VOOR DEJEUGD
1ÉIDSCH DAGBIAD
Nieuwe Raadsels.
Anekdoten.
Goede oplossingen ontvangen van:
Correspondentie.
So. 15*763.
Woensdag- 12 Juli.
Anno 1911.
Eenige trekken uit het leven van
Joachim Murat.
De beer op den steiger.
Bniin is een groot klimmer. Het is zijn
hist en zijn leven, om overal op te klimmen
•n op een goeden dag was er vlak bij zijn
verblijfplaats een steiger, waar hij nu m een
ommezien boven op stond. Hij werd luide
verwelkomd door de werklui, die hem nu
uit beleefdheid met de lift weer terug wil
den zepden, maar Bruintje bedankte er har
telijk voor en prefereerde het om maar
;weer op dezelfde wijze terug te keeren l
Ingee. door Gerrit v. d. Lee, te Koudekerk.
7 L
Mijn geheel bestaat uit 8 letters en is
tem stad in Friesland.
2, 6, 6 is een insect.
4, 7, 1, 2 is een kleedingstuk.
8, 3, 6 was vroeger aanbot bof.
1, 2, 7, 4, 7, 8 is een jongensnaam.
Ingezonden door „Onrust".
IL in i
Zoek uit elk der volgende zinnen een
woord, zoodanig dat bet een spreekwoord
vormt.
In den tuin groeien vele bloemen.
De groote kinderen waren in den tuin,
de kleintjes in de kinderkamer.
Wat malken die jongens een leven 1
Daar loopt een paard in de weide.
Gij rijt een grooto jongen.
Ingezonden door Freek Bey.
hl
De sneeuwpop.
Daar staat hij in rijn witten
En dreigt met opgeheven
Zoo deed hij gisteren heden
Maar arm of stok daalt doch niet
Sliep uit dien harren, witten
Die dreigt, maar ons niet raken
Sliep uit dien Karren witten
Die hand nog voet verroeren
En als de zon maar even
Zoo mager wordt, zoo rae
Jal als een boterklontje
En slechts een plasje laat op 't
Ingez. door „Rosa Fluweeltje/!
Snugger.
Een boer klopte 's morgens zeer vroeg bij
Zijn huurman aan.
„Wie klopt daar?" werd er van binnen
gevraagd.
„IkJe buurman. Waar ben je?"
„Ik slaap 1"
„Dat spijt me... Als je met sliep had ik je
wagen te leen willen vragen, maar nou zal
ik straks maar eens terugkomen, als je
wakker bent."
Ingez. door Isaac de Haan.
K i n d e r 1 ij k.
Moe (haar zoontje optillend): „Je bent
niet licht, Jan."
Jan: „Ben ik dan donker moe?"
Ingez. door „Robinson Crusoë."
Meester: „Zeg Jan, waarom ben je van
morgen niet op school geweest?"
Jan: „Wel meester mijn moeder had de
deksel van het fornuis gebroken, en toen
moest ik net zoolang op het gat zitten tot
dat de smid het gemaakt had. Want anders
zou al de rook uit het gat gevlogen zijn."
Ingez. door „Leonie."
Mama; Waarvan heeft de gouverneur je
vanmorgen verteld?"
Frits: „Ooh van rupsen en vlinders
mama 1"
Mama: „Dan weet je zeker nu wel van
welken worm de zijde komt, waarvan ik ja
ponnen draag?"
Frits: „Zeker, van papa.'*
Ingez. door „De kleine Teekenaar."
Bij den Commissaris.
VadeT: „Mijnheer, mijn jongen is weg-
geloopen.
Commissaris: „Zoo, heeft de knaap ook
zichtbare teekens waaraan hij te herken
nen is?"
Vader: „Nog met, maar als hij thuis
komt, en ik hem onder handen neem, zai
hij er genoeg krijgen."
Ingez. door Hendrik Kroon.,
Kindertaal.
Kleine Lena staat er bij, dat tante een
telephpongesprek voert, en als dit afgeloo-
pen is, zegt ze heel verwonderd: „Tante,
hoe klein zijn wel de mannetjes daar in dat
kastje?" r .7 -
7
Verkeerd beg r ejD e n.
Onderwijzeres in den tuin: „Catootje ga
toch liever in de zon spelen, i niet- zoo in de
schaduw."
Catootje speelt door.
Onderwijzeres: „Nu, kirnjl speel tooh in
de-zon."
Kind het hoofdje opgericht: „Daar kan
ik tooh niet bij."
Oplossingen der Raadsels.
L
Edam Tiel Telp Nas-rden Hoorn.
II.
Ezel mier aap —zalm beer
paard kat slang egel..
Ut
Leeuwerik.
„Sneeuwwitje", „Kortenaer", Corrie v. d.
Klein, „De Amsterdammer" „de kleine Ma
troos", „Onrust", Antoon en Anna Hooge-
veen, Anbonia Mechelse, „Sneeuwklokje",
Francina Kxame.-, Marie Oostveen, „Klap-
roosje", Saartje Oudshoorn, C. L. Janssen,
Hendrik van Zanten, „Julianabloem", Arie
Gille, Corrie v. d. Voort, „Meibloempje"
Hendrik Kriek, Antje van Konijnenburg,
Margaretha Bomli, „Het Schelpje, „do
kleine Huishoudster", „Clivia", S. en H.
Florisson, Truus Zuyderduyn,, Kenau",
„Blonde Eliza", „Hermanus", „Kleine
Zwerver", „Blauwborstje", „Poppenmoe-
dertje", „Postduif", Dora en M -ie Ba-
rendse „Rosa Fluweeltje", Freek en Zus
Bey, Nelly en Johanna de Bruin, Andries
Bizct, „Padvinders", Dirk Houthoff,
„Stormvrouwtje", „Reseda", „de kleine
Zeeloods", Theresia Veeren, „Wiihelmina-
linde", N. Groen, „de twee JV', „Goud
vinkje", C. Vallentgoed, ,Frederik van Ve
netië", „De kleine Winkelier", „Faust",
Ariea v. Konijnenburg, te L e i d e n.
Neeltje Timmers, Johanna Timmers, te
Oegstge e s t.
„Meitalkje", M. Binnendijk, te R ij n s-
burg.
C. M. Nederburgh, te Warmond.
Arie van Santen, te Wassenaar.
Aartje en Johanna Parle vliet, Johanna
van Tilburg, te Zoeterwoude.
Prijzen vielen ten deel aan: „Goudvink
je'' en „Reseda", te Leiden en Neeltje
Timmers, teOegstgeest.
N. Groen en C. Valient goed.
Nu meisjes, ik moet zeggen, dat jullie vol
op geprofiteerd hebt, van het mooie weer!
En dat is maar goed ook, want de zomer
duurt maar kort in ons klimaat. Als deze
maand uit is, dan worden de dagen alweer
korter en nadert de winter met rasse schre
den.
„W ilhelminalind e". Met genoe
gen vernam ik je ingenomenheid met het
gewonnen prijsje en je voornemen om ook in
Ifet veryolg ijverig met ons mede te werken.
„Resida." Ja meiBje, de raadsels kun
nen niet altijd even gemakkelijk zijn, want
dan is er geen aardigheid aan en valt er
bvendien niets van te leeren. Raadsels en
anekdoten zullen mij steeds aangenaam zijn,
„Postdui f." Ik zal het heel aardig
vinden een prentkaart van jfe te ontvangen,
niet zoozeer om de kaart, als wel om het
bewijs dat je je raadselvriendin niet ver
geet.
Freek en ZusBey. Wel zoo kinders*
zijn jullie beiden tot een hoogere klasse be
vorderd? Nu, dat doet me pleizier voor je
ouders en voor jezelve, want nu kunnen
jullie volop genieten van je vacantie.
Dora en Marie Barendse. Met
genoegen vernam ik dat je zusje hersteld*
is. Nu kan ze dus weer van het mooie weer
profiteeren.
„Blauwborstje." Ja meisje, ik'
herinner me, dat ik dat boek vroeger wèl'
eens gelezen heb en het toen heel mooi'
vond.
„Kenau-" Geduld meisje, ik'zal je
heusch niet vergeten. Je hebt echter geen
reden, je te beklagen.
S. en H. Florisson. Voor een enkel
keertje, vind ik dat niet erg kinders, maar
in het vervolg moet je je briefjes met inkt
schrijven.
„Clivia." Gelukkig, dat het nu weer
wat beter gaat met je oogen, want ik vind
het iets angstigs, om iets aan de oogen te
mankeeren. Je vraag neem ik je niet kwa
lijk, maar je moet geduld hebben meisje.'
„M eibloerapje." Neen beste kind,
daar kan ik heusch niet aan beginnen, onze
courant is een Nederlandsohe courant, en
al wat daarmede verband houdt moet dus
in onze moedertaal geschreven worden.
Corrie v. d. Voort. Nu Leb ik toch
heusch om je moeten lachen, meisje. Je
weet. waarlijk nog niet wat het is om iets
zuur te verdienen, en als je nu denkt dat
eulks met de prijzen het geval is, dan heb
je het waarlijk mis.
„K ri elh'aan." Het postpapier, dat
je op je verjaardag gekregen hebt, vind ik
inderdaad heel mooi. Je moet er maar wat
zuinig op zijn. Mij mag je wel op een ge
woon velletje schrijven.
Corrie v. d. Klein. Jammer, dat
het blaadje de vorige week verscheurd
werd meisje, in het vervolg maar dadelijk
opbergen, dat is het beste. Vriendelijk
dank voor je toegezonden bijdragen.
Arie van Santen, te Wassenaar-
Ik kan me wel voorstellen, dat het een
groote schade voor je vader is, als er een
koe aan 't mond- en klauwzeer bezweken is
Was het beeet in de weide of stond het
op stal?
C. AL Nederburgh, te Warmond.
Als je liever een meisjesboek gehad hadt,
dan is het wel jammer, dat je niet gevraagd
hebt om te ruilen, want daar zou geen be
zwaar tegen geweest zijn.
Neeltje Timmers, te Oegstgeest
Neen beste ikind, ik zal het je niet kwalijk
nemen, als je door.drukke werkzaamheden
verhinderd bent, met ons mee te doen
Waarmede heb je het in den zomer zo->
druk?
,,K 1 a p r o o s j e." Je ingezonden raad
sel kan niet voor plaatsing in aanmerking
komen meisje, het is van te algemeene be
kendheid. Wil je nog eens iets anders be
denken! MARIE VAN AMSTEL.
i
.<4
HOE EEN KLEIN MEISJE VAN MIJN
KENNIS EEN LEELIJKE ONDEUGD
AFLEGDE.
Leoilie was een aardig, (klein dikkertje
van een jaar of acht, maar ze had een
leelijke ondeugd, die het haar zelve en
haar omgeving dikwijls heel lastig maakte:
ze was n. 1. wat lekkerbekkig en kon nooit
haar geld in den zak houoen voor nuttiger
dingen, maar kocht er altijd zoetigheid
▼oor. Zoo haa! ze op een goeden avond weer
voor bijna twee dubbeltjes suikertjes ge
kocht en ze maar zoo lang weggesloten,
boven op de plank van haar kinderkastje,
want ze wist wel, dat moeder haar erg
béknorren zou, als ze het zag, of wel dat
de broertjes en zusjes anders net zoo lang
zeuren zouden, tot ze haar wel de helft
hadden aigebedeld, wat ze veel te jammer
vond. Den volgenden ochtend, werd ze al
bijtijds wakker en daar het op z'n mjnst
nog een paar uur zou duren, eer Juf haar
kwam kleeden, was Leonie maar vast uit
haar bedje gestapt en zag om naar iets,
waar ze zich mee amuseeren kon. Ze wilde
net een stuk speelgoed uit haar kastje
halen, toen ze zich herinnerde, van dat
lekkere zakje suikertjes. Ze deed het kast
je open en daar wandelde er een rol-rond
kaboutertje uitt zóó dik en zóó gevuld in
zijn gezicht, dat hij haast niet uit zijn oogen
kon zien! Maar verbeeld je: hoe onbe
schaamd Hij droeg Leonie's zakje suiker
tjes familiaar in de hand.
„Zeg, wil je het eens laten 1'» snouwde ons
meisje hem toe. „Wie ben je eigenlijk en
wat vermeet je je wel?" „Ik ben kabouter
Snoepgraag, en eet altijd alles op, wat
ik maar voor lekkers vind, daarom ben ik
ook zoo dik."
„Maar geef me nou dat zakje, dat is
voor mij," en gTetig trok Leonie het peper
huisje naar zich toe.
„Zoo eentje moet je er eens nemen,"
vervolgde de (kabouter brutaal. „Die zijn
tooh zoo lekker!"
Leonie deed wat haar gezegd was en
proefde eerst die dan die, en dan nog eens
eentje, totdat alle suikertjes op waren.
Eerlijk gezegd, had ze niets geen trek meer,
maar tooh durfde ze aan het ontbijt niet
zonder eten zitten anders zou juf denken,
dat ze ziek wa« en haar zoo'n leelijk, bitter
drankje geven. En daar had ze nu heele-
maal geen lust in! Kabouter „Snoep,
'graag", bleef echter onzichtbaar voor an
deren, steeds om en bij haar en noode haar
telkens dringend uit, om tooh het een en
ander te gebruiken, omdat het toch zoo
lekker was, zoodat het eind van de zaak
was, dat ze eindelijk nog meer at dan an
ders. Dit ging zoo een week lang. Toen
werd Leonie bij een vriendinnetje te koffie
drinken gevraagd en daar ging ze ziob zoo
te buiten aan de jam en de taartjes, dat
ze den volgenden dag bar ziek was en in
bed gestopt werd, terwijl het haar onmoge
lijk was, nu nog een enkel stukje van het
lekkerste in den mond te steken. Tooh
bleef kabouter i,Snoepgraag" maar 6teeds
dwingen en dringen en zoo at ze al weer
van de vruchten-pastilles en de druiven die
men voor haar ^meegebracht had, omdat ze
ziek was. A
Maar dit Sou'het einde zijn! Toen begon
ze te ijlen eri' praatte allerlei verwardo
taal cn was wel drie weken van streek.
Toen ze eindelijk wel beter werd en op eon
zekeren ochtend frisch ontwaakte, met
flinkon, gezonden honger en heerlijk smid-
de van haar lekker bord havermout, toen
wasgelukkig, Kabouter „Snoepgraag"
verdwenen
En ik verzeker je, dat Leonie in deze
ziekte^ haar ondeugd wel afgelegd had.
In den tijd toen Napoleon van Italië
een Fr&nsch' wingewest had gemaakt, was
er een opstand uitgebroken onder een der
Fransche regimenten, in garnizoen te Li-
vorno.
De Keizer besloot een afschrikwekkend
voorbeeld te stellen, en gelastte Joachim
Murat, zich naar Livorno te begeven, om
de opstandelingen te straffen.
Met een zucht ontving Joachim deze be
velen, en begaf zich op weg naar Livorno.
De opstand was reeds gedempt, men had
de berichten aan den Keizer erger voorge-.
steld dan hij werkelijk was, maar Napoleon
verstond op het punt van krijgstucht geen
gekscheren, en Joachim had te strenge be
velen ontvangen, dan dat hij er iets aan
durfde veranderen.
Te Livorno aangekomen, liet Joachim de
soldaten op het binnenplein van de kazerne
in het gelid schaTen. Hij verweet hun hun
ontrouw aan den Keizer, en kondigde een
gestrenge straf aan. De soldaten smeekten
om genade, en zwoeren dat zij huil schuld
wilden betalen, door zich in den strijd
door den vijand te doen dooden. Joachim
was bewogen, maar hij kwam als rechter,
en sprak als vonnis uit, dat van elke tien
man er één gefusilleerd moest worden.
Groet was de ontsteltenis onder de sol
daten, en menig oud soldaat, die den dood
herhaalde malen onder het oog had gezien,
wischte een traan weg, bij de gedachte dat
hem het lot kon treffen om als misdadiger
ter dood gebracht te worden. Op den vol
genden dag zouden de slachtoffers worden
aangewezen, en de terechtstelling zou on
middellijk daarna volgen.
Toen Murat in zijn verblijf terug was,
kwam een deputatie van de officieren, om
genade voor de schuldigen te smeeken.
Murat betuigde zijn leedwezen dat hij niet
anders kon, dan zich houden aan de
strenge bevelen des Keizers.
Omdat de officieren de goedhartigheid
van Murat kenden, hielden zij aan met
smeeken, waaraan Murat eindelijk geen
weerstand kon bieden. Hoewel de Keizer
veitooden had om een krijgstaad te beleg
gen, stelde Murat toch een onderzoek in»,
waaruit bleek dat drie soldaten begonnen
waren de gehoorzaamheid aan hun supe
rieuren op te zeggen, en daarna hun mak
kers tot verzet hadden aangespoord.
Toen die drie beschuldigden voör' Murat
gebracht werden, bekenden zij dadelijk hun
schuld, en vroegen zij genade voor hun
kameraden, en verzochten, dat alleen zij
ter dood gebracht zouden worden, omdat
de opstand door hun gedrag veroorzaakt
was.
„Het zij zoo," sprak Murat, en hij liet
het geheele regiment weder op de binnen
plaats opstellen.
Hij wees er op, dat hij de aanstokers van
het oproer had gevonden, en dat zij alleen
gestraft zouden worden, zoodat het eerste
vonnis werd ingetrokken.
Weer in ziju vertrekken teruggekeerd,
liep de generaal langen tijd in diep gepeins
heen en weer.
Eindelijk liet hij een ouden korporaal bij
zich komen, in wien hij in alle opzichten ver
trouwen kon Btellen, en met dezen had hij
een langdurig gesprek.
Toen hft middernacht was geworden, lag
de geheele kazerne in diepe rust; alleen op
de kamer van den generaal brandde nog
licht, en het scheen dat deze ppg bezoek
verwachtte.
Maar ook de oude korporaal dacht aan
geen slapen. Als cipier had hij de sleutels
der cachotten, en toen hij overtuigd was,
onbespied te kunnen handelen, begaf hij
zich naar de veroordeelden, en beval hun,
hem in aJle stilte te volgen. Zwijgend vol
deden zij daaraan, en werden zij naar de
kamer van den generaal gevoerd.
De generaal wees hen er op, dat zij zich
bij de voltrekking van hun vonnis als dap
pere mannen moesten gedragen, en dat
hij er zich mee wilde belasten, wanneer zij
nog het een of ander aan hun nabestaan
den wensohten te berichten. Overigens dat
zij in hun gevangenis een priester zouden
vinden, om hun op den dood voor te berei
den, Want dat zij van dit oogenblik af niet
meer tot de wereld behoorden.
De schuldigen wierpen zich' aan de voeten
van Murat.
„Generaal," sprak de oudste, „wij heb
ben den dood verdiend, maar schenk ons
uw vergiffenis."
Murat reikte allen de hand, die zij dank
baar aan hun lippen drukten. Daarna wil-1
den zij zich verwijderen, maar de generaaf
riep hun terug: '7
„Luistert," zei hij, „wanneer ik
alleen vergiffenis, maar ook genade scTOikl
zou je dan als eerlijke mannen willlen blij
ven leven?"
„Neen," riepen zij om strijd, „wij heb
ben den dood verdiend, en dus is de straf
rechtvaardig. Wij zullen die' straf onder
gaan met een gevoel van dankbaarheid
aan u, die ons onze misdaad heeft verge
ven."
„Waarom wil je het leven niet aannemen,
dat ik je schenk? Ik ben een krijgsman,
die wel vuur mag coramandeeren op den
vijand, maar niet op Fransche soldaten,