden ,,P a 1 j a s." Het gebeurde met den aanzienlijken jour nalist-, door het hoofd van de Amsterdam- sclie politie zoo schandelijk (lichamelijk) mishandeld, werd stof voor „Paljas." „Paljas" klaagt-, fluistert den Franschen journalist m het oor: „Amice, doe me een pleiz'ier en zeg dat het een politie- h o n d gedaan heeft. Doe hët alsjeblieft voor onze reputatie. Nederlandsche J ournali t e n k r i n g. De Nederlandsche Journalistenkring heeft in hotel „De Witte Brug", te Scbeveningen, haar jaarlijksëbe aïgemeene vergadering ge houden. De voorzitter, de heer J. Doorman, had medegedeeld, dat hij zijn ambt wegens een minder gunstigen gezondheidstoestand ter besëhiikking van de Vereeniging stellen moest. Tot zijn opvolger werd met nagenoeg aï gemeene stemmen benoemd mr. L. J Plemp van Duiveland, hoofdredacteur van „De Nieuwe Courant". Voorts werd in een viertal periodieke va catures voorzien, zoodat heb bestuur thans bestaat uit de heeren mr. L. J. Plemp van Duiveland, te 's-Gravenl.age, voorzitter; Henri Dekking, te Rotterdam, secretaris; jhr. A. W. G. van Riemsdijk, te Haarlem; A. Voogd, te Rotterdam; A. G. C. van Duyl,. te Amsterdam; mr. G. Keiler, te Amster dam D. Hans, te 's-Gravenhage, M. A. Sipman, te Arnhem, en A. G. Biemond, te Zutphen. Onder zeer warme en aïgemeene instem ming van de druk bezochte vergadering} werd de heer J. Doorman tot cerelid van den Kring benoemd. Bij de rondvraag werd door één der leden het gebeurde te Amsterdam bij het bezoek van president Fallières ter sprake gebracht. De houding van den hoofdcommissaris van politie te Amsterdam tegenover de Fran sche journalisten werd zeer scherp gelaakt» en met instemming werd vernomen, dat de Vereeniging van Amsterdamsche journalis ten er naar streeft een volkomen voldoening aan de bcleedigden te verschaffen. Zonder stemming werd de volgende motie aangenomen: „De Nederlandscibe Journalistenkring in zijn aïgemeene vergadering van 9 Juli 1911 betuigt den Franschen collega's zijn leven< dig leedwezen over het ook in Nederland gc., lukkig exceptioneele en onwellevend opfcre* den van den hoofdcommissaris van politie to Amsterdam tegenover die collega's ter gele genheid van het b;zook van President FaL lières aan de hoofdstad, van Nederland." Deze motie zal worden gezonden aan do „Association de la Pressc", te Parijs. Staatsexamen Techn. Iloogescliool. De Minister van Binnenlandsche Zaïken heeft bepaald, dat het examen, bedoeld bij art. 123 der wet op het H. O. (Staatsex.. ter verkrijging van een getuigsc1- 4ff vart bekwaamheid tot de studie aan de Teohn. Hoogesehool), voor zoover het mondeling gedeelte betreft-, zal worden afgenomen te 's-Gravcnhage in „Concordia" Alexander- plein 10, op 10, 11 cn 12 Aug. e.k. Examens lloozdnitsclic taal. Het mond. ged. van de examens in do Hoogduitsche taal, M. O., akte A en L. O., worden ofgenomen te 's-Gravenhage, ia' „Diligcntia", Lange Voorhout, op de navol gende dagen en uren: M. O. akte A.op 12, 14, 15, 16, 17, 18,. 19, 21, 22, 23, 21, 25, 26, 28, zoo noodig ook op 29 Aug. a.s., te 9h uren v.m. en te uur n.m. L. O.op 15, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 24,- 25, 26, 28 en zoo noodig 29 Aug. a.s tel kens te 9 uur v.m. en te l^iiur n.m. (Stcfc.) „Ik dank u. Straks heb ik hier hulp genoeg. Dat zal wel gaan." „Dan ben ik zoo vry mevrouw de barones geluk en zegen op dezen dag toe te wenschen." Weer boog de modiste diep en ging toen heen, door Edela weder met oen flauwen lach nagekeken. Vogeltje ging do modiste achterna, om haar voor baar diensten on ge- lukwensch te betalen, zooals dat passend waa voor de bruid van graat Tauern. Vóór zy het salon verliet, liep zy nog even op Edela toe. „Zal Ik een glas wyn voor je halen, kind? Niet? Dat zou je werkeiyk goed doen. Nu ja, natuuriyk, Ik begrUp volkomen, dat je niet kalm kunt zyn op een dag als dezet Kan ik dan niets voor je doen Goed, goed, ik ga al; ik moet my zelf bovendien ook nog kleeden en tegen twaalf uur moeten wy allen gereed zyn." Edela was alleen. Zy stond nog altyd vooi den spiegel, zichzelf beziende met zekere ver wondering over het fljne kloed, den sluier en don groenen bruidskrans. Was zy dat, Edela van der Eichen Neen, een wit lyk was het, waarvan hot eenig lovendo bestond in de donker brandenda oogen. Er kwam haar iels in de gedachte, ook van krans en sluier. Het was lang geleden gebeurd, toen zy eens op een middag met haar moeder snuffelde in oude dingen. Z(j stonden by een groote kast, waarin verschil lende kleedingstukken van haar moeder be waard werden. Daar hingen ook de sluier en de krans, die haar moedor gedragen had op den dag, toen zy trouwde. Zy had tegon haat moeder aangeleund en gevraagd: „Hoe voelde u zich toch wel, moeder-, op den dag, toen gU dit gedragen hebt?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5