No.
LËIBSCÜ DAGBLAD, Woensdag- 5 Juli. Tweede Blad.
Anno 1913.
PERSOVERZICHT.
Buitenlandsch Overzicht
FEUILLETON.
De liefsEe overwon.
Faillissementen.
Jhr. Roëlï, burgemeester van
A m s t e r d a ra, wordt genoemd als Commis
saris der Koningin in Noord-Holland.
In verbond daarmede schrijft „Gijsbrecht
van Amstel" in een Amstcrdamschen brief
aan de „Aruhcms.clie Cojirant":-
Een. poging van onzen Burgemeester, om
uit de hoofdstad weg te komen, verwondert
mij in het geheel .niet. In het laatst van
liet vorig jaar heeft hij zijn spijt reeds
kenbaar gemaakt, dat hij Arnhem voor Am
sterdam gewisseld heeft.
Ofschoon hij wist, dat het Burgemeester
schap hier zeer inspannend is, moet het hem
nog erg tegengevallen zijn. Ook de bevol
king zelf -is niet met haar Burgemeester
ingenomen. Bij het jongste bezoek van de
Koningin werden bijvoorbeeld onder de
wachtende menigte weinig pogingen gedaan
hem te groeten en wanneer dat nog geschied
de, werd door den Burgemeester daar geen
aandacht aan geschonken. Met oen strak
gelaat reed liij den stoet vooraf, links noch
rechts kijkende. Hoe anders bij burgemees
ter Van Leeuwen, die begroet werd met
hoera's en naar alle zijden groette.
Intussclien, als liet waar is, dat jhr. Roëll
naar Haarlem gaat, wie zal dan op het
Prinsenhof de schepter gaan zwaaien? Ook
daarvoor wordt in allen ernst al een naam
genoemd en wel die ,van mr. Th. Heems
kerk, onzen tegen woord igen Minister van
Binnenlandsche Zaken. Zooals men weet,
woont zijn gezin nog-altijd in de hoofdstad
en dat moet wel een van dc oorzaken zijn,
dat hij voorgoed de Hofstad zou willen vaar
wel zeggen. Officieele bevestiging is van
dozo geruchten niet te krijgen, maar zij
worden verspreid door iémand, die uitste
kend op de hoogte kan 'zijn.
In het jongste nummef van de ,,H a a r-
lemsche Ha n z e" staat onder liet
kopje Re.traite houden te lezen:
Iets, waarmede men het in den tegen-
woordigen tijd hoe langer hoe meer eens be
gint te worden, ook onder de middenstan
ders, is de stelling, dat. we zoo ééns per
jaar een paar dagen uit onze zaken moeten
breken, om weer „op verhaal1' te komen.
Men gevoelt, dat, in het tegenwoordig
gejaagd voortleven, een korte rustpoos
noodzakelijk is, wil men het kunnen volhou
den. Het lichaam vraagt zulks.
Minder wordt er wellicht aan gedacht,
dat ook onze ziel behoefte kan hébben aan
een ongestoord opdoen' van nieuwe krach
ten''. Zoodoende wordt er te weinig aan
dacht geschonken, aan de gelegenheid, die
zich zoo gemakkelijk voordoet, om in een
retraite ook het geestelijk deel van den
middenstander weder „qp verhaal" 'te doen
komen.
Waar de middenstander voor zich.ülf
reeds nog met zoover nadacht-, is het nieó
onwaarschijnlijk, dat hij ten opzichte van
zijn bedienden dat nog minder deed. T'=eh
meenen wij hier in herinnering te mogen
brengen, dat het is de plicht van de chris
telijke overheid, in casu hier van den pa
troon om niet alleen het tijdelijk, doch
evenzeer het geestelijk welzijn van zijn
ondergeschikten, waar hij zulks doen kan,
te bevorderen. Die mogelijkheid biedt zich
thans aan, want-, speciaal voor handels-,
kantoor- en winkelbedienden zal een retrai
te gehouden worden op 24 tot 27 Juli' a.s.
te Noorawijkerhout, Wij stellen ons voor,
dat verschillende jongelui, die zouden wil
len bijwonen, mit-s ze daartoe door een
paar. e x t r a vrije dagen in de gele
genheid werden gesteld.
Wij drukken op die woordenextra vrijo
dajjen omdat wij, goed beschouwd, niet
mogen verlangen, dat onze bedienden van
hun korten vacantietijd nog een paar
dagen daarvoor afzonderen.
Laat elke patroon eens overwegen, of hij,
indien hem dit gevraagd wordt, voor dit
bij uitstek nuttig en noodig doel, zijn be
dienden niet een paar dagen kan miss-ra.
't Is op de eerste plaats in hun belang zc^r
zeker, indien dit verzoek wordt toegestaan
Niet minder echter is het in het belang
van den patroon zelf. Want na zoo'n retrai
te krijgt hij zijn jongelui weder thuis, op-
gefrischt naar lichaam en naar ziel, en toe
gerust met nieuwe kracht en zeer zeker
met nieuwen lust, om hun plichten, die zij
dat juist eens terdege onder de oogen "heb
ben gezien, nog beter te doen dan voor
heen.
De ou d-k a p i t e i n-1 u i t e n a n t-
ter zee W. Cornells heeft een rond
schrijven gericht aan de leden van 't korps
zee-officieren van de marine. Daarin doet
hij een poging zijn goeden naam te verdedi
gen, die door liet ontijdige einde van zijn
bevel over Hr. Ms- torpedo-instructieschip
„Vulcaan" schade heeft geleden.
Het ,,H andelsblad" merkt hieroij
het volgende op:
Deze oud-kapitein-lui tenant ter zee Cor
nells staat in de marine bekend als een
man van karakter en van zeer gro it.e en
bijzondere gaven. Onze marine kan nog
steeds uitmuntende mannen gebruiken, die
door buitengewone bcgaafdhedey boven an
deren uitsteken. En het lijkt ons cea sltclit
begrijpen van de belangen onzer zeem ach L
dergelijke mannen al te gemakkelijk uit de
marine te laten vertrekken.
Onder dezen Minister van Marine zijn
het in 't bijzonder mannen met uitnemende
eigenschappen van hoofd en karakter, die
verwijderd worden. Dat lijkt ons onver
standig. Selectie is gewenscht, doch de
selectie, die deze Minister van Macnp
oefent, door al wat ongelijksoortig is,
ieder met wien hij niet aangenaam samen
werkt, te verwijderen, lijkt ons niet aan
bevelenswaardig.
e Vaderlander" schreef over
den afgevaardigde van Zaan-
d a' m
De wijze, waarop de heer D u y s bij de
behandeling der vraagpunten over de Ziek
teverzekering is opgetreden, heeft hem
tot: het onderwerp gemaakt van niet zeer
aangename beschouwingen in de kerkelijke
bladen. In hoeverre deze beschouwingen
juist of onjuist zijn, laten wij thans in het
midden. Wij hebben genoemden afgevaar
digde eens vergeleken bij een jongen
hengst, waarvan vader Homerus spreekt,
die voor het eerst uit den stal komt, en
kennis maakt niet het ruime, vrije daa-
builen, en zullen ons thans bepalen tot de
opmerking, dat deze jonge l.cngst wel wat
heel lang noodig heeft om uitgehold te ra
ken.
Maar wat ons ergert is, dat het juist de
kerkelijke bladen zijn, die zoo op den heer
Duys hameren. De „Nieuwe P r o v.
Groninge r Cou rant" v. schrijft
,,Er zijn elementen in de Kamer, die er
iioodig uit moeten. Het lijkt mij soms toe,
dat in enkele districten het landsbelang
er toe leiden moet om te zeggenons doel
zal meer zijn iemand te weren dan iemand
in de Kamer te helpen. De treurige wijze,
waarop bij-v. de afgevaardigde van Zaan
dam met groote brutaliteit en kwajongens-
overmoed heeft staan schreeuwen, zonder
dat er in de pers een noemwaardig protest
rijst, toont zeer duidelijk, hoezeer de lin
kerzijde verpolitiekt" is.
Men. moet maar durven De heer Duys
isman van rechts. En dat natuurlijk
niet in Kuyperiaansohe zin, dat hij gelden
zou gestort hebben iu do anti-revolutionaire
partijkas; dat zeker niet; maar in dien
zin, dat de rechterzijde hem in de Kamer
heeft gebracht. Toen het in 1909 ging
in Zaandam tusschen een zeer bezadigd
Unie-liberaal en den van alle bezadigdheid
gespeenden heer Duys, hebben de Room-
schen en anti-revolutionairen hem bij de
herstemming in de Kamer gebracht, en
dat nog wel op het oogenblik, dat aan de
coalitie reeds een flinke meerderheid ver
zekerd was. Waar dit zoo is, past aan de
kerkdijken eenige bescheidenheid in dezen,
en waar wij, vrijzinnigen, alle bloedver
wantschap met dezen beweeglijken sociaal
democraat kunnen afwijzen, is hij aan de
kerkelijken nauw verwant, en hebben deze
te bedenken ,dat zij niet op hem kunnen
afgeven zonder ziohzelvcn schade te berok
kenen. Wie zijn neus schendt, schendt zijn
aangezicht.
Maar typisch is en blijft het, dat die
coalitie, die ook daarom heet in stond ge
houden te worden, om met kracht de soci
aal-democratie te bestrijden, wat haar groot
ste twee fractiën betreft, altijd partij kie
zen voor den sociaal-democraat, als deze-
bij hei stemming tegenover een vrijzinnige
staat, van welke fractie die vrijzinnige dan
ook wezen mag.
Dat zich nu het geval voordoet, dat de
afgevaardigde voor Zaandam, die met
hulp der kerkelijken is gekozen, juist op
dezen de scherpste pijlen afschiet uit zij a
welgovulden koker, is voor hen nogal ver
drietig; maar de heeren verwachten toch
zeker niet4 dat wij, vrijzinnigen, ons nu
juist in de eerste plaats bijzonder naar
over het geval zullen maken? Boontje komt
hier nu eenmaal om het hem toekomend
loontje.
In een beschouwing over mogelijke g e-
volgen eener afschaffing van
do v e r p 1 i c h t i n g tot het afleggen van
den eed komt „D e Standaard" te
rug op een reeds dertig jaar geleden door
haar uitgesproken gedachte, dat men
steeds verzuimd heeft te zoeken naar iets
anders, dat daarvoor in de plaats zou kun
nen gesteld worden, en bij getuigenver-
hooren voor den rechter dezelfde waar
borgen zou aanbieden. De redactie van
'liet genoemde blad laad destijds de vraag
gesteld: ,,of de rechter niet gemachtigd zou
kunnen worden den eisch te stellen, dat
buiten eed een afzonderlijke bevestiginog
moest plaats hebben van de geloofwaar
digheid van de getuigen, en zulks wel in
dien zin, dat wie hiertoe opkwamen, had
den aan tc toonen, dat zij de eedweigerendp
personen als betrouwbaar, waarheidlievend
en den eed alleen om eerbiedwaardige rede
nen afslaande, sinds jaren kenden, en zei
ven bereid waren dit hun getuigenis met
een eed to bezweren." Later verwees zij bo
vendien nog naar de Eedshelpers in vroeger
eeuwen, ten bewijze, dat het denkbeeld
niet zoo geheel uit de luoht was gegrepen.
Dat dit voorstel geen instemming vond
en men spottend gewaagde van een terug
keer naar middeleeuwsche antiquiteiten,
kan het blad zich wel voorstellen. Maar wel
keurt het af, dat men sedert niet met
andere middelen, hetzelfde doel beoogende,
is voor don dag gekomen. ,,Als de man, die
niet wil zweren, maar van den eed af is,
bekommert men zich verder om de gevol
gen niet, en vindt het volkomen natuurlijk,
dab de Overheid het getuigenis van een on-
geloovige aanneemt, als in rechten gelijk
staand met het getuigenis onder eede van
een gcloovig man."
Daarom dringt 'haar redactie bij de pleit
bezorgers van de eedsvrijheid nogmaals
aan op het ernstig zoeken naar een voldoend
surrogaat.
In verband met hetgeen wij in vorige
Overzichten uit „De Standaar d" en
„Het Vaderland" hebben medege
deeld is waard onder de aandacht onzer
lezers te brengen onderstaand schrijven
aan eerstgenoemd blad van den heer C. Th.
Breebaart
Mag ik u e\en berichten, dat nooit
door de Leidsehe C'hr. Oranje-Vereeniging
g e v r a a g d is en nooit ook gehouden
is een voorstelling of opvoering in één of
in een gedeelte der Leidsehe Universiteits
gebouwen. Dat is een besliste onwaarheid.
Onze Chr. Oranje-Vereeniging houdt haar
feest nergens anders dan in de
Stadsgehoorzaal en nooit in Uni
versiteitsgebouwen, wat ik kan bewijzen
door de programma's te zenden. Van de
oprichting af heb ik de eer bestuurs
lid te zijii, dus kan er over oordeelen.
Dit in tegenspraak van wat ,,H et Va
derland" meldde.
Verkiezing Kerst© Kamer.
Als candidaat voor lid der Eerste Kamer
als opvolger van den heer Knol Welt wordt,
volgens het „Hbl." genoemd de heer G.
Zijlma, oud-lid der Tweede Kamer en oud
lid der Prov. Staten van Groningen, te
Westpol dér.
Het plotseling optreden van
D u i t s ch'land in de Zui d-M arok-
kaansche kustplaats Agadir
houdt de politieke gemoederen in Europa
nog steeds bezig, en wij zouden het niet on
waarschijnlijk vinden, al3 President Falliè-
ïes, die thans onze gast is, zoo in een rustig
^ogenblik, te midden van al de feestelijke
roezemoes, wel eens een zorgelijke rimpe
ling óp zijn voorhoofd niet zal kunnen on
derdrukken.
Wel blijkt achteraf dat de zaak iets over
dreven is, maar er zijn toch ook Duitsche
bladen, die al zinspelen op het spreekwoord
van twee honden en het been, daarbij doe
lende op den strijd tusschen Spanje en
[Frankrijk, waarbij Duitschland nu zijde zou
spinnen.
Voörloópig wordt dit optreden van
Duitockland in de Fransche en in de Engel-
sch'e pers kalm en rustig beoordeeld. Dat
in beide landen het zenden van den „Pan-
jther" naar Agadir geen aangenamen in
druk maakte, is te begrijpen. Maar toen
het bleek, dat de eerste berichten overdre
ven waren, dat geen troepen waren geland
en dat geen plaatsen bezet waren, werd die
houding wel kalmer. De „Westminster Ga-
zette' bevat 'n artikel waarin het blad uit
eenzet, dat de zending van een Duitsch
'schip' naar Agadir, hoewel van weinig be
lang, een bewijs is dat ook Duitschland
eischen wil stellen, zoo het verdrag van Al-
geciras werkelijk blijkt vervallen te zijn.
Maar ondanks de meening van menschen,
die beweren, dat het vervallen is, en dat
een verdeeling van Marokko zal volgen,
waaraan ook Engeland moet deelnemen,
acht het blad dit voorbarig. Aan den twist
om een brok van Marokko zal Engeland
geen.deel nemen, zelfs als de andere mo-
genheden dwaas genoeg zijn, d.t gevaar
lijk spelletje te beginnen.
De „Vossische Zeitung" merkt op, dat
het zenden van de kanonneerboot Panther
.tegenover een mogendheid als Frankrijk
slechts een symbolische beteekenis heeft.
Het herinnert er aan, dat Duitsdhland geen
quantité negligeable is. Duitschland gaat
niet verder dan de verklaringen, die het
vroeger heeft afgelegd. Het 1 eoogb geen
politieke inmenging, geen verovering van
land. Men zal niet mogen betwijfelen, dab
deze officieele verzekering ernstig is ge
meend.
De-zaak zal weldra in de Fransche Kamer
aan de orde komen.
De voorzitter heeft nl. medegedeeld, dat
van Pourguery de Boisserin en Jaurès aan
vragen tot interpellaties zijn ontvangen
haar aanleiding van de bezetting van Aga
dir en den stond der Marokkaansehe kwes
tie. G'aillaux wil den terugkeer van den mi
nister van buitenlandsehe zaken afwachten
om den datum vast te stellen van de in
terpellaties, die de regeering aanvaardt.
Algemeen is men nu in afwachting wat
(Engeland zal zeggen. In antwoord op een
interpellatie in het Lagerhuis verklaarde
Asqivith, dat de kwestie do ernstige aan
dacht der regeering had. Op het oogenblik
worden diplomatieke mededeelingen ge
wisseld. Ik meen niet, dat ik op het oogen
blik, "met het oog op de omstandigheden,
meer kan zeggen, verzekerde Asquith. Bal-
ïour zal zijn vraag misschien Donderdag
tiog eens stellen.
Van Engeland schijnt men dus het woord
te verwachten, dat thans beslissen zal.
[Waarschijnlijk zal een nieuwe conferentie
'bijeen komen. Maar of dit helpen zal, be
twijfelen we. Het is slechts uitstel.
Middelerwijl is er een drukke telegraphi-
sche gedachten wis se ling tusschen do mo
gendheden over Marokko.
Wat de Champagnekwestie be
treft, rustig is het er nog steeds niet.
De- wijnboeren uit Gironde vreezen, dat
de wijze, waarop het ministerië-Caillaux
de afbakeningskwestie denkt te behandelen,
de voordeden, waarvan zij thans profitee
red te niet zullen doen. Zij zijn dus maar
'aan het vergaderen gegaan. Het verdedi
gingscomité van de wijnbouwers in Gironde
heeft te Bordeaux een vergadering belegd,
82)
Hy boog voor haar op den drempel, kwam
toen een paar schreden meer naar haar toe
en bleef daar staan. Er was niets ia zyn hou
ding van angstig vragen, van onzekerheid;
niets was er van ongeduld in zijn gelaat, om
een antwoord te krijgen op de vraag, die hy
in zyn brief gedaan had. Zwygend stond hy
daar, Edela kalm aanziende.
Zy sloeg haar blik niet neer. Met vasten
stap ging zy op hem toe; op hem, denman,
die haar lot zoozeer kon beïnvloeden. Er was
geheel geen trilling in haar stem, toen zy op
kouden toon zei:
„Gy hebt my gevraagd uw gemalin te wor
den. Ik ben daartoe bereid, graaf Tauern, als
gy wilt."
Niets teeders lag bierin, veeleer iets van
een ter-dood-veroordeelde. die zich bereid ver
klaart gewillig het hoofd onder de valbyi te
leggen. Maar er was ook iets angstigs in
haar stem.
Hy nam haar uitgestrekte hand niet. Hy
keek naar die hand en bleef eerst nog een
oogenblik zwijgend staan. Zy beefde niet, de
slanke, fijn gevormde hand, die zy hem toe
stak; rustig strekte Edela haar arm uit en
haar sohoone houding was kalm en rustig.
Toen zy haar hand weer wilde laten zakken,
raakte hy deze eiudeiyk met zyn vingertoppen
aan en zei langjaam:
.Kent ge het wapen van de familie Tauern,
Edela? De adelaaraklauw, waarin een valk is
geklemd, en daarboven het devies: #Ik houd
waar 2000 man zijn verschenen. Men besloot
zijn burgerplichten niet meer te vervullen,
om Jat de regeering de wetten niet naleeft.
50 Burgemeesters dienden hun ontslag in.
Ten slotte is een motie aangenomen, w aar
in verlangd wordt, dat de afbakening van
Gironde blijft zooals zij is. Gebeurt dat
niet, dan zullen de volksvertegenwoordigers
aftreden en zal er geen belasting meer wor
den betaald. Verder is aangedrongen op
onmiddellijke bijeenroeping van den alge-
meenen raad.
De moeilijkheden worden er dus niet min
der op.
Wij hebben dezer dagen iets meegedeeld
over Mevrouw Toselli, die haar
leven zou willen gaan beschrijven.
Het schijnt haar ernst te zijn met het
uitgeven van haar mémoires. Volgens de
Duitsche bladen zou de ex-kroonprinses
zich willen wreken over de weinig te ge-
moet komende houding, die door het Sak
sische hof tegenover haar wordt aangeno
men. Onlangs had zij den wensch te ken
nen gegeven haar kinderen te bezoeken
voor het vroeger vastgestelde tijdstip. Als
plaats der samenkomst had zij een plaats
in de nabijheid van Saksen genoemd. Toen
het Saksische hof weigerde op dit voorstel
in te gaan, verscheen eenige dagen later
in de pers het bericht, dat de gravin bin
nenkort mémoires wenschte te publicee en.
Mevrouw Toselli ontkent echter beslist,
dat er eenige samenhang zou bestaan tus
schen haar plan en de houding van het
Saksische hof. Zij verklaart reeds sinds het
voornemen gehad te hebben, openlijk haar
gedrag te rechtvaardigen. De mémoires
hebben dan ook meer het karakter van een
verweerschrift. Ook ontkent zij, dat door
het Saksische hof pogingen gedaan werde?
om haar van haar - voornemen af te bren
gen.
De Albaansche kwestie zal
hoe gevaarlijk zij er nu dan ook uitziet, wel
een kalm verloop hebbèn. Gelukkig bb0.ct
bij de besprekingen, die de mogendheden,
welke belang hebben bij den toestond op
het Balkan-schiereiland Oostenrijk, Italië
Rusland voeren, dat zij volkomen eensge
zind zijn.
Deze overeenstemming heeft het groote
voordeel, dat de Balkanstaten, die van den
tegenwoordigen toestand in Turkije voor
zichzelf partij willen trekken, zullen be
grijpen, dat zij niet op den steun van een
dezer drie mogendheden, kunnen rekenen,
wanneer hun bedoelingen nadeeiig zijn
voor den vrede.
Ten slotte nog iets over Amerika,
Het is merkwaardig zooals president Taft
prestigie en populariteit herwonnen heeft
door kloek te strijden voor de o\ ereen-
komst met Canada, welke een eerste
krachtige aanval is op het protectionisme
in Amerika. Volgens alle waarschijnlijkheid
zal de Republikeinsche partij hem ana-
staande jaar als haar candidaaU voor het
plresidentsoha^) kiezen. De oud-pre si de r*b
Roosevelt heeft op de meest besliste wijze
verklaard, dat hij weigert zich candidaat
te laten stellen, wat natuurlijk de kansen
van den heer Taft zeer vermeerdert. Zijn
verkiezing zal nu grootendeels afhangen
van den man die de democratische partij
tot candidaat aanneamt.
President Taft heeft in zijn tweede jaar
den Taft van het eerste jaar doen verge
ten. Hij is een partij, die in verval geraaJkt
was tot leider geweest, want zijn optre
den ten gunste van het wederkeerigheids-
ve id rag met Canada was volstrekt tegen
de overtuiging in van zeer voorname hoof
den der partij.
Maar het volk was aan zijn zijde. Dit
lijdt zoo door het protectionisme, dat over
al in het land het scherpste verzet daar
tegen getoond wordt, en als hij candidaat
wordt gesteld, zal hij dit te danken hebben
aan zijn optreden tot bescherming van het
volk tegen de trusts.
H. P. H. Ramakers, zonder beroep te
Eysden.
L. G. Walker, koopman te Groningen.
vaat." Zyt gy werkelijk bereid myn vrouw
te worden?"
Er was iets dreigends, iets waarschuwends
in Tauerns toon. Niet het minste spoor was
er in te vinden, dat deed vermoeden, dat
hij zich haar liefde, Laar gunst trachtte te
verwerven.
Hoe geheel anders zou Bernard Have-
strand zoo iet-s gezegd hebbenHoe geheel
anders zou diens houding zijn geweest!
De plotselinge gedachte daaraan dreef het
bloed naar Edela's wangen terug.
„Als gij het wenscht, ja," zei ze toen.
Hij zweeg nog even. Er kwam een uit
drukking op zijn gelaat van den overwin
naar, die zijn tegenstander heeft overmees
terd. Toen sloot hij de slanke meisjeshand
vast in de zijne.
„Ja, Edela, ik wil het."
„Als hij mij nu kust, zal ik sterven,"
dacht zij, maar zij wist haar kalmte volko
men te bewaren, ondanks deze gedachte.
Maar zijn mond zocht den haren niet.
Hij deed niets dan haar hand aan zijn lip
pen brengen en toen zij hem daarop dank
baar aankeek, glimlachte hij. Zóó lacht een
schuldeischer, als hij den dank ziet van
•zijn schuldenaar, wien h'ij een deel der
schuld kwijt scheldt.
Twee stoelen had hij bij de tafel gesoho-
ven en daarop zaten zij nu tegenover elkan
der. Hij trachtte een gesprek te beginnen,
zooals hij dat met een vreemde dame ge-
daan zou hebben. En de koude glimlach
week daarbiji niet van zijn lippen. Zij was
evenzoo, noemde hem mijnheer de graaf en
was met haar gedachten bij geheel andere
dingen dan hij besprak. Zij dacht er aan,
dat haar schuld aan Bernard Havesfcrand
afgedaan moest worden. Daarvoor zou zij
alles dragen, alles lijden; maar dan moest
ook het geld, dat-hij haar gegeven had,
teruggegeven worden tot den laatsten cent.
En zij vroeg zich af hoe lang het nog zou
duren, dat die laatste cent betaald was.
Eindelijk stond Tauern op.
„Nu, tot weerziens! Dan zullen wij ons
wel wat meer aan den veranderden toe
stand gewend hebben, zoodat wij elkaar
wederkeerig niet „je" aanspreken, zooals
dat tusschen verloofden gewoonte is." En
nogmaals h'aar hand aan.zijn lippen bren
gend, zei hij: „Nu, tot ziens dan, Edela 1"
De deur viel' achter hem dicht en buiton
stond hy nu ln de gang. Daar viel zyo oog
op een gelen handschoen, die blykbaar door
iemand verloren was. Zoo'n handschoen bad
hy ook gezien aan de eene hand van den
vreemden man, die daar straks ln den tuin
geBtaan had en die hem zoo brutaal had aan
gezien. Zonder twyfel was die handschoen
ook van dien man. Mot de punt van zyn
schoen lichtte hy den handschoen op en wierp
hem in een hoek. Toen ging hy heen.
Met ingehouden adem luisterde Edela naar
zyn voetstappen in de gang. Toen zy niets
meer hoorde, snelde zy naar haar kamer,
deed de knip op de deur en liet zich uitgeput'
op een stoel vallen.
„Edela had hy haar genoemd en „je" had
hy tegen haar gezegd, zooals vroeger alleen
haar moeder had gedaan. Hy, de vreemde
man, kon dat nu doen: zy zelf had zich in
zyn macht gegeven, in do macht van hem,
voor wien zy zooveel afschuw gevoeld had
by hun eerste ontmoeting op de rotsen, toen
zy ook gedwongen was geweest zyn hulp
san te nemen 1
Zy bleef lang zitten mot het hoofd in de
handen gedrukt. Een zwaar gevoel kwam
over haar, waartegen zy zich niet kon ver
zetten.
Er werd geklopt. Wie zou nu by haar
willen binnenkomen? Haar verloofde mis
schien nog eens?
Maar neen, die zou niet zoo ongeduldig op
de deur kloppen en aan den deurknop ram
melen. Het was Vogeltje, die riep:
„Lieveling, doe my toch open! Laat my
even by je binnen, even maar voor een klein
oogenblikje? Wy moeten je watopvrooiyken.
Adriaan heeft my gezegd, dat tk naar je toe
moest gaan."
Met wyd uitgestrekte armen kwam zy op
Edels toe, toen deze eindeiyk de deur open
deed. Edela ging haar te gemoet; graaf Tauern
wenschte het; voortaan zou dat het zyn,
waarnaar zy zich te regelen had, en niet
naar wat zij zelf wenschte.
Vogeltje kon eerst geen woorden vindon
om haar gedachten te uiten; zy kon slechts
enkele verwarde klankon uitstooten, enkele
kreten, waaruit haar ontroering en opgewon
denheid sprak.
„Ik moet je kussen, jy lieve, teere, mooie
Edela l Ik moet, ik moetl En ik moet „je"
tegen je zeggen en jy moet my voortaan
tante noemen. En dat alles is onder myn
oogen tot stand gekomen zonder dat ik er
lets van heb vermoed l Och, ochl Nu, ik gun
je dit geluk van harte, ja van harte, kind I
Wat zullen ze jo benyden. Wat een eer! Een
prinses van koninklyken bloede had hy zich
tot vrouw kunnen kiezen, als hy dat ge
wenscht had, want de Tauerns zfjn een
machtig en zeer geöerd geslacht. Maar hy
heeft dat niet gewild; uit allen heeft hy jou
verkorent Maar je bent zoo stil, je bent zoo
kalm. Zeg toch iets, spreek toch een p; A'
woorden. Of kun je je eigen geluk nog niet
omvatten?"
„Neen, ik ben nog niet in staat het volko
men te begrypen," zei Edela, terwyl zy langs
Vogeltjo heen in de verte keek.
Vogeltje lachte en riep vrcoiyk plagend
„la, ja, natuuriykl Kind, ik bogryp bet
volkomen
„Ja, ja; maar toe, laat my vandaag nog
alloon, geheel alleen, hè? Vandaag nog?"
Vogeltje voldeed aan haar verzoek en stil
ging zy de kamer uit, die haar een heiligdom
scheen, dat geen profane voet mocht betreden.
Zy was er vast van orertulgd, dat het ang
stige, hetwelk door Edela's woorden klonk, het
bevende, onzekere van haar stem, niets was
dan de ontwakende liefde, een groote, diepe
liefde, die zoo heftig had aangegrepen, dat
Edela meende een smart te gevoelen. Iets
dergelyks had Vogeltje wql eens gelezen, maar
meegemaakt, zooals nu, had zy zoo iets toch
nooit. Zy gevoelde zich zeer gowichtig, nu zy
van Edela's verloving wist, byzonder gewichtig,
omdat Adriaan haar naar Edela had gezonden
en zy dus blykbaar in zyn vertrouwen was.
Maar Victoria von Vogel was niet iemand, die
vreugde of verdriet voor zich hield. Zy had
alt yd behoefte om haar gevoelens to uiten. En
zo) snelde zy ook nu terstond naar mevrouw
Wientrug, die altyd haar aan mooat hooren
als haar gemoed te vol was. Mevrouw Wien
trug was door het bericht van de verloving
zeer stil geworden. Zy zat daar lang over na
te denken. Wat voor Vogeltje niets was dan
een reden om te juichen en vrooiyk te zyn
maakte haar voor een oogenblik stil. Vogel
tje begreep niets van die kalmte. Z 1 was den
geheelen dag opgewonden en 's middags bad
zy by het bord van Edela rozen en wat groen
gezet. (Wordt vervolgd.)