No. LËIBSCÜ DAGBLAD, Woensdag- 5 Juli. Tweede Blad. Anno 1913. PERSOVERZICHT. Buitenlandsch Overzicht FEUILLETON. De liefsEe overwon. Faillissementen. Jhr. Roëlï, burgemeester van A m s t e r d a ra, wordt genoemd als Commis saris der Koningin in Noord-Holland. In verbond daarmede schrijft „Gijsbrecht van Amstel" in een Amstcrdamschen brief aan de „Aruhcms.clie Cojirant":- Een. poging van onzen Burgemeester, om uit de hoofdstad weg te komen, verwondert mij in het geheel .niet. In het laatst van liet vorig jaar heeft hij zijn spijt reeds kenbaar gemaakt, dat hij Arnhem voor Am sterdam gewisseld heeft. Ofschoon hij wist, dat het Burgemeester schap hier zeer inspannend is, moet het hem nog erg tegengevallen zijn. Ook de bevol king zelf -is niet met haar Burgemeester ingenomen. Bij het jongste bezoek van de Koningin werden bijvoorbeeld onder de wachtende menigte weinig pogingen gedaan hem te groeten en wanneer dat nog geschied de, werd door den Burgemeester daar geen aandacht aan geschonken. Met oen strak gelaat reed liij den stoet vooraf, links noch rechts kijkende. Hoe anders bij burgemees ter Van Leeuwen, die begroet werd met hoera's en naar alle zijden groette. Intussclien, als liet waar is, dat jhr. Roëll naar Haarlem gaat, wie zal dan op het Prinsenhof de schepter gaan zwaaien? Ook daarvoor wordt in allen ernst al een naam genoemd en wel die ,van mr. Th. Heems kerk, onzen tegen woord igen Minister van Binnenlandsche Zaken. Zooals men weet, woont zijn gezin nog-altijd in de hoofdstad en dat moet wel een van dc oorzaken zijn, dat hij voorgoed de Hofstad zou willen vaar wel zeggen. Officieele bevestiging is van dozo geruchten niet te krijgen, maar zij worden verspreid door iémand, die uitste kend op de hoogte kan 'zijn. In het jongste nummef van de ,,H a a r- lemsche Ha n z e" staat onder liet kopje Re.traite houden te lezen: Iets, waarmede men het in den tegen- woordigen tijd hoe langer hoe meer eens be gint te worden, ook onder de middenstan ders, is de stelling, dat. we zoo ééns per jaar een paar dagen uit onze zaken moeten breken, om weer „op verhaal1' te komen. Men gevoelt, dat, in het tegenwoordig gejaagd voortleven, een korte rustpoos noodzakelijk is, wil men het kunnen volhou den. Het lichaam vraagt zulks. Minder wordt er wellicht aan gedacht, dat ook onze ziel behoefte kan hébben aan een ongestoord opdoen' van nieuwe krach ten''. Zoodoende wordt er te weinig aan dacht geschonken, aan de gelegenheid, die zich zoo gemakkelijk voordoet, om in een retraite ook het geestelijk deel van den middenstander weder „qp verhaal" 'te doen komen. Waar de middenstander voor zich.ülf reeds nog met zoover nadacht-, is het nieó onwaarschijnlijk, dat hij ten opzichte van zijn bedienden dat nog minder deed. T'=eh meenen wij hier in herinnering te mogen brengen, dat het is de plicht van de chris telijke overheid, in casu hier van den pa troon om niet alleen het tijdelijk, doch evenzeer het geestelijk welzijn van zijn ondergeschikten, waar hij zulks doen kan, te bevorderen. Die mogelijkheid biedt zich thans aan, want-, speciaal voor handels-, kantoor- en winkelbedienden zal een retrai te gehouden worden op 24 tot 27 Juli' a.s. te Noorawijkerhout, Wij stellen ons voor, dat verschillende jongelui, die zouden wil len bijwonen, mit-s ze daartoe door een paar. e x t r a vrije dagen in de gele genheid werden gesteld. Wij drukken op die woordenextra vrijo dajjen omdat wij, goed beschouwd, niet mogen verlangen, dat onze bedienden van hun korten vacantietijd nog een paar dagen daarvoor afzonderen. Laat elke patroon eens overwegen, of hij, indien hem dit gevraagd wordt, voor dit bij uitstek nuttig en noodig doel, zijn be dienden niet een paar dagen kan miss-ra. 't Is op de eerste plaats in hun belang zc^r zeker, indien dit verzoek wordt toegestaan Niet minder echter is het in het belang van den patroon zelf. Want na zoo'n retrai te krijgt hij zijn jongelui weder thuis, op- gefrischt naar lichaam en naar ziel, en toe gerust met nieuwe kracht en zeer zeker met nieuwen lust, om hun plichten, die zij dat juist eens terdege onder de oogen "heb ben gezien, nog beter te doen dan voor heen. De ou d-k a p i t e i n-1 u i t e n a n t- ter zee W. Cornells heeft een rond schrijven gericht aan de leden van 't korps zee-officieren van de marine. Daarin doet hij een poging zijn goeden naam te verdedi gen, die door liet ontijdige einde van zijn bevel over Hr. Ms- torpedo-instructieschip „Vulcaan" schade heeft geleden. Het ,,H andelsblad" merkt hieroij het volgende op: Deze oud-kapitein-lui tenant ter zee Cor nells staat in de marine bekend als een man van karakter en van zeer gro it.e en bijzondere gaven. Onze marine kan nog steeds uitmuntende mannen gebruiken, die door buitengewone bcgaafdhedey boven an deren uitsteken. En het lijkt ons cea sltclit begrijpen van de belangen onzer zeem ach L dergelijke mannen al te gemakkelijk uit de marine te laten vertrekken. Onder dezen Minister van Marine zijn het in 't bijzonder mannen met uitnemende eigenschappen van hoofd en karakter, die verwijderd worden. Dat lijkt ons onver standig. Selectie is gewenscht, doch de selectie, die deze Minister van Macnp oefent, door al wat ongelijksoortig is, ieder met wien hij niet aangenaam samen werkt, te verwijderen, lijkt ons niet aan bevelenswaardig. e Vaderlander" schreef over den afgevaardigde van Zaan- d a' m De wijze, waarop de heer D u y s bij de behandeling der vraagpunten over de Ziek teverzekering is opgetreden, heeft hem tot: het onderwerp gemaakt van niet zeer aangename beschouwingen in de kerkelijke bladen. In hoeverre deze beschouwingen juist of onjuist zijn, laten wij thans in het midden. Wij hebben genoemden afgevaar digde eens vergeleken bij een jongen hengst, waarvan vader Homerus spreekt, die voor het eerst uit den stal komt, en kennis maakt niet het ruime, vrije daa- builen, en zullen ons thans bepalen tot de opmerking, dat deze jonge l.cngst wel wat heel lang noodig heeft om uitgehold te ra ken. Maar wat ons ergert is, dat het juist de kerkelijke bladen zijn, die zoo op den heer Duys hameren. De „Nieuwe P r o v. Groninge r Cou rant" v. schrijft ,,Er zijn elementen in de Kamer, die er iioodig uit moeten. Het lijkt mij soms toe, dat in enkele districten het landsbelang er toe leiden moet om te zeggenons doel zal meer zijn iemand te weren dan iemand in de Kamer te helpen. De treurige wijze, waarop bij-v. de afgevaardigde van Zaan dam met groote brutaliteit en kwajongens- overmoed heeft staan schreeuwen, zonder dat er in de pers een noemwaardig protest rijst, toont zeer duidelijk, hoezeer de lin kerzijde verpolitiekt" is. Men. moet maar durven De heer Duys isman van rechts. En dat natuurlijk niet in Kuyperiaansohe zin, dat hij gelden zou gestort hebben iu do anti-revolutionaire partijkas; dat zeker niet; maar in dien zin, dat de rechterzijde hem in de Kamer heeft gebracht. Toen het in 1909 ging in Zaandam tusschen een zeer bezadigd Unie-liberaal en den van alle bezadigdheid gespeenden heer Duys, hebben de Room- schen en anti-revolutionairen hem bij de herstemming in de Kamer gebracht, en dat nog wel op het oogenblik, dat aan de coalitie reeds een flinke meerderheid ver zekerd was. Waar dit zoo is, past aan de kerkdijken eenige bescheidenheid in dezen, en waar wij, vrijzinnigen, alle bloedver wantschap met dezen beweeglijken sociaal democraat kunnen afwijzen, is hij aan de kerkelijken nauw verwant, en hebben deze te bedenken ,dat zij niet op hem kunnen afgeven zonder ziohzelvcn schade te berok kenen. Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht. Maar typisch is en blijft het, dat die coalitie, die ook daarom heet in stond ge houden te worden, om met kracht de soci aal-democratie te bestrijden, wat haar groot ste twee fractiën betreft, altijd partij kie zen voor den sociaal-democraat, als deze- bij hei stemming tegenover een vrijzinnige staat, van welke fractie die vrijzinnige dan ook wezen mag. Dat zich nu het geval voordoet, dat de afgevaardigde voor Zaandam, die met hulp der kerkelijken is gekozen, juist op dezen de scherpste pijlen afschiet uit zij a welgovulden koker, is voor hen nogal ver drietig; maar de heeren verwachten toch zeker niet4 dat wij, vrijzinnigen, ons nu juist in de eerste plaats bijzonder naar over het geval zullen maken? Boontje komt hier nu eenmaal om het hem toekomend loontje. In een beschouwing over mogelijke g e- volgen eener afschaffing van do v e r p 1 i c h t i n g tot het afleggen van den eed komt „D e Standaard" te rug op een reeds dertig jaar geleden door haar uitgesproken gedachte, dat men steeds verzuimd heeft te zoeken naar iets anders, dat daarvoor in de plaats zou kun nen gesteld worden, en bij getuigenver- hooren voor den rechter dezelfde waar borgen zou aanbieden. De redactie van 'liet genoemde blad laad destijds de vraag gesteld: ,,of de rechter niet gemachtigd zou kunnen worden den eisch te stellen, dat buiten eed een afzonderlijke bevestiginog moest plaats hebben van de geloofwaar digheid van de getuigen, en zulks wel in dien zin, dat wie hiertoe opkwamen, had den aan tc toonen, dat zij de eedweigerendp personen als betrouwbaar, waarheidlievend en den eed alleen om eerbiedwaardige rede nen afslaande, sinds jaren kenden, en zei ven bereid waren dit hun getuigenis met een eed to bezweren." Later verwees zij bo vendien nog naar de Eedshelpers in vroeger eeuwen, ten bewijze, dat het denkbeeld niet zoo geheel uit de luoht was gegrepen. Dat dit voorstel geen instemming vond en men spottend gewaagde van een terug keer naar middeleeuwsche antiquiteiten, kan het blad zich wel voorstellen. Maar wel keurt het af, dat men sedert niet met andere middelen, hetzelfde doel beoogende, is voor don dag gekomen. ,,Als de man, die niet wil zweren, maar van den eed af is, bekommert men zich verder om de gevol gen niet, en vindt het volkomen natuurlijk, dab de Overheid het getuigenis van een on- geloovige aanneemt, als in rechten gelijk staand met het getuigenis onder eede van een gcloovig man." Daarom dringt 'haar redactie bij de pleit bezorgers van de eedsvrijheid nogmaals aan op het ernstig zoeken naar een voldoend surrogaat. In verband met hetgeen wij in vorige Overzichten uit „De Standaar d" en „Het Vaderland" hebben medege deeld is waard onder de aandacht onzer lezers te brengen onderstaand schrijven aan eerstgenoemd blad van den heer C. Th. Breebaart Mag ik u e\en berichten, dat nooit door de Leidsehe C'hr. Oranje-Vereeniging g e v r a a g d is en nooit ook gehouden is een voorstelling of opvoering in één of in een gedeelte der Leidsehe Universiteits gebouwen. Dat is een besliste onwaarheid. Onze Chr. Oranje-Vereeniging houdt haar feest nergens anders dan in de Stadsgehoorzaal en nooit in Uni versiteitsgebouwen, wat ik kan bewijzen door de programma's te zenden. Van de oprichting af heb ik de eer bestuurs lid te zijii, dus kan er over oordeelen. Dit in tegenspraak van wat ,,H et Va derland" meldde. Verkiezing Kerst© Kamer. Als candidaat voor lid der Eerste Kamer als opvolger van den heer Knol Welt wordt, volgens het „Hbl." genoemd de heer G. Zijlma, oud-lid der Tweede Kamer en oud lid der Prov. Staten van Groningen, te Westpol dér. Het plotseling optreden van D u i t s ch'land in de Zui d-M arok- kaansche kustplaats Agadir houdt de politieke gemoederen in Europa nog steeds bezig, en wij zouden het niet on waarschijnlijk vinden, al3 President Falliè- ïes, die thans onze gast is, zoo in een rustig ^ogenblik, te midden van al de feestelijke roezemoes, wel eens een zorgelijke rimpe ling óp zijn voorhoofd niet zal kunnen on derdrukken. Wel blijkt achteraf dat de zaak iets over dreven is, maar er zijn toch ook Duitsche bladen, die al zinspelen op het spreekwoord van twee honden en het been, daarbij doe lende op den strijd tusschen Spanje en [Frankrijk, waarbij Duitschland nu zijde zou spinnen. Voörloópig wordt dit optreden van Duitockland in de Fransche en in de Engel- sch'e pers kalm en rustig beoordeeld. Dat in beide landen het zenden van den „Pan- jther" naar Agadir geen aangenamen in druk maakte, is te begrijpen. Maar toen het bleek, dat de eerste berichten overdre ven waren, dat geen troepen waren geland en dat geen plaatsen bezet waren, werd die houding wel kalmer. De „Westminster Ga- zette' bevat 'n artikel waarin het blad uit eenzet, dat de zending van een Duitsch 'schip' naar Agadir, hoewel van weinig be lang, een bewijs is dat ook Duitschland eischen wil stellen, zoo het verdrag van Al- geciras werkelijk blijkt vervallen te zijn. Maar ondanks de meening van menschen, die beweren, dat het vervallen is, en dat een verdeeling van Marokko zal volgen, waaraan ook Engeland moet deelnemen, acht het blad dit voorbarig. Aan den twist om een brok van Marokko zal Engeland geen.deel nemen, zelfs als de andere mo- genheden dwaas genoeg zijn, d.t gevaar lijk spelletje te beginnen. De „Vossische Zeitung" merkt op, dat het zenden van de kanonneerboot Panther .tegenover een mogendheid als Frankrijk slechts een symbolische beteekenis heeft. Het herinnert er aan, dat Duitsdhland geen quantité negligeable is. Duitschland gaat niet verder dan de verklaringen, die het vroeger heeft afgelegd. Het 1 eoogb geen politieke inmenging, geen verovering van land. Men zal niet mogen betwijfelen, dab deze officieele verzekering ernstig is ge meend. De-zaak zal weldra in de Fransche Kamer aan de orde komen. De voorzitter heeft nl. medegedeeld, dat van Pourguery de Boisserin en Jaurès aan vragen tot interpellaties zijn ontvangen haar aanleiding van de bezetting van Aga dir en den stond der Marokkaansehe kwes tie. G'aillaux wil den terugkeer van den mi nister van buitenlandsehe zaken afwachten om den datum vast te stellen van de in terpellaties, die de regeering aanvaardt. Algemeen is men nu in afwachting wat (Engeland zal zeggen. In antwoord op een interpellatie in het Lagerhuis verklaarde Asqivith, dat de kwestie do ernstige aan dacht der regeering had. Op het oogenblik worden diplomatieke mededeelingen ge wisseld. Ik meen niet, dat ik op het oogen blik, "met het oog op de omstandigheden, meer kan zeggen, verzekerde Asquith. Bal- ïour zal zijn vraag misschien Donderdag tiog eens stellen. Van Engeland schijnt men dus het woord te verwachten, dat thans beslissen zal. [Waarschijnlijk zal een nieuwe conferentie 'bijeen komen. Maar of dit helpen zal, be twijfelen we. Het is slechts uitstel. Middelerwijl is er een drukke telegraphi- sche gedachten wis se ling tusschen do mo gendheden over Marokko. Wat de Champagnekwestie be treft, rustig is het er nog steeds niet. De- wijnboeren uit Gironde vreezen, dat de wijze, waarop het ministerië-Caillaux de afbakeningskwestie denkt te behandelen, de voordeden, waarvan zij thans profitee red te niet zullen doen. Zij zijn dus maar 'aan het vergaderen gegaan. Het verdedi gingscomité van de wijnbouwers in Gironde heeft te Bordeaux een vergadering belegd, 82) Hy boog voor haar op den drempel, kwam toen een paar schreden meer naar haar toe en bleef daar staan. Er was niets ia zyn hou ding van angstig vragen, van onzekerheid; niets was er van ongeduld in zijn gelaat, om een antwoord te krijgen op de vraag, die hy in zyn brief gedaan had. Zwygend stond hy daar, Edela kalm aanziende. Zy sloeg haar blik niet neer. Met vasten stap ging zy op hem toe; op hem, denman, die haar lot zoozeer kon beïnvloeden. Er was geheel geen trilling in haar stem, toen zy op kouden toon zei: „Gy hebt my gevraagd uw gemalin te wor den. Ik ben daartoe bereid, graaf Tauern, als gy wilt." Niets teeders lag bierin, veeleer iets van een ter-dood-veroordeelde. die zich bereid ver klaart gewillig het hoofd onder de valbyi te leggen. Maar er was ook iets angstigs in haar stem. Hy nam haar uitgestrekte hand niet. Hy keek naar die hand en bleef eerst nog een oogenblik zwijgend staan. Zy beefde niet, de slanke, fijn gevormde hand, die zy hem toe stak; rustig strekte Edela haar arm uit en haar sohoone houding was kalm en rustig. Toen zy haar hand weer wilde laten zakken, raakte hy deze eiudeiyk met zyn vingertoppen aan en zei langjaam: .Kent ge het wapen van de familie Tauern, Edela? De adelaaraklauw, waarin een valk is geklemd, en daarboven het devies: #Ik houd waar 2000 man zijn verschenen. Men besloot zijn burgerplichten niet meer te vervullen, om Jat de regeering de wetten niet naleeft. 50 Burgemeesters dienden hun ontslag in. Ten slotte is een motie aangenomen, w aar in verlangd wordt, dat de afbakening van Gironde blijft zooals zij is. Gebeurt dat niet, dan zullen de volksvertegenwoordigers aftreden en zal er geen belasting meer wor den betaald. Verder is aangedrongen op onmiddellijke bijeenroeping van den alge- meenen raad. De moeilijkheden worden er dus niet min der op. Wij hebben dezer dagen iets meegedeeld over Mevrouw Toselli, die haar leven zou willen gaan beschrijven. Het schijnt haar ernst te zijn met het uitgeven van haar mémoires. Volgens de Duitsche bladen zou de ex-kroonprinses zich willen wreken over de weinig te ge- moet komende houding, die door het Sak sische hof tegenover haar wordt aangeno men. Onlangs had zij den wensch te ken nen gegeven haar kinderen te bezoeken voor het vroeger vastgestelde tijdstip. Als plaats der samenkomst had zij een plaats in de nabijheid van Saksen genoemd. Toen het Saksische hof weigerde op dit voorstel in te gaan, verscheen eenige dagen later in de pers het bericht, dat de gravin bin nenkort mémoires wenschte te publicee en. Mevrouw Toselli ontkent echter beslist, dat er eenige samenhang zou bestaan tus schen haar plan en de houding van het Saksische hof. Zij verklaart reeds sinds het voornemen gehad te hebben, openlijk haar gedrag te rechtvaardigen. De mémoires hebben dan ook meer het karakter van een verweerschrift. Ook ontkent zij, dat door het Saksische hof pogingen gedaan werde? om haar van haar - voornemen af te bren gen. De Albaansche kwestie zal hoe gevaarlijk zij er nu dan ook uitziet, wel een kalm verloop hebbèn. Gelukkig bb0.ct bij de besprekingen, die de mogendheden, welke belang hebben bij den toestond op het Balkan-schiereiland Oostenrijk, Italië Rusland voeren, dat zij volkomen eensge zind zijn. Deze overeenstemming heeft het groote voordeel, dat de Balkanstaten, die van den tegenwoordigen toestand in Turkije voor zichzelf partij willen trekken, zullen be grijpen, dat zij niet op den steun van een dezer drie mogendheden, kunnen rekenen, wanneer hun bedoelingen nadeeiig zijn voor den vrede. Ten slotte nog iets over Amerika, Het is merkwaardig zooals president Taft prestigie en populariteit herwonnen heeft door kloek te strijden voor de o\ ereen- komst met Canada, welke een eerste krachtige aanval is op het protectionisme in Amerika. Volgens alle waarschijnlijkheid zal de Republikeinsche partij hem ana- staande jaar als haar candidaaU voor het plresidentsoha^) kiezen. De oud-pre si de r*b Roosevelt heeft op de meest besliste wijze verklaard, dat hij weigert zich candidaat te laten stellen, wat natuurlijk de kansen van den heer Taft zeer vermeerdert. Zijn verkiezing zal nu grootendeels afhangen van den man die de democratische partij tot candidaat aanneamt. President Taft heeft in zijn tweede jaar den Taft van het eerste jaar doen verge ten. Hij is een partij, die in verval geraaJkt was tot leider geweest, want zijn optre den ten gunste van het wederkeerigheids- ve id rag met Canada was volstrekt tegen de overtuiging in van zeer voorname hoof den der partij. Maar het volk was aan zijn zijde. Dit lijdt zoo door het protectionisme, dat over al in het land het scherpste verzet daar tegen getoond wordt, en als hij candidaat wordt gesteld, zal hij dit te danken hebben aan zijn optreden tot bescherming van het volk tegen de trusts. H. P. H. Ramakers, zonder beroep te Eysden. L. G. Walker, koopman te Groningen. vaat." Zyt gy werkelijk bereid myn vrouw te worden?" Er was iets dreigends, iets waarschuwends in Tauerns toon. Niet het minste spoor was er in te vinden, dat deed vermoeden, dat hij zich haar liefde, Laar gunst trachtte te verwerven. Hoe geheel anders zou Bernard Have- strand zoo iet-s gezegd hebbenHoe geheel anders zou diens houding zijn geweest! De plotselinge gedachte daaraan dreef het bloed naar Edela's wangen terug. „Als gij het wenscht, ja," zei ze toen. Hij zweeg nog even. Er kwam een uit drukking op zijn gelaat van den overwin naar, die zijn tegenstander heeft overmees terd. Toen sloot hij de slanke meisjeshand vast in de zijne. „Ja, Edela, ik wil het." „Als hij mij nu kust, zal ik sterven," dacht zij, maar zij wist haar kalmte volko men te bewaren, ondanks deze gedachte. Maar zijn mond zocht den haren niet. Hij deed niets dan haar hand aan zijn lip pen brengen en toen zij hem daarop dank baar aankeek, glimlachte hij. Zóó lacht een schuldeischer, als hij den dank ziet van •zijn schuldenaar, wien h'ij een deel der schuld kwijt scheldt. Twee stoelen had hij bij de tafel gesoho- ven en daarop zaten zij nu tegenover elkan der. Hij trachtte een gesprek te beginnen, zooals hij dat met een vreemde dame ge- daan zou hebben. En de koude glimlach week daarbiji niet van zijn lippen. Zij was evenzoo, noemde hem mijnheer de graaf en was met haar gedachten bij geheel andere dingen dan hij besprak. Zij dacht er aan, dat haar schuld aan Bernard Havesfcrand afgedaan moest worden. Daarvoor zou zij alles dragen, alles lijden; maar dan moest ook het geld, dat-hij haar gegeven had, teruggegeven worden tot den laatsten cent. En zij vroeg zich af hoe lang het nog zou duren, dat die laatste cent betaald was. Eindelijk stond Tauern op. „Nu, tot weerziens! Dan zullen wij ons wel wat meer aan den veranderden toe stand gewend hebben, zoodat wij elkaar wederkeerig niet „je" aanspreken, zooals dat tusschen verloofden gewoonte is." En nogmaals h'aar hand aan.zijn lippen bren gend, zei hij: „Nu, tot ziens dan, Edela 1" De deur viel' achter hem dicht en buiton stond hy nu ln de gang. Daar viel zyo oog op een gelen handschoen, die blykbaar door iemand verloren was. Zoo'n handschoen bad hy ook gezien aan de eene hand van den vreemden man, die daar straks ln den tuin geBtaan had en die hem zoo brutaal had aan gezien. Zonder twyfel was die handschoen ook van dien man. Mot de punt van zyn schoen lichtte hy den handschoen op en wierp hem in een hoek. Toen ging hy heen. Met ingehouden adem luisterde Edela naar zyn voetstappen in de gang. Toen zy niets meer hoorde, snelde zy naar haar kamer, deed de knip op de deur en liet zich uitgeput' op een stoel vallen. „Edela had hy haar genoemd en „je" had hy tegen haar gezegd, zooals vroeger alleen haar moeder had gedaan. Hy, de vreemde man, kon dat nu doen: zy zelf had zich in zyn macht gegeven, in do macht van hem, voor wien zy zooveel afschuw gevoeld had by hun eerste ontmoeting op de rotsen, toen zy ook gedwongen was geweest zyn hulp san te nemen 1 Zy bleef lang zitten mot het hoofd in de handen gedrukt. Een zwaar gevoel kwam over haar, waartegen zy zich niet kon ver zetten. Er werd geklopt. Wie zou nu by haar willen binnenkomen? Haar verloofde mis schien nog eens? Maar neen, die zou niet zoo ongeduldig op de deur kloppen en aan den deurknop ram melen. Het was Vogeltje, die riep: „Lieveling, doe my toch open! Laat my even by je binnen, even maar voor een klein oogenblikje? Wy moeten je watopvrooiyken. Adriaan heeft my gezegd, dat tk naar je toe moest gaan." Met wyd uitgestrekte armen kwam zy op Edels toe, toen deze eindeiyk de deur open deed. Edela ging haar te gemoet; graaf Tauern wenschte het; voortaan zou dat het zyn, waarnaar zy zich te regelen had, en niet naar wat zij zelf wenschte. Vogeltje kon eerst geen woorden vindon om haar gedachten te uiten; zy kon slechts enkele verwarde klankon uitstooten, enkele kreten, waaruit haar ontroering en opgewon denheid sprak. „Ik moet je kussen, jy lieve, teere, mooie Edela l Ik moet, ik moetl En ik moet „je" tegen je zeggen en jy moet my voortaan tante noemen. En dat alles is onder myn oogen tot stand gekomen zonder dat ik er lets van heb vermoed l Och, ochl Nu, ik gun je dit geluk van harte, ja van harte, kind I Wat zullen ze jo benyden. Wat een eer! Een prinses van koninklyken bloede had hy zich tot vrouw kunnen kiezen, als hy dat ge wenscht had, want de Tauerns zfjn een machtig en zeer geöerd geslacht. Maar hy heeft dat niet gewild; uit allen heeft hy jou verkorent Maar je bent zoo stil, je bent zoo kalm. Zeg toch iets, spreek toch een p; A' woorden. Of kun je je eigen geluk nog niet omvatten?" „Neen, ik ben nog niet in staat het volko men te begrypen," zei Edela, terwyl zy langs Vogeltjo heen in de verte keek. Vogeltje lachte en riep vrcoiyk plagend „la, ja, natuuriykl Kind, ik bogryp bet volkomen „Ja, ja; maar toe, laat my vandaag nog alloon, geheel alleen, hè? Vandaag nog?" Vogeltje voldeed aan haar verzoek en stil ging zy de kamer uit, die haar een heiligdom scheen, dat geen profane voet mocht betreden. Zy was er vast van orertulgd, dat het ang stige, hetwelk door Edela's woorden klonk, het bevende, onzekere van haar stem, niets was dan de ontwakende liefde, een groote, diepe liefde, die zoo heftig had aangegrepen, dat Edela meende een smart te gevoelen. Iets dergelyks had Vogeltje wql eens gelezen, maar meegemaakt, zooals nu, had zy zoo iets toch nooit. Zy gevoelde zich zeer gowichtig, nu zy van Edela's verloving wist, byzonder gewichtig, omdat Adriaan haar naar Edela had gezonden en zy dus blykbaar in zyn vertrouwen was. Maar Victoria von Vogel was niet iemand, die vreugde of verdriet voor zich hield. Zy had alt yd behoefte om haar gevoelens to uiten. En zo) snelde zy ook nu terstond naar mevrouw Wientrug, die altyd haar aan mooat hooren als haar gemoed te vol was. Mevrouw Wien trug was door het bericht van de verloving zeer stil geworden. Zy zat daar lang over na te denken. Wat voor Vogeltje niets was dan een reden om te juichen en vrooiyk te zyn maakte haar voor een oogenblik stil. Vogel tje begreep niets van die kalmte. Z 1 was den geheelen dag opgewonden en 's middags bad zy by het bord van Edela rozen en wat groen gezet. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5